• Story
    • Rollentopics: 1 II 2 II 3 II 4
    • Speeltopics: 1 II 2
    • Regels: 300 woorden II ABN II Standaard


    The Avalon Tradition.
    De wereld waarin het zich afspeelt is een magische wereld. Het zit vol mensen van verschillende rassen, magische wezens en gekke drankjes. De tijd waarin het zich afspeelt is de vergelijken met de Middeleeuwen, maar then again, het is een fantasiewereld.
    Deze wereld is opgedeeld in acht provinciën: Fincayra, Varigal, Rodirraen, Dahngard, Lund, Aondir, Tintagel en Dragenfeld, en verschillende eilanden.

    Er is een traditie dat de provincies om de vijf jaar vier uitverkorenen moeten voortbrengen, twee jonge mannen en twee jonge vrouwen, de Wachters van de Provinciën. Deze traditie gaat eeuwen terug en de meesten weten niet meer precies hoe de traditie is ontstaan, toch hebben de uitverkorenen vaak veel aanzien.
    Het verhaal gaat dat toen de provinciën nog in oorlog waren er duizenden en duizenden mensen sneuvelden in de strijd. Daarom besloten de koningen van die tijd een select gezelschap te gaan trainen, vier mannen in het bezit van een machtig en magisch wezen. Dit laatste om tijd te sparen, zo hoefden de mannen niet meer te trainen met een wezen en er een band mee te scheppen, op deze manier bleef er meer tijd over om de vier te trainen op andere vlakken. Snelheid, kracht, conditie, maar ook bijzondere onderdelen zoals overleven in de wildernis, bespioneren en ga zo maar verder. Deze vier mannen werden erop uit gestuurd om te strijden en zo werd jarenlang bepaald welke provincie de meeste macht zou krijgen. Elke vijf jaar moesten de provincies opnieuw strijden om hun macht te behouden, of om eindelijk meer macht te krijgen.

    Door de jaren heen veranderde de mensen en zo veranderde ook deze traditie mee, maar hij verdween niet. Voortaan waren er ook vrouwelijke uitverkorenen en ook was het niet langer een eis dat de uitverkorene in het bezit was van een machtig en magisch wezen. Het belangrijkste verschil was nog wel dat er uiteindelijk vrede werd gesloten en vandaag de dag hoeven de uitverkorenen niet meer tegen elkaar te strijden tot de dood erop volgt.

    De uitverkorenen, meestal gewoon De Wachters (van de Provinciën) genoemd, zijn tegenwoordig vooral bedoeld als voorbeeld voor het volk. Door deze voorheen gewone dorpelingen hogerop te laten komen, worden zij een idool en blijven de dorpelingen hopen op deze kans. Het volk zou zich beter gaan gedragen en de heerschappij van de koning sneller accepteren. De Wachters hebben dus naast de normale trainingen zoals die van vroeger ook een andere taak, die minstens even lastig is, geliefd worden bij het volk.

    Gelukkig staan de Wachters er niet alleen voor, ze hebben immers een trainer. De twee vrouwelijke uitverkorenen delen er één en de mannelijke ook. Dit was ook jarenlang geleden geregeld, zodat de uitverkorene niet in de weg gestaan zouden worden door gevoelens zoals liefde.

    De Wachters die voorheen net zo gewoon waren als ieder ander, worden ineens voor de leeuwen geworpen, hoe reageren zijzelf en alle anderen hierop?


    Deze RPG:
    Deze RPG kan naast deze simpele verhaallijn wel wat pit gebruiken, maar het leek mij saai als ik zelf alles al van te voren vast zou leggen. Daarom laat ik jullie heel erg vrij in het verzinnen van allerlei leuke wendingen. Maak een huurmoordenaar, laat sommigen personages samen komen om het bestuur dwars te zitten, laat mensen elkaar saboteren en gebruiken, jaloerse broers/zussen etc. Zorg voor een hoop drama en actie, ik laat jullie hier helemaal vrij in (:

    Lijst om mee te doen:
    Rol:
    Volledige naam:
    Geslacht:
    Leeftijd: 16-30
    Uiterlijk:
    Karakter:
    Afkomst:
    Geschiedenis:
    Extra:

    Rollen:
    Oudste zoon heer: Cashby: Quinten Vermond - 25 (2,20)
    Nauwe verwanten heer:
    Florentina: Camille Ariane Vermond - 20 - Dochter (1,4)

    Trainers:
    Vluuv: Scipio Alban D’Ucello - 32 (4,14)
    Ewijn: Sarnek Learco Saye - 29 (1,19)

    Uitverkorenen:
    Asami: Esmée Hawthorne - 23 (1,6)
    bezet

    Personeel heer:
    Goldenwing: Phelan Laoidheach Aedán Ruadh - 26 - Bakker (2,20)
    Florentina: Daniel Skylar - 25 - Arts (2,2)
    Cashby: Miguel Fuentes - 27 - Bakker(4,12)
    Onbeperkt

    Dorpelingen:
    Asami: Eleanor Collins - 21 - Op reis (2,8)
    Cashby: Amerigo Vieri - 20 - Hulpje v/d smid(4,5)
    Onbeperkt

    Overig:
    Hiraeth:Kathryn Maegan Gervais - 24 - Zus van Evelyn (2,2)
    Onbeperkt

    [ bericht aangepast op 4 juni 2014 - 19:24 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Esmée Hawthorne ~ Uitverkorene
    Toen er op haar deur geklopt werd wist Esmée zonder te kijken al wie dit zou zijn. Ze haalde nu al meer plezier uit het dwarszitten van heer d'Ucello dan ze zou moeten. Ze was haar eigen baas en ze zag niet in hoe ze hem het zou moeten laten begrijpen dan in de vorm van protesten zoals deze.
    Toen ze de deur opende had ze een onschuldige glimlach rond haar lippen die door de blik in haar ogen eerder leek op geamuseerd en bijdehand. Tot haar verbazing bleef heer d'Ucello echter kalm en volgde er weer een monoloog. Ze vroeg zich af of hij ooit boos werd en hoe hij er dan uit zou zien. Terwijl ze zich dit voor de geest probeerde te halen sloeg de licht getinte dame haar armen over elkaar en keek langs hem heen, alsof ze niet luisterde, terwijl ze in de tussentijd elk woord dat hij zei opving. Een tactiek die ze vroeger al toepaste en die haar vader altijd tot een woede uitbarsting had gedreven. Nee, ze had het niet van een vreemde. Waarschijnlijk hechtte heer d'Ucello minder waarde aan haar uiting van ongenoegen, maar dit weerhield haar er niet van hem te laten blijken dat hij, of ieder ander hier, geen zeggenschap over haar had. Toen hij erover begon dat ze zich moest schikken naar hoe het hier ging kon ze zich dan ook niet meer inhouden."Waarom zou ik-" Ze had boos haar stem verheven, maar zodra ze zich bewust was geworden van de wachters die leken te smullen van het schouwspel had ze haar lippen op elkaar geperst. Thuis deerde het haar nooit wie er bij was en wie niet, mensen wisten hoe ze in elkaar zat en waren er aan gewend. Deze situatie vroeg echter om andere maatregelen en met moeite kalmeerde ze zichzelf zo goed en kwaad als het kon.

    "Ik zie geen enkele reden om me de les te laten lezen door mensen die noch mijn respect nog mijn vriendschap hebben gewonnen," deze keer kwamen de woorden als een fluistering, waarin duidelijk haar ingehouden woede doorklonk, over haar lippen. Haar woorden waren zacht genoeg geweest om niet door de wachters gehoord te zijn en ze vond het tijd om haar plan in werking te zetten. Operatie wordt geliefd door het volk. Ze ging weer rechtstaan en wierp vanuit haar ooghoeken een vluchtige blik op de wachters om er zeker van te zijn dat ze luisterden. Hij kon doen alsof hij kalm was, maar Esmée vermoedde door zijn preken van die dag dat hij allicht geïrriteerd moest zijn. Hij zijn masker, zij de hare. Het was niet hoe ze het spel gebruikelijk speelde, maar haar nieuwe leven smeekte er om. "Heer, Emma deed niks anders dan haar werk en deed dit goed. Het is niet nodig het meisje te straffen." Met moeite wist ze een glimlach op haar gezicht te krijgen, maar ze hoopte dart het er voor omstanders overtuigend genoeg was. Ze moest mensen aan haar kant zien te krijgen, op die manier hoopte ze dat goed nieuws haar vader zijn oren zou bereiken. Daarnaast hoopte ze, maar verwachtte anders, dat haar trainer zou begrijpen dat hij haar niet continue de les hoefde te lezen. Voor nu vond ze het in ieder geval genoeg en zwijgend liet ze hem zijn verhaal vervolgen.
    "Training?" vroeg ze plots, verbaasd over het feit dat de dag blijkbaar nog lang niet over was. De training van vanmorgen had haar uitgeput, alle toestanden hadden haar uitgeput en toch was het kennelijk nog niet genoeg. Deze keer ontmoetten haar donkere kijkers die van hem. "Ik hoop dat ik niet hoef te trainen in mijn jurk, dus wanneer ik mij omkleed is er ook tijd om mijn haren alsnog vast te maken." Ze onderdrukte de drang om haar hand eigenwijs in haar zij te plaatsen, maar de arrogantie kon ze niet direct van haar gezicht weren alvorens haar mondhoeken toch omhoog krulden in een onschuldige glimlach. Dit ging een lange avond worden, dacht ze zuur en stak haar arm door die van hem. Het zou haar lukken, hoe moeilijk kon het zijn door mensen te worden gewaardeerd?

    Met een hoop air en een kleine glimlach op haar gezicht liep Esmée zwijgend naast haar trainer. Af en toe knikte ze als begroeting naar een voorbijganger in de hoop dat dit kleine gebaar gewaardeerd zou worden. Hoe dichter ze bij de eetzaal kwamen, hoe drukker het in de gangen werd en hoe meer ogen er op het tweetal gericht werden en hier en daar waren er fluisteringen hoorbaar. Esmée brandde van de nieuwsgierigheid, wat zouden ze zeggen? Maar ze moest het doen met de blikken in de mensen hun ogen, die vaak snel werden afgewend als zij hun kant op keek. Het was vast een etiquette, bedacht ze zich en wilde dat ze meer tijd had besteed aan het leren van die regels. Het ging lastiger worden om de harten van de mensen te veroveren wanneer ze zo weinig weet had van hun doen en laten. Nog erger was dat ze vreesde niet mee te kunnen praten met hun gesprekken.
    Een veilige keus, dacht ze zuur toen heer d'Ucello haar naar de andere trainer leidde die ze eerder al had ontmoet. Blijkbaar had haar trainer weinig vertrouwen in haar mogelijkheden om zich te kunnen mengen en de drang om hem het tegendeel te bewijzen groeide weer. " 'Mijn naam is Scipio Alban D'Ucello. Dit is mijn leerlinge, Esmée Hawthorne," stelde haar trainer hen voor, alsof zij zelf niet kon praten. "Wij hadden elkaar geloof ik eerder al ontmoet," sprak Esmée, voordat er weer voor haar gesproken werd. De glimlach die eerder weer van haar gezicht verdwenen was kwam kort weer tevoorschijn, alvorens haar ogen afdwaalden. De dame streek een lok haar achter haar oor en keek naar de menigte mensen, op zoek naar een bekend gezicht. Dit waren er helaas niet veel, tot nu toe waren er slechts drie mensen geweest die ze had gemogen en waarvan ze de namen had onthouden. Camille Vermond, Daniel Skylar en heer Vermond met zijn ravenzwarte haren. Ze had een keer met hem gedanst en- Een geweldig idee schoot haar hoofd te binnen, ze had toentertijd wat met hem gepraat en hij was beter gezelschap geweest dan de anderen hier en ze had een vermoeden dat ze wel een goede indruk achter gelaten had. Als ze Quinten Vermond kon vinden kon ze het heer d'Ucello inwrijven dat ze zich ook zonder hem kon redden. Alleen waar was hij? In plaatst van de haren die de kleur van de nacht droegen zag ze een bruine bos haar met een gezicht dat haar zeer bekend voorkwam, Camille. Esmée's ogen probeerde contact te maken met die van de jonge vrouw, in de hoop dat die haar hier zou kunnen wegkrijgen voordat de twee trainers informatie met elkaar zouden uitwisselen die haar weinig kon boeien. Of erger, voordat er één of andere hoge pief een gesprek met haar aan zou proberen te knopen over economische zaken, of vrouwen die het wilden hebben over de laatste mode. Esmée zou zich nog meer op haar gemak voelen in een hol van draken dan dat ze hier deed, tussen al die mensen met wie ze geen enkele connectie voelde.

    [ bericht aangepast op 17 juni 2014 - 15:17 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Amerigo Vieri

    Een grimas was op zijn gezicht te zien terwijl hij zijn hand op de snee op zijn arm drukte. Licht sijpelde lichtjes tussen zijn vingers door en zijn blauwe kijkers schoten om de zoveel tijd even de zaak rond om er zeker van te zijn dat er geen klanten aanwezig waren. Als er wel klanten waren, zou hij die moeten helpen en dan zou hij zijn hand nog moeilijk tegen zijn arm gedrukt kunnen houden. Hopelijk had Milla niet al teveel gemerkt van de snee en het iets of wat felle licht dat daardoor naar buiten kwam kijken. Hij het best spijtig zijn moest ze het wel gezien hebben en hem zien als een freak of iets dergelijks. Amerigo ging er toch vanuit dat het niet normaal was dat er licht uit een wonde kwam in plaats van bloed. Hij had de dame echt aardig gevonden. Normaal aardig, niet het soort aardig wanneer mensen je zielig vonden en je behandelden als iemand die mentaal achter stond. In de tijd dat hij was gaan rondreizen had hij met beiden soorten ‘aardig’ zijn te maken gehad. Hij probeerde zich er alleen zo min mogelijk van aan te trekken, al was hij wel gekwetst als hij eenmaal uitvond dat mensen hem zielig vonden. De jongen had eigenlijk totaal geen idee waarom mensen dachten dat hij zielig was. Door zijn onschuld, het feit dat hij het goede in mensen bleef zien, dacht dat de wereld nog gered kon worden? Niet dat hij precies wist wat er juist in de wereld gaande was, maar de gesprekken die de ronde deden was genoeg om er zijn eigen beeld wat van te maken. Waarom hij daarom nog altijd dacht dat alles te redden was en mensen misschien nog wel konden veranderen? Omdat hij nog niets gezien had van het ‘ongeluk’ in de wereld. Tot nu toe waren er toch nog maar amper mensen geweest die een heel slechte indruk op hem hadden nagelaten. Het was overigens ook niet makkelijk om ervoor te zorgen dat hij je echt als iets ‘slechts’ zag, maar als je sommige mensen moest geloven zouden er ergens wel mensen rondlopen die het nog voor elkaar zouden kunnen krijgen.

    Een triomfantelijk grijns verscheen op zijn gezicht toen hij een stuk proper stof vond dat groot genoeg was om rond zijn arm te passen. Voorzichtig haalde hij zijn hand van de wonde af, stroopte zijn mouw omhoog en wikkelde het stuk stof om zijn arm heen. Een knoop was genoeg om ervoor te zorgen dat alles mooi op zijn plaats bleef zitten. Mooi, nu kon hij tenminste weer aan het werk zonder dat hij bang hoefde te zijn dat iemand ook maar iets zou merken. Alhoewel het waarschijnlijk wel even geduurd zou hebben voordat ze erachter gekomen waren dat het licht uit zijn arm en niet van het vuur waarin hij het ijzer bewerkte afkomstig was. Voorzichtig pakte Amerigo een van de hoefijzers waar hij mee bezig was geweest voor zijn pauze terug op en hield het voor zich zodat hij het fatsoenlijk kon bekijken. Een frons verscheen in zijn voorhoofd toen hij een oneffenheid opmerkte en met een tang hield hij het ding terug in het vuur zodat het metaal terug een beetje zachter zou worden zodat het terug bewerkbaar was. Zo’n klein oneffenheidje was er snel uitgewerkt, dus zo’n probleem was het niet. Het vormde pas een probleem als hij het zo bij een klant zou afleveren.

    Een half uurtje later waren al de vier hoefijzers helemaal klaar en afgekoeld en waren ze dus klaar om naar de klant gebracht te worden. Even roepen dat hij weg was, was genoeg om ervoor te zorgen dat de rest het ook wist en snel haastte hij zich naar buiten. Die hoefijzers moesten normaal al een paar uur vroeger geleverd zijn, maar hij dacht niet dat de man daar zo’n probleem van zou maken. De hoefijzers waar zijn paard op dit moment mee rondliep konden makkelijk nog een dag of twee mee, dus er was nog genoeg tijd om het dier nieuwe te geven zodat het zich niet zou bezeren. Het feit dat Amerigo zijn blauwe kijkers op de grond gericht hield, zorgde ervoor dat hij pas wist dat er een man voor zijn neus liep toen hij ertegenaan knalde en met hoefijzers en al tegen de grond ging. Met een grimmige trek rond zijn mond, wreef hij even met zijn hand over de plek waar zijn hoofd de grond geraakt had en in een soepele beweging stond hij terug op. “H..het spijt me. I..ik h..oop dat u zich niet b..bezeerd heeft?” De woorden verlieten, ondanks het gestotter tussendoor, op een redelijk snel tempo zijn lippen terwijl hij zich bukte om de gevallen hoefijzers op te rapen. “Ik l..lette niet op. H..het spijt m..me echt heel erg.”

    (Ik blijf toch bij de clichés)


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Daniel Skylar~ Hofarts


    Het einde van zijn werkdag zat erop. Mits hij niet door iemand op de gangen zou worden aangesproken. Het gebeurde vaak genoeg dat hij werd onderschept door een dienstmeid omdat zij een gewonde had gezien of dat hij zomaar midden in de nacht wakker gemaakt moest worden vanwege een onwel persoon van zekere stand. Dat deerde hem nooit, want zijn werk was bijna zijn leven en zijn leven bestond grotendeels uit zijn werk. Vrije tijd heeft hij niet veel. Als het zo voorkomt dat hij vrij is verzint hij wel om iets te doen. Dit kon van alles zijn, maar het bijwerken van zijn administratie hoorde hier niet bij. Dat schoof hij het liefste zo lang mogelijk van zich af. Nu was hij vrij en keek hij op het horloge dat op zijn bureau lag. Het ding droeg hij eigenlijk nooit, ook al zou hij dat wel moeten doen. Het was een prima tijd om even buiten de deur uit eten te gaan.

    Uit eten gaan was iets dat Daniel niet vaak deed. Vandaag had hij wel zin om uit eten te gaan. Misschien kwam het door Esmée. Zij had hem aan zijn vroegere thuis doen denken en wekte het gevoel dat hij even weg van het hof wilde zijn als geen ander op. Zelfs het merendeel van het personeel hier leek zich anders te gedragen dan alle andere streken in het land. Dat hij hier niet bij hoorde, mocht duidelijk zijn. Meestal ging Daniel niet uit, maar zat samen met ander personeel in de personeelskeuken te eten of, mocht hij geen zin hebben in gezelschap, nam hij het mee naar zijn eigen kamertje. De man vond het niet erg om in zijn eentje in een restaurant of andere publieke gelegenheid te zitten. Hij was niet zo iemand die duizend en één mensen om zich heen moest hebben om tevreden te zijn.

    Daniel zijn blik ging naar zijn kast. Hij moest maar iets anders aantrekken dan zijn gebruikelijke werkkleding. Iets dat zijn tatoeages enigszins bedekte, want hoewel hij wel buiten het hof in zijn normale kleding gezien kon worden, had hij toch de neiging om deze half af te dekken. Het kwam vaak genoeg voor dat dorpelingen of mensen van hogere stand hem herkende als hofarts en dan kon hij er maar beter redelijk netjes uitzien. Voor zijn doen dan. Een simpele broek, kort jasje en shirt vond hij goed genoeg. Hij was geen vrouw en ging daarom ook niet nadenken over hoe hij eruitzag. In zijn kamer was wel een spiegel, maar deze gebruikte hij nauwelijks. Nadat hij zijn bruine laarzen aanhad gedaan en wat geld in zijn zakken had gestopt, ging hij op weg richting het dorp. Daar aangekomen ging hij naar dezelfde herberg als waar hij altijd heen ging. Origineel was hij niet. Hij vond het belangrijker dat het bier daar goed smaakte.

    Hij opende de deur en keek even kort in de herberg rond. Hier en daar zaten een aantal groepjes mensen maar hij zag op het eerste gezicht geen bekenden. Meestal kwam hij hier alleen om bier te drinken, maar ze zouden ongetwijfeld ook wel iets fatsoenlijks te eten hebben. In dat opzicht was hij ook niet zo kieskeurig. Als het maar warm was. Hij ging op een van de barkrukken zitten en zocht naar de barvrouw, totdat deze hem leek te hebben opgemerkt. Lag het aan hem of had hij de vrouw hier nog nooit gezien? Het was een tijd geleden dat hij in de herberg was geweest, maar veel dingen leken er binnen nog niet te zijn veranderd. “Hebben jullie ook iets te eten?” vroeg hij aan de dame. Ze had bruin krullend haar en een smal figuur. Nee, hij kon haar niet herkennen. Hij besloot om er maar niet naar te vragen, straks zou ze hier al een eeuwigheid werken en zou hij haar beledigen door te zeggen dat hij haar nog nooit hier had gezien. “Doe sowieso maar een biertje” vervolgde hij, waarbij hij hoopte dat het bier nog even goed zou zijn als dat hij zich kon herinneren.


    Aan niets denken is ook denken.

    Camille Vermond ~ Van adel

    Gapend was ze wakker geworden. Ach jee! Ze had niet op haar bed moeten gaan liggen. Dan was ze ongetwijfeld niet in slaap gevallen. Het viel haar nog mee dat niemand haar wakker had gemaakt of haar had geroepen. Of ze was zelfs hier doorheen geslapen. Hoe dan ook, ze moest maar snel uit bed komen. Meteen liep de jongedame naar de spiegel, om haar haar te fatsoeneren. De krullen leken niet mee te willen werken. Ze waren ze eigenwijs om allemaal bij elkaar te blijven. Ze moest genoegen meenemen met het huidige spiegelbeeld. Haar blik ging even over haar kleding. Ze besloot om iets anders te dragen, een simpele zwarte jurk met een witte strik rond het middel trok haar aandacht. Het was niet het meest vrolijke ding, maar dat trok haar juist aan. Ze wilde niet vrolijk gekleed gaan als ze zich niet vrolijk voelde. Dit was bovendien stijlvol, dus zou niemand van haar familie er iets tegenin kunnen brengen. Haar voeten zette ze in een paar zwart glanzende hakken.

    Haar blik ging snel naar haar o zo belangrijke horloge die haar ranke pols omsloot. Het was al te laat om echt nog wat te ondernemen. Ze hoopte dat niemand het zou opmerken dat ze vandaag maar weinig buiten haar kamer was geweest. Haar deur opende en sloot ze zachtjes. Het duurde niet lang of ze dwaalde rond in het gangenstelsel van het kasteel. Het was zowel een lange tocht naar de keuken als de hoftuinen, dus had ze onderweg nog tijd om te bedenken waar ze heen zou gaan. Terwijl ze door de gangen liep bekroop haar het akelige gevoel dat ze iets was vergeten. Toen ze in de gangen liep die verder van de hofkamers aflagen, wist ze wat. Die menigte mensen, die waren natuurlijk allemaal gekomen voor het diner. De etensgeuren op de gang, hoe kon ze die zo laat pas hebben opgemerkt. Hoe kon ze zoiets zijn vergeten? Ze kon zich op dit moment wel voor haar hoofd slaan dat ze niet een bijzondere jurk uit de kast had gepakt. En dat ze haar haar niet had opgestoken, dat was iets waarvan ze niet wist of ze ermee weg zou komen. Voor de eerste de beste spiegel bleef ze staan. Haar huid zag er nog goed uit, gelukkig. Dat was in ieder geval één geruststelling.

    Ze had zich al omgedraaid, maar wist dat het te laat was. Niet alleen gingen er al mensen tegen haar praten, ze kreeg door de mensenmassa niet meer de mogelijkheid om onopgemerkt naar haar kamer te gaan. Ze praatte vriendelijk maar zo kort mogelijk tegen diegenen waarmee ze geacht werd woorden te wisselen. Met iets te snelle passen liep ze naar de dinerzaal, om te zien dat deze bijna al helemaal gevuld was met gasten. Fijn, daar had ze op dit moment niet op gerekend. Haar blik werd getrokken door iemand die naar haar zat te kijken. Al snel herkende ze de vrouwelijke uitverkorene. Esmée. Ze ving haar blik en bleef haar aankijken. Een glimlach was op haar gezicht te bekennen. Ze kon zien dat Esmée nog minder zin had in het diner met al die mensen, dan zij. Ze zou ongetwijfeld met diverse personen moeten praten als ze haar richting op zou lopen. Ze maakte een knikje met haar hoofd, richting de damestoiletten, hopend dat Esmée haar aan zou blijven kijken en de hint zou begrijpen. Daar zouden ze beter kunnen spreken. In deze drukte kon Camille nog niet eens zich omdraaien of ze zou al in het gezicht van iemand anders kijken.

    [ bericht aangepast op 25 juni 2014 - 18:18 ]


    Aan niets denken is ook denken.

    Miguel Fuentes

    “Ik hoop dat je al genoeg hebt uit gehaald, we hebben niets aan je zo, weet je?” Had Migual nog snel gereageerd op Phelans woorden voordat hij de man de bakkerij uit werkte zodat hij de dingen kon geen doen die hij wilde gaan doen. Hij kon Eleanor best wel even in de gaten houden. De man had niet echt het idee dat de ander hem echt van last kon zijn, meer een leuk hulpje dat hem kon helpen met zijn taken. Zo zou het allemaal een stuk sneller vooruit gaan en had hij ook nog wat tijd om uit te rusten en eventueel een kruik bier te drinken. Hij vond zelf dat hij dat wel verdient had nadat hij zoveel uren in de bakkerij had gedraaid. Zonder hem zou niemand zo’n lekkere koeken hebben en als hij eerlijk moest zijn was hij daar best trots op. Niet dat hij echt wilde dat iedereen hem dankbaar was, maar dromen mocht altijd, toch? Het zou best geweldig zijn moest een van de prinsessen speciaal naar hem toekomen om hem te feliciteren met zijn uitzonderlijk lekkere koeken. De stortvloed aan woorden kwam zo snel achter elkaar dat er geen speld tussen te krijgen was, iets dat Eleanor op dit moment mocht ondervinden. Miguel had heus wel gezien hoe ze een paar keer haar mond opende om iets te zeggen, maar die na een tijdje gewoon terug sloot. Het was best amusant om te zien, maar de man liet niets merken. De paar seconden stilte die volgde na zijn vraag, zorgde ervoor dat er een grote grijns op zijn gezicht verscheen en hij klapte in zijn handen toen de vrouw duidelijk maakte dat ze wel zou helpen met de koeken. “Mooi, want het zijn er best veel eigenlijk.” Miguel trok even een gezicht dat duidelijk maakte dat hij er niet al te veel zin in had, maar hij had nu eenmaal geen keus. Zijn baas zou hem waarschijnlijk zonder pardon ontslaan als hij de bestelling niet optijd afkreeg.

    “Ik stel voor dat we beginnen met een ronde Swisse.. of vijftig. Als jij al begint met het maken van deeg, zal ik de rest van de ingrediënten al nemen en de oven voorverwarmen. Nu hoop ik dat ze er eentje opengelaten hebben, want ik had gezegd dat ik er een nodig had.” Miguel had zich tijdens zijn uitleg al naar de andere kant van de bakkerij begeven en had zijn stem gewoon harder laten klinken zodat Eleanor hem toch nog zou kunnen verstaan. De laatste paar woorden waren extra hard uitgesproken zodat iedereen ze hoorde. Hij grinnikte toen iemand snel een brood uit een van de ovens haalde zodat deze vrij zou zijn voor hem. Mooi, dan had zijn reputatie binnen de bakkerij toch nog een voordeel. “Oh, zorg er wel voor dat je bladerdeeg hebt, was ik nog vergeten te zeggen en als je iets niet weet mag je het ook gewoon vragen aan mij of aan iemand anders, ik weet zeker dat iedereen je graag verder helpt!” Maar goed dat hij zijn stem makkelijk boven alles kon laten uitkomen, anders zou hij helemaal terug naar Eleanor moeten lopen en dat zou gewoonweg tijdverspilling zijn.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    Phelan was zo in zijn gedachten verzonken geweest, dat hij de gehele omgeving niet meer in de gaten hield. Hij wist nog net dat hij het dorp naderde, maar hij zag de huizen niet, hoorde de ganzen niet gakken en voelde niet dat de grond onder zijn voeten platter werd. Het enige wat Phelan merkte waren zijn gedachten, de drang om Kathryn te vergeten, haar af te sluiten als een boek dat was uitgelezen en omdat je het boek met zo weinig enthousiasme hebt gelezen, het weggooit. Dat was dan ook precies wat hij ging doen. De jongeman was op weg terug naar de bakkerij, hoewel zijn handen nog niet voor veel dingen nuttig waren zou hij wel wat verzinnen. Hij moest de energie, die door de woede in zijn lijf rond dwaalde, kwijt. Het enige voordeel aan de hele situatie was dat hij zijn woord kon houden aan Miguel, hij had geen stomme dingen uitgehaald. Omdat Phelan zo opgesloten zat in zijn gedachten, in zijn drang om met andere dingen bezig te zijn dan met de persoon die hij momenteel verachte merkte hij niet hoe een jongen zijn pad kruiste.

    Pas toen zijn lichaam tegen dat van iemand anders aankwam werd hij terug naar het luidruchtige dorp gesmeten. De realiteit kwam in alle hevigheid aanzetten, alle geluiden drongen zich in zijn gehoorgang, de ene luider dan de ander. Zijn neus rook allerlei geuren, ook voor hem onbekende geuren. En zijn lichaam voelde de enigszins bedrukte lucht die was ontstaan doordat er hier zoveel mensen rond liepen. Een zachte, ‘oef’, was over de lippen van Phelan gekomen toen hij tegen iemand anders was aangeknald. Ondanks een enkele wankeling wist hij nog net op zijn benen te blijven staan, de andere partij bleek datzelfde geluk echter niet beschoren wat resulteerde in een aanvaring met de grond. Gelijk schoten zijn ogen naar het personage in kwestie, wat een jongeman bleek te zijn, met rossig haar. Nog voordat Phelan zijn hand had kunnen uitsteken naar de jongen om hem overeind te helpen stond hij alweer recht, oké, dat ging snel. De jongeman excuseerde zich direct, weliswaar wat stotterend maar hij kon er nog een touw aan vast knopen.

    “Nee, nee, ik heb me niet bezeerd. U daarentegen .. Gaat het? U heeft de grond immers van dichtbij kunnen bewonderen.” De hoefijzers, die ook op de grond waren beland door de val van de jongeman, waren echter ook weer binnen de kortste keren opgepakt door de persoon in kwestie. Phelan maakte een wuifgebaar. “Het geeft niet, ik was wat in gedachten verzonken, dat is hier niet zo handig.” Bekende hij, met een lichte glimlach rond zijn lippen. Zijn kijkers gleden van het gezicht van de jongeman naar de hoefijzers die hij vast had, veel verstand had Phelan er niet van maar hij wist nog net wel dat die dingen ook kapot konden.
    “Zijn de hoefijzers nog intact? Geen beschadigingen? Het zou zonde zijn als ze nu door mijn onoplettendheid bekrast of beschadigd zijn.” Alvorens er erg in te hebben begeleiden zijn vingers de woorden van Phelan door naar de hoefijzers in de handen van de jongen te wijzen. Het was echter niet zo groot succes door het verband dat de bewegingsvrijheid van zijn vingers beperkten. Enigszins onhandig liet hij zijn hand dan ook weer terug langs zijn lichaam zakken. Kort liet Phelan zijn blik rond glijden over de omgeving, om te kijken naar het dorp. Lang duurde het echter niet want hij keek alweer naar de jongen, wiens ogen een aparte kleur blauw waren.


    Stand up when it's all crashing down.

    Audrey Emerson - Bar vrouw/Dorpeling


    Kathryn Maegan Gervais † Adelstand
    • • •


    Drew begon over zijn familie aan het vertellen, waarbij de jongedame zo nu en dan een opmerking of vraag plaatste —— waar hij dan weer op antwoordde. Bijvoorbeeld wat voor karakter ze hadden en wat hun gewoontes waren, want iedereen had volgens haar wel bepaalde handelingen die hij/zij uitvoerde. Soms vermeldde hij dat het geen onderwerp was waar hij liever over wilde praten, en dat respecteerde ze dan, want ze was geen persoon die anderen zou dwingen. Het gegeven dat hij de waarheid vertelde, maakte Kathryn redelijk mild —— vooral omdat ze aan Phelan moest denken. Hij kroop plots op onbewuste momenten haar gedachten in, om er voorlopig voor een tijd niet meer uit te komen, waarna het vervolgens toch weer over het gesprek ging. Het zorgde voor een vreemd, onbekend gevoel in haar buik —— iets dat ze niet eerder had gevoeld. Hoewel het aangenaam voelde, vroeg ze verder niet veel van het verschijnsel af, want het was niet alsof ze verging van de pijn. Verder dacht ze er niet over na dat Drew over enkele dingen kon liegen, hij scheen een rechtvaardig man en Kathryn kon soms – heel sporadisch —— nog lichtelijk naïef de hoek uitkomen. Het was een eigenschap waar haar moeder nog regelmatig een vuile, minachtende blik op leverde.
    Haar tengere, blanke vingers streken door haar bruinrode haren, die in het felle, directe licht eerder een roestrode kleur bezaten. Een melodieus deuntje wiegde door de zwijgzame wind, welke behendig door het smaragdgroene bos zigzagde en zich vulde rondom de jongedame die er verantwoordelijk voor was. Het chocoladebruine paar dat eigendom van haar zusje was, proestte om vervolgens te hinniken wanneer de dame van Adel het dier terug begeleidde de stal in.

          ‘Mooie dromer, koning van mijn lied,’ klonk er door de beeldschone tuinen van de Koning. Lichtvoetig trad ze over het donkergroene gras, haar blanke handen streelden langs de pure witte stof die haar ranke lichaam omvatte. Kathryn had besloten de volgende dag richting het pracht te gaan, en een wonderbaarlijke bloem aan eenieder voor de mensen van Adel achter te laten. ‘Laatste tijd wens ik u een zachte melodie. . .’ vervolgde de jongedame die momenteel in dromen ronddwaalde, een zoete, zuivere klank in haar zangkunsten.
          Eenmaal ze aankwam bij allerlei tinten kleuren rozen, wat bijna de hele tuin bezette, haalde ze een matzwart knipwerktuig tevoorschijn. Met dit instrument snoeide ze één enkele roos, hetgeen met de roomwitte kleur, waar ze gelijk een harmonieus gevoel bij kreeg. Binnen luttele seconden ontwikkelde zich eenzelfde prachtige bloem, precies de stengel die ze afgeknipt had. ‘Weg zijn de zorgen van de dagelijkse sleur. . .’ Haar zalmroze lippen krulden om tot een zachte, warmhartige glimlach, waarna ze de roos in het mandje legde en terugkeerde naar haar vertrek. ‘Mooie dromer — word wakker voor mij.’ Haar zoete stem stierf weg in de zilverkleurige wind, die het meevoerde door het rest van het land, en haar wensen gingen uit naar de jongeman die ze na al die jaren opnieuw ontmoet had.

    Het was zeker een week later, en tot deze tijd had ze de vreemde hoop gehad dat ze Phelan nogmaals zou spreken of in elk geval zou zien. Maar zelfs dat kwam er niet van, want in de afgelopen week had ze hem nauwelijks gezien en kon ze al totaal geen gesprekje met hem voeren. Het leek er even op dat hij haar zelfs aan het vermijden was, waardoor ze het herkenbare gevoel van verlies in zich liet opwellen. Er waren immers ontelbaar aantal mensen die ze verloren had op allerlei manieren, of ze had ze al niet wanneer ze hen ontmoette. Onbewust rakelden er verschillende emoties in haar ranke lichaam op, wat te herkennen viel als verdriet, onmacht en schuldgevoel. De jongedame had zich bedacht dat ze wat fout gedaan moest hebben, want anders zouden ze vast nog wel eens gesproken hebben. Echter, wellicht dat het alsnog door vroeger kwam, door de verschrikkelijke woorden die ze aan hem had verteld. Ze was niet de enige die er na al die tijd mee aan het kampen was, Phelan misschien wel erger.
          ‘Vrouwe, wat kan ik voor u betekenen?’ klonk er een lieflijke, zachte stem die afkomstig was van een jongedame rond de twintig —— al scheen ze eerder een jaar of zeventien te zijn. De vrouw met haar roestrode haarlokken blikte op van haar favoriete boek, waar ze haar grasgroene poelen eerder over de regels heen had laten dwalen. Ze vonden die van haar andere dienstmeisje, welke een muntgrijze kleur hadden.
          ‘Darla, laat Theresa naar de bakkerij gaan, waar ze moet vragen om de jongeman Phelan. Vertel dat hij met haar mee moet komen, omdat de baas gehoord had van zijn handen, wat een probleem kan opleveren.’ Kathryn laat met een gedreven blik haar boek dichtklappen, waarna ze opstaat en haar lippen op elkaar perst.
          ‘Direct, vrouwe,’ rolde er bij het dienstmeisje vandaan, waarbij een buiging volgde. ‘Waar zal ik zeggen dat ze hem naartoe moet brengen?’ Een sluwe glimlach rolde er bij de vrouw van Adel op haar lippen, terwijl ze haar slanke vingers ineenstrengelende.
          ‘Dat laat ik nog wel weten.’
          Er volgde opnieuw een buiging, en door de lichte klap van de deur was Darla verdwenen. Zijn gezicht kwam in haar gedachten opzetten, maar ze duwde het opzettelijk weg, waarna ze zich klaarmaakte voor de ontmoeting. Het duurde ook niet lang voor ze alles bedacht als zowel geregeld had, om vervolgens buiten te staan —— waar ze zeker wist dat niemand haar zou storen. Kathryn bracht haar zalmroze parasol met de prachtige, creatieve schetsen erop getekend —— die ze zou gebruiken voor een deel van haar anonimiteit ofwel tegen de felle zon.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Drydo Kathalién | Uitverkorene

    De reis zal lang duren dat heb ik al gemerkt bij de eerste verzette stap buiten de nederzetting, ik bedenk bij mezelf dat het slim is mijn draak nog zoveel mogelijk te laten rusten voor de lange reis over de Sea of Islands, het is nog niet handig om nu te vliegen voordat hij straks nog boven het water moe wordt. Ik klim voorzichtig op zijn rug en zet mijn kont neer tussen de ruwe schubben van Drifio hij begint zijn vleugels uit te slaan om te vliegen, "Drifio, het is beter als je nu maar gaat lopen." Zeg ik tegen hem.
    Ik bekijk het vooraad aan voedsel wat ik bij me heb, brood, vlees, vis en al dat soort dagelijkse voedsel. Het wordt een lange reis naar Avalon City en ik gok dat ik nogal te laat ga komen, aangezien ik op de dag vertrek wanneer we zouden moeten komen. Maar wat wil je anders? Ik krijg opeens een brief gericht aan mijn 16 jaar geleden gestorven ouders of ik wil komen naar hun feest, bedankt dan voor het herinneren van 16 jaar geleden.
    The Dark Hills heeft wel een goede naam verkregen door de mensen, op elke plek vind je wel een schaduw voor de brandende zon van Fincayra.
    We zijn inmiddels voorbij de heuvels, onze route gaat nu naar de Shore Of The Speaking Shells.
    Zeemeerminnen, mooi, maar toch geniepig en gemeen. Zeemeerminnen hebben vaak iemand de diepte mee ingesleurd waardoor veel mensen, vooral zeelui verdronken.
    Wat later komen we er aan, meerminnen liggen op het strand te liggen onder de zon en met al het bij elkaar geraapte geluk laten ze me gelukkig met rust.
    "Ga maar vliegen Drifio." Zeg ik tegen hem. Hij slaat zijn vleugels, bij het slaan ontstaat er een windvlaag die zand waait over de meerminnen op het strand, ze sissen naar me wanneer ik op Drifio weg vlieg en ik grinnik even bij het sissende geluid uit hun monden.
    De reis over de zee duurt lang, we maken nog een tussenstop bij één van de vele eilanden richting Avalon City.
    Na een lange reis sta ik er nu eindelijk, voor de poorten van het kasteel. Wachters staan voor de poorten van het kasteel, ik laat mijn brief zien en ze laten me binnen het kasteel in. "Je bent laat trouwens." Zegt een wachter tegen mij. "Ach, waar ik vandaan kom is dit nog vroeg." Zeg ik.
    Ik stap naar binnen en ik hoor iedereen om me heen met elkaar praten, fluisteren, schreeuwen. Zouden sommigen gesprekken over mijn binnenkomst gaan?
    Ik kijk wat om me heen, kijkend of er sommige mensen vrij waren voor een gesprek.


    [Is tie hoor, 448 woorden lang. Wie beschikbaar is kan het altijd aan mij vragen voor een gesprek ;) ]


    Hi, I'm glad you're reading this....but this is worthless. :)

    Sarnek Learco Saye - Trainer

    Na een tijdje de zaal nog rondgekeken te hebben, zoekend naar mijn leerling, besloot ik om toch maar te beginnen met eten. Ondertussen hield ik enkele opervlakkige gesprekken met de mensen naast mij. Het ging vooral over hoe ik het trainer zijn ervaarde en het verlies van mijn vorige leerling. Eigenlijk had ik liever niet dat ze het over Neal hadden, maar ik kon er weinig tegen doen. Enige voor van zwakte wat betreft dat onderwerp wilde ik ook niet tonen. Tegen hen bleef het erbij dat ik het heel spijtig vond dat hij het leven had moeten laten. Ondertussen bleven mijn ogen door de zaal heen gaan, op zoek naar mijn leerling. Verdomme, waar hing hij uit, hij had hier allang moeten zijn. Ergens voelde ik een steek van ongerustheid, wat als er ook wat met Bash gebeurd was? Net op het moment dat ik het idee had gekregen om de wachters te vragen hun ogen open te houden voor Bash en eventuele problemen waarin hij terecht had kunnen komen, zag ik de nieuwe trainer de zaal binnenlopen met zijn leerlinge achter hem aan. Mijn blik bleef op hem en vrijwel direct kwam hij naar mij toegelopen.
    'Heer Saye,' begroet hij mij, terwijl hij tegenover me plaats neemt. 'Volgens mij zijn we nooit officieel aan elkaar voorgesteld,' gaat hij verder als hij eenmaal zit en hij steekt zijn hand uit, welke ik aanneem.
    'Inderdaad niet,' bevestig ik zijn al getrokken conclusie. 'Sarnek Saye is de naam.'
    'Mijn naam is Scipio Alban D'Ucello. Dit is mijn leerlinge, Esmée Hawthorne,' stelt hij zich dan voor en ook zijn leerlinge, al ben ik al eens eerder aan haar voorgesteld. 'Wij hadden elkaar geloof ik eerder al ontmoet,' zei zij ook vlak na hem, en ik bespeurde een lichte glimlach op haar gezicht, waaruit ik uiteindelijk opmaakte dat ze het niet erg kon waarderen dat haar trainer voor haar sprak.
    'Aangenaam kennis te maken, Heer D'Ucello,' zei ik, hem voor de zekerheid formeel aansprekend. Ik had geen flauw idee of hij het wel kon waarderen als ik hem meteen maar bij zijn voornaam zou noemen en in nam in zulk soort gevallen liever het zekere voor het onzekere. 'Goed om u ook weer te zien, Lady Hawthorne,' sprak ik daarna tegen haar. 'Het stelt me gerust om te zien dat niet iedere uitverkorene tot nu toe een slecht lot is toegekomen.' Gewaagde woorden, ik wist het, al helemaal nu ik niet zeker wist hoe het met Bash zat. Maar ze moesten eruit, ik had het nauwelijks kunnen tegenhouden.
    Ik wende mijn blik van haar af, keek weer de zaal in, misschien zag ik nog wat van Bash. Maar in plaats van hem zag ik een jongeman de zaal binnenlopen. Gekleed in reiskleding, ietwat verdwaald lijkend in mijn ogen. Meteen wekte hij mijn interesse, wat zou hij hier doen? Hij zou toch niet...?
    'Heb jij enig idee wie die jongeman zou kunnen zijn?' vroeg ik aan Scipio, mijn blik op de jongeman gericht houdend na een korte blik naar Scipio. 'Een jongeman in zulke kleding komt heus niet zomaar het kasteel binnen.' Echter zei ik niet alles wat in mij omging, de gedachte die door mijn hoofd heen ging, wilde ik liever niet hardop uitspreken.

    {Kyojin ---> Arqueiro}

    [ bericht aangepast op 6 juli 2014 - 22:02 ]


    Stenenlikker

    Oké, ik ben er uit, face claim voor Esmée wordt toch maar Shay Mitchell. Het is het enige wat in de buurt komt :') Ik drop later wel een keer een paar foto's.
    Esmée Hawthrone II UitverkoreneToen heer Saye zei dat hij blij was weer te zien twijfelde ze aan de oprechtheid van zijn woorden, maar zweeg hier wijselijk over. De woorden die volgden maakt haar echter een stuk loslippiger en uit pure gewoonte flapte ze er een antwoord uit: "Er is heel wat voor nodig om een Hawthorne koud te maken." Te laat besefte ze dat dit als een belediging opgevat kon worden, iets wat niet haar bedoeling was geweest. Ze had zich inderdaad gestoord door zijn woorden, alsof zij de oorzaak was van de dood van de andere uitverkorene. Misschien had hij wel liever gewild wat zij, een vrouw, het slachtoffer was geworden in plaats van een veelbelovende jonge man. Echter was Esmée dit niet van plan geweest en de nodige verontschuldiging brandde op haar lippen, maar ze kreeg de woorden niet uit haar mond. Ja ze wilde de mensen om haar vinger winden om er voor te zorgen dat heer d'Ucello zou inzien dat ze tot meer dingen capabel was dan hij mogelijk achtte, maar de enige persoon tegen wie ze ooit haar excuses had aangeboden was haar vader geweest en dit zou niet van de een op de andere dag veranderen.De bronzen dame zweeg en haar blik dwaalde weer af naar de menigte mensen en opnieuw vond haar blik die van Camille. De brunette maakte een subtiel, maar duidelijk gebaar en Esmée knikte kort als teken dat ze het begrepen had voordat ze zich weer naar het mannelijke tweetal richtte. Ze had een excuus nodig, Emma had haar net genoeg meegegeven van de etiquette m dat te weten, maar het was haar totaal onbekend wat voor excuus. 'Ik ga even het bos in' klonk ineens bijna lachwekkend, zelfs al droegen de woorden een melancholisch gevoel met zich mee en een hoop dierbare herinneren. Zacht schraapte ze haar keel om de aandacht te trekken. "Ik ga even mijn eh-" Ze was al opgestaan en zocht vluchtig naar een logisch excuus, wat zouden de bekakte dames doen? Roddelen? Hun haren? "Mijn neus poederen." De woorden kwamen met pijn en moeite over haar lippen, zo onnatuurlijk voelden ze aan. Haar blik zocht die van heer d'Ucello en bijna leek het alsof ze haar schouders ophaalde, alsof hij er maar genoegen mee moest nemen omdat ze in ieder geval haar best had gedaan een passende smoes te bedenken. Hij mocht allang blij zijn dat ze het probeerde vond ze.
    De weg naar het toilet leek zo dichtbij en toch zo ver weg toen ze verstrikt raakte in het web van mensen. De gasten wilden alles van haar weten. Waar ze vandaan kwam, hoe het haar beviel, had ze thuis een geliefde op haar wachten, maar ook vragen over politiek en mode werden haar in de schoot geworpen. Het liefst had ze geschreeuwd dat het er niks toe deed en dat men zich belachelijk gedroeg door als makke schapen ieder met een aangeboren titel volgden. Uiterlijk liet ze echter niks merken, ze probeerde afstand te nemen van zichzelf en de mensen om haar heen, maar wist dat ze de kalmte niet lang bij zich kon houden. Met korte, mysterieuze antwoorden wimpelde ze de mensen op beleefde wijze af. Alsnog voelde het als een eeuwigheid voordat ze eindelijk de toiletten binnenliep en de deur achter zich kon sluiten. Hierdoor werd het harde gelach, de luide muziek en drukke gebabbel ver gedempt. Het was alsof ze zich plots in een oase van rust, marmer en luxe bevond. Het was pas nadat ze gezucht had ze doorhad dat ze niet alleen was. Brutaal keek ze de andere vrouw aan. Ze was aan de oude kant en had zichzelf vol gehangen met juwelen en haar gezicht, zo zag Esmée, was volgesmeerd met alles om haar mooier te doen lijken. Esmée kon de vrouw al direct niet uitstaan, door de minachtende blik die ze op de buitenlandse dame wierp. Esmée liet zich niet uit het veld slaan door de vrouw die haar huid nog witter stond te poederen. Even leek er een stille strijd af te spelen tussen de twee vrouwen met ieder hun trots dat ze niet opzij wilden zetten. Uiteindelijk gaf de gerimpelde vrouw op en verdween met haae neus de lucht in, terwijl Esmée de vrouw nog een onvriendelijke glimlach toewierp. Van zulke mensen hoefden ze geen vriendschap of eerbied. Toen Esmée echt alleen was ontspande ze meer en nam plaats voor de met goud omlijste spiegel waar ze nonchalant haar nog ruwe vingers door haar haren haalde, wachtende op Camille.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Camille Vermond ~ Van adel

    Camille hoopte dat Esmée haar blik zou vangen en haar hint zou begrijpen. Eenmaal proberen zou niet opvallen, maar ze kon niet naar de vrouw gaan zitten staren. Haar blik ging van Esmée naar de anderen in de ruimte. Hoezeer ze ook probeerde om niet met iemand een heel gesprek te beginnen, ze begonnen wel tegen haar aan te praten. Met een paar beleefde woorden kon ze er wel voor zorgen dat ze niet de hele avond aan deze gasten vast zou plakken. Esmée had gelukkig geknikt. Ze wist dat haar hint begrepen was. Nu was ze helaas verstrikt geraakt in een gesprek met weer een kennis van haar vader en diens zoon, waar ze zich niet zo snel uit de voeten bij kon maken als dat ze zou willen. Met een beleefde glimlach op haar gezicht knikte ze op hun woorden, maar echt luisteren naar wat ze te zeggen hadden deed ze niet. Daar was ze inmiddels heel goed in geworden, net doen alsof ze geïnteresseerd was terwijl ze in haar hoofd de mogelijke uitgangen van de zaal aan het opsommen was. Met een vriendelijke glimlach excuseerde ze zich. Beide mannen leken maar al te goed te begrijpen dat ze ‘nog wat zaken met de catering moest regelen’. Het was voor hen ook niet vreemd dat ze richting het toilet liep, want ze hadden zich inmiddels omgedraaid en leken op te gaan in de mensenmassa, konden zodoende niet eens zien waar ze heen ging.

    Het was verbazingwekkend hoe makkelijk ze vervolgens langs de mensen kon glippen om richting het toilet te lopen. Ze leken allemaal voor haar opzij te wijken. Hoewel dit normaal was van mensen van haar stand, vond ze het nog steeds een vreemd fenomeen. Ze keek even om en zag dat Esmée meer moeite had om langs de mensen te komen. Het leek alsof ze steeds door hen werd opgehouden. Ook niet geheel gek, aangezien ze naast een opvallende verschijning uitverkorene was. Dat gaf haar de tijd om nog even naar de hal te glippen, waar ze spullen in de kast had. In één tas zat haar noodzakelijke ‘ik-zie-er-uit-als-een-doodnormale-dorpelinge-outfit’. Die griste ze eruit , nadat ze meer dan twee keer om zich heen had gekeken. Niemand aanwezig. Vervolgens glipte ze het toilet in, waarbij ze even knikte naar de dame die haar neus stond te poederen. Ze kleedde zich om in het toilet, hopend dat de andere vrouw zo weg zou gaan. Anders had ze een probleem.
    De kleding was geen probleem. Haar eigen jurk kon zo verwisseld worden door een simpele donkerrode jurk die niet heel bijzonder te noemen was. Simpele zwarte hakken zouden haar ook niet doen onderscheiden van de rest van de mensen. In de kleine spiegel die in het toilet zelf hing zorgde ze ervoor dat ze andere make-up aanbracht. Haar haar kostte het meeste tijd. Ze zorgde er -met enig geweld- voor dat het strak in een paardenstaart gebonden kon worden. Voor zover dat mogelijk was. Ze had gehoord hoe een tweede persoon het toilet binnenkwam. Voor de zekerheid had ze een zwarte mantel meegenomen, die ze om zich heen sloeg.

    Ze kon niet geloven dat de vrouw die haar neus stond te poederen er nog steeds was, maar ze had haar niet horen weggaan. Het duurde even voordat deze, tot haar opluchting, het toilet verliet. Ze moest er maar op gokken dat Esmée de tweede persoon was en nu op haar stond te wachten. Ze opende het toilethokje en een glimlach verscheen op haar gezicht bij het zien van Esmée. “Dat duurde langer dan verwacht” merkte ze op.
    Ze haalde even een hand over haar mantel, zodat deze recht zat. “Laten we hier weggaan” stelde ze voor, met een ondeugende pretlichtjes in haar ogen. Echt wachten op een antwoord deed ze niet. Ze konden hier niet lang blijven staan of iemand zou hen zien. Als ze hier weg wilde, onopgemerkt, zouden ze even snel door de gangen moeten lopen. Ze pakte de hand van Esmée en deed de deur van het toilet open. Hopend dat niemand haar vreemd zou aankijken, loodste ze haar door de mensenmassa. Aangekomen in de gangen was het niet meer nodig om haar hand vast te houden en al snel waren ze aangekomen in het dorp.


    Aan niets denken is ook denken.

    Eleanor Collins
    Het werd haar al gauw duidelijk dat Miguel iemand was die graag en veel sprak, maakte niet uit waarover, of hoe hárd. Dit laatste onderging ze met het schaamrood op haar wangen toen de bakker naar de andere kant van de bakkerij liep en zijn stem steeds meer verhief en zo ook de nodige aandacht trok. Het liefst was ze weggekropen in een hoek waar niemand haar kon zien, maar ze kon niks anders dan blijven staan en de starende ogen nieuwsgierige blikken laten werpen. Hier en daar werd er zacht gelachen of gefluisterd en Eleanor vermoedde dat het maar goed was dat ze het niet kon horen. De brunette wist toen nog niet dat ze later genoeg verhalen zou horen over Miguel.

    Het was vroeg in de ochtend toen ze de bakkerij inliep. Er was alweer een week voorbij en al die tijd had ze weinig tot geen informatie meer kunnen zoeken over haar familie. Ergens was de drang om haar familie die hier zou wonen te vinden gezakt, minder belangrijk nu ze mensen om haar heen had die ze erg mocht. Ze begroette een paar bakkers en terwijl ze richting Miguel liep knoopte ze haar schort om. "Goedemorgen Miguel," ze glimlachte vrolijk naar de man terwijl ze de knoop in haar schort aantrok en haar handen hierna snel waste. "Heb je Phelan al gezien?" vroeg ze vervolgens terwijl ze gauw een blik wierp op de koeken die hij maakte. "Nog een lading?" Toen ze een bevestigend antwoord kreeg pakte ze de benodigdheden om nog eens 50 van de koeken te maken. Nu er een week voorbij was wist ze van de meeste spullen wel waar ze stonden, het was nog maar zo nu en dan dat ze het aan iemand moest vragen. Helaas kwam het ook wel eens voor dat ze simpelweg een zak meel niet kón verplaatsen vanwege het gewicht en dan moest ze Miguels, of iemand anders, hulp inschakelen. Deze keer was daar gelukkig geen sprake van en kon ze meteen aan de slag. Het duurde niet lang of de bloem leek alweer overal te zitten. Hoe zorgvuldig en voorzichtig ze ook werkte, het spul leek altijd te willen ontsnappen om zich vervolgens overal vast te kleven waar maar mogelijk was. Ze begreep nu goed waarom Phelan zo onder had gezeten de eerste keer dat ze hem zag. Eleanor was de man nog altijd dankbaar voor de hulp die hij haar geboden had, maar had hem de afgelopen week minder kunnen helpen dan ze gewenst had. Eigenlijk had ze hem vrij weinig gezien en de keren dat hij er was leek hij soms wat afwezig, alsof hij met zijn gedachten heel ergens anders was. Heel erg had ze dit niet gevonden, omdat ze de dagen die ze in de bakkerij versleet erg vermoeiend waren. De hele dag was het druk om haar heen en vooral Miguel had geen blad voor zijn mond. Hij was heus niet de enige, meerdere malen hadden andere bakkers of dienstmeiden haar aangesproken, nieuwsgierig naar de nieuweling die uit het niets opgedoken leek te zijn. Zodra dan de naam Miguel, waar ze bijna hele dagen mee doorbracht, viel werden de mensen al snel loslippiger. Eleanor had geen idee welke verhalen ze wel of niet moest geloven, maar vermoedde dat er toch een kern van waarheid in zat. Iemand had haar verteld dat Miguel een grote Casanova was, maar ook dat hij absoluut geen voorkeuren had. Ze moest eerlijk bekennen dat ze had moeten wennen aan het feit dat iemand zowel met mannen als vrouwen flirtte, omdat ze nog nooit eerder iemand had ontmoet die dit deed. Er was ook nooit over gesproken en in het begin was dit dan ook één van de verhalen die ze als onzin had afgewimpeld, echter bleek kort hierna het verhaal toch waar te zijn. Hoewel ze het een vreemd idee vond had ze het haar mening over Miguel niet laten beïnvloeden en was ze nog altijd vriendelijk tegen hem. Zelfs zodra zij het doelwit werd. Meestal had ze weinig terug te zeggen en was slechts de hitte die naar haar wangen steeg het antwoord dat hij kreeg, maar ze had hem er ook een paar keer vriendelijk op gewezen dat zijn handelingen of woorden niet netjes waren. Boos was ze nog nooit geweest, het was iets dat niet in haar aard lag en dat was één van de weinige dingen die hier onveranderd leek.
    "Trouwens, je was gisteren midden in je verhaal toen we werden afgekapt. Vertel op, hoe liep het af met die nimf?" vroeg ze geamuseerd en blikte kort opzij naar hem. Ze vond het prettig om naar Miguels verhalen te luisteren. Hij had, in tegenstelling tot haar, veel gereisd en zijn verhalen waren erg vermakelijk om naar te luisteren. Daarnaast betekende het tegelijkertijd dat zij niks hoefde te vertellen als hij aan het woord was. De afgelopen week had ze elke keer het balletje teruggekaatst zodra mensen vragen aan haar begonnen te stellen waarvan zij vond dat ze te privé waren. Dingen die ze liever voor zichzelf wilde houden hield ze ook voor zichzelf, tot grote teleurstelling van de mensen die hier werkten. Eleanor had gemerkt dat ze dol waren op roddelen, vooral omdat de meesten van hen het gebouw bijna nooit verlieten en roddels weer voor wat opschudding leken te zorgen. Echter was de dame niet van plan het onderwerp van deze smakelijke roddels te worden en hield ze zich meer op de achtergrond.

    Even snel geschreven, zodat het niet té stil valt (:


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Amerigo Vieri

    De lucht werd voor een kort moment uit zijn longen geslagen en het duurde toch een tijdje voordat hij het voor elkaar kreeg om fatsoenlijk adem te halen. Hij had het al een paar keer meegemaakt dat hij tegen iemand anders was aangelopen en daardoor voor even geen lucht kreeg, maar het bleef toch erg oncomfortabel. Vanaf het moment dat hij terug fatsoenlijk lucht naar binnen kreeg, stond hij ook weer terug op om zich direct te excuseren. De hoefijzers werden al even snel als dat hij opgestaan was weer opgepakt. Zijn blauwe kijkers vernauwden even terwijl hij de dingen een voor een bekeek. De val had voor deukjes in het metaal gezorgd, deukjes die hij er terug uit zou moeten halen voordat hij het aan de klant kon afgeven. Of hij kon tijd besparen en het oplossen met het klein beetje magie dat hij bezat. Nee, dan ging hij toch liever voor optie twee. Voor zover hij wist was het niet normaal als iemand magie kon gebruiken en hij wilde niemand afschrikken.

    De woorden van de ander, zorgde ervoor dat Amerigo opgelucht uitademde en een glimlach op zijn gezicht toverde. “I..ik kan wel tegen een s…stootje.” Natuurlijk kon hij wel tegen een stootje, al schoten er wel constnat korte pijnscheuten door zijn hoofd heen. De jongen probeerde de pijn zo goed mogelijk te verbijten, maar hij was nooit erg goed geweest in het verbergen van emoties. “Ze z…zijn wat beschadigd, maar ik z…zou ze makkelijk moeten kunnen m…maken. Gewoon een p…paar deukjes, meer n…niet.” De hoefijzers sloegen zachtjes tegen elkaar toen hij ze stevig beetnam. Het verband om de hand van de ander, viel op vanaf het moment dat deze wees en Amerigo vestigde zijn blik erop om zijn blauwe kijkers daarna door te laten glijden naar de doek die hij om zijn eigen arm gewikkeld had. Het was een stukje verschoven door de val, maar niet zo ver zodat je de snee kon zien. Mooi, want hij had geen idee of het al dichtgegroeid was of niet.

    “A…als je ooit i..iets nodig h..ebt van de s…smeedse, m..mag je altijd l…langskomen. Z..zie het als een s..schadevergoeding.” De ander had misschien niets, maar hij voelde zich toch best schuldig over het feit dat hij de man bijna overhoop gelopen had en hem een soort schadevergoeding geven was toch het minste dat hij kon doen. “Amerigo.” Uit het niets had hij zijn hand uitgestoken op het zelfde moment dat hij zichzelf voorstelde. Hij dacht dat het misschien wel zo netjes was.

    Dat alles was ongeveer een week geleden gebeurd. Diezelfde dag had Amerigo de deuken nog uit de hoefijzers kunnen krijgen en de dingen kunnen leveren. De klant was helemaal niet kwaad geweest, zeker niet nadat hij had uitgelegd wat er allemaal juist gebeurd was. Hij had zijn werk gewoon weer opgepakt en was wat meer gaan socializen met mensen. Doordat hij meer en meer begon te praten, was het stotteren ook een heel stuk minder geworden. Daarbij was er een vrouw die aangeboden had om een poging te doen om hem fatsoenlijk leren te praten en dat had zijn vruchten afgeworpen. Het lukte al om hele zinnen te zeggen zonder ook maar een keer te stotteren, al lukte dat op dit moment nog geen twee keer achter elkaar. Hoe meer hij oefende, hoe sneller hij het stotteren zou afleren.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Oké guys, ik post maar gewoon om er weer wat beweging in te krijgen. Als je het ergens niet mee eens ben, geef even een gil en ik pas het aan. Personages hun namen heb ik even onderstreept voor jullie.

    ~ Ik heb hem nog geen 2e keer overgelezen, dus misschien zitten er nog wat foutjes in, maar ik wilde hem graag alvast posten voor het geval iemand het met iets niet eens is.

    Esmée Hawthorne II Uitverkorene
    "Laten we hier weggaan." De op het eerste oog zo onschuldige woorden hadden geleid tot haar ontsnapping aan het zogenaamde feest. Het voelde heerlijk naar buiten de stappen en de wind die haar haren deed wapperen was het bewijs van haar vrijheid. Tijdelijke vrijheid. De rest van die avond had ze het erg naar haar zin gehad, ze had zelfs weer, voor het eerst sinds haar aankomst, weer echt kunnen lachen. Pas toen de zon allang onder was gegaan was Esmée teruggegaan naar het kasteel, waar heer d'Ucello haar op had staan wachten. Ze had slechts een preek verwacht, maar de mededeling dat de geplande training toch nog door zou gaan had haar overrompeld. Voor een moment had ze met een mond vol tanden gestaan alvorens ze met een zweem van een glimlach rond haar lippen haar hoofd zachtjes had geschud. Het uitstapje met Camille had haar humeur goed gedaan, goed genoeg dat ze nu de consequenties van haar eigen handelen onder ogen kon komen. "Jaja, laten we maar beginnen dan," had ze zijn preek onderbroken. Het was die nacht dat ze zich realiseerde dat alles nog zwaarder zou worden dan ze voorheen gedacht had, maar ze klaagde en deed wat er van haar gevraagd werd. Die nacht zou niet de eerste keer worden dat ze naar haar bed strompelde.

    Nog voordat de zonnestralen haar bed hadden bereikt werd ze al wakker. Het eerste wat ze zoals elke andere ochtend deed was zich uitrekken om haar stijve spieren los te krijgen. De trainingen hadden veel geëist van haar spieren en de afgelopen week had ze bijna dagelijks met spierpijn rondgelopen, maar ze merkte toen ze uit bed stapte dat haar spieren eindelijk minder stijf en pijnlijk voelden. Esmée sloeg een ochtendjas om en schoof haar voeten in de zachte pantoffels die bij haar bed klaarstonden. Toen ze hier nog maar net was hadden er elke ochtend dienstmeiden klaar gestaan om haar te helpen, maar zij hadden snel geleerd dat Esmée vroeg op was en het dan prettig vond even alleen te zijn. Ook vandaag stond haar ontbijt al klaar op het tafeltje bij het raam. Zonder te klagen nam ze plaats en at ze van het ontbijt waarvan ze voorheen steeds had gehoopt dat het uitgebreider en vooral lekkerder zou zijn. Een paar dagen terug had ze nog aan een dienstmeid gevraagd of ze niet iets anders kon krijgen, echter bleek al gauw dat Esmée een speciaal dieet had om fit te worden voor de trainingen. Hierna had ze niet meer geklaagd en aanvaard dat ze hier niet hetzelfde lekkers kon krijgen als thuis. Toen ze haar eten ophad bleef ze nog enkele minuten zitten en keek dromerig naar buiten. Alle andere ochtenden had ze expres te laat naar de trainingen gekomen om heer d'Ucello te laten merken dat ze hem nog altijd niet respecteerde. Zo waren er meerdere dingen waarmee ze liet blijken dat hij haar respect nog niet verdiend had, ze was hem bijvoorbeeld bij zijn voornaam gaan noemen tijdens de trainingen. Toch was ze van plan deze ochtend op tijd te komen, niet uit respect, maar omdat er eindelijk iets leuks op het programma stond. Er was een gevecht geregeld tussen haar en de andere uitverkorene, een man die ze nog weinig had gesproken, maar van wie ze wist dat zijn naam Drydo was. Eindelijk kon ze laten zien wat ze had geleerd, dat ze hard had getraind en dat ze het waard was.
    Sneller dan normaal had ze haar trainingsoutfit aan en verliet ze haar kamer. De afgelopen dagen had ze gemerkt dat de trainingen haar al beter af begonnen te gaan. Het was niet veel, ze ging met babystapjes vooruit, maar ze was er zeer blij mee. Meestal ving ze niet alleen nog maar klappen op, maar wist ze er ook een aantal te weren en zo nu en dan ook één uit te delen. Wel was ze vaak nog altijd te verhit tijdens de strijd en meer dan eens kreeg ze hier opmerkingen over. In het begin had ze zich weinig aangetrokken van het advies van Scipio, maar langzamerhand was ze het toch toe gaan passen en met positieve gevolgen. Nu ze zo door de gangen liep krulden haar mondhoeken licht omhoog als ze terugdacht aan de grote verschillen met een paar dagen terug. Het voelde er nog niet als thuis, maar ze voelde zich zeker meer op haar gemak. Dit kwam ook door de bezoekjes die ze dagelijks had gebracht aan de arts, Daniël. Niet om de redenen die ze hem wijsmaakte, het was puur omdat ze bij hem alle formaliteiten even achter zich kon laten en even een luchtig gesprek kon voeren. Het was de enige ruimte waar ze zichzelf kon zijn. De eerste keer was ze naar hem toe gegaan voor een controle voor de snee in haar arm, die nu al goed aan het genezen was, en zo was ze elke dag teruggekomen met nieuwe verwondingen. Haar lichaam was toegetakeld en zat inmiddels vol met blauwe plekken die eindelijk genazen en langzaamaan hun kleur verloren, sneeën die op leken te lossen in het niks en de blaren en schaafwonden op haar handen waren eindelijk zo goed als verdwenen. Ook nu brachten haar voeten haar richting de kamer van de arts, terwijl ze weer een smoes probeerde te bedenken voor haar bezoek. Ze zat er al over in dat haar bezoek vluchtig moest zijn als ze op tijd wilde komen, maar ze zag haar plannen al in rook opgaan toen ze Quinten Vermond tegemoet liep. Zijn vader was laatst overleden en zodoende had hij de troon bestegen. Esmée had zowel aanwezig moeten zijn bij de begrafenis als bij de kroning en bijhorende feesten. Echter had ze nog niet de kans gekregen de man te condoleren of feliciteren en nu zo zo voor hem halt hield wist ze ook niet goed welke van de twee van haar verwacht werd. Als eerste maakte ze de buiging die haar geleerd was en hierbij borrelde de irritatie alweer bij haar op. Ze voelde zich een leugenaar door zogenaamd uit respect te buigen voor een man die haar respect niet verdiend had, maar gelukkig bleek ze beter en beter te worden in het liegen. Ze moest wel om te overleven hier en ze mengde zich met steeds minder moeite onder de mensen, zelfs de stijve manier van spreken kreeg ze steeds beter onder de knie. "Heer Vermond," begon ze. Een week geleden, toen ze hier pas kwam, had ze nog met hem gedanst en hij had haar zo slecht nog niet geleken. Nu had ze echter haar mening over hem bijgeschaafd, puur vanwege het feit dat ze de manier waarop het er hier aan toeging verachtte. Zijn vader was gestorven en enkel omdat hij zijn zoon was geweest was hij nu koning. Belachelijk vond ze het. Wat had deze man gedaan om te bewijzen dat hij dat waard was? Waarom waren de mensen er zo van overtuigd dat hij het goed zou doen? "Ik heb de kans nog niet gehad om u te kunnen zeggen hoe verdrietig ik het vond om te horen dat uw vader overleden is, maar ik denk ook dat u het geweldig zult doen als zijn opvolger." Dit laatste kreeg ze met veel moeite en opeen geklemde kaken uit, waarna ze haar lippen omkrulde tot een gemaakte glimlach waarvan ze hoopte dat hij overtuigend genoeg was.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.