Jonathan McBride
Ik zag hoe Callies glimlach vervaagde, terwijl ik zei dat ik haar wilde spreken.
Nogal zenuwachtig wipte ze heen en weer van haar ene voet naar de andere. Het was te zien dat ze eigenlijk niet echt zo blij was met mijn toon, of mijn vraag. Ja, dat snapte ik wel. Mijn toon was niet echt lief, eerder hard en mijn blik was ook niet de normale. Ze moest eens weten wat er achter zat. Het was niet meer dan een masker om mijn andere gevoelens te verbergen. In de tijd dat ik alleen was geweest, had ik kunnen nadenken. Over alles, maar vooral over Maia, Ellie, Callie en Daniel. Over de soort 'familieband' die we hadden gekregen en die lichtelijk kapot was gegaan door de aanvaller van Maia. Ik had gehoord dat er meer achter die jongen zat, maar ik wilde me er niet mee bemoeien omdat mij was bezworen dat ik niet kon helpen. Ik wachtte nog steeds op antwoord van Callie. Uiteindelijk gaf ze toch antwoord.
'Ja,' fluisterde ze zachtjes, ondanks haar blik en maakte aanstalten om achter me aan te lopen. Natuurlijk had ik geen zin om met Ellie en Daniel dit gesprek te houden, ook al had Callie nog geen flauw benul van wat ik ging zeggen.
Toen we in een rustige, stille, lege kamer waren met alleen een grote tafel met stoelen er om heen, waarschijnlijk een vergaderkamer voor de staf van het gebouw, wachtte ik tot Callie binnen was en sloot de deur. Ik deed het licht aan zodat ik haar gezicht kon zien. Ik zuchtte. De woorden die ik wilde zeggen, waren moeilijk, pijnlijk en ze maakten me kwetsbaar. Daarom zei ik ze op een andere manier. Ik wist dat Callie bang was dat ik kwaad was, dat voelde ik aan.
'Ten eerste, ik ben niet boos Call.' Ik had wat gezegd. Applaus.
'Vat dit ook niet verkeerd op of zo, zie me niet als een gluiperig persoon dat achter mensen aanloopt.' Ik wist dat ze echt geen idee had waar dit naar toe ging. 'Je snapt me zo wel.' Nog een zucht ontsnapte tussen mijn lippen door en ik streek als een automatisme mijn haar door de war.
'Het enige wat ik wil weten is dit. Hoe zit het tussen jou en Daniël. Begrijp me niet verkeerd, het enige wat ik wil weten is hoe het zit. Jullie zijn als familie voor me en ik wil niet...' ik wist niet de goede woorden dus ik veranderde mijn zin. 'Ik wil geen geheimen of zo.' Jemig, dit was echt lastig. Ondanks alles lachte ik, maar dan wel op een soort van zelfspottende manier.
'Ja ik weet dat ik klink als een sukkel, een soort van jaloerse gast die hopeloos zich aan mensen vast klampt.' Zo voelde ik me ook.
'Maar zo bedoel ik het niet.' Kom op, Jon. Je klinkt gestoord.
'Lach me maar uit, ik ben echt een loser.' zei ik, ik probeerde niet naar complimentjes te vissen. Ik voelde me echt een loser. Mijn hand schoot zenuwachtig weer door mijn haar, mijn ogen gevestigd op een onzichtbaar punt links van Callie. Straks zou ze lachen, zeggen dat ik gestoord was en weglopen, terug naar de anderen. Jemig, ik had het echt verpest.
"It's funnier in Enochian." ~ Castiel