• House of Glycias.




    De tijd waarin slaven, mannen in jurken, intriges, gladiatoren en driehoeksverhoudingen volkomen normaal was, is één familie te vinden, de Glycias familie, een immens rijk gezin dankzij hun prijsgladiatoren. Dit gezin met twee ouders — die beiden hun eigen geheim dragen — en hen kinderen, die zelf ook niet heilig blijken te zijn.
          Een groot huis is echter niet enkel gebouwd op de familie zelf, maar ook op degene die hen helpen — niet iedereen even vrijwillig — zoals hun slaven en gladiatoren, die ook ieder een uniek verhaal hebben.
          Zal de familie in gaan zien dat slaven soms ook gevoelens hebben, en dat hun rebelsheid hen ook in de problemen zou kunnen brengen. Vooral nu er word gesproken over Spartacus en zijn Ludus die aangevallen is door hem en de andere slaven..


    Rollen.
          Familie Glycias.
    » Tatyana Aquilia Glycias. || Dochter. || DarkAng3l || 1.2
    » Livia Vesni Glycias. || Dochter. || Mhyresa || 1.3
    » Aurelia Agnesca Glycias. || Dochter. || Malachai || 1.8

    » Alistair Deborus Glycias. || Zoon. || Dumbledore || 1.5
    » Castor Remus Glycias. || Zoon. || C6H12O6 || 1.5
    » Horatius Bonito Glycias || Zoon. || TonyTurtlePerry || 1.5

          Slaven.
    » Charis. || Slavin. || Wrestler || 1.1
    » Nymeria. || Slavin. || Dionysia || 1.6
    » Varinia. || Slavin. || Eavan || 16
    » Nerissa. || Slavin. || Iraious || 1.6
    » Kalani. || Slavin. || Dumbledore || 1.7
    » Canace. || Slavin. || McCarthy || 1.11
    » Kalindi. || Slavin. || Sereine || 1.11

    » Dionysius. || Gladiator. || Wrestler || 1.1
    » Saul. || Gladiator. || Blurryface || 1.1
    » Egan. || Slaaf. || Esca || 1.2
    » Mitxel. || Gladiator. || DarkAng3l || 1.2
    » Todor. || Gladiator. || Dionysia || 1.7
    » Cord. || Gladiator. || Wrestler || 1.8
    » Thorn. || Gladiator. || LakeTown || 1.11

          NPC'S.
    » Hadriana Glycias. || Moeder. || 1.6

    » Faustus Glycias. || Vader. || 1.6
    » Caius Augustus Quintillus || Doctore. || 1.11


    Regels.
    » Doe alsjeblieft niet mee als je denkt dat je er geen tijd voor hebt.
    » Er is een maximum van twee rollen per persoon.
    » Minimum van 200 woorden, dit moet gemakkelijk haalbaar zijn.
    » 16+ is toegestaan voor schelden of seksueel getinte onderwerpen.
    » Naamsveranderingen graag doorgeven in het praattopic.
    » Geen OOC in het speeltopic, daar is het praattopic voor.
    » Geen ruzies rondom dit RPG.
    » Relaties worden besproken in het praattopic, en ik wil ook dat iedereen met iedereen een relatie noteert.


    Shipnamen.
    Namen.
    Dionysius × Tatyana.
    Egan × Castor.
    Saul × Charis.

    Shipnaam.
    Dionaya,
    Cagan.
    Chaul.

    Slavenlijst.
    Familielid.
    Tatyana Aquilia Glycias.
    Livia Vesni Glycias.
    Aurelia Agnesca Glycias.
    Alistair Deborus Glycias.
    Castor Remus Glycias.
    Horatius Bonito Glycias.

    Lijfslaaf.
    Charis.
         
         
    Nerissa.
    Egan.
    Varinia.

    Namen.
    Gebruikersnaam.
    Wrestler
    Mhyresa
    C6H12O6
    Iraious
    Sereine
    Blurryface
    LakeTown
    Esca
    DarkAng3l
    Malachai
    Dumbledore
    Dionysia
    Eavan
    McCarthy
    Naam.
    Cherona.
    Nien.
    Kyle.
    Anaïs.
    Maia.
    Newt.
    Lieke.
    Xanthe.
         
         
         
    Amber.
         
         

    Het begin.
    Het avondeten is net geweest voor zowel de familie als de gladiatoren. Vandaag is er een opstand geweest omdat er nieuwe gladiatoren / slaven aangekomen waren. Beneden, waar de gladiatoren slapen hebben twee nieuwen elkaar aangevallen, en dat is erg uit de hand gelopen. Het is vandaag dus sowieso een vreemde dag geweest. Het was vandaag warm, dus daar werd het maar op gegooid. De hitte is nog niet helemaal gezakt, maar het is nu wat beter uit te houden. Sommige gladiatoren kiezen er nu dus voor om even te trainen, vooral gezien er binnenkort een evenement aankomt waar zij op en top moeten zijn. De familie zal zich even terugtrekken zo na het eten, misschien dat ze vanavond nog plannen hebben.

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 0:53 ]


    I'm your little ray of pitch black.




    Saul.

    _______________________________________________



    De minuten gingen voorbij en ik voelde mezelf inmiddels aardig moe worden: Dionysius was een goede tegenstander, dat was hij altijd al geweest. Ik kon hem vrij goed hebben, maar ik voelde dat hij stukje bij beetje gefrustreerder werd. Ook voelde ik dat er via mijn rug zweetdruppeltjes naar beneden begonnen te sijpelen en ik weerstond de neiging om een grimas te trekken. Dionysius' klappen werden steeds harder, maar ik betwijfelde dat hij het zelf echt doorhad. Totdat er een beuk bij zat die een stuk harder was dan de rest. Ik verloor bijna mijn evenwicht en ik deinsde net te laat achteruit, waardoor het houten lemmet tegen mijn ribben klapte. Automatisch trok ik mijn linkerhand terug en legde ik mijn vuist, die gesloten was om het heft van mijn mes, tegen de zere plek. Ik had eens erger gevoeld, maar het was nog altijd een ontzettend rotgevoel. Het feit dat dit gepaard was met de kennis dat dit in de ring waarschijnlijk het einde zou hebben betekend, maakte het er niet beter op. Ik nam het Dionysius echter niet kwalijk. Zo ging het eenmaal.
          ‘Waarschijnlijk is het beter dat we stoppen,' een klein gevoel van opluchting schoot door me heen. Ik zou zelf nooit om een pauze hebben gevraagd, maar ik voelde duidelijk dat ik bij moest komen. 'Kun je even met je…’ hij keek even Charis' richting in, ‘dát praten.’ Ik fronste mijn wenkbrauwen toen hij die uitspraak deed. Ik wist niet wat hij tegen haar had, maar zijn uitspraak ergerde me.
          'Dát heeft een naam,' schoot er onvrijwillig uit en direct keek ik de man ongemakkelijk aan. Normaal gesproken ging ik niet snel tegen iemand in, maar Charis was een goede vriendin geworden en het feit dat Dionysius zo over had sprak, ging er even niet in. Ik richtte meteen mijn blik op de grond en gaf een klein knikje voordat ik mijn wapens weglegde en gehaast wegliep. Toen ik weer opkeek moest ik haast zuchten toen ik zag dat Alistair bij haar was. De man mocht me niet erg, dat was duidelijk.
          'Hallo, Charis,' zei ik met een vrolijke glimlach. De pijn in mijn ribben was inmiddels naar de achtergrond verdwenen, maar nog steeds hield ik, grotendeels onbewust, mijn hand tegen de pijnlijke plek. Daarna richtte ik me tot Alistair. 'Dominus,' bracht ik uit met een klein knikje. Even vroeg ik me af wat zij bij hem te zoeken had, maar ik duwde de kleine steek van jaloezie uit mijn gedachten. Tussen een dominus en een slaaf kon nooit iets voortkomen. Opnieuw een steek. Tussen en slaaf en een gladiator ook niet, vertelde ik mezelf.


    Caution first, always.


    Varinia.




    'Ja. Ik wil graag dat je Bella's hoofdstel haalt en naar de stallen brengt. Je kan het zadel laten liggen, dat is niet nodig,' antwoordde Horatius terwijl een kleine glimlach over zijn lippen heen gleed. Lichtjes knikte ik, ter bevestiging dat ik dat voor hem zou doen – al zocht ik mijn hoofd direct naar waar het hoofdstel lag. Ik had het niet meer gezien na de laatste keer dat ik het voor Horatius had gehaald, en toen had het gewoon in de stallen gelegen. 'Ik wil gewoon een ritje maken,' vervolgde hij. 'Als je mee wil kan dat.' Verrast door deze woorden keek ik direct weer naar hem op. Sinds mijn komst hier was nooit verder geweest dan het eigen terrein, het idee dat ik misschien – al was het maar voor even – verder zou komen dan dat stond me ergens wel aan. Echter was het mijn behoedzaamheid die me stevig liet twijfelen, waardoor ik mijn tanden zacht in mijn onderlip zetten. Diep van binnen wist ik dat ik moest gaan leren om me over bepaalde dingen heen te zetten, maar sommige dingen waren er zo stevig ingebrand dat ik zelf niet eens meer goed wist hoe ik ze eruit kon krijgen. Het feit dat mannen bij mijn niet betrouwbare-zone hoorde was daar een van, en ergens was dat niet eerlijk naar degene toe die wel het juiste met je voorhadden.
    'Je ogen moet je niet verstoppen,'klonk Horatius stem weer, op hetzelfde moment als wanneer zijn vingers de eigenwijze pluk haar uit mijn zicht halen – die vermoedelijk weer naar voren was gevallen toen ik hier aan kwam. Licht verstard door dit kleine gebaar van vermoedelijk vriendelijkheid wist ik een knikje uit te brengen. 'Ik – ' bracht ik zwak uit, waarna ik kort mijn ogen sloot om mezelf bijeen te roepen. 'Eigenwijze lokken, ze vallen er met de minste bewegingen tussenuit,' vervolgde ik daarna, een stukje vaster als mijn poging eerder.
    Bij het ophalen van mijn schouders – in de hoop dat ik ontspannen overkwam – bewoog mijn hoofd licht mee, waardoor opnieuw de pluk haar naar voren viel en ik hem snel weer achter mijn oor duwde. Per direct nam ik me voor om, zodra ik het hoofdstel ging halen, mijn vlecht uit te halen en opnieuw in te doen. Dit keer nog ietsje strakker in de hoop dat mijn eigenwijze lokken dan wel vast bleven zitten.
    'Als je niet meegaat, zou je dan mijn bed willen verschonen. Als je wel meegaat, hoeft het morgen pas,' sprak Horatius weer. Opnieuw twijfelde ik licht en zocht ik met mijn blik de zijne. 'Is het geen probleem dan, als ik met u mee ga?' De woorden waren mijn mond uit voor ik er zelf goed over nagedacht had, maar het was wel iets wat door me heen ging tijdens mijn overpeinzing of ik mee zou gaan, ja of nee.
    Het verlangen naar buiten was in gevecht met het terughoudende gevoel, maar hoe meer ik nadacht over het ritje hoe kleiner het laatste werd. Als ik me ergens over heen wilde zetten, dan moest ik beginnen met op z'n minst een kleine stap.
    'Anders ga ik graag even met u mee,' voegde ik er vervolgens aan toe, en perste mijn lippen zacht op elkaar om niet weer te gaan lipbijten.

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 21:06 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'


    Castor Remus Glycias

    Ik was na het avonddiner direct doorgegaan naar mijn eigen kamer, waar ik me om mijn bed neerlegde. Ik legde mijn armen gespreid over het bed en keek even op toen Estora, een van de slaven die niet tot iemand behoord, met wat schone lakens binnen kwam.
    "Estora, ik heb Egan dringend nodig. Haal hem voor me," bromde ik naar haar. Ze boog even en snelde door het doek naar buiten. Ik klakte wat met mijn tong. Ik had niet veel gegeten vanavond omdat ik wat geïrriteerd was door alle mensen die alleen maar konden praten over die nieuwe slaven. Het boeide mij niet als er nieuwe slaven kwamen, als ik Egan had, was het goed. Ik zou me geen betere kunnen bedenken.
    "U hebt me ontboden?" hoorde ik de stem van Egan. Ik keek opzij en voelde ene kleine grijns op mijn lippen komen.
    "Je, niet u. U maakt me zo . . . oud," bromde ik naar Egan en duwde mezelf overeind op mijn ellebogen, zodat ik hem goed aan kon kijken. "Ik verveel me," zei ik toen en er kwam een speels lachje op mijn gezicht te staan. Ik rolde mezelf naar de rand van het bed en ging staan, waarna ik naar Egan toe liep. Ik liet mijn hand over zijn borstkas glijden. "Héél erg." ik keek hem in de ogen en nam een stukje van mijn lip tussen mijn tanden, waarna ik hem er langzaam tussenuit liet glippen.

    [ bericht aangepast op 26 april 2015 - 22:46 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.


    Horatius Bonito Glycias || Ross
    Het meisje was duidelijk nog niet zeker van, maar ze probeerde zichzelf nog niet uit de situatie te excuseren. Ik probeerde haar iets gemakkelijker te laten voelen, maar toen er een plukte haar voor haar ogen viel, veegde ik die voorzichtig weg en zei haar dat ze haar ogen niet moest verbergen. Die waren namelijk echt heel erg mooi. Ze begon zich te verontschuldigen en ik schudde licht mijn hoofd. "Het is al goed." zei ik vriendelijk. Ze hoefde zich echt niet om zoiets lulligs te verontschuldigen. Misschien wel bij mijn ouders, maar dit was niet iets om voor afgestraft te worden in mijn ogen. Ik vroeg haar of ze mijn bed zo snel mogelijk wilde verschonen, maar toch weer of ze meewilde. Ik kon me ook voorstellen dat ze hier ook wel gek werd binnen de muren. Aemelia nam ik ook zo nu en dan mee, toen ze nog hier was. Ik wilde haar niet vervangen, maar dit was voor mij de manier om mensen te kunnen doorzien. Bella had goede mensenkennis, zeker voor een paard, en haar waardeoordeel was heel belangrijk voor me. Ik schudde mijn hoofd bij haar woorden. Ik glimlachte en knikte nog even. "Geen enkel probleem. Als je haar hoofdstel naar de stallen meeneemt, wachten we daar op je." zei ik, voor ik nog een plukje uit haar gezicht haalde en weer voet zette naar de stallen. Daar pakte ik een borstel en poetste de viezigheid van mijn paardje af, wat iets tegen me aan leunde. "Ik weet dat het laat is, meisje, maar we gaan toch nog even weg." vertelde ik haar rustig. Ik haalde mijn vingers nog een paar keer door haar staart en manen heen, om die te ontklitten. Ik zorgde er altijd voor dat ze er goed uitzag. Nu was dat in de hogere posities verplicht, maar toch. Een vies paard was geen vrolijk paard. Ik legde de borstel weer weg waar ik die altijd liet en wachtte op Varinia. Ik haalde nog een hand door mijn haren en liep nog even naar de keuken, om een waterzak te pakken en die te vullen met wat water en het sap van een sinasappel, nog zo'n luxe van thuis die ik wel kon waarderen. Ik hing de zak aan mijn riem en liep weer terug naar de stallen, waar ik mijn Bellona had staan. Ik drukte nog een kusje op haar neus en ging in haar voerbak zitten, wachtend op mijn slavin. Ze brieste af en toe wat in mijn nek en hapte intussen zonder tanden in mijn nek. Ik vond het wel liet en kriebelde zelf wat achter haar oor, waarvan ik wist dat ze het fijn vond. Zo had ik hier al eigenlijk elke avond gezeten, afgezonderd, hopend dat de drukte van de stad eens zou stoppen, wat nooit gebeurde. Ik sliep slecht, was onrustig overdag en voelde me gewoon niet goed. Het was vreemd, maar misschien lag het er ook aan dat ik gewoon weer even moest wennen aan het allerdaagse leven buiten het leger.


    Bowties were never Cooler

    Tatyana Aquilia Glycias



    Zwijgend sloeg ik de trainingen gade van waar ik stond. Het zag er naar uit dat de familie in ieder geval beschikte over een aantal zeer talentvolle exemplaren. Aan andere was natuurlijk wel wat meer werk. Eigenlijk snapte ik niet echt hoe je goede en minder goede gladiatoren uit elkaar hield. Op het eerste zicht waren het voor mij eigenlijk allemaal mannen die hun uiterste best deden de persoon voor zich naar het hiernamaals te helpen.
    Onder me verliep de ene training al bitser dan de ander. Een tel fronste ik toen ik merkte dat Saul steeds hardere klappen te verwerken kreeg. Zelf ik kon merken dat de impact groot moest zijn. In een paar slokken dronk ik de wijn uit en nog geen tel later was ik omgedraaid om de trap naar beneden te zoeken. Misschien zou ik van daaruit een beter beeld hebben.
    Behoedzaam liep ik door de deur naar buiten. Vanop het balkon had ik Alistairs stem gehoord, dus ik wist dat hij hier was. Het was niet dat ik bang was van hem ofzo, maar ik had nu liever geen zin in een ruzie. Misschien kon ik me maar beter gedeisd houden. De kans was immers al groot dat ik een opmerking kon verwachten op m’n kleren.
    Op het trainingsveld zat het er blijkbaar op voor Saul en Dionysius. De laatste zei wat, maar ik kon niet verstaan wat. Wat me wel duidelijk was, is dat Saul ermee instemde. Ik zag hem naar Charis stappen die naast m’n broer op het bankje zat. Nou, hij deed maar, zolang er geen brokken van kwamen. Zelf deed ik wat gevaarlijker en liep in de richting van het zand, mezelf niet bepaald bekommerend over het feit dat daar klappen uitgedeeld werden tussen de mannen die me vast een week in bed konden doen beland als ik er een tegen m’n hoofd kreeg.


    Mitxel



    Langzaam begon ik het op m’n heupen te krijgen van de nieuwelingen. Arrogante mond, veel geblaat, maar bitter weinig talent kon ik bespeuren. Naar mijn gevoel schoot het op die manier totaal niet op. M’n ogen dwaalden de plek rond, op zoek naar iets met een beetje meer uitdaging. Het duurde niet lang of m’n blik bleef rusten op de ouderdomsdeken van ons, gladiatoren. Met een zwaai haalde ik de laatste wijsneus die me probeerde een blauwe plek te bezorgen, want harder dan dat sloegen ze zeker niet, onderuit, voor ik op hem toe liep.
    “Thorn!” Hopelijk hielp de waarschuwing om hem geen hartverzakking te bezorgen. Anders kwam er weer herrie van dat ik een broeder de wereld uit geholpen had. “Als je even tijd hebt, voel je er wat voor om me te helpen die brutale bekken te laten zien hoe het moet?” Met een van de zwaarden die ik vast hield wees ik naar het groepje nieuwelingen om aan te duiden wie ik bedoelde. “Op deze manier versla ik ze geblinddoekt nog en ik heb liever een beetje een uitdaging.” Hopelijk gingen ze dat van die blinddoek niet vroeg of laat letterlijk gaan nemen, niet dat het me wat kon uitmaken, ik hield me aan m’n woord moest het toch gaan gebeuren. Rustig keek ik naar de man, wachtend op z’n antwoord.


    "Nothing is True. Everything is Permitted"



    Egan
    "Uaireanta go bhfuil daoine ainmhithe."
    "Sometimes humans are animals."


    Ik zie hoe er een grijns op Castors gezicht verschijnt en ik houd mijn hoofd schuin. Hij lijkt me in een redelijke stemming.
    "Je, niet u. U maakt me zo...oud", zegt hij brommend en duwt zichzelf overeind. Hij bekijkt me nog eens en ik voel hoe zijn ogen mijn lichaam betasten, alsof zijn blik een aanraking is. "ik verveel me", kondigt hij dan plots aan en ik weet al hoe laat het is. In enkele seconden is hij van zijn bed gerold en staat hij voor me, zijn handen op mijn borstkas en ik voel mijn ademhaling lichtjes versnellen. "Héél erg", voegt hij er aan toe, alsof hij er aan zou sterven mocht zijn verveling niet uit de wereld worden geholpen. Ik zie hoe hij op zijn lip bijt, ik haat het als hij dat doet, en me aankijkt met één van zijn veelbetekenende blikken. Hij straalt speelsheid uit en ik snap niet hoe deze jongeman, uit het volk dat ik veracht, me toch zo opgewonden kan krijgen.
    "Misschien kunnen we naar de stad gaan", opper ik dan met een toon die zegt: laten we hier blijven. "Of had u...je nog iets anders in gedachten?" Zeg ik met een knipoog tegen hem. Ik voel hoe elke beweging die hij met zijn handen óp mijn lichaam maakt, brandt. Het is iets intens en ik moet mezelf weerhouden om zijn handen niet vast te nemen om het gevoel weg te halen. Maar ik houd me in, en duw in mijn hoofd dat ik hier maar een slaaf ben. Hier ben ik niets en dat irriteert me mateloos. Ik had zoveel kunnen zijn en worden, maar in plaats daarvan moordden ze mijn volk uit en zit ik hier, gevangen in een cirkel van klusjes en hemelse seks als ik geluk heb (en met Castor heb ik dat we redelijk vaak).


    Sidera nostra contrahent solem lunamque



    Alistair Deborus Glycias


    "Sometimes I say things that I think are obviously sarcastic and people take them quite literally"




    ‘Er was vandaag iets gaande, en ik denk daarom dat ze geen tijd hadden, Dominus' antwoordt Charis. Ik moet een lach onderdrukken als ze Dominus tegen me zegt. Ik ben het onderhand gewend, maar van Charis komt het anders over. Ik heb haar altijd gezien als een soort oudere zus, een oudere zus die ik zelf nooit heb gehad. Mijn zussen kunnen net zo goed vreemden voor me zijn, zo weinig heb ik met hen gemeen. We delen dezelfde ouders - dat is waar onze overeenkomsten ophouden. Ik voel hoe Charis naar mijn krullen kijkt en een soort liefkozende blik op haar gezicht heeft staan. Van binnen grom ik, omdat ik het haat als iemand mijn krullen schattig vindt.
          'Hallo, Charis' hoor ik van achter ons komen. Ik draai me om en zie de slaaf Saul staan. Zodra hij mij ziet, begroet hij me. Mijn familieleden zouden het niet kunnen waarderen dat hij eerst een slaaf begroet voordat hij zich richt tot mij, maar het laat me even koud. Ik voel dat er automatisch een ongemakkelijke sfeer hangt als Saul zich ons voegt. Ik wil wel een gesprek aan knopen met Saul, maar ik heb absoluut niks met deze slaaf. Waar ik ook op kom om te zeggen, ik weet dat niks ervan gepast is.
          'Ben je niet moe, Saul?' flapt er dan uiteindelijk uit en ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan.

    [ bericht aangepast op 28 april 2015 - 15:45 ]


    Big girls cry when their hearts are breaking

    Kalani

    "“I'm incredibly, absolutely, extremely, supremely, unbelievably different""




    Omdat ik nog niet lang werkende ben bij de Glycias-familie weet ik nog hoe alle gangen lopen. Ik ben al meerdere keren de verkeerde gang in geslagen, waardoor ik weer op dezelfde plek uit kom als waar ik begonnen ben. Ik zucht opgelucht als ik een aantal vechtende gladiatoren zie. Ik kijk graag naar de gladiatoren. Ze zijn niet bang en komen op voor zichzelf - zoals ik mezelf graag zou zien. Uiteindelijk vallen mijn ogen op de grote, brede Dionysius. Hij is net gestopt met het sparren tegen Saul. 9 van de 10 keer doe ik niet aardig tegen Dio -zoals ik hem graag noem- omdat ik hem mag. Dat klinkt misschien aardig, maar zo steek ik nou eenmaal in elkaar. Als ik laat merken dat ik je vertrouw, is het te makkelijk om over me heen te lopen. Ik friemel wat aan mijn haren en voel dat er veel plukken los gezakt zijn uit de vlecht die Nerissa vanochtend bij me had gemaakt. Mijn haren zijn ondertussen nog maar halflang, omdat er een flink stuk vanaf gesneden is toen ik net begon bij de Glycias-familie.
          Als Dio echt klaar is, loop ik naar hem toe. Ik plof neer op een bankje voor hem en trek mijn benen op. Ik bekijk hem. Veel van de andere slavinnen vinden hem heerlijk om naar te kijken - dat heb ik ze vaak genoeg horen zeggen. Ik rol mijn ogen bij die gedachten. Ik zie dan in ieder geval niet wat zij zien, maar dat kan ook liggen aan het feit dat hij bijna twintig jaar ouder is dan ik.
          'Verloren?' vraag ik grijnzend.

    [ bericht aangepast op 28 april 2015 - 15:46 ]


    Big girls cry when their hearts are breaking

    C H A R I S .


    Ik had gezien hoe Dionysius een uithaal had gemaakt en het een harde klop op de ribben van Saul had gegeven. Zacht beet ik op mijn lip, waarna ik er uit schrik een hand overheen had gelegd. Die was veel harder dan ik had verwacht toen hij zwaaide – al ging het ongelofelijk snel. Langzaam liet ik mijn hand wegglijden toen ik hen interactie zag.
          Mijn ogen gleden weer naar Alistair, waar duidelijk aan te merken is hoe hij een lach onderdrukt. ‘Sorry, macht der gewoonte.’ Een lichte bloos speelt op mijn lippen. Het was waarschijnlijk iets waar ik nóóit aan zou kunnen wennen. Ik zag hen allemaal als mijn broers en zussen, maar zodra ik hen aan moest spreken vloog het woord uit mijn mond – maar goed ook, want iedereen wilde het anders zien.
          ‘Hallo Charis,’ hoor ik Saul zeggen, dus ik kijk gelijk naar hem. Hij heeft een vrolijke glimlach op zijn gezicht, zou dit betekenen dat het er harder uitzag dan het was? ‘Gaat het wel, Saul? Dat zag er niet goed uit.’ Ik legde mijn hand kort en zachtjes op de plek van de impact. Er begon al donkere schaduw op de spelen, waardoor ik op mijn lip beet. Ik wilde eruit gooien wat er allemaal mis was met Dionysius, maar hield me – zoals altijd – in. In plaats daarvan veranderde mijn gezicht in een glimlach met een ondertoon dat medelijden wist uit te brengen.
          ‘Dominus,’ had Saul houterig tegen Alistair gezegd, en het was overduidelijk dat de spanning in de kamer te snijden was. Deze twee mannen hadden elkaar overduidelijk niet hoog, en ik voelde me er alles behalve prettig bij, zo tussen hen in. ‘Ben je niet moe, Saul?’ gooide Alistair er ineens uit, waardoor ik mijn blik even naar hem liet glijden. Deze twee mannen waren beide vrienden van me – in ieder geval iets dat erop lijkt? – en ik voelde me op dit moment echt niet goed, er speelde een vreemd gevoel op in mijn maag. Ik wilde niets verkeerds zeggen, vooral niet gezien Alistair uiteindelijk toch een lid van de Glycias familie was, en ik Saul echt zie als een van de meest geweldige mensen ooit. ‘Ik denk dat iedereen wel moe is naar zo’n hete dag,’ een onzekere glimlach speelde rondom mijn lippen terwijl ik hen beide aan het peilen was.
    D I O N Y S I U S .


    Saul was zijn everwicht verloren, maar wist zich – gelukkig – nog staande te houden. Helaas voor hem had hij dat wel beter kunnen doen, aangezien mijn houten zwaard een goede impact maakte tegen zijn ribben aan, en aan zijn gezicht was ook per direct af te lezen dat het hem overduidelijk bezeerde, al betwijfelde ik even of het enkel pijn was of ook de realisatie dat hij had kunnen sterven – wanneer dit een serieus gevecht was geweest.
          Wat het ook was, ik voelde me eigenlijk schuldiger dan ik had moeten doen, daarom wierp ik een kleine verontschuldigende blik naar hem toe, iets waarvan ik altijd het gevoel had dat ik dat Saul verschuldigd was. Hij was dan ook de enige die ooit de ontvanger was geweest van een van hen.
          Er was een frons op zijn wenkbrauwen te vinden. ‘Dát heeft een naam.’ Het was eruit geschoten voordat hij erbij naar kon denken, en dat liet hij ook duidelijk zien met zijn blik. Ik stak speels mijn armen de lucht in, bij wijze van overgave, waarna ik begon te lachen en mijn zwaard weglegde. Saul zag ik in mijn ooghoek een knikje geven, gevolgd door zijn wapens opbergen.
          Ikzelf liep even naar de kan met water, pakte een beker en vulde deze dan ook. Dit herhaalde ik een paar keer, aangezien de beker niet al te groot was. Het water voelde goed in mijn keel, al was het inmiddels alles behalve koud, en zat er ergens een vreemde nasmaak – al had ik allang geleerd dat je daar niet bij na moest denken wanneer je hier iets at of dronk. Alles was vies, en niets werd schoongemaakt – en dan had je hier nog een stel beesten die het nog zoveel malen erger maakte.
          En dan had je nog mijn frustraties. Ik moest mijn frustraties eens even wat meer in bedwang weten te houden, aangezien ik nu iemand had bezeerd die ik als een vriend beschouwde, geen broeder – broeders waren tegenstanders voor mij. Saul was een goede man, maar of hij het zou overleven in de arena betwijfelde ik.
          In mijn ooghoek zag ik Tatyana lopen tussen de gladiatoren die aan het trainen waren, en gelukkig waren het geen nieuwe, want daar zou ik niemand echt bij in de buurt vertrouwen – vooral haar niet. Voordat ik echter ook maar naar haar toe kon lopen werd ik al aangesproken doro een klein ding. 'Verloren?' haar grijnzende blik laat mij ook grijnzen. ‘Nooit.’
          Ik zet de laatste stappen naar haar toe en wrijf door haar haren heen, waardoor er nog meer plukken los schieten uit haar vlecht. ‘Heb je jezelf vandaag nog in de problemen gewerkt, kleintje?’ Ondertussen ga ik met mijn hand door mijn haar om het zand eruit te halen. Ik wilde vandaag echt mezelf afdoen, het zand zat vandaag overal. ‘Of ben je weer verloren geraakt?’


    I'm your little ray of pitch black.

    Tatyana Aquilia Glycias



    Het zand onder m’n voeten voelde warm aan. Ook hier had de zon ongenadig hard gebrand, maar de trainende gladiatoren hadden het omgewoeld, waardoor de hete bovenlaag gemengd raakte met het koelere zand eronder, niet dat het veel scheelde in temperatuur.
    Misschien hoorde ik hier niet thuis, maar aan de andere kant voelde ik me hier meer op m’n plaats dan tussen de zuilen binnenin het huis. Het was misschien niet ongehoord dat vrouwen ook trainden om gladiator te worden, maar ik zou het nooit worden. Het hoorde niet bij m’n stand. Dit belette me echter niet om m’n plan te trekken en me toch onder de mannen te begeven. In plaats van te vechten of te trainen, leek ik eerder te dansen, tussen de vechtende paren door. Hun bewegingen ontwijkend om zelf niet geraakt te worden, op het ritme van de slagen die ze uitdeelden. Het was een heel eigen ritme, maar ik kon me er prima in vinden.
    Even voelde ik een blik op me vallen, maar ik trok me er niets van aan voor nu. Dat kwam zo wel en zo te zien werd hij al lastig gevallen door de jongste telg onder de slavinnen en daar zou hij nu even z’n handen mee vol hebben.
    Pas toen ik het gevoel had dat m’n voeten geschroeid waren door het zand maakte ik m’n weg terug. Zoals verwacht had Dionysius inderdaad Kalani aan z’n been, als je het zo kon noemen. Eigenlijk waren de twee best grappig als je ze naast mekaar zag. Een beer van een vent en een sprietige jonge meid. Ze paste vast twee keer in hem.
    Even keek ik naar Kalani. “Klaar me je werk voor vandaag?” Om de een of andere manier had ik het een beetje op mezelf genomen om haar wat in de gaten te houden. Ik herkende mezelf immers in haar.
    Het duurde echter niet lang voor m’n blik afdwaalde. Hij zag er niet uit, maar goed, het was te verwachten als je ging trainen. Stof en zand plakte nu eenmaal enorm gemakkelijk in zweet. “Als je klaar bent met trainen ben je toen aan een bad.” M’n blik stond half serieus. “Vader heeft je nodig.” De manier waarop ik het laatste zei, ging gepaard met een blik die duidelijk liet merken dat het vader eigenlijk niet was die hem nodig had en hij de volgorde van de gegeven instructies ook niet zo heel strikt op hoefde te volgen. Hij zou haar ondertussen toch wel goed genoeg moeten kennen om die dingen door te hebben.


    "Nothing is True. Everything is Permitted"


    Varinia.




    'Het is al goed,' reageerde Horatius op mijn verontschuldigende reactie, waarna hij zijn hoofd schudde en er een glimlach over zijn lippen heen gleed. 'Geen enkel probleem. Als je haar hoofdstel naar de stallen meeneemt, wachten we daar op je,' vervolgde hij en haalde het plukje haar weer uit mijn gezicht – om vervolgens te vertrekken richting de stallen.
    Een klein glimlachje wist mijn lippen te bereiken, als ik hem voor een paar tellen stilletjes na kijk. Van wat ik zo tot nu toe van hem gezien had, was dat er geen kwaad in hem leek te zitten – althans nog niet naar mij toe. Ik vroeg me ergens alleen af of het zo zou blijven, of dat het zodra de nieuwigheid eraf was weg zou vallen. Hij was een man uit het leger, dus bekend met geweld was hij op zeker wel maar ook met het dragen van verlies. Het leek me dat dat iets was wat iemand ook behoorlijk kon tekenen, waarschijnlijk zelfs op verschillende manieren.
    Met een frons op mijn gezicht draaide ik me om en liep bedenkelijk zijn vertrekken uit. Mijn gedachten liet ik voor even weer varen en ik besloot me te richten op dat wat me gevraagd was te doen – het hoofdstel halen. Bijtend op mijn onderlip probeerde ik me te herinneren wanneer ik het ding voor het laatst had gezien, en waar. De enige plek die me te binnen schoot, en bleef schieten, was toch echt de stallen zelf. Ik kon me ook geen andere plek voorstellen waar het anders zou moeten liggen.
    Voordat ik besloot om richting die kant op te gaan, besloot ik het eerst aan Charis te vragen -wie weet dat zij het wist. Ze was langer hier dan mij en had me al vaker geholpen met kleine dingetjes waarvan ik totaal geen weet had.Snel zocht ik de vertrekken binnen door, maar toen ik daar geen enkele glimp van haar opving waagde ik me richting de plaats waar de Gladiatoren trainde. Ik was er nog niet heel veel geweest, hooguit als ik er iets moest doen of in het voorbij komen van, maar ik wist al in een redelijk tempo mijn weg te vinden. Zoekend naar de bruine lokken die bij haar hoorde scande ik de plaats af, en vond haar al snel in aanwezigheid van Saul en Alistair. Twijfelend en met een grote aarzeling bleef ik staan. Ik wilde ze niet lastig vallen gezien ze overduidelijk in gesprek was, en daarbij wist ik ook niet goed of ik haar wel lastig kon blijven vallen met dit soort dingen. Het laatste maakte mijn besluit definitief, waarna ik me omdraaide en haast maakte naar de stallen. Stiekem was ergens best al een beetje trots op mezelf, voor het eerst had ik een beslissing gemaakt die niet gebaseerd was op het vluchten van het andere geslacht. Één nul voor mezelf. Zacht grinnikend schudden ik mijn hoofd en liep de stallen in om datgene te gaan zoeken wat ik moest hebben.
    Na even zoeken vond ik het hoofdstel uiteindelijk in een van de kisten die er stond – totaal niet schoongemaakt en er neer gefrot alsof iemand er snel klaar mee wilde zijn. Mompelend in mezelf haalde ik een schoonmaak lap tevoorschijn en maakte het zo schoon mogelijk kon. Ik was al even onderweg dus moest nu kiezen – of een boze Horatius omdat hij zo lang moest wachten, of op mijn falie krijgen omdat het hoofdstel niet goed schoon was. Ik koos voor het laatste, en hoopte maar dat hij enig begrip er voor had als ik het hem zou uitleggen.
    'Het spijt me dat het zo lang duurde,' bracht ik uit, toen ik Horatius vond bij zijn paard en stak aarzelend het hoofdstel zijn richting in. 'Ik – ehm, moest even zoeken..'

    [ bericht aangepast op 27 april 2015 - 11:30 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Thorn
    • Finally something my masters can be proud of. •



    Thorn keek verbaasd op toen hij zijn naam hoorde aan de andere kant van het veld. Hij had geleerd hier altijd op te letten, zodat, wanneer een Dominus hem nodig had, hij meteen klaar stond. Dit keer waren het enkel Canace en Egan die het over hem hadden. Een kleine glimlach speelde om zijn lippen toen Egan zuur zijn kant op keek en aan zijn gezicht te zien maakte hij een hatelijke opmerking. Op een ander moment had hij zich hier waarschijnlijk boos om gemaakt, maar aangezien Canace zich er niks van aan trok en alsnog zijn kant op liep, liet hij het maar gaan. Het had geen zien om je overal druk om te maken met zo'n gast als Egan in de buurt.
          Hij stond op, klopte het zand van zijn kleren en liep in de richting van de jonge slavin. Misschien kon ze hem nog een verhaal vertellen, als ze klaar was met wat ze dan ook aan hem wilde vragen. Maar voordat een van de twee een woord had kunnen zeggen, klonk het stemgeluid van Mitxel achter hem. Hij had zo'n vraag wel verwacht van iemand, maar niet van zo'n jonge pup als deze man. Al had hij met 28 jaren flink wat gevechtstechnieken onder de knie en was hij al eventjes in dienst van de familie. Van de mensen die hier rondliepen, zou hij nog wel wat uitdaging voor zo'n oude rot als hij kunnen vormen. Hoewel... Ergens wist hij wel dat Mitxel het een klein beetje hoog in zijn bol had. Hij was goed in zwaardvechten, maar als hij dacht dat iemand zoals hij, Thorn, op het zelfde niveau zat, dan had hij nog wel wat te leren.
          'Ga maar vast warmlopen jochie!' Thorn wreef in zijn handen en voelde dat zijn lichaam wel even zin had in een partijtje sparren. Hij hield van de kick die het gaf, al vochten ze niet met scherp. 'Dan zullen we deze pups eens even laten zien hoe het er echt aan toe gaat in de arena!' Met die woorden draaide hij zich om naar Canace en keek haar vragend aan.
          'Waarmee kan ik je van dienst zijn?' opende hij het gesprek, terwijl hij een oogje hield op Mitxel, voor het geval die het in zijn hoofd haalde een verrassingsaanval op hem uit te voeren.

    Canace





    Ik kan nog net mijn mond houden na de opmerking van Egan. Hoewel ik bijna altijd medelijden met hem heb als Domina Livia hem heeft gestraft, kan ik nu geen sympathie voor hem opbrengen. Thorn is een goede man, een goede vechter en hoewel Egan door een heleboel mensen wordt onderschat, denk ik dat hij het onderspit zal moeten delven als hij ooit met Thorn moet vechten. Dus hij kan beter iets aardiger praten over de man praten aangezien hij ook de informatie wil weten die Thorn mij waarschijnlijk kan geven. Volgende keer spreek ik hem wel aan, hij heeft geluk dat hij naar Dominus Castor moest. Dan loop ik naar Thorn toe en ik zie dat Thorn ook naar mij toe loopt. Als ik Mitxel's stem hoor, draai ik mijn hoofd zijn richting uit. Zijn woorden zijn bedoelt voor Thorn dus ik wacht even af wat Thorn gaat doen. Hij geeft Mitxel antwoord en richt zich dan naar mij. Ik glimlach naar hem en beantwoord dan zijn vraag. 'Ik vroeg mij af of jij weet wat er precies is gebeurd, want ik heb gehoord dat twee nieuwe elkaar te lijf zijn gegaan en ik zag Cord van de cellen komen met een bewaker. Dus ik denk dat hij er ook iets mee te maken heeft', dan kijk ik Thorn afwachtend aan. Ik ben oprecht benieuwd naar zijn antwoord.

    [ bericht aangepast op 29 april 2015 - 14:42 ]


    Physics is awesome




    Saul.

    _______________________________________________



    ‘Gaat het wel, Saul? Dat zag er niet goed uit.’ vroeg Charis. Haar bezorgde toon raakte me wel. Niet dat ik anders van haar had verwacht, maar medeleven bleef zeldzaam. Ik keek naar de zere plek en fronste zacht toen ik zag dat deze blauw-paars begon te kleuren. Toen Charis haar vingertoppen tegen mijn huid legde, nam ik een snelle hap lucht. Niet eens zozeer door het feit het háár aanraking was, maar meer omdat de aanraking van een ander in mijn verleden zelden iets goeds had betekend. Ik moest moeite doen om niet meteen afstand te nemen. Ik keek haar met angstige ogen aan en probeerde mijn herinneringen te verdringen. Bijna voelde ik de vreemde handen weer over mijn lichaam gaan, vingers die mijn haar vasthielden. De combinatie van de hitte, de vermoeidheid en de stoot die Dionysius me had gegeven, maakte mijn duizeligheid erger.
          Toen Alistair begon te praten, was ik hem hier bijna dankbaar voor. 'Ben je niet moe, Saul?' Vroeg hij op een geforceerde toon. Ik vond het een vreemde vraag, maar dit liet ik natuurlijk niet merken. Ongemakkelijk haalde ik mijn schouders op.
          ‘Ik denk dat iedereen wel moe is naar zo’n hete dag,' opperde Charis zachtjes.
          'We zijn vandaag pas laat begonnen,' vertelde ik hem. 'Het gaat wel.' Een leugen, maar ik hoopte dat Alistair het niet zou merken. Ik wilde niet zwak overkomen op de Dominus, al helemaal niet in het bijzijn van Charis. Eén rake klap zou me niet uitschakelen. Mijn blik ging weer terug naar Charis en haar vriendelijke gezicht zorgde ervoor dat ik kon kalmeren. Even hing er een ongemakkelijke stilte. Toen herinnerde ik me dat ik geen antwoord haf gegeven op Charis' eerste vraag.
          'Ik had beter op moeten letten,' zei ik tegen Charis en ik hoopte dat mijn toon luchtig overkwam. 'Ben je klaar met werken?' Direct nadat ik dit had gevraagd, had ik spijt. Alistair was erbij. Wat als ik zijn aandacht nu op haar had gezet? Ik bleef het stel om de beurt aankijken, vurig hopend dat Charis inderdaad klaar was.


    Caution first, always.




    Nymeria
    “She is a slave with no way home.”


          Toen het gebulderende gelach van Thorn door de gangen klonk verscheen er een glimlach op Nymeria’s gezicht. “Maak je over mij maar geen zorgen kind, al zou je het willen, dan zou je toch echt wat beter je best moeten doen,” zei hij geamuseerd. Ze had het evengoed zelf kunnen bedenken maar het lag nou eenmaal in haar aard dat ze zich snel zorgen maakte om anderen. Plotseling liet Thorn het tweetal achter — zeggend dat zij het wel op konden ruimen. Ze zou het ook verrassend vinden zou hij hen helpen met opruimen; als gladiator zijnde.
          Vanonder haar wimpers keek Nymeria naar Nerissa. Er was iets aan de hand — en hoe goed Nerissa dat ook kon verbergen voor anderen, niet voor Nymeria. Na een aantal minuten waren scherven in stilte opgeruimd en op dat moment besloot Nerissa te praten. “Nym,” begon ze, “ik moet je iets vertellen, w — wil je beloven dat het ook maar geen ander oor binnendringt?”
          “Natuurlijk niet, ik beloof je dat ik het niet door zal vertellen.” Nerissa wist immers genoeg geheimen van haar — en die had zíj ook niet door verteld. Nieuwsgierig wachte Nymeria af totdat het meisje meer zou vertellen. Ondertussen zette zij een paar borden —die wonder boven wonder heel waren gebleven— op haar armen, samen met wat scherven die ze weg moesten gooien. Nymeria stond behendig op, zonder dat er maar een bord viel, en vervolgde de weg naar de keuken. De koks zouden nu een welverdiende pauze nemen waardoor de keuken leeg zou zijn. Dat was een geschiktere plek om te praten dan op de gang, waar elk woord werd geëchood door de gangen.

    [ bericht aangepast op 27 april 2015 - 18:33 ]


    " icarus had loved the sun, and so daedalus lost his. "