• Story
    • Rollentopics: 1 II 2 II 3 II 4
    • Speeltopics: 1 II 2
    • Regels: 300 woorden II ABN II Standaard


    The Avalon Tradition.
    De wereld waarin het zich afspeelt is een magische wereld. Het zit vol mensen van verschillende rassen, magische wezens en gekke drankjes. De tijd waarin het zich afspeelt is de vergelijken met de Middeleeuwen, maar then again, het is een fantasiewereld.
    Deze wereld is opgedeeld in acht provinciën: Fincayra, Varigal, Rodirraen, Dahngard, Lund, Aondir, Tintagel en Dragenfeld, en verschillende eilanden.

    Er is een traditie dat de provincies om de vijf jaar vier uitverkorenen moeten voortbrengen, twee jonge mannen en twee jonge vrouwen, de Wachters van de Provinciën. Deze traditie gaat eeuwen terug en de meesten weten niet meer precies hoe de traditie is ontstaan, toch hebben de uitverkorenen vaak veel aanzien.
    Het verhaal gaat dat toen de provinciën nog in oorlog waren er duizenden en duizenden mensen sneuvelden in de strijd. Daarom besloten de koningen van die tijd een select gezelschap te gaan trainen, vier mannen in het bezit van een machtig en magisch wezen. Dit laatste om tijd te sparen, zo hoefden de mannen niet meer te trainen met een wezen en er een band mee te scheppen, op deze manier bleef er meer tijd over om de vier te trainen op andere vlakken. Snelheid, kracht, conditie, maar ook bijzondere onderdelen zoals overleven in de wildernis, bespioneren en ga zo maar verder. Deze vier mannen werden erop uit gestuurd om te strijden en zo werd jarenlang bepaald welke provincie de meeste macht zou krijgen. Elke vijf jaar moesten de provincies opnieuw strijden om hun macht te behouden, of om eindelijk meer macht te krijgen.

    Door de jaren heen veranderde de mensen en zo veranderde ook deze traditie mee, maar hij verdween niet. Voortaan waren er ook vrouwelijke uitverkorenen en ook was het niet langer een eis dat de uitverkorene in het bezit was van een machtig en magisch wezen. Het belangrijkste verschil was nog wel dat er uiteindelijk vrede werd gesloten en vandaag de dag hoeven de uitverkorenen niet meer tegen elkaar te strijden tot de dood erop volgt.

    De uitverkorenen, meestal gewoon De Wachters (van de Provinciën) genoemd, zijn tegenwoordig vooral bedoeld als voorbeeld voor het volk. Door deze voorheen gewone dorpelingen hogerop te laten komen, worden zij een idool en blijven de dorpelingen hopen op deze kans. Het volk zou zich beter gaan gedragen en de heerschappij van de koning sneller accepteren. De Wachters hebben dus naast de normale trainingen zoals die van vroeger ook een andere taak, die minstens even lastig is, geliefd worden bij het volk.

    Gelukkig staan de Wachters er niet alleen voor, ze hebben immers een trainer. De twee vrouwelijke uitverkorenen delen er één en de mannelijke ook. Dit was ook jarenlang geleden geregeld, zodat de uitverkorene niet in de weg gestaan zouden worden door gevoelens zoals liefde.

    De Wachters die voorheen net zo gewoon waren als ieder ander, worden ineens voor de leeuwen geworpen, hoe reageren zijzelf en alle anderen hierop?


    Deze RPG:
    Deze RPG kan naast deze simpele verhaallijn wel wat pit gebruiken, maar het leek mij saai als ik zelf alles al van te voren vast zou leggen. Daarom laat ik jullie heel erg vrij in het verzinnen van allerlei leuke wendingen. Maak een huurmoordenaar, laat sommigen personages samen komen om het bestuur dwars te zitten, laat mensen elkaar saboteren en gebruiken, jaloerse broers/zussen etc. Zorg voor een hoop drama en actie, ik laat jullie hier helemaal vrij in (:

    Lijst om mee te doen:
    Rol:
    Volledige naam:
    Geslacht:
    Leeftijd: 16-30
    Uiterlijk:
    Karakter:
    Afkomst:
    Geschiedenis:
    Extra:

    Rollen:
    Oudste zoon heer: Cashby: Quinten Vermond - 25 (2,20)
    Nauwe verwanten heer:
    Florentina: Camille Ariane Vermond - 20 - Dochter (1,4)

    Trainers:
    Vluuv: Scipio Alban D’Ucello - 32 (4,14)
    Ewijn: Sarnek Learco Saye - 29 (1,19)

    Uitverkorenen:
    Asami: Esmée Hawthorne - 23 (1,6)
    bezet

    Personeel heer:
    Goldenwing: Phelan Laoidheach Aedán Ruadh - 26 - Bakker (2,20)
    Florentina: Daniel Skylar - 25 - Arts (2,2)
    Cashby: Miguel Fuentes - 27 - Bakker(4,12)
    Onbeperkt

    Dorpelingen:
    Asami: Eleanor Collins - 21 - Op reis (2,8)
    Cashby: Amerigo Vieri - 20 - Hulpje v/d smid(4,5)
    Onbeperkt

    Overig:
    Hiraeth:Kathryn Maegan Gervais - 24 - Zus van Evelyn (2,2)
    Onbeperkt

    [ bericht aangepast op 4 juni 2014 - 19:24 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Daniel Skylar~ Hofarts


    De behandeling was al minuten geleden afgerond. Maar dat had hen beiden niet zoveel kunnen schelen. De dag was nog lang zou hij zich de hele tijd alleen moeten vermaken. Op het hof, waar hij ondanks de jaren dat hij er al was, zich soms nog wel een nieuweling kon voelen. Niet eens de helft van de mensen die er rondliep kende zijn naam, al waren het ook wel erg veel mensen die hier rondliepen. Het was voor hem geen verrassing dat Esmée niet had gereageerd op zijn advies. Het leek hem een dame die, net zoals hem, haar eigen weg trok ondanks de goede bedoelingen van anderen. Daar was niet zoveel aan te doen.

    Net toen hij haar naar haar verhaal gevraagd had werd er op de deur geklopt. Deze werd, tot enige verbazing van zijn kant, ook meteen opengedaan. “Ah, u bent arts?” Hier reageerde hij niet op. Zag hij er in zijn doktersjas uit als iets anders? “Volgende keer graag even wachten op antwoord, voordat je de deur open trekt” merkte hij ietwat streng op. Erg netjes was het namelijk niet. Hoewel Esmée al lang behandeld was en niet veel gevoelige informatie moest delen tijdens haar behandeling, waren er veel patiënten die dit wel deden. Informatie die gedeeld werd moest uiterst secuur behandeld worden en zou binnen zijn deuren moeten blijven. Het was niet alleen zijn baan die op het spel stond, het kon zelfs gaan om de reputatie van de patiënt. En wellicht ging het dan om zijn leven.

    "Als jullie wat privacy willen, wacht ik buiten wel even hoor.” Meteen blikte Daniel naar de lap die de jongeman om zijn arm gebonden had. Voor zover hij kon zien was dit ook geen wond die met spoed behandeld moest worden. Het zou de dag van de kleine ongelukjes kunnen zijn. "Nee, dat is niet nodig, ik stond toch op het punt om te vertrekken," had Esmée gezegd. Of dat waar was, wist hij niet precies. Ze waren midden in hun gesprek onderbroken, maar hij vond het niet erg. Hij begreep dat het voor haar ook tijd werd om te gaan. "Ik zie u vast nog wel eens." “Prettige dag nog, jongedame” had hij geantwoord met een bescheiden glimlach. De trotste houding was hem niet ontgaan. Het was een houding die hij bij een ander arrogant zou hebben gevonden, maar na haar zo te hebben gesproken, had hij besloten dat deze houding haar wel sierde.

    Nadat Esmée was vertrokken richtte hij zijn aandacht op de jongeman die nog in de deuropening stond.
    “Je mag hier plaatsnemen” melde hij hem, en hij wees naar de stoel waar Esmée zojuist op had gezeten. Hoewel hij een aantal dingen volgens hofregels moest doen, kon hij wel patiënten, vrouwen en mannen, op dezelfde patiëntenstoel laten zitten. Een stoel was immers een stoel en zoveel geld had het hof blijkbaar niet over voor zijn dokterspraktijkje. “Mag ik even naar de wond kijken?” vroeg hij aan hem, wiens naam hij niet wist. Er was iets in de blik van Esmée geweest dat wellicht enige informatie had prijsgegeven, maar hij wist zo even niet wie hij voor zich had. Hij had niet op een antwoord gewacht, maar haalde de doek voorzichtig van de arm van de man af. Het leek geen ernstige wond te zijn, maar hij was wel aardig vuil. Dat zou gaan ontsteken als hij niet goed ontsmet zou worden. “Ik geloof u niet vaker gezien te hebben” merkt hij op, het noemen van zijn naam was niet nodig, maar weten wie hij voor zich had was prettig.


    Aan niets denken is ook denken.

    Miguel Fuentes

    Miguels blik werd getrokken door iets wits om Phelans handen en voor een kort moment keek hij de man met een opgetrokken wenkbrauw aan. Wat hij bedoelde was wel duidelijk: wat in godsnaam had hij gedaan op het moment dat hij niet in de keuken aanwezig was geweest? Hij trok net zijn mond open om het te vragen toen hij zich bedacht dat dit misschien niet het moment was. In plaats daarvan richtte hij zijn blik terug op Eleanor terwijl hij wat afwezig over zijn arm wreef. Een verontwaardigde toon werd opgezet toen de man zelf tot de conclusie kwam dat Phelan Eleanor wel wilde leren hoe ze juist moest bakken, maar weigerde om hem te helpen met het bakken van koeken. Hij had geen idee dat het kwam omdat hij gewoonweg veel te veel flirtte met iedereen of omdat hij er altijd een rommeltje van leek te maken. Zelfs nu zagen zijn donkerblonde haren bijna wit door al het meel dat erin hing. Niet dat het hem erg veel kon schelen. Als je niet onder het meel zat, had je volgens hem amper een brood gebakken. De opmerking die de dame maakte, zorgde ervoor dat hij zachtjes grinnikte. “Daar kan je wel eens gelijk in hebben.” Eleanor zou zeker meer van Phelan gedaan krijgen volgens mij. Ze was dan ook een vrouw, een best knappe vrouw als hij eerlijk moest zijn. Eigenlijk telde zijn mening nooit echt aangezien hij zo ongeveer alle vrouwen wel knap vond. Bij mannen lag het een stuk anders. Op de een of andere manier verwachtte hij meer van zijn eigen geslacht, maar de meeste mannen in de bakkerij voldeden wel aan zijn ‘voorwaarden’.

    Op het moment dat hij verschillende mannen om hem heen gretig naar Eleanor zag staren, boog hij zich naar haar oor toe om te melden dat ze best naar hem mocht toekomen als ze lastiggevallen werd. Miguel kon zelf best opdringerig zijn, maar als hij wist dat mensen het absoluut niet graag hadden, hield hij er meestal ook mee op. Flirterige opmerking werden er dan nog wel gemaakt, maar minder vaak dan hij daarvoor gedaan zou hebben. De blikken die iedereen op hem wierp, waren gewoon goud waard. Het was aan zijn reputatie te danken dat mensen dachten dat hij op momenten als deze niets normaals te zeggen had, alleen maar bezig was met flirten. Vooral het feit dat Eleanor nieuw en zeker niet lelijk was zorgde ervoor dat mensen de verkeerde dingen gingen denken. Natuurlijk had hij het allemaal aan zichzelf te danken. Miguel viel nu eenmaal op alle soorten geslachten, schaamde zich bijna nergens voor en kon zelfs de meest spraakzame mensen het zwijgen opleggen als hij wilde. Toch was er ook iets goed aan die reputatie. Zo waren er amper mensen die echt tegen hem in durfden te gaan waardoor hij meestal wel gelijk kreeg. Het was niet zo dat hij niet luisterde naar mensen en nooit wilde inzien dat hij het misschien wel eens mis kon hebben. De man hield gewoon niet van discussiëren, kwam na een tijd met de meest onzinnige argumenten omdat hij niets beters kon verzinnen.

    “Hmn,” verliet zijn lippen toen Phelan vroeg of hij het zo erg druk zou hebben, gevolgd door de vraag of hij iets zou willen doen. “Er zijn nog een paar broden en koeken die gemaakt zouden moeten worden, maar daar heb ik nog wel genoeg tijd voor.” Hij tikte nadenkend op zijn kin terwijl hij zijn uitgesproken woorden nog eens overliep. Die broden duurden niet lang en eventueel zou hij best iemand anders een deel van de koeken kunnen laten maken. Er waren genoeg mensen die niet veel te doen hadden op dit moment, dus konden ze makkelijk even helpen. “Ik kan wel tijd vrij maken, waarom?” Zijn groene kijkers gleden naar zijn collega en vragend keek hij deze aan. Nu was hij best benieuwd welk werkje hem zou worden opgelegd.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Ik wist niet zeker meer of het Camille was, mais bon. Op mobiel getypt bbleh.

    Esmee:
    Ze vond het antwoord van heer d'Ucello alles behalve bevredigend - een diner! -, maar ze knikte slechts als antwoord. Ach, er zou in ieder geval eten zijn en de stijve harken waar ze mee zou moeten dineren moest ze dan maar voor lief nemen. Misschien kon het nog wel meevallen als de zoon van de heer er zou zijn, waar ze de vorige avond mee had gedanst, want hem had ze wel gemogen. Ze had wat met hem gepraat en hij was haar erg meegevallen. Of misschien was Camille er wel,  het voelde alweer eeuwen geleden dat ze haar had ontmoet en ze schudde kort haar hoofd, verbijsterd over haar plotseling drukke besaan. Eerder was ze ook altijd bezig geweest, maar dat was op een heel andere manier geweest. 

    Toen heer d'Ucello het over Sammaels trainingen had schoten haar eenkbrauwen even omhoog. Sammael en trainen waren niet twee dingen die ze in één zin verwachtte, het beest was arrogant en te trots om zich naar een ander te kunnen schikken. Toch hield ze van het beest en hun band bestond vooral uit wederzijds respect, maar vaak vonden ze ook troost bij elkaar, precies zoals vroeger.
    Heer d'Ucello schraapte zijn keel waardoor de herinneringen weer in rook opgingen. Zwijgend keek ze enkele seconden naar zijn arm, het was duidelijk wat hij van haar verwachtte. Ze zou zijn arm moeten pakken en hij zou haar geleiden, ze zou hem braaf moeten volgen en zou aan zijn arm lopen alsof ze zijn eigendom was. Toch stak ze haar arm door die van hem en liep mee, Sammael volgde op afstand."Ik ben van de Maghnild Clan," antwoordde ze. Gisteren had ze alles aan heer Mylo verteld en ze voelde er weinig voor zichzelf te herhalen, dus hield ze het kort. "Een paar dagen terug kwam er plots een koets en de mannen zeiden dat ik een uitverkorene was en mee moest." ze haalde kort haar schouders op. "Niet veel later was ik onderweg en eergisteren arriveerde ik in dit gezellige oord," dit laatste mompelde ze zachtjes met een sarcastische klank ik haar stem.Toen ze zich weer binnen de muren bevonden stuurde ze een stalknecht, een angstigkijkende jongen, weg met Sammael. Deze laatste luisterde echter niet naar de knul en Esmee onderdrukte een gniffel. Ze fluisterde Sammael wat toe en sloeg hem zacht op zijn hals, waarna hij dan toch met de stalknecht meeliep. Al luid snuivend van protest en ongenoegen, maar hij bewoog zich in ieder geval voort. Toen ze er zeker van was dat het goed kwam richtte ze zich weer tot heer d'Ucello en keek hem deze keer slechts afwachtend aan. Ze verwachtte dat hij haar naar kamer zou sturen om zich om te kleden, maar ze had eerder gemerkt dat hij het niet appercieerde als zij de leiding nam. Normaal zou het haar weinig kunnen schelen, maar een klein stemmetje in haar achterhoofd herinnerde haar steeds dat ze een goede indruk moest achterlaten. Ook bij heer d'Ucello.

    Verzonden vanaf Samsung Mobile


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    De opgetrokken wenkbrauwen van Miguel vielen Phelan wel degelijk op en hij wist ook dondersgoed waarvoor dat bedoeld was, namelijk voor het verband dat rond zijn handen aanwezig was. Maar de jongeman vroeg niets en dus besloot Phelan niet te reageren. Hij maakte slechts een wuivend gebaar, om aan te geven dat hij een stom ongelukje had uitgehaald. Het was wel stom geweest van Phelan maar of het echt een ongelukje was viel te betwijfelen, tenslotte had hij bewust van zijn actie zijn vuisten tegen de stenen muur aan laten komen. Nog altijd kon een mens het daar niet van winnen. Phelan wenste niet meer te hoeven te praten over wat er wel of niet was gebeurd, al vreesde de jongeman ervoor, hij had zo het gevoel dat Miguel later nog wel eens kon gaan vragen naar wat er nou precies was gebeurd. Phelan kon slechts hopen dat de ondervraging niet zou komen en anders dat hij goed genoeg kon liegen, want waarom zou je bij Rastullah’s staart je vuisten tegen een stenen muur aanslaan, wat voor debiele verklaring had je daar wel niet voor nodig om het logisch te laten klinken?

    De opmerking van Eleanor naar Miguel toe was gevat en kort was een grijns op zijn lippen zichtbaar, als ze dit soort opmerkingen bleef maken dan zou ze het hier waarschijnlijk wel redden. Het lag echter niet aan het uiterlijk van Eleanor dat hij haar hielp, nee, hij hielp haar wel en Miguel niet omdat hij Miguel kende. Hij wist waartoe zijn collega in staat was en helemaal onder het meel zitten wilde hij niet, hij zat er al vaak genoeg te veel onder het meel. Eleanor daarentegen kende hij niet en aangezien de jongedame zijn gast was hoopte hij maar dat ze het uit haar hoofd zou laten om hem onder te smeren met meel.

    Hij bekeek het gezicht van zijn collega onderzoekend toen die een antwoord probeerde te vinden op de vraag die Phelan zojuist aan hem had gesteld. ‘Er zijn nog een paar broden en koeken die gemaakt zouden moeten worden, maar daar heb ik nog wel genoeg tijd voor.’ Hij knikte, maar omdat zijn collega nog niet uitgesproken leek te zijn wachtte hij geduldig af, voordat hij ging uitleggen wat voor klusje hij voor Miguel had. ‘Ik kan wel wat tijd vrij maken, waarom?’ Dat was precies de reactie die Phelan wilde hebben, nu kon hij even weg uit de bakkerij. Kort gleed zijn blik naar Eleanor voordat hij Panda aankeek. “Zou jij dan een oogje op Eleanor willen houden voor zo lang als ik weg ben?” Deze woorden waren puur tegen zijn collega gericht, zijn volgende woorden waren echt aan beide gericht, zodat hij zijn vraag uitlegde. “Ik moet namelijk even wat navraag gaan doen. Het is niet dat ik je niet vertrouw, Eleanor, maar het lijkt me handig als er in ieder geval iemand is die je gezelschap houdt in mijn afwezigheid en die ik vertrouw.” De blik van Phelan gleed van Eleanor naar Miguel en naar zijn werktafel alvorens weer terug naar Miguel terug te glijden. “Ik verwacht over een uur wel terug te zijn, maar mocht dat niet het geval zijn, zou je dan samen met Eleanor het speltbrood willen afmaken, Miguel?”


    Stand up when it's all crashing down.

    Sarnek Learco Saye

    Uit hoe de jongeman naar me keek, werd vor mij duidelijk dat hij niet al te blij met mij was. Mijn training had hem uitgeput, iets wat hij kennelijk helemaal niet gewend was om te zijn. Hij zou nog een hoop moeten leren.
    'Sebastian, maar iedereen noemt mij Bash,' zei hij toen hij het zwaard weer had teruggezet daar waar ik het vandaan had gehaald. Het zweet droop van zijn voorhoofd en met zijn mouw veegde hij het weg. 'Dat zou ik erg waarderen.' Daarna sjokte hij weg, het kasteel in. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik hem na. Ik zou nog flink wat werk hebben om hem wat bij te leren. In conditie en vechten, maar ook in manieren. Ik was gewend "heer" genoemd te worden door de mensen die onder mij stonden en ik kon me niet herinneren dat ik dat woord uit zijn mond had horen komen. En dan te bedenken dat hij een gewone burger leek, gezien zijn kleding en ik iemand van adel was. Ik nam me voor om dat er maar even flink bij hem in te rammen, als het ware, wanneer ik hem weer zou zien. Ik had het nu laten gaan, maar de volgende keer wenste ik met wat meer respect behandelt te worden.
    Rustig liet ik me in het gras aan de rand van het trainingsveld neerzakken en wachtte tot Bash zou terugkomen. Mijn gedachten dwaalden af naar mijn familie en mijn leven voor ik uitgekozen werd tot trainer. Familie, ik wist gewoon niet wat ik met ze aanmoest. Ik hield van ze en de meesten waren geweldige mensen, maar ze eisten ook weer zoveel van mij. Ze lieten mij niet mijn eigen gang gaan, iets waar ik eigenlijk wel van hield. Helaas had ik in mijn leven weinig kans daartoe gehad. Mijn leven werd voornamelijk voor mij uitgestippeld. Het scheelde dat toen ze me als jongen van een jaar of 16 het leger instuurden, het bleek dat dat ook iets voor mij was. Dat had ik in de afgelopen jaren wel bewezen. Waarom ze me er nu weer uit getrokken hadden, snapte ik niet. En als ik ze bleef ontwijken, zou ik dat waarschijnlijk ook nooit snappen.
    Terwijl ik daar zo zat, werd ik plots gestoord door een bode die mijn aandacht eiste. 'Heer, er is een geschenk voor u achtergelaten in de stallen, de bijbehorende brief zult u daar ontvangen.' Ik kwam overeind en keek de man aan.
    'Van wie komt dat geschenk?'
    'Michael Saye, familie van u, neem ik aan, heer Saye?' Ik knikte sloom, maar mijn hart begon overtoeren te maken bij het horen van de naam van mijn vader. Wat voor verrassing had hij nou weer voor mij in gedachten?
    'Bedankt voor het overbrengen van de boodschap,' zei ik tegen de man en met een hoofdknik liep hij weg. Ik had geen flauw idee hoe lang ik hier al had gezeten, maar Bash was wat te lang weg naar mijn zin. Nog iets waarvoor hij op zijn donder moest krijgen, als ik hem weer zag. Alleen had ik momenteel niet zo veel zin om hem te zien, niet nu ik met mijn hoofd bij het geschenk van mijn vader zat. Heel even bleef ik nog wachten, keek of ik hem ergens zag lopen, maar toen dat niet het geval was, begaf ik me richting de stallen.
    Een luid gebrul kwam ervandaan en ik vroeg me af wat voor wezen daar gehouden werd. Toen ik het geluid volgend één van de kleinere bijgebouwen binnenstapte, zag ik binnen een stevige omheining een gevleugelde staan. Het dier haalde uit naar ieder die te dicht in de buurt kwam en bleef luid brullen. Pas toen het dier zich even op zijn achterpoten oprichtte ontvouwde hij zijn enorme vleugels en vol verbazing bleef ik ernaar kijken.
    'Ah, heer Saye, daar bent u!' Één van de mannen die zich met de leeuw beziggehouden had, kwam op mij afgelopen. 'Ik hoop dat u dat beest beter in bedwang kan houden dan wij. Goden, wie verzint dit nu weer, een gevleugelde leeuw,' klaagde hij toen en verbaasd trok ik mijn wenkbrauwen op.
    'Ik die leeuw in bedwang houden, hoezo dat?'
    'Dat beest is hier voor u, een geschenk van de heer Michael Saye.' Mijn blik schoot van de man naar de leeuw en weer terug. Had mijn vader mij nou serieus een gevleugelde leeuw als geschenk gestuurd? Alle goden, waarom dat?
    'Hier is de brief die meegekomen is,' zei de man en hij overhandigde deze aan me.
    'Bedankt,' zei ik en bedacht me toen hoe hij de leeuw had genoemd, een benaming die ik eigenlijk niet al te aangenaam vond, al helemaal niet nu de leeuw van mij was. 'Zou je hem trouwens geen beest willen noemen?' De man knikte beschaamd en trok zich terug. Zelf vouwde ik de brief open en begon aandachtig te lezen, iets wat niet al te gemakkelijk ging met al dat lawaai op de achtergrond.

    Sarnek,
    Nu je een trainer bent, zul je ook een mythisch wezen onder je hoede moeten nemen. Het spijt me dat we je niet al jonger een wezen hebben gegeven, maar we vonden dat niet passen bij je functie in het leger. Toen had ik eigenlijk ook nog geen idee dat jij geschikt was om trainer te worden. Ondanks dat het dier een pittig karakter heeft, vertrouw ik erop dat je hem weet te temmen en te trainen. Uiteindelijk zul je veel aan hem hebben.
    Nog veel succes met je carrière als trainer, stel me niet teleur.
    Michael.


    De manier van schrijven in de brief, echt typisch mijn vader. Altijd verwachtingen van mij, ik moest maar doen wat hij wilde dat ik zou doen. Ik keek weer naar de gevleugelde leeuw en besloot te kijken hoe hij op mij reageerde. Iets wat ik al vrij jong had geleerd was om geen angst te tonen. Niet naar paarden, niet naar mensen, niet naar mytische wezens als deze gevleugelde leeuw. Ondanks dat dit dier mij kon doden, zette ik mijn angst daarvoor aan de kant en zelfverzekerd stapte ik op hem af, keek hem recht in de ogen. De omheining waarin hij stond was gebouwd van houten palen, die in een netvorm aan elkaar vast gemaakt waren, een meter of twee hoog. Erboven was speciaal voor zijn nieuwe bewoner een net gespannen, zodat hij niet zomaar kon ontsnappen. Zolang is buiten de omheining zou blijven, zou ik veilig voor hem zijn. Eerst wilde ik op de veilige manier mijn macht over hem tonen, later zou ik dat wel daarbinnen doen. Mijn vader wilde mij wel echt bezighouden zeg. Ik had Bash als ietwat vervelende leerling, die ik nog een hoop moest leren. Maar nu had ik ook deze leeuw om te temmen en te trainen. Nee, rustig zou ik het de komende tijd niet hebben.
    Zodra ik dichterbij kwam, richtte de leeuw zijn aandacht op mij en begon te grommen. Ik bleef recht op het af lopen, mijn ogen op de zijne gericht. Hij begon harder naar mij te grommen en nu gromde ik zelf ook terug. Even leek hij daardoor van slag te zijn, maar hij herstelde zich gauw. Plots gooide hij zich tegen de omheining aan. Ik moest de neiging onderdrukken om terug te stappen, maar ik wist op dezelfde plek te blijven staan, erop vertrouwend dat de omheining mij tegen hem zou beschermen. Weer leek hij even van slag te zijn door het feit dat ik daar nog steeds stond. Dit ging zo even door. Ik wist volhardend te blijven tegenover de leeuw, deze kennelijk niet gewend dat een mens zo op hem reageerde. Uiteindelijk was hij degene die opgaf en hij trok zich terug. Ik besloot dat dit genoeg was voor vandaag. Morgen zou ik wel zien hoe het verder ging. Tevreden keek ik hem na en ik bleef nog even zitten om naar hem te kijken. Ondertussen had ik de mannen die zich ook met hem bezighielden bevolen om wat vlees in de omheining te gooien.


    Stenenlikker

    Andrew "Drew" Greyjoy - Stalknecht

    "Het gaat sneller als je achterop komt. Het is aan jou de keuze: we lopen langzaam samen of gaan snel op het paard." Ik voelde hoe een ongemakkelijk gevoel zich meester van me maakte terwijl ik de vrouw zwijgzaam aankeek alsof ze één of ander flauw grapje had gemaakt. Paardrijden was normaal gezien iets voor de mensen van adel of voor mensen die er het geld voor hadden, niet voor bediendes en arme mensen. Zo had ik het altijd al geweten, zo hoorde het ook te zijn. Dat is toch wat ze me altijd hebben verteld.
    "Ik weet niet goed hoe ik dit moet brengen," Zei ik zacht en voelde hoe mijn wangen zich rood kleurden van schaamte. "Je zal het wel belachelijk vinden, maar ik heb nog nooit op een paard gezeten. Ik weet niet hoe het moet en..." Uit angst dat ze me een complete idioot zou vinden, begon ik steeds zachter te praten terwijl mijn blik naar mijn voeten gleed. Als een klein schooljongetje schopte ik wat zand weg en voelde hoe mijn handpalmen klam begonnen te worden. Het jeukte verschrikkelijk. "Ik durf het eigenlijk niet." Zo, dat was er uit.
    Ondanks ik al jaren in de stallen werkte, had ik nog nooit geprobeerd om op een paard te kruipen. Ik was me er maar al te goed van bewust dat het niet mocht en ik was te laf om er de gevolgen van te dragen. De stalverantwoordelijke was diegene die me alles had geleerd wat er te weten viel over de paarden, hij was net als mezelf een man van lage komaf. Hij was streng en deinsde er ook niet voor terug om rake klappen uit te delen wanneer er niet naar hem werd geluisterd.
    Ik herinnerde me nog goed dat hij een keertje op het paard van de heer was gekropen, gewoon om te kijken hoe het voelde. Het liep alleen helemaal anders af dan hij had gehoopt. Het paard begon woest te steigeren, katapulteerde de verantwoordelijke van zijn rug waardoor deze op zijn beurt zijn nek had gebroken. De man mocht van geluk spreken dat hij nog leefde, al zou hij wel voor de rest van zijn leven verlamd zijn. Dat lot wilde ik niet ondergaan, het had me een beetje afgeschrikt.
    "Ik voel me echt een ware idioot." Zei ik en lachte een beetje vreugdeloos. "Een stalknecht die niet eens kan rijden. Het klinkt zo verschrikkelijk dom." Een kleine zucht ontsnapte uit mijn mond. "Ik zit er niets mee in om te voet te gaan, maar als dat is wat je wilt, zal ik wel met je meerijden. Alleen als je me kan vertellen wat ik juist moet doen. Ik ben me van de gevaren bewust en ben mijn leven nog niet beu." Een spontane glimlach verscheen op mijn gelaat terwijl ik de vrouw weer aankeek. Ik kon haar echt niets meer weigeren.


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Miguel Fuentes

    Tevergeefs probeerde de man een deel van het meel uit zijn haar te krijgen en er zo voor te zorgen dat het zijn donkerblonde kleur terug kreeg. Wit stond hem niet echt, mede dankzij zijn licht getinte huid. Miguel moest nog maar zon zien of hij was al bruin. Iemand had hem ooit eens verteld dat het kwam omdat hij een grote hoeveelheid pigment in zijn huid had zitten. Hij had het maar geloofd omdat hij er zelf niet echt veel van kende. Eigenlijk was hij gewoon veel te goedgelovig. Als mensen dingen begonnen te vertellen over iets dat hij niet kende, geloofde hij vrijwel alles wat ze zeiden, hoe stom het ook klonk. Nu hij er zo over nadacht waren er een heleboel aspecten aan zijn karakter die dringend bijgeslepen moesten worden. Zo zou hij eens de moeite moeten gaan nemen om te leren lezen zodat hij informatie uit betrouwbare bronnen kon halen en niet alles zou geloven dat men tegen hem zei. Ten tweede zou hij zich misschien wat subtieler moeten gaan gedragen. Er waren een heleboel mensen in het kasteel die zijn karakter niet konden uitstaan omdat hij ‘te spontaan’ was. De meeste mensen van adel waren het dan ook niet gewoon dat een doodnormale bakker tegen hen begon te praten of zelfs openlijk begon te flirten. Het was al wel gebeurd dat hij daardoor een klap in zijn gezicht gekregen had, maar hij leek daar helemaal niets uit te leren.

    Phelans vraag of hij misschien tijd vrij had, had Miguels nieuwsgierigheid wel gewekt. Wat zou er deze keer van hel verwacht worden? Dat hij een heel assortiment aan broden in elkaar stak voor de koning of iets dat voor minder druk zorgde? Wat het ook was, Miguel wist van zichzelf dat hij gewoon niet kon weigeren. Als een van zijn collega’s hem vroeg of hij in een waterput wilde springen om er iets uit te halen, zou hij het niet doen. Hij zou best iets uit de waterput willen halen, maar zou zijn leven niet wagen om erin te gaan springen tenzij er echt een heel goede reden voor had. Zoals iemand die erin gevallen was en van de verdrinkingsdood gered moest worden bijvoorbeeld. Maar bon, dat even terzijde. Nieuwsgierig had de man zijn groene kijkers op zijn collega gevestigd nadat hij had laten weten dat hij gemakkelijk wat tijd kon vrijmaken. Die broden en koeken konden altijd nog door andere mensen gemaakt worden. Het was nu niet zo dat hij een geheim recept of iets dergelijks gebruikte voor zijn koeken. Hij maakte ze alleen met liefde, iets dat sommigen van zijn collega’s ook eens zouden moeten proberen.

    Zijn rechtermondhoek krulde om tot een scheve grijns toen Phelan vertelde wat er van hem verwacht werd. Natuurlijk wilde hij wel een oogje op Eleanor houden. Ze kon mooi helpen met bakken en zo wat dingen bijleren. “Ben je zeker dat je haar alleen wilt laten met mij?” Hij grinnikte kort om zijn eigen opmerking vooraleer hij knikte. “Natuurlijk wil ik haar wel even in de gaten houden voor je, zolang je maar geen stommiteiten gaat uithalen.” Terwijl hij de laatste woorden uitsprak, gebaarde hij nog even naar Phelans handen om zijn woorden kracht bij te zetten. Als hij straks zou aankomen met nog meer wonden, zou hij er persoonlijk voor zorgen dat hij de bakkerij niet meer verliet en constant in de gaten gehouden werd. Misschien moest hij later maar eens bij heer Skylar langs gaan om te vragen wat Phelan juist had uitgestoken aangezien de man het hem zelf waarschijnlijk nooit zou vertellen. “Ja ja, zorg jij er maar voor dat je gedaan krijgt wat je wilt doen. Ik zorg er wel voor dat Eleanor de dag zonder kleerscheuren doorkomt.” Ongeduldig wuifde hij Phelan weg voordat hij zich naar de vrouw omdraaide. “Ooit al koeken gegeten? Waarschijnlijk wel, maar ik wil wedden dat je diegene die ik maak nog nooit gezien of geproefd hebt. Ik heb zo mijn eigen manier van bakken en die manier zou ik je best willen leren als je wilt. Natuurlijk moeten we dat spelbrood van jou ook wel in de gaten houden, maar dat moet nog wel even bakken voordat het klaar is dus dat moet gaan probleem zijn.” Miguel ratelde aan een stuk door terwijl hij een zak bloem op tafel zette, boter en melk uit de ijskast haalde en ergens een grote kom ging pikken. “Dus, help je met het bakken van koeken of bak je liever nog een paar broden?”


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher


    Kathryn Maegan Gervais † Adelstand
    • • •


    Zwijgzaam wachtte ze af, hoewel ze niet precies wist wat hij zou zeggen. In dit geval was een man erg wispelturig, iets dat ze vrij weinig had meegemaakt, want het ene ogenblik scheen hij haar niet in de buurt te willen hebben en de seconde erna was hij net een lief schaapje. Het verwarde haar eerlijk toegegeven wel, maar niet zoveel als Phelan dat deed. Van hem begreep ze al zowat niets, al was dat meer angst – om hem weer te verliezen, bedacht ze zich – dan iets anders. Zelfs al zijn ze jaren met elkaar omgegaan vroeger, toen ze nog niet de stomste beslissing van haar jonge leven had gemaakt. Kort betrapt beet ze op haar onderlip tot deze een rodere kleur had gekregen – Phelan was weer in haar gedachtegang geklommen, alsof hij daar hoorde en elk ogenblik van de dag erin wilde voorkomen. Afwachtend bekeek ze Andrew, en vroeg zich af of hij zou toestemmen of weigeren.
          ‘Ik weet niet goed hoe ik dit moet brengen,’ kwam er uiteindelijk, na een stilte wat langer leek dan het in werkelijkheid was. Oh hemel, hier zullen we het hebben – ging er door haar gedachten heen. Zeker wanneer de lichtrode kleur nogmaals op zijn wangen verscheen. ‘Je zal het wel belachelijk vinden, maar ik heb nog nooit op een paard gezeten. Ik weet niet hoe het moet en. . .’ Kathryn vond het inderdaad vreemd, omdat zij het immers wel gewend was, maar ze zou hem niet uitlachen. De jongedame wist heel goed dat andere mensen, boeren om het zo maar even te zeggen, weinig tot geen paard hadden gereden. Een subtiel glimlach kwam er op haar rozige lippen, welke ze echter snel liet verdwijnen toen ze doorhad dat Andrew het kon bekijken alsof ze wel op hem neerkeek. Iets wat haar bedoeling niet was. ‘Ik durf het eigenlijk niet.’
          ‘Je. . .durft het niet?’ Er klonk een verbazing door die ze liever gemaskeerd had willen hebben, maar het was er nu al uit. Haastig, nog voor hij had vermeldt dat hij zich een ware idioot voelde en het volgende, gleed ze voorzichtig van het paard af. Ze moest echter wel op het laatst houvast houden door haar hand tactvol op Andrews schouder te leggen. Haar krijtwitte, egale huid, die gekenmerkt was bij de hogere stand, stak af tegen het donkere shirt van de jongeman.
          ‘We gaan te voet verder, een wandeling moet kunnen,’ besloot ze redelijk eisend, al was het eerder om hem te helpen, zodat hij niet het idee meer had dat hij een idioot was. Een kleine glimlach verscheen op haar lippen toen ze zich weg draaide, de teugels pakte van het paard en begon te lopen. ‘Momenteel heb ik toch genoeg op het zadel gezeten.’ Kathryn besloot het af te schilderen op hetgeen dat ze een houten kont had gekregen, wat niet het geval was, ze deed het simpelweg zodat ze hem kon helpen. Zodoende dat het tweetal verder liepen tot ze een “perfect” plaatsje had gevonden, iets waarvan het in een opwelling bovenkwam dat deze plek dichtbij de plaats was waar ze Phelan leerde kennen. Kathryn bond Raven vast aan een boom, pakte de mand van Andrew over met een glimlachje en maakte het plekje klaar. Ze lette echter nog wel op het feit dat haar lichte jurk niet vies zou raken, en na al het geloop deden haar voeten toch een beetje pijn – al zou ze dat niet toegeven. Deels door het feit dat het niet de geschikte schoenen waren om een wandeling in te maken, maar ze zal het ook wel wat verleerd zijn van vroeger.
          Als ze geheel eerlijk was, had ze nooit ofte nimmer – behalve als je de uitjes met Phelan meetelt – gepicknickt op deze wijze. Wel met veel tierelantijntjes en personen van Adel, alleen dat vond ze niets. Dit was veel gezelliger, met iemand die je mag communiceren. Opeens drong een vraag in haar binnenste op waar ze nieuwsgierig naar was, dus keerde ze zich naar Andrew om.
    ‘Andrew, mocht je het niet erg vinden dat ik dit vraag; hoe is jouw familie?’


    ‘Bloemen die de kleur hebben van de zon!’ kirde haar meisjesstem met een enthousiaste klank jegens het kleine jongetje toe, die pas enkele stappen van haar verwijderd was. Tegelijkertijd wuifde ze naar hem om sneller te zijn, en bijna was ze zelfs van plan hem aan zijn pols mee te trekken richting het grote veld dat ze gevonden had. Weliswaar met de hulp van haar jeugdvriend, vanzelfsprekend. ‘Het is zo mooi!’ Een grote glimlach sierde haar gezicht wanneer ze erop afrende en toen ze dit deed, zweefde haar bruinrode haarlokken achter haar aan, die op dat ogenblik tot haar onderrug kwamen. Regelmatig liet ze het – op orders van haar moeder – vastbinden tot een knot door één van de dienstmeiden welke voor hen paraat moesten staan. Het meisje vond het echter tien keer niets en dat was één van de redenen waarom ze het bijna elke keer weer losmaakte – in elk geval tot ze weer thuiskwam, want dan kreeg ze meestal op haar donder. Wanneer ze naar buiten ging had ze ook wel een soort pet waar ze haar donkerrode lokken onder verborg, zodat ze niet al te herkenbaar was, maar zodra ze uit het zicht was van mensen trok ze deze van haar hoofd. Dat was eveneens nu het geval, het jaar dat ze zeven was geworden. Vandaag stond er niets op de planning – geen sociale gelegenheden die ze met haar familie moest bijwonen, geen muzikale lessen of etiquette, niets. Vandaag, al was het maar voor even, was ze een vrij meisje.
    Het ogenblik dat ze de prachtig, gele bloemenweide in was gestormd, liet ze zichzelf toe kort om te kijken richting haar vriend – welke een grote glimlach op zijn gezichtje had bij het zien van haar enthousiastheid. Het liet haar voor enkele seconden stilstaan met eenzelfde glimlach, voor ze opmerkte dat hij eveneens het veld in rende. Dit zag ze als teken dat ze door mocht gaan met rondspringen, waarbij ze zo nu en dan probeerde om boven de ellenlange mosgroene stengels van de zonnebloemen te komen – wat natuurlijk niet lukte, aangezien het beiden twee kleine donderstenen waren toentertijd. Toen ze opeens iets in haar vizier kreeg, hield ze halt en stopte met het springen als zowel drukke dansen. Phelan, haar lieve jeugdvriend waar ze erg gesteld op was, kwam naar haar toe gelopen. Niet alleen met een glimlach die haar vertelde dat het een werkelijke vriend was, die ze ten alle tijden moest koesteren, maar ook met een prachtige bloem in zijn kleine handen. Hun huid raakten elkaar kort aan voor Kathryn het in haar handjes had en eraan rook – waardoor een zoetige geur haar neus binnendrong die enkel bloemen konden hebben.
          ‘Dank je, Phelan!’ Hierbij drukte ze een kusje op de wang van de jongen, waarop ze weer naar de beeldschone bloem staarde die de jongen voor haar had geplukt. ‘Ik zal de bloem goed verzorgen, zodat het voor altijd zal blijven leven.’ Hoewel ze begreep dat het niet kon, zou ze haar best doen de bloem voor een lange tijd te laten leven. Ze wilde niet dat het dood zou gaan, aangezien ze – vanaf het moment dat Phelan het haar gaf – het al koesterde. Bij het zien van haar reactie kreeg hij een glimlach op zijn gezicht, voor hij haar hand pakte en samen met haar verder rende naar een plekje, om hier te gaan zitten. Grinnikend stak ze de prachtige bloem in haar haarlokken, welke ze toch weer bij elkaar bond met een lint die ze bij zich had – zo kon het in elk geval niet eruit vallen. Ze had haar mond willen openen om wat te zeggen, maar een rood beestje met zwarte stippen op zijn rug trok haar aandacht, deze vloog voorbij en ging op de schouder van Phelan zitten. Benieuwd dat ze was, knipperde ze met haar ogen en legde haar tengere wijsvingertje voor het beestje neer, zodat deze er uiteindelijk opklom.
          ‘Dat is een lieveheersbeestje,’ liet het jongetje weten, waar zijn vriendinnetje op knikte en haar ogen niet van het beestje af liet gaan. ‘De meeste leven ongeveer een jaar, en ze horen bij de kevers,’ vervolgde hij, wat precies het laatste was wat hij vermeldde, gezien de rode met zwart gestipte kever wegvloog richting de hemel. Kathryn grinnikte kinderlijk toen Phelan haar verder over allerlei beestjes vertelde, over de verschillende vlinders – er fladderden witte, gele en gevlekte – tot er een gekleurde vlinder langs kwam vliegen. Het had wit, zwart en rode kleuren.
          ‘Dat is een. . .’ Er kwam een lichte rimpel tussen zijn wenkbrauwen te staan, ten teken dat hij erover nadacht. Zelfs hedendaags wist Kathryn dit beeld nog op haar netvlies te houden, waar ze dankbaar voor was. En, net zoals toen, glimlachte ze. Hij had geen flauw idee. Haar vingers omkrulden om zijn handen toen ze het beetpakte, waarna ze met een klein glimlachje in zijn ogen keek. Ze trok hem lichtjes overeind en, zelfs op dat moment, moest ze lichtelijk omhoog blikken om hem volledig aan te kijken. Kathryn besloot met hem te dansen, rondjes te draaien tot ze er duizelig van werd en in het hoge gras viel. Lachend, weliswaar. Het jongetje ging naast haar liggen en, terwijl Kathryn blozend zijn hand vastpakt, wendde ze haar gezicht af naar de hoge, prachtige zonnebloemen die hen toe straalden van een afstandje. Het waren altijd al haar lievelingsbloemen geweest, en dat was nu niet anders. Het kleine jongetje, die niet snapte waarom ze zo reageerde, streelde geruststellend met zijn duim over de rug van haar hand. Dit resulteerde in een lieflijk gegniffel bij Kathryn vandaan.
    Kathryn vroeg zich af of Phelan het bijgeloof wist dat als een lieveheersbeestje op je af komt vliegen het geluk brengt. Dat was echter niet het enige, want als je er één losliet, zou deze vervolgens naar je ware liefde vliegen. Niet iets wat ze zou vermelden, hij zal het vast stom vinden.

    [ bericht aangepast op 19 mei 2014 - 23:38 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Scipio Alban D'Ucello - Ex-uitverkorene/Trainer

    Een clanmeisje dus. Dat komt niet als een verrassing en ik knik terwijl ik richting de zon kijk. Hij staat nog niet heel laag en met een beetje geluk zal er nog genoeg licht zijn om na het diner te trainen. Ik merk de scherpe toon in haar opmerking over Hawforth en besluit er meteen iets van te zeggen. Niet om haar af te straffen; ik kan me goed voorstellen hoe ze zich hier moet voelen en ik heb er immers meer aan als ze die gevoelens met me blijft delen dan dat ze ze voor me verborgen houd. Voordat ik echter mijn mond kan openen komt er een stalknecht bevend in onze richting geschuifeld. Nadat hij de draak heeft meegenomen richt ik me tot de jonge vrouw naast me. ‘Luister, mejuffrouw Hawthorne,’ zeg ik en ik pauzeer ons loopje om me naar haar om te draaien en haar serieus doch niet onvriendelijk aan te kijken. ‘Ik snap dat het moeilijk is om hier zonder enige waarschuwing of uitleg heen gebracht te worden. Ik heb ooit ook de gevoelens die deze plek u hoogstwaarschijnlijk geven gevoeld en de gedachten die u over de dingen en mensen hier hebt ook gedacht. Het kost de menselijke geest een tijdje alvorens hij zich gewend aan een plek zo anders dan wat hij gewend is. Uw houding is dan ook niet vreemd en ik hoop dat u begrijpt dat ik u hem alles behalve kwalijk neem.’

    Ik zwijg even en laat mijn blik naar het kasteel voor ons dwalen. ‘Maar sarcasme en hoon zullen de hovelingen u niet in dank afnemen. Zeker niet als zijzelf het onderwerp zijn van uw spot.’ Terwijl ik onze looppas weer hervat ga ik verder: ‘U schijnt me zeker niet onintelligent toe, en ik veronderstel dat u al zult vermoeden dat onze training niet alleen fysiek zal zijn. Ook de etiquette van het hof en bepaalde kennis die in Hawforth als algemeen wordt beschouwd zal ik u, zo nodig met hulp, bij brengen. Maar zolang u nog minder bedreven bent in deze aspecten van het leven als uitverkorene wil ik u dringend adviseren zo weinig mogelijk over belangrijke zaken te spreken. Ik wil dat u weet dat ik hier niet ben om u te controleren en op de vingers te tikken, maar eerder om een helpende hand te bieden. Voelt u zich dus vooral vrij om uw gedachten te delen tijdens onze gesprekken. Maar spreekt u met hovelingen, bedienden of mensen uit het dorp, past dan alstublieft op uw woorden. Beter is het om nu onnozel maar vriendelijk over te komen dan om een kiene maar venijnige indruk achter te laten. Naast het leven is de reputatie het belangrijkste wat een mens bezit in Hawforth, en is die reputatie eenmaal slecht dan is hij moeilijk weer schoon te poetsen. Het zal voor ons makkelijker zijn de mensen te laten geloven dat we van een naïef meisje uit de wouden een pientere, moedige aanvoerster gemaakt hebben dan dat we een bijdehante, cynische clanvrouw in een wijze en betrouwbare leidster hebben veranderd.’ We zijn bij het kasteel aangekomen ik laat haar arm los en draai me naar haar toe. ‘Juist.’ Met een kleine glimlach kijk ik haar aan. ‘Ik hoop dat ik mijn punt duidelijk heb gemaakt. En nogmaals, zie het liever als advies dan als een berisping.’

    Ik wenk een dienstmeisje en geef haar instructies om Hawthorne te helpen met verkleden. Een elegante maar bescheiden jurk, het haar opgestoken maar zonder al te veel franje, en geen make-up of dergelijke onnodige zaken. Schoon maar niet opgedoft, bekoorlijk maar kuis.

    Voordat ik vertrek om mezelf op te frissen zeg ik Hawthorne gedag en met een knikje draai ik me om, om me richting mijn eigen vertrekken te begeven. Ik voel nog steeds meer dan slechts enige tegenzin om haar als uitverkorene onder mijn hoede te nemen, maar tegelijkertijd merk ik dat ik in mijn achterhoofd al trainingen en lessen aan het bedenken ben. Afwezig streel ik Tsuryl over zijn hals terwijl ik al slenterend mijn plannen overdenk.

    [ bericht aangepast op 20 mei 2014 - 21:21 ]

    Yes, it is Camille

    Camille Vermond ~ Van adel

    Het was een hemels geschenk dat haar kamer op slot kon. Hier maakte ze dan ook dankbaar gebruik van. In tegenstelling tot het personeel en anderen van lagere stand op het hof, kon zij haar kamer vergrendelen zonder ook maar om toestemming te hoeven vragen. De sleutel legde ze op haar nachtkastje naast haar bed. Hem verliezen, dat deed ze niet vaak. Ze legde hem echter wel altijd in het zicht, ervoor zorgend dat ze niet vergat haar kamer te ontgrendelen. De kruiden roken samen merkwaardig, maar dat klopte wel, want dat gevoel had ze altijd. Ze bereidde de kruiden met enige zorgvuldigheid maar ook haast, op de manier die Amerigo had beschreven.

    Heel even wachtte ze, totdat ze de geuren van de kruiden beter kon ruiken. Het leek haar zo wel goed genoeg. Dit was bijna tien minuten, dan zou het toch ook moeten werken? Haar hoofdpijn was erg irritant aan het worden. Met deze pijn zou ze niet kunnen rondlopen zonder een verkeerde indruk te maken. Een glimlach zou ze niet op haar gezicht kunnen toveren. Haar vingers gingen naar het mengsel maar trokken zich terug. Nog heel even dan. Op de rand van het bed ging ze zitten. Het mengsel schonk ze in een glas, dat ze in één keer achterover probeerde te slaan. Ze hoestte echter het laatste deel uit. Het was absoluut niet smakelijk en deed haar doen kokhalzen. Nog maar net kon ze het mengsel binnenhouden en dwong zichzelf om het binnen te houden. Na een aantal mislukte maar ook gelukte pogingen had ze het kruidenmengsel binnengekregen. Met tegenzin ruimde ze de restanten, troep, op. Haar kamer zag er precies hetzelfde uit als anders. Netjes geordend en nergens een spoortje van iets vreemds of opvallends te vinden. Zonder te wachten op de uitwerking van het middel stond ze al voor de kast om nettere kleding aan te trekken. Als er iemand op haar deur zou kloppen zou ze er wel representatief uit moeten zien.

    Haar ogen gingen over haar kleding in haar kast. De afgelopen jaren was haar kledingsstijl drastisch veranderd. Waar ze eerst vrolijke jurkjes en rokken droeg, was nu weinig kleur te bekennen en de meeste modellen bedekten het merendeel van haar lichaam. Het was niet dat ze dit bewust doordat, door de ziekte van haar vader en andere toestanden had ze de behoefte gehad aan andere kleding. Dit keer koos ze voor een simpel bruin gekleurd model. Deze jurk zat enigszins comfortabel, in tegenstelling tot haar andere jurken. Die waren bijna allemaal verstikkend en sommige zelfs bijna ondraagbaar. De deur draaide ze van het slot. Voor een tijdje deed ze niets, behalve haar bed liggen, en hopen dat de hoofdpijn en haar misselijkheid zouden verdwijnen. Het duurde even, maar ze kon voelen dat het middel effect had.

    Haar bed lag heerlijk. Het was een grote moeite om zichzelf ertoe te zetten om eruit te komen. Had ze zichzelf er in haar gedachten toe gezet, werkte haar lichaam niet mee. Ach, wat deed het er ook toe. Er was nog niemand geweest die haar naam had geroepen of op haar kamer had geklopt. Al wist ze goed dat het niet het aller-slimste was om te doen, toch stond ze zichzelf toe om op haar bed te blijven liggen.


    Aan niets denken is ook denken.

    Sarnek Learco Saye

    Nog even bleef ik zitten, toekijkend hoe de leeuw, mijn leeuw, zijn vlees veroberde. Toen bedacht ik me ook dat ik hem een naam zou moeten geven. Vroeger was mij iets uit een oude, bijna vergeten taal geleerd en ik probeerde woorden te zoeken, die bij de leeuw pastten, woorden die als naam zouden kunnen dienen. Echter kon ik op weinig meer dan het word voor leeuw komen, . Echter, terwijl ik hem nog wat bestudeerde met die naam in mijn hoofd vond ik het wel bij hem passen. Het was kort en simpel, maar het had betekenis, ook al was deze ook simpel. Nee, ik was nooit erg goed geweest in het bedenken van namen voor dieren. De naam van mijn paard had me ook veel moeite gekost.
    Na daar nog een tijd gezeten te hebben, bedacht ik me dat het onderhand wel tijd zou zijn voor het avondmaal. Ik keek nog even na Rá, die ergens binnen de omheining was gaan liggen na zijn maaltijd, en vertrouwde erop dat de mensen hier goed voor hem zouden zorgen. Gauw liep ik weer terug naar het kasteel, gezien ik me nog wel even wilde omkleden en opfrissen. Na de training van Bash en daarna mijn ontmoeting met Rá, zou ik er vast niet meer uitzien.
    Eenmaal er weer fatsoenlijk uitziend, begaf ik me naar de eetzaal. Onderweg hield ik mijn ogen open voor Bash, die ik nog nodig moest spreken over zijn gedrag. Hij was te laat geweest en als hij me daarna was komen zoeken, had hij alsnog pech. Hij was te laat geweest.
    In de gangen hoorde ik ook de mensen spreken over dat er nog een nieuwe trainer was gekomen voor de uitverkorenen. Nieuwsgierig hield ik de woorden hierover in de gaten. Scythe was vertrokken, een nieuwe persoon, de heer D'Ucello, was aangekomen. Ik groef in mijn geheugen, gezien die naam me bekend voorkwam. Het duurde even, voordat ik wist waarvan ik die naam kende. Hij was ooit zelf een uitverkorene geweest, had ik gehoord. Ik had hem ooit wel eens gezien, maar ik wist dus niet dat hij hier weer terug was.
    Eenmaal in de eetzaal aangekomen, keek ik deze rond, nu niet op zoek naar Bash, maar naar deze heer D'Ucello. Hopelijk zou ik hem herkennen, gezien het lang geleden was dat ik hem ooit eens gezien had. Rustig liep ik langs de tafels, maar ik zag niemand die hem zou kunnen zijn, dus nam ik maar gewoon plaats. Als Bash nu niet gauw zou verschijnen, zou hij ervan langs krijgen van mij.

    {Meh, beetje kort, maar de inspiratie is een wat foetsie voor het moment.}

    [ bericht aangepast op 21 mei 2014 - 20:53 ]


    Stenenlikker

    Esmée Hawthorne
    Toen heer d'Ucello bleef staan werd waar ze voor vreesde waar: hij begon een preek. Alsof ze een klein meisje was die de les gelezen moest worden! Met ingehouden adem luisterde ze naar zijn woorden en liet niet veel later de lucht ontsnappen in de vorm van een zucht terwijl hij verder sprak. Met tegenzin volgde ze hem toen hij weer begon te lopen en, tot haar ergernis, was hij ook nog niet uitgesproken. "k hoop dat ik mijn punt duidelijk heb gemaakt. En nogmaals, zie het liever als advies dan als een berisping." Pas toen we aangekomen waren bij het kasteel was hij klaar met zijn verhaal en Esmée plaatste haar handen in haar zij. Er waren zoveel dingen die ze hem wilde zeggen, zoals dat ze geen hulp nodig had, hoewel ze hier eerder over getwijfeld had voelde ze nu alleen nog vastberadenheid om hem dat te bewijzen. Cynische clanvrouw, ha! Wie dacht hij wel niet wie hij was? Hoewel ze niks antwoordde, kon ze het niet laten arrogant haar wenkbrauw op te trekken. Toen ze deze vervolgens weer liet zakken was er nog steeds een misprijzende houding in haar gelaat te zien. Het was een blik die ze vroeger vaak had gehad als ze boos was op haar vader, die haar vervolgens alleen maar uit zou lachen en zou mededelen dat ze er niet knapper van werd als ze zo boos keek. Gelukkig was ze hier niet op zoek naar een man, dacht ze bitter.
    Heer d'Ucello wenkte een dienstmeisje en legde haar uit hoe zij, Esmée, gekleed en opgemaakt moest worden. Opnieuw zei ze hier echter niks van, omdat ze in deze kort tijd dat ze bij hem was al had gemerkt dat dit bij hem weinig zou uithalen. Hij zou er slechts een slim antwoord op bedenken waardoor hij nog meer het bloed onder haar nagels vandaan zou halen. Dit vereiste een andere aanpak en ze wist al precies hoe. Ze zou zich niet voor gaan doen als een naïef meisje zoals heer d'Ucello leek te willen, zeker alleen om zelf in een beter daglicht te komen wanneer ze beter werd. Dat plezier zou ze hem niet gunnen, ze zou het gaan aanpakken op haar eigen manier. "Vrouwe, komt u?" Esmée had heer d'Ucello met nog altijd verbazing en lichtelijk afschuw zien vertrekken en had niet door gehad dat ze had staan dagdromen. Gauw knikte ze naar het dienstmeisje. "Ja, ja ik kom."

    "Deze jurk zal u prachtig staan vrouwe!" Esmée zat op haar bed en keek naar de dienstmeid die hier meer van leek te genieten dan zijzelf. "Heb je niet iets.. Minder truttigs?" vroeg ze uiteindelijk. Emma, de dienstmeid, had al verschillende jurken laten zien, maar Esmée had ze allemaal afgekeurd. De opzichtig, een te lage decolleté, te veel franjes, te drukke stof. Ook nu weer beviel de zalmroze jurk die de jonge vrouw omhoog hield haar niet. Uiteindelijk stemde Esmée, die vermoedde dat ze geen jurk naar haar smaak zou vinden, maar in. "Maar vrouwe, u bent gewond!" zei Emma plots toen ze Esmée hielp met de jurk aan te trekken. Esmée volgde de vrouw haar blik en moest bekennen dat ze het alweer bijna vergeten was, maar nu ze het zich herinnerde keerde ook de pijn terug. "Oh, dat is niks," wuifde ze het weg, "echt niet," voegde ze er aan toe toen Emma ongerust bleef kijken. Ze besloot de jonge vrouw af te leiden en vroeg naar de etiquette en wat er van haar verwacht werd, hierop volgde een stortvloed aan woorden. Hoewel ze geen hulp had gewild, besloot ze dat dit nuttige informatie was en probeerde ze zoveel mogelijk te onthouden.
    De jurk had een rijke paarse kleur met gouden details. De jurk was mooi, maar niet te opzichtig. Toch voelde ze zich er niet in thuis en wat ongelukkig keek ze naar haar spiegelbeeld. Ze wilde niet langer kijken en pakte de rok van haar jurk bij elkaar en begaf zich naar de kaptafel waar ze plaats vond. Emma ging achter haar staan en veegde de haren uit haar gezicht, naar achteren. "Hoe wilt u dat ik uw haren opsteek? Ik kan ze bijvoorbeeld zo vlechten en dan-" "Ik wil ze los," onderbrak Esmée haar. "Maar heer d'Ucello wilde het opgestoken," bracht Emma hier op in en hoewel ze het goed bedoelde was het niet waar Esmée op zat te wachten. "Ik weet wat hij zei en ík wil het los." Ze had niet boos willen klinken, maar het had er vinniger uit gekomen dan ze wilde en toen ze de gekwetste blik van het dienstmeisje zag voegde ze er aan toe: "Zo droeg ik het thuis ook altijd, zie je, ik wil iets dat me aan thuis doet denken." Het was gelogen, maar dat deed er niet toe, aangezien het gezicht van Emma weer opklaarde. "Oh, natuurlijk!"
    Esmée liet haar verder haar werk doen en keek zwijgend toe hoe haar haren meer begonnen te krullen en in model werden gebracht. Het deed haar genoegen om het niet helemaal naar heer d'Ucello zijn zin te hebben, maar toen Emma vroeg of ze make-up op wilde sloeg ze dit aanbod toch af. Ze had het altijd al niks gevonden en wist dat dit slechts zou uitlopen, of dat ze het uit zou smeren of iets dergelijks waardoor ze zichzelf voor schut zou zetten.

    "Klaar," verkondige Emma met een glimlach en Esmée kon niets anders dan kort terug glimlachen. Ze had weinige keren iemand gezien die zo gedreven was in haar werk als zij en het had ervoor gezorgd dat ze zich minder geïrriteerd voelde dan toen ze hier binnenkwam. "Bedankt, het is.." even zweeg ze en vroeg zich af hoe ze haar kon complimenteren, zonder zichzelf te complimenteren, maar Emma loste het probleem al op. "Geen dank, ik deed het graag vrouwe. Als ik uw toestemming heb zal ik nu vertrekken, zodat u nog even alleen kunt zijn voordat heer d'Ucello u komt ophalen." Via de spiegel keek Esmée naar Emma en zei dat ze kon gaan, waarna het dienstmeisje de kamer verliet en Esmée alleen achter bleef.Zwijgend keek ze naar haar spiegelbeeld en haalde haar hand door haar haren, om er voor te zorgen dat het wat minder 'gelakt' en glad zat. Vervolgens stond ze op en begon ze wat door de kamer te ijsberen. Ze hield niet van wachten en hoopte dat heer d'Ucello snel zou komen. Even bleef Esmée voor de spiegel staan, maar tilde toen haar rok weer op en ijsbeerde weer verder. Ze zou indruk maken op ieder die er aanwezig was en heer d'Ucello laten zien dat ze zijn hulp, of de hulp van wie dan ook, niet nodig zou hebben.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.



    Eleanor Collins
    Eleanor hield zich wat afzijdig terwijl Miguel en Phelan aan het praten waren, nog altijd niet goed gewend aan de hele situatie. Ze veegde wat van het meel dat aan haar handen plakte af aan haar schort en keek een beetje dromerig voor zich uit. "Ik moet namelijk even wat navraag gaan doen. Het is niet dat ik je niet vertrouw, Eleanor, maar het lijkt me handig als er in ieder geval iemand is die je gezelschap houdt in mijn afwezigheid en die ik vertrouw.” Eleanor keek op toen ze zich plots besefte dat Phelan het tegen haar had. "Oh, natuurlijk," antwoordde ze en glimlachte wat verontschuldigend. Ze had de rest van het gesprek niet zo goed gevolgd, maar het zag er naar uit dat Phelan zou vertrekken Ergens baarde haar dit zorgen, aangezien hij de enige was die ze min of meer kende, maar ze besloot dit niet te laten merken en vond dat ze diegene die Phelan vertrouwde ook moest vertrouwen. Dat was tot Miguel zijn mond opentrok: "Ben je zeker dat je haar alleen wilt laten met mij?”
    Waar was ze in verzeild geraakt? Miguel wuifde Phelan ongeduldig weg en Eleanor stak kort haar hand een stukje op bij wijze van een afscheid, alvorens Phelan vertrokken was en zij achterbleef in een bakkerij vol mannen en enkele vrouwen die haar totaal onbekend waren. Ze draaide zich om naar Miguel, maar nog voordat ze ook maar één woord had kunnen zeggen kwam er een stortvloed aan woorden uit zijn mond: "Ooit al koeken gegeten? Waarschijnlijk wel, maar ik wil wedden dat je diegene die ik maak nog nooit gezien of geproefd hebt. Ik heb zo mijn eigen manier van bakken en die manier zou ik je best willen leren als je wilt. Natuurlijk moeten we dat spelbrood van jou ook wel in de gaten houden, maar dat moet nog wel even bakken voordat het klaar is dus dat moet gaan probleem zijn.”
    Elke keer dacht dat ze dat hij klaar was en deed ze haar mond alweer open om te antwoorden, alleen om hem vervolgens weer te moeten sluiten. Daarom zweeg ze nog enkele seconden toen hij haar vroeg of ze liever koeken of broden zou gaan maken alvorens te antwoorden. "Ik help wel met de koeken." Ze glimlachte er wat verlegen bij. Vroeger had ze altijd al het liefst geholpen met de koeken, het was makkelijker en je kon veel kanten op met het versieren. Daarbij roken de koeken zo heerlijk en Eleanor vond ze ook veel smakelijker dan broden. "Zeg maar wat ik moet doen."


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    De vraag van Miguel had Phelan wel verwacht, soms wilde de jongeman nog wel eens voorspelbaar zijn. ‘Ben je zeker dat je haar alleen wilt laten met mij?’ Kort was er een grijns op het gezicht van Phelan te zien, terwijl hij even zijn hoofd schudde, niet als antwoord op de vraag maar dat Miguel hem überhaupt stelde. Nog voordat hij een antwoord had kunnen geven praatte de bijna altijd vrolijke jongen weer verder. ‘Natuurlijk wil ik haar wel even in de gaten houden voor je, zolang je maar geen stommiteiten gaat uithalen.’ Het gebaar naar zijn handen kreeg Phelan wel degelijk mee, toch wierp hij geen blik op zijn handen, hij wist toch al hoe die er uit zagen, ingepakt en nutteloos. “Dat was ik niet van plan, ik heb al wel weer genoeg stommiteiten voor een geheel jaar uitgehaald.” Vertelde hij Panda. ‘Ja ja, zorg jij er maar voor dat je gedaan krijgt wat je wilt doen. Ik zorg er wel voor dat Eleanor de dag zonder kleerscheuren doorkomt.’ Miguel wuifde Phelan ongeduldig weg, iets wat hij helemaal niet erg vond. Na nog een glimlach aan de twee te hebben geschonken maakte hij dat hij weg kwam uit de keuken.

    Hij zou het Miguel misschien niet snel vertellen maar wat was Phelan hem dankbaar, dat hij nu even Eleanor onder zijn vleugel wilde nemen zodat hij buiten kon proberen zijn gedachten weer op een rijtje te krijgen. Vlak voordat hij de keuken had verlaten had Phelan nog een korte blik geworpen op de rest van het personeel, William had hij niet gezien dus ontsnappen zou nu wel moeten lukken. Vluchtig liep Phelan de gang door die naar buiten leidde. Zodra een vlaagje wind hem tegemoet kwam haalde de jongeman opgelucht adem. Vrijheid, of in ieder geval even niet in die drukke bakkerij aanwezig zijn waar iedereen hem aankeek omdat hij een jongedame had ingebracht die lang niet alle kneepjes van het vak kende. Nog altijd was het voor Phelan onduidelijk waarom hij de jongedame een slaapplek had aangeboden. Wat had hij in haar gezien? Potentie? Kathryn? Nee, nee, dat laatste zeker niet. Eleanor leek dan weliswaar een aardige meid te zijn, ze kwam wat betreft uiterlijk al niet eens in de buurt van Kathryn. Begreep hem niet verkeerd, Eleanor was wel een leuk plaatje maar Kathryn had bij hem nog altijd een streepje voor.

    Iedereen die hij tegenkwam terwijl hij over de binnenplaats liep knikte hij vriendelijk toe. Als hij maar liet blijken alsof hij gewoon wat in het dorp ging halen dan zou niemand hem tegenhouden. Zijn vingers prutsten met het verband rond zijn handen, het liefst wilde hij het eraf halen, hij voelde zich er ontzettend nutteloos mee maar hij wist dat het geen verstandig plan was. Bovendien zou hij van Kathryn een berisping krijgen als ze hem zonder het verband zag. Kathryn .. Wat hij precies van de hele situatie moest dingen wist hij nog altijd niet. Het was heel gemakkelijk om te zeggen dat ze hem ontzettend verward had. Zijn leven dat nog zo normaal had geleken toen hij vanochtend wakker was geworden in de bakkerij had in de span van een paar uurtjes flink op zijn grondvesten geschud. Een heel deel van zijn verleden dat hij zo zorgvuldig mogelijk had weggestopt kwam weer naar boven. Het verdriet, de teleurstelling en uiteindelijk de wrok had hij weg weten te stoppen gedurende zijn jeugd en met één blik waren ze allemaal weer terug. Alle gevoelens die hij had verdrongen waren in volle hevigheid terug gekomen bij het herkennen van haar gezicht. Zij, zijn kleine meisje .. Opgegroeid tot een prachtige vrouw. Verwoed schudde Phelan zijn hoofd, hij moest zich nu niet bezig gaan houden met zijn verleden dat zijn leven weer was komen binnen wandelen. Hij moest juist zorgen dat hij zichzelf bij elkaar kon rapen, hij moest terug naar het gevoel van vanochtend. De vraag was echter, hoe had hij zich vanochtend gevoeld? Het enige wat Phelan zich momenteel kon herinneren ging van het moment dat Kathryn hem verteld had dat hij een duivelskind was en vervolgens direct over naar vanochtend toen ze zich fatsoenlijk had voorgesteld. Kathryn Gervais ..

    Hij vond het vreselijk hoe hij weer terug in haar greep terecht was gekomen, in de ban van haar woorden, een duivelskind. Ze had het vanochtend goed proberen te maken, gezegd dat ze daar alle tijd voor uit zou trekken maar momenteel keek hij daar wat cynisch tegenaan. Zijn hele hoofd had ze onderste boven gehaald en daar baalde hij van. Het leek alsof grip op zijn gedachten krijgen onmogelijk was. Iedere keer als Phelan dacht de boel net op een rijtje te krijgen kwam er wel weer een gedachten voorbij die het rijtje als een huisje van de drie biggetjes omver blies. In dit geval had een gedachten over Eleanor, over Eleanor nog wel, er voor gezorgd dat zijn gedachten toch weer bij Kathryn waren uitgekomen. Wat hadden Eleanor en Kathryn nou gemeen? Afgezien van dat ze beide vrouw waren vrij weinig, leek het in eerst instantie. Met man en macht probeerde Phelan zijn gedachten weer terug te krijgen naar de vraag die hij zichzelf aan het stellen was geweest over Eleanor. Waarom hij haar bij Rastullah’s staart had aangenomen? Omdat hij haar wel goed assistent kon gebruiken herinnerde hij, maar ineens leek het een flut reden te zijn geworden. In principe had Phelan precies genoeg werk om zichzelf mee bezig te houden, als er dan een deel van zijn taken werden overgenomen door Eleanor zou hij alleen maar meer tijd overhouden. Hij betwijfelde echter of dat wel een goed vooruitzicht was, want dat betekende automatisch ook dat hij meer tijd had om na te denken en dus zouden zijn gedachten al snel gaan Kathryn. Nee, nee, hij moest nu niet aan haar denken! Het moest toch wel mogelijk zijn om minstens 10 minuten Kathryn niet in zijn gedachten te laten opkomen? Als dat al niet meer zou lukken was hij wel echt hopeloos verloren. In de tussentijd dat hij al deze gedachten de revue had laten passeren was hij de binnenplaats af gelopen, de bewakers had hij nog vriendelijk toegeknikt, waarbij hij hun blik naar zijn handen had geprobeerd te negeren. Door het witte verband leek de situatie nu veel ernstiger dan dat hij in werkelijkheid was, eigenlijk was de gebeurtenis om van te huilen. Welke gek verzon het ook om zijn frustratie op een muur te uit? Een muur, Phelan! Hij wilde zichzelf niet laten weg komen met het excuus dat voor de liefde alles geoorloofd was, want dat was echt een prut redenering. Het zou niet nodig moeten zijn om voor de liefde je vuisten te slopen. Hoe hij het ook wende of keerde, het was een ongelofelijk domme actie geweest. Waarvan hij blij was dat zijn collega’s hem niet hadden gezien want dan had hij het nog lang mogen horen, heel lang.

    Nu de jongeman de binnenplaats had verlaten begon hij koers te zetten naar rust en ruimte, het bos. Omdat zijn gedachten maar terug naar Kathryn bleven schieten besloot hij te gaan rennen, in de hoop zich te kunnen dwingen zijn gedachten bij zijn ademhaling te houden en niets anders. Adem in. Adem uit. Adem in. Kathryn .. Bij Rastullah’s staart! De jongeman kon zijn eigen gedachten wel wat aandoen maar besloot in plaats daarvan het tempo op te voeren, hoe harder hij ging hoe meer hij om zijn ademhaling moest denken. Langzaam verdween Kathryn naar de achterkant van zijn gedachten. Adem in. Adem uit. Adem in. Adem uit. De ene voet voor de andere en dat keer op keer. Hoelang er voorbij ging wist Phelan niet, waarschijnlijk hoogstens tien minuten toen hij vaart minderde. Hij had wel enigszins een conditie maar aangezien hij niet dagelijks rende en al helemaal niet op dit tempo hield hij dat geen eeuwigheid vol. Uiteindelijk begon de jongeman te lopen, met zijn handen gevouwen achter zijn hoofd en zijn gezicht iets naar de hemel gekeerd.

    Adem in. Adem uit. Adem in. Adem uit.

    Het duurde even, het resultaat mocht er echter zijn, hij kreeg zijn ademhaling weer terug naar normaal. De lichte steek die hij in zijn zij had gekregen was weer verdwenen als sneeuw voor de zon. Voor toch wel 15 minuten had hij niet aan Kathryn gedacht. Hoewel Phelan nu klaar was met rennen besloot hij zijn gedachten nog wat verder af te straffen door iedere keer dat Kathryn bij hem opkwam acuut over iets anders te gaan nadenken. Een blaadje dat hij aan de kant schopte met zijn voet, de vogeltjes die een melodietje aan het fluiten waren of dat hij wel weer eens wat meer aan zijn conditie mocht gaan doen. Misschien had hij dan toch iets gevonden om te gaan doen in zijn ontstane vrije tijd als Eleanor straks een aantal taken van hem uit handen zou hebben genomen. Een betere conditie opbouwen. Daarnaast kon hij weer bezig gaan met het schrijven van gedichten, iets waar hij weinig aan toe kwam door de drukte in de bakkerij. Hoe meer gasten aan het hof van de heer, hoe meer drukte. Doordat er onlangs uitverkorenen waren aangekomen was ineens de druk toch wel omhoog gaan. Ze moesten ten slotte bewijzen dat ze het waard waren om het brood en andere lekkernijen voor de uitverkorenen te bereiden. Wat betreft Phelan was dat grote onzin, uitverkorenen waren niet veel anders dan ieder ander mens, op hun speciale opleiding na dan. Het eten wat uit de bakkerij was altijd van uitstekende kwaliteit, dat kon niet nog beter alleen omdat er uitverkorenen waren.

    Langzamerhand begon het Phelan op te vallen dat hij wel bij een hele bijzondere plek kwam, een plek waar hij nu momenteel liever niet aan dacht maar toch liep hij door. Langzaam verscheen een lichte glimlach op zijn gezicht toen hij weer voor zich zag hoe hij in deze omgeving Kathryn had ontmoet. Op het moment dat er nog helemaal niets aan de hand was. Beide waren ze nog klein geweest, hij net wat groter dan haar, tenslotte was hij 2 jaar ouder. Eén simpele ontmoeting tussen een meisje van adel en een doodnormale jongen was genoeg geweest om een goede vriendschap op te bouwen. Phelan herinnerde zich nog goed dat ze hier vaak waren geweest, als het zomer was met een stralende zon maar ook als er net sneeuw was gevallen in het hartje van de winter. Op deze plek overviel een vreemd soort rust hem, zijn hele hersenspinsels werden automatisch op pauze gezet, iets wat hem hiervoor niet was gelukt. Zijn handen liet hij langzaam zakken, tot ze weer naast zijn lichaam bungelden. Hij zag voor zich hoe ze hier hadden gespeeld, meerder malen, hoe ze anderen plekken waren gaan ontdekken, hoe ze tranen met tuiten hadden gehuild of bijna buiten adem waren geraakt door het vele lachen. Deze plek hield veel goede herinneringen voor Phelan, deze hele omgeving deed dat. Langzaam begon het besef bij hem door te dringen dat hij deze rust moest bewaren, deze plek was de basis geweest van hun vriendschap. Phelan had wel vaker gehoord dat als je het niet meer wist, dat je dan terug moest keren naar de basis. Vaak had hij zich afgevraagd waar die basis dan lag, maar wat betreft de vriendschap met Kathryn had hij de basis weer gevonden. Hier, op deze plek in het bos waar het allemaal was begonnen. Het begin van al het goed gevolgd door al het kwaad.

    Voor een moment hoopte Phelan dat hij opnieuw dat kleine jongetje kon zijn, zodat hij alles wat ze ooit hadden gehad opnieuw kon ervaren. Al snel schudde hij deze gedachten echter weer van zich af, opnieuw alles mee maken betekende ook opnieuw te horen krijgen dat hij een duivelskind was. Van zijn beste vriendin. Een duivelskind. Hij balde zijn vuist, tegenwoordig wist de jongeman beter. Hij was geen duivelskind, nooit geweest en zou dat ook nooit worden. Op het moment dat zijn beste vriendin hem dat echter had verteld had hij het geloofd. Een kleine jongen had geloofd dat hij vervloekt was door de duivel, dat er nooit iets goeds van hem terecht kon komen. Dat hij voor altijd een prutser was, die alleen maar ongeluk zou brengen. Beverig haalde hij adem, alvorens zichzelf te dwingen diep te ademen. Nee, hij ging deze prachtige plek niet vervuilen met wrede woorden uit het verleden. Woorden die hij nooit verdient had en nog steeds niet verdiende. Met zijn blik gericht op zijn voeten probeerde hij opnieuw de rust van deze plek aan te raken.

    Adem in. Adem uit. Adem in. Adem uit.

    Geheel gericht op zijn ademhaling meende hij in de verte de stem van Kathryn te horen toen ze nog jong was. Hoe ze zich had voorgesteld en hoe Phelan daarop had gereageerd. Ja, zo moest deze plek blijven. Vol gestopt met goede herinneringen, alleen maar goede herinneringen. Langzaam draaide hij zijn lichaam om, nadat hij zijn hoofd had opgericht en begon weer te lopen. Minder in de war dan voordat hij hier kwam, rustiger in lijf en leden, gekalmeerd en zelfs met een glimlach op zijn gezicht. Om niet nog een keer hetzelfde stuk terug te nemen besloot hij bewust een ander pad te kennen, eentje die hij dacht te herkennen van vroeger maar van welke hij dat niet zeker wist. Dit pad was duidelijk minder vaak belopen dan degene waarover hij daarnet was komen rennen, dus zo af en toe moest hij een tak op zij duwen of uitwijken naar het gras. Het was gelukkig niet iets dat hij erg vond, het paste wel bij de goede herinneringen die hij had aan de plek waar hij daarnet was geweest. Op een goed moment hoorde hij geluiden die leken aan te geven dat hier meer mensen waren dan hij alleen. Phelan wilde absoluut geen problemen met wie het ook maar mocht zijn. Problemen kon hij er nu even niet bij hebben. Als iemand van adel hem sowieso zou zien dan was hij flink de sigaar, dus dook hij wat weg in de bosjes, weg van het geluid. Zo geruisloos als mogelijk was vervolgde hij zijn weg. Toch was hij enigszins nieuwsgierig naar wie er zich hier in het bos begaf. Phelan besloot te proberen zo onopvallend mogelijk een glimp op te gaan vangen van wie er ook maar tijd doorbracht in het bos. In eerste instantie zag hij één paard, wat echter al snel werd gevolgd door een jongedame en een jongeman die op een kleed zaten. Aan het eten te zien dat ze bij zich hadden leek het wel alsof ze aan het picknicken waren. Het lukte Phelan al gauw om een blik van het gezicht van de jongeman op te vangen. Het gezicht kon hij niet zo snel plaatsen al wist hij wel zeker dat hij deze man eerder had gezien, waar of wanneer kon hij zich niet herinneren. Luttele seconden later kreeg hij zicht op het gezicht van de jongedame, iets wat zijn hart deed stil vallen.

    Kathryn ..

    Kathryn Gervais. De vrouw die eerder vandaag zijn handen nog had verbonden. Het was als een donderslag bij heldere hemel. Van alle vrouwen die hij hier had verwacht was zij wel de laatste geweest. Met die man nog wel, die man waarvan Phelan niet eens wist wie het was. De in eerste instantie ontstane verbazing was al snel omgeslagen naar verontwaardiging en woede. Wat moest Kathryn bij Rastullah’s staart met die man hier? Was dat de man aan wie ze was uitgehuwelijkt? Zijn kleren leken te leiden tot een nee als antwoord maar helemaal zeker wist hij het niet. Allemaal lief en aardig doen tegen Phelan om daarna achter zijn rug om af te spreken met een andere man. Een man van haar leeftijd nog wel. Misschien was hij wel niet haar verloofde maar haar scharrel, wist Phelan veel wat ze allemaal uitspookte. Er waren heel wat jaren over het einde van hun vriendschap heen gegaan, er kon van alles gebeurd zijn. Hoewel Kathryn een vrij eerlijke indruk op hem had gemaakt wist hij nu ineens niet meer wat hij moest geloven. Het plaatje voor hem was vrij duidelijk. Ze ging met een man picknicken die Phelan niet kende. De enige waarmee ze vroeger ging picknicken was Phelan, was hij niet gewoon vervangen voor deze man? Wat had hij wel te bieden dat Phelan niet had? De man had vast één of andere hoge positie, daar leek Kathryn altijd al gekickt op te hebben zolang ze haar rijke leventje maar in stand kon houden. De jongedame had vandaag wel beweerd dat ze alle zou achterlaten om verder te gaan met Phelan, plots geloofde hij daar geen woord meer van. Jaren konden een mens veranderen. Ze meende dat ze vroeger had gelogen, dat hij helemaal geen duivelskind was, maar als ze toen zo goed had kunnen liegen dan zou ze dat nu ook nog kunnen. Na een ontmoeting na al die jaren loog ze hem nog steeds voor. Wat haar bedoeling met Phelan was, was hem onduidelijk maar veel goeds kon het niet betekenen.

    Wedden dat ze hem later weer gewoon een duivelskind ging noemen? Een kind van het kwaad. Ondanks de woede die Phelan zijn bloed deed koken maakte hij wel dat hij geruisloos weg kwam. Momenteel had hij alles behalve behoefte aan een Kathryn die hem ging vertellen dat het niets was. Jaja, daar was hij eerder vandaag goed in getrapt. Al die jaren geleden had ze een goed besloten genomen door de vriendschap te beëindigen, kennelijk was die nog altijd gemeend van slechts één kant, de kant van Phelan. Zijn handen balde hij tot vuisten, hij ging dit keer echter nergens tegenaan slaan. Hij had immers genoeg stommiteiten uitgehaald voor een geheel jaar, zoals hij Miguel had verteld. De jongedame die daar zo leuk zat te picknicken met die man was het niet waard. Hij was veel beter zonder haar af. Dit duivelskind kon in zijn eentje de wereld veel beter aan, dan met haar. Alles in het lichaam van Phelan verstrakte, ze kon het bekijken. Al haar woorden waren leugens geweest, ieder woord. Ze verdiende het niet om in zijn gedachten voor te komen, het was dom van hem geweest om haar de ruimte in zijn gedachten in te laten nemen. Ontzettend dom. Er ging nu snel verandering inkomen. Hij zou zich gaan storten op zijn werk, daar waar hij al zijn creativiteit in kwijt kon. Kathryn kon het bekijken.

    Zodra Phelan weer op een normaal pad was, vlak bij het dorp liet hij zijn strakke houding varen. Hij wilde geen vragen, hij wilde er geen woorden aan vuil maken. Door zijn woede vergat Phelan volledig dat hij eigenlijk gewoon ontzettend gekwetst was. Degene die hij weer een kans had willen geven bedroog hem zo ontzettend achter zijn rug om. Dat hij daar ooit in getrapt was. Wat Phelan nooit zou gaan toegeven was dat hij eigenlijk jaloers was op de jongeman die tegenover Kathryn had gezeten op het kleed. Hij zou nooit toegeven dat hij jaloers was op de man die wel de aandacht kreeg van die prachtige vrouw. Al die gevoelens stopte hij zo ver weg dat alleen de woede nog maar overbleef, het enige wat hem kon behoeden van verdere fouten.
    Dit duivelskind ging zijn duivelse zaken verder zetten en hij zou er verdomd duivels in worden.

    [ bericht aangepast op 4 juni 2014 - 20:36 ]


    Stand up when it's all crashing down.

    Scipio Alban D'Ucello - Ex-uitverkorene/Trainer

    Nadat ik me kort gewassen heb met koud water voel ik me weer opgefrist van de training met Tsuryl. Terwijl ik me aankleed en mijn haar fatsoeneer kijk ik naar het wezen. Hij ligt te slapen op het grote, luxe vervaardigde kleed in het midden van mijn kamer. Met een glimlach loop ik langs hem heen en aai vluchtig over zijn kop. Het is een tijd geleden dat ik heb besloten Tsuryl in mijn vertrekken te houden in plaats van op stal te zetten en ik heb er tot nu toe geen spijt van gehad. De meeste hovelingen zijn er ondertussen ook aan gewend, al wordt zijn eten nog steeds in een emmer klaargezet bij de stallen. Meestal loop ik na afloop van het diner daar langs om het op te halen. Enkele staljongens, degenen die niet alleen dom hun werk uitvoeren maar ook nog werkelijk nadenken bij wat ze doen, komen het echter langs brengen. Voor die gevallen laat ik de deur van mijn kamers meestal open. Mocht er een kwaadwillende bezoeker komen, dan is Tsuryl hier immers om alles te beschermen.

    Goedgehumeurd loop ik richting de kamer waar Hawthorne verblijft. De geuren van het eten komen me al tegemoet en met een oprechte glimlach groet ik de mensen die ik in de hal tegen kom. Zodra ik bij Hawthorne voor de deur sta klop ik en wacht geduldig tot de deur geopend wordt. Wat ik zie zodra ze tevoorschijn komt bevalt me echter allerminst. Haar jurk is netjes en gelukkig heeft het meisje dat haar hielp naar me geluisterd en niet toch stiekem iets op haar gezicht gesmeerd. Maar haar haar hangt in weelderige, losse lokken over haar schouders. Bij iedere andere jonge vrouw had ik aangenomen dat het een teken van vergeetachtigheid was. Of misschien wel ongehoorzaamheid, maar niet met grotere bedoeling, puur omdat ze het liever los had dan opgestoken. Dat zit echter anders bij Hawthorne. Haar ogen glinsteren vervaarlijk en ik hoor de onderdrukte grijns in haar stem wanneer ze me begroet. Dit is een teken van verzet. Een stille oorlogsverklaring waarmee ze me nu al wil laten zien dat ze zichzelf heus wel weet te redden. Mijn irritatie is gelukkig slechts van kleine invloed op mijn humeur en met een diepe binnensmondse zucht knik ik naar haar ter begroeting. 'U ziet er degelijk uit, juffrouw Hawthorne.' Met een lichte frons vernauw ik mijn ogen, alsof ik probeer te plaatsen wat er niet klopt. 'Alleen zie ik dat het meisje dat bij u was... Emma, was het niet? Dat Emma uw haar niet heeft opgestoken, terwijl ik haar dat uitdrukkelijk verzocht had. Daar zal ik haar helaas op aan moeten laten spreken.' Ik zie haar gezicht betrekken, maar realiseer me dat het geen teleurstelling of schaamte is die ik zie. Het is woede, die de vlam van haar verzet alleen maar aanwakkert. Ik ontspan mijn gezicht en praat verder op iets mildere, maar nog steeds koele toon. 'Luister, juffrouw Hawthorne. Ik kan begrijpen dat u het niet fijn vindt als ik beslissingen maak over zaken als uw haar of kleding. Het is begrijpelijk, maar u zult zich er naar moeten schikken. Als u ervoor zorgt dat iemand directe orders of opdrachten negeert, zeker als die afkomstig zijn van iemand die een hogere positie heeft dan uzelf, dan brengt u hem of haar daarmee in de problemen. Zelfs acties die schijnbaar zo onschuldig zijn als deze hebben gevolgen. Mijn verzoek uw haar op te steken was niet alleen vanuit esthetische redenen gemotiveerd, het was ook handig geweest bij de training na afloop van het diner.' Een groepje hovelingen komt al pratende voorbij en ik zie ze nieuwsgierige blikken werpen op mij en mijn protegé. 'Hoe het ook zij, laten we ons maar richting de diner zaal begeven.' Weer bied ik mijn arm aan en ik wacht tot Hawthorne hem heeft aanvaard, waarna we verder lopen. Ik vermoed dat mijn woorden de situatie niet veel beter hebben gemaakt. Bij barbaarse lieden kom je met welbespraaktheid nu eenmaal niet ver. Hopelijk zullen we meer respect voor elkaar krijgen tijdens het trainen. Ik heb nu al schoon genoeg van de arrogante en bijdehante houding van mijn leerlinge.

    Zwijgend lopen we de drukke eethal in. Aan de lange tafels zitten mensen te eten, discussiërend, pratend en roddelend. Het duurt niet lang voordat ik Sarnek zie zitten, mijn collega trainer. Aangezien hij ook een leerling heeft zal hij zich op het moment waarschijnlijk het minst storen aan Hawthornes onbehoorlijke gedrag, en dus besluit ik me bij hem te voegen. Daarbij kan het geen kwaad mijn medetrainer beter te leren kennen. Aangezien Sarnek nooit uitverkorene is geweest en hier pas kort is, heb ik nog nooit met hem gesproken en daar wordt het onderhand toch wel tijd voor. 'Heer Saye,' begroet ik hem formeel terwijl ik tegenover hem plaatsneem en Hawthorne wijs op de zitplaats naast me. 'Volgens mij zijn we nooit officieel aan elkaar voorgesteld.' Ik steek mijn hand naar hem uit en met een ferme handdruk begroeten we elkaar. 'Mijn naam is Scipio Alban D'Ucello. Dit is mijn leerlinge, Esmée Hawthorne.'

    [ bericht aangepast op 15 juni 2014 - 18:59 ]