• Ongeveer zes tot tien jongeren gaan in de kerstvakantie mee op een kamp van school. Ze gaan op kamp in een bosachtig gebied. Ze vinden het kamp maar saai en besluiten sneaky weg te sluipen van de groep om het gebied zelf te verkennen.
    Na urenlang door de bossen rond gedoold te hebben komen ze uit bij een groot, oud en verlaten huis. De jongeren besluiten hier te blijven, niet wetend wat voor vloek er rust op dit huis. De jongeren komen er te laat achter wat deze vloek in houdt en raken ingesneeuwd. Nu zijn ze gedwongen te overleven in dit huis waar maar rare dingen in gebeuren. Zo verdwijnen er wel eens mensen, die zomaar uit het niets terugkomen zonder dat ze weten dat ze überhaupt weg waren.
    Kunnen de jongeren hier nog op tijd weg komen of wordt deze domme actie hun fataal?


    Wat informatie over de vloek en wat er gebeurd is:
    De McAllister familie was zeer rijk en welvarend. Ze hadden een prachtig huis in het bos gekocht waar iedereen jaloers op was. Met name een van de houthakkers uit dat bos. Hij was een fanatiek natuurbeschermer en deed er alles aan om het bos te beschermen. Hij baalde erg het huis van de McAllister's zich in het bos bevond. Na drie jaar kon hij er niet meer tegen en sloop hij s'nachts het huis van de McAllister's in. Hij vermoorde ze stuk voor stuk met zijn bijl en verstopte hun lichamen ergens in de kelder van het huis. Nu hebben de McAllister's besloten zich te wreken op iedereen die hun huis betreedt door hen te teisteren met een vreselijke vloek. Ze laten mensen verdwijnen en verschijnen zonder dat ze er zelf iets tegen kunnen doen, drijven mensen tot waanzin en vermoorden tot slot ook nog mensen uit woede richting de vreselijke houthakker die hun hele familie uitmoordde.


    De regels:
    (gelieve deze door te lezen voor je überhaupt begint met het aanmaken van je rol)
    • Er is een minimum van 200 woorden.
    • OOC is altijd alleen in het praattopic.
    • 16+ is toegestaan, houd het netjes.
    • Je bestuurt alleen je eigen personage(s)
    • Niemand is perfect.
    • Naamsveranderingen en afwezigheden altijd doorgeven.
    • Let op spelling en interpunctie.
    • Reserveringen blijven 3 dagen staan.
    • Denk goed na voor je meedoet.
    • Max. 2 Personages per persoon. (Man en vrouw)
    • Alleen ik maak de topics aan! Tenzij ik daar iemand anders voor vraag.
    • Houd bij het aanmaken van rollen het aantal mannen en vrouwen een beetje gelijk.
    • Van te voren wordt er niet besproken wie een relatie krijgt met wie.
    Als je je niet aan deze regels houd, zal ik je moeten kicken uit deze RPG.

    De rollen:
    • Chase Carter - RapunzeI (pagina 5)
    • Micardo Guiseppe Vercini - Neverland (pagina 17)
    • Drake Justin Parker - Kendizzzzle (pagina 2)
    • Jongen
    • Noah Riker Constantines - Teresa (pagina 5)
    • Raven May Winter - Roww (pagina 17)
    • Cassie Elora Mears - Bash (pagina 3)
    • Meisje gereserveerd voor BarnOwl
    • Agnes Meryl Ellery - Sheridan (pagina 18)
    • Athalia Sevillia Espironaz - EIias (pagina 7)

    Geesten van McAllister's (maximaal 4)
    • Euphemia (Mia) Ainsley Cresent McAllister - Candira (pagina 10)
    • Lily McAllister - Saviorself (pagina 9)

    Belangrijke topics:
    - Praattopic
    - Rollentopic


    Het begin: De kinderen hebben al enkele uren in de bus gezeten en zijn inmiddels op de plek van bestemming aangekomen. Een paar mensen besluiten zich los te rukken van de grote massa en met een klein groepje rond te gaan dwalen.

    [ bericht aangepast op 5 jan 2014 - 12:33 ]


    26 - 02 - '16

    Teresa schreef:
    [Athalia? ^^]


    [Athalia komt eraan. Had vandaag 3 toetsen en basketbal toernooi. -Handig als je je fietsleutels kwijtraakt en je mobiel leeg is. Dan mag je namelijk 7 kilometer naar je dichtbijzijnste vriendin lopen- dus ik ben nog steeds aan het bijkomen. zal even kijken wat ik kan schrijven ;]-


    | 'Sorry for being awesome, losers,' Call had said before he blacked out. | The Iron Trial

    Cassie Elora Mears
    De tent opzetten ging nog wonderbaarlijk goed, al deed Chase uiteindelijk wel meer dan ik, en we konden al snel onze spullen er in leggen en de luchtbedden oppompen, maar dat heeft Chase eigenlijk ook voor mij gedaan, aangezien bij mij dat tuitje van die stomme pomp er uit bleef vallen. Na dit uitje ga ik echt nooit meer kamperen.
    Niet lang nadat "we" de tent hebben opgezet, zien we enkele mensen het bos in gaan en besluiten we ze achterna te gaan. Na een halfuur ben ik al wel zat van het geloop. Mijn laarsjes zijn prima om op te shoppen, maar niet om door een bos te lopen. Ik wil Chase er alleen niet meelastig vallen, want misschien vindt hij het wel leuk.

    'Ik heb het idee dat we niks gaan vinden,' mompelt Chase, zo'n halfuur later. 'Maar je weet maar nooit...' Ik bijt zacht op mijn lip. 'Straks vinden we een wolven of berennest en gaan ze ons aanvallen,' zeg ik zachtjes, alsof ik bang ben dat de dieren mij zouden kunnen horen wanneer ik harder zou praten. Ik vind persoonlijk liever geen wolven of berennest. Tenzij ze tam zijn, maar die kans lijkt me erg klein...
    Ik wil net voorstellen dat we misschien beter terug kunnen gaan, als Chase iets roept: 'Mensen! KIJK!' Ik volg zijn blik en zie een oud, verlaten uitziend huis. Voor ik nog wat kan zeggen sprint hij er naar toe.'Ik, eh, ga denk ik maar terug...' zeg ik tegen de anderen, aangezien ik de kriebels krijg van het huis. Ze knikken echter enkel en lopen dan ook naar het huis. Een zachte zucht rolt over mijn lippen. Ik had gehoopt dat iemand anders ook terug zou willen, maar ik kan het vast ook wel in mijn eentje vinden... Ik draai me om en loop het bos weer.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    • Micardo Guiseppe Vercini

          'Waag het niet om eerder terug naar huis te komen, jongeman.'
    Alhoewel de woorden van mijn grootmoeder nog helder weer klinken in mijn gedachten – sta ik op het punt mijn tent weer op te ruimen en in de laadbak van mijn pickup truck te gooien, om vervolgens weg te rijden van deze verschrikkelijke plek. Gedurende de gehele dag had ik enkel en alleen een gesprek gehad met het meisje genaamd Raven – wat ontzettend gezellig was, maar er was een moment gekomen dat ze ook de andere personen wilde gaan begroeten ; waardoor ik alleen achter was gebleven en enkele uren toe heb gekeken hoe iedereen zich door het kamp bewoog en verplicht mee deden aan enkele activiteiten welke georganiseerd waren door de leerkrachten.
    Echter, er was een moment gekomen dat een kleine groep personen het kamp hadden verlaten – wat de leerkrachten niet gezien hadden. Zo ver als ik op mijn eigen ogen kon vertrouwen, was Cassie er bij geweest ; gezamenlijk met de jongen waar ze die middag mee had staan praten. Ik had geen enkele intentie om er achteraan te gaan – ik bleef liever bij mijn tent zitten om te wachten todat deze hel uiteindelijk voorbij zou zijn. Zuchtend ga ik uiteindelijk staan ; om het stijve gevoel in mijn benen weg te krijgen en een kort rondje langs het terrein te lopen voordat ik m'n nest in zou duiken.
          'Nee, eet me niet op – ik smaak niet lekker!'
    Na enkele meters gelopen te hebben, hoor ik plotseling de meest absurde zin ooit – van alle zinnen die ooit in een bos gezegd konden worden. Verbaasd kijk ik de duisternis in, terwijl ik me af vraag of er iemand van de groep die was verdwenen terug was gekomen maar was verdwaald. Van het ene op het andere moment dringt het echter tot me door dat het de stem van niemand anders dan Cassie was geweest ; die ik uit duizenden zou herkennen. Direct schiet mijn blik heen en weer – om zo een meisje op te vangen dat enkele meters van me af staat.
    'Hé. Hé – Sorry, maar eh ; volgens mij is er iemand in het bos die niet meer weet waar het kamp is, en ik heb geen zin zelf te verdwalen. Heb je toevallig tijd om heel even mee te gaan kijken waar die persoon is? Ik ken haar ...'
    Mijn wangen zijn inmiddels vuurrood doordat ik het meisje aan had gesproken, maar ik kon Cassie moeilijk in het bos laten staan ...

    [ bericht aangepast op 22 jan 2014 - 14:05 ]


    •


    Die avond loop ik met een groepje van het kamp door het bos. Ik had eerder al gedag gezegt tegen Micardo aangezien ik ook met andere vrienden van me wilde praten en loop nu naast Chase en Cassie. Het is best griezelig, zo door het al reedelijk donkere bos lopen, maar juist dat maakt het zo leuk.
    Niemand had eigenlijk nog zin om op het veld te blijven aangezien de leraren ons niks lieten doen, een kampvuur was te gevaarlijk en in het donker is ook niets echt gezellig of zo.
    Ik hoor Chase na een half uur zuchten dat we niks zullen tegen komen, maar toch blijft hij volhouden en lopen we gewoon door. Ik grinnik zachtjes en voel aan mijn broekzak of mijn telefoon er nog steeds is. Als het straks te donker is kan ik die tenminste gebruiken als zaklamp, aangezien er een flits camera op zit is dat wel handig.
    ''Mensen! KIJK!'' hoor ik Chase dan roepen, ik volg zijn blik en zie een huis opdoemen tussen de bomen. Een lachje rolt over mijn lippen als ik zie dat het huis er niet al te nieuw uit ziet.
    "Cool, een spookuis" lach ik vrolijk. Ik ben gek van horror films en Halloween is helemaal mijn favo feestdag, dus een eng huis in het bos vind ik ook geweldig.
    ''Ik, eh, ga denk ik maar terug...'' hoor ik plots iemand zeggen. Ik draai me om en zie dat het Cassie is, voorspelbaar. Dat soort meiden zijn echt overal bang voor.. Vreselijk irritant.
    Ik kijk haar grinnikend aan "Hoezo? Zo erg kan dit toch niet zijn? Spoken bestaan niet Cassie, en dit is gewoon een leegstaand oud krakkemikkig huis, niks mis mee" grinnik ik terwijl ik mijn schouders nonchalant op haal naar haar. Als ik me dan weer om draai naar het huis hoor ik voetstappen door het bos, ik kijk om en zie dat Cassie haar weg terug al aan het maken is. Een zachte grinnik rolt over mijn lippen. Geesten bestaan niet. maak ik mezelf dan weer wijs terwijl ik naar het huis kijk. Ik ben gelovig op dat gebied, en als er iets is wat ik best wel griezelig vind zijn het wel Geesten..
    Als we dan na een tijdje voor het huis staan kijk ik omhoog naar het huis.
    "Wie ooit in dit huis gewoond heeft had dikke mazzel! Dit huis is gewoon enorm" roep ik verwonderd uit. Het enige nadeel is dat het huis midden in het bos staat, ver weg van de bewoonde wereld.


    -Raven is ook met de groep mee ;P-


    Little do you know

    Athalia Sevillia Espironaz

    Ik knikte even en keek naar de jongeman en probeerde na te denken over een goede vraag.
    'In welk vlak wil je dan je later verdiepen? Wat is je uiteindelijke doel?' Ik keek hem afwachtend aan en staarde vervolgens naar de paar donkerbruine ugg's die ik nu het liefst verrot zou schelden. Mijn ogen schoten omhoog en zagen de donkere lucht en ik voelde hoe de wind kouder was geworden. Vervolgens schoten mijn ogen weer naar Noah en ik schraapte lichtjes mijn keel.
    'Ik ga mij eens even omkleden. Ik krijg het koud. ' Ik pushte mijzelf om mijn mondhoeken omhoog te doen en hem in de ogen die mij bang maakte te kijken. De ogen die ik na dit gesprek liever niet meer zou zien. 'Het was fijn om je te ontmoeten, Noah.' Ik stak mijn hand uit maar trok die al net zo snel terug als hij gekomen was. Mijn lichaam stribbelde tegen om hem aan te raken. In plaats daarvan knikte ik en draaide mijn lichaam 90 graden. Na een paar stappen gezet te hebben bedacht ik mij iets. Ik stond stil met mijn rug naar Noah gericht. 'Owja, dat ik zwak lijk weet ik ook wel.'Ik nam even adem en voelde hoe bloed steeg naar mijn wangen. 'Maar je hoeft als ik je ooit weer tegen kom geen medelijden te tonen. Ik ben níet zwak.' Ik spuugde de laatste woorden zowat uit en draaide mij om en glimlachte met een gemaakt glimlachje naar hem eventjes. 'Ik hoor best dingen en je kan niet zo goed je klank verbergen als je ogen.' Nu draaide ik mij nogmaals om en liep verwoed door. Een maal bij mijn tent aangekomen ging ik hem binnen en trok mij kleren uit die ik veranderde voor zwart shirt waar ik over een gebroken witte gehaakte trui over deed. Vervolgens deed ik onder mijn broek een thermo legging aan. Ik was een echte koukleum. Na een paar minuten naar de zwarte beanie gekeken te hebben die mijn moeder er in had gedaan deed ik mijn haar los. borstelde het en zette de beanie op mijn hoofd. Ik zag er uit als of ik alles liet gebeuren door die hoofd deksel. Ik voelde mij verschrikkelijk. Ik haatte het. Toch hielt ik de muts op mijn hoofd. het maakte mijn oren warm. Ik deed mijn jas weer aan en bond de riem wat strakker om mijn taille. Vervolgens loop ik mijn tentje uit en begin een beetje rond te lopen rond mijn tent. Mijn lichaam gaat op gegeef stil staan en beetje rond kijken. Ik zie hoe 2 mensen elkaar verder op omhelzen. Je kon niet twijfelen dat hun iets hadden wat ik alleen maar van kon dromen. Niemand zou vallen op iemand die gewoon half gek is. Niets kon. Ik voelde hoe tranen opspeelde en ik vocht er tegen. Ik had het fout. Ik kon wel iets. Mijzelf afkraken. En volgens mij ben ik nog ook een aardig goed in mensen hun ego te kleineren. Als ik terug denk aan het gesprek met Noah.
    'Hé. Hé – Sorry, maar eh ; volgens mij is er iemand in het bos die niet meer weet waar het kamp is, en ik heb geen zin zelf te verdwalen. Heb je toevallig tijd om heel even mee te gaan kijken waar die persoon is? Ik ken haar ...' De stem laat mij opkijken en ik kijk op naar de kant waar het geluid vandaan kwam. Had diegene het nou tegen mij? Ik keek naar een jongen die een gestroomlijnde kaak had en ik knikte.
    'Natuurlijk, maar wie is er in het bos dan?' De woorden waren te snel geweest om gevangen te houden geworden. Ze rolden over mijn lippen. En ik realiseerde mij dat ik nog nooit op 1 dag door 2 vreemden was aangesproken. Ik liep dichter naar de jongen toe en keek hem vragend aan. Mijn hoofd een klein beetje scheef.

    -Sorry school is echt een bitch :'D-


    | 'Sorry for being awesome, losers,' Call had said before he blacked out. | The Iron Trial

    • Micardo Guiseppe Vercini

          'Natuurlijk. Maar, wie is er in het bos dan?'
    Inmiddels was het onbekende meisje mijn kant ietwat opgekomen – waardoor ik op dit moment de mogelijkheid kreeg om haar enigszins beter te bekijken en haar uiterlijke kenmerken in me op te nemen. Zoals ik van te voren al had verwacht, had ik geen flauw idee wie dit meisje kon zijn. Alhoewel het heel goed mogelijk was dat ik haar eerder had gezien op de campus – schaamde ik me er grotendeels voor dat ik me voor een groot gedeelte van mijn tijd op de campus had afgesloten voor vrijwel ieder sociaal contact, waardoor ik op dit moment vrijwel van geen enkele persoon een naam wist te benoemen op dit vervloekte schoolkamp.
    Echter – wanneer ik het meisje ietwat beter begin te bestuderen, knipper ik enkele keren met mijn ogen en vergeet ik de woorden welke ik haar als een antwoord had willen geven. Ondanks het feit dat ze gezond over kwam in de lichte schemering – met de beanie op haar hoofd en haar donkere haren welke er onderuit staken – kreeg ik het gevoel dat er meer met haar was dan haar uiterlijk op het eerste gezicht liet zien. Grotendeels door het feit dat er ook meer met mij aan de hand was dan ik liet zien – kreeg ik dit gevoel snel bij andere personen, waardoor ik de verzorgende drang al snel in mijn borstkast omhoog voel komen ; welke ik vrijwel direct weet te onderdrukken.
          'Enkele studenten zijn het bos in gegaan na de mislukte poging van de leerkrachten om het gezellig te maken. Ik hoorde net echter een meisje roepen, haar naam is Cassie – ik heb een cursus koken met haar gevolgd op de campus,' laat ik dan aarzelend over mijn lippen rollen.
    Ik had mijn woorden nog geen enkele seconden geleden uitgesproken, of er klonk opnieuw een ietwat hardere 'help' vanuit de donkere bossen. Direct besloot ik dat de overige informatie zo direct wel zou komen, waardoor ik mijn hand rondom de bovenarm van het donkerharige meisje sla – en ons zo de bossen in begeleid. Alhoewel ik normaal gesproken niet van het lichamelijk contact was en het liever vermeed – wilde ik het niet riskeren dat het meisje eveneens zou verdwalen, wat uiteindelijk allemaal mijn schuld zou zijn.
    'Mijn naam is Micardo, trouwens –' mompel ik zachtjes, mijn stem niet meer dan een zachte fluistering door het directe contact wat ik op dit moment met het onbekende meisje aan het maken was. Mijn verdere voorstellingsronde viel echter weg doordat ik voor ons uit een gestalte op zag doemen in de bossen – waarvan al snel bleek dat het daadwerkelijk Cassie was, die met een licht angstige blik rond stond te kijken.
          'Cassie, hè.' Mijn stem klinkt geruststellend wanneer het donkerharige meisje en ik vanuit de struiken komen en de open plek op stappen waar Cassie zich op dat moment bevindt. Ik vond het verschrikkelijk om in de ogen van andere personen een angstige blik te zien ; voornamelijk omdat ik bang was dat ik daar de reden toe was.
    'Wat doe jij hier nou, zo alleen?' vraag ik dan zachtjes, terwijl ik uiteindelijk tot stilstand kom en ietwat geschrokken de arm van het donkerharige meisje los laat. Ik had haar zo maar meegetrokken de bossen in – wat hoogstwaarschijnlijk niet een heel goede eerste indruk was geweest. Met vuurrode wangen richt ik daarom mijn blik ietwat omlaag, om zo de donkere bladeren op de grond te bekijken. 'Ik en ... –' begin ik dan langzaam, terwijl ik mijn blik op Athalia richt. 'Ik en – deze andere, fantastische redden hoorden je roepen en besloten je te komen zoeken,' mompel ik dan maar.

    [ bericht aangepast op 22 jan 2014 - 17:02 ]


    •

    Athalia Sevillia Espironaz
          'Enkele studenten zijn het bos in gegaan na de mislukte poging van de leerkrachten om het gezellig te maken. Ik hoorde net echter een meisje roepen, haar naam is Cassie – ik heb een cursus koken met haar gevolgd op de campus,' Ik had het kunnen verwachten. Cassie was echt weer een persoon om zoiets voor elkaar te krijgen. Toen de hardere letters die het woord 'help' vormde uit de bossen kwamen pakte de jongen met de gestroomlijnde kaak mijn boven arm vast en trok me mee de bossen in. Er ging een pijn door mijn bovenarm heen die mijn nekharen omhoog lieten gaan. De jongen had me stevig vastgepakt. Of wat voor zijn gevoel normaal was. Toen de jongen zijn naam zei knikte ik eventjes en mompelde mijn naam. Ik hoopte dat hij niet de klank had gehoord want ik wilde hem geen schuld gevoel geven. Toen we Cassie vonden zag ik alleen maar angst. Als Micardo Cassie vraagt wat ze hier doet bedenkt hij zich dat hij nog steeds mij vasthield. ik zag hoe een wat rozige blos zijn jukbeenderen kleurden en hoe de jongen beschamend naar de grond keek. Waar blijkbaar de donkere bladeren intresant waren geworden. Onbewust kwam er een glimlach op mijn gezicht door de actie van Micardo.
          'Ik en ... –' Micardo's blik ging wat omhoog en keek mij aan met zijn -zover ik het goed zag- lichtgroene ogen mij aan.'Ik en – deze andere, fantastische redder hoorden je roepen en besloten je te komen zoeken,' waren de woorden die mompelde. Obewust ging er wat bloed omhoog naar mijn wangen en ik wende mijn blik af. Die ik vervolgens weer op Cassie richtte.
          'Gaat het een beetje? Waar zijn de andere?' Ik betrapte mezelf er op dat ik er even aan dacht dat Noah misschien hun achtervolgt was maar die gedachte sloot ik volledig van me af. Waarschijnlijk was hij nu bezig met... Weet ik veel. Spelen met een steen?

    -Sorry voor de laatste zin. ik kon het niet laten :'D-


    | 'Sorry for being awesome, losers,' Call had said before he blacked out. | The Iron Trial

    Cassie Elora Mears
    Al na enkele minuten gelopen te hebben, besef ik me dat ik beter bij de groep had kunnen blijven, aangezien ik géén idee heb welke kant ik op moet. Zacht bijt ik op mijn lip, waarom was ik überhaupt eigenlijk meegegaan? Ik schrik op als ik een geluid hoor. Wat als het een wolf of een beer is? 'Nee, eet me niet op, ik smaak niet lekker!' roep ik voor de zekerheid. Honden snappen het wanneer ze moeten liggen of zitten, misschien snappen wolven en beren dit wel. Hoop ik. Ik ben zo om me heen aan het kijken, dat ik de omhoogstekende wortel voor me niet zie en er over heen struikel. Gelukkig land ik niet erg hard, maar op een hoopje bladeren. Ik zucht zachtjes, krabbel overeind en probeer zover het wil enkele blaadjes uit mijn blonde lokken te plukken, waarna ik verder loop, nog steeds zonder een idee welke kant ik op moet. Maar goed, als ik gewoon door blijf lopen dan kom ik vast van zelf ergens uit.
    Na een tijdje gelopen te hebben hoor ik weer wat, waarop ik wat luider om hulp roep. Misschien zijn er mensen in de buurt, maar zodra het uit mijn mond komt heb ik spijt. Straks hoort iemand het, komen ze naar me toe en zijn er echt wolven, waardoor zij ook opgegeten worden! Ik hoop dat er niemand meer komt, maar stiekem ben ik toch opgelucht als ik een bekende stem: 'Cassie, hè,' hoor zeggen. Micardo en een meisje dat volgens mij Athalia heet, komen uit de bosjes gestapt. 'Wat doe jij hier nou, zo alleen?' vraag't hij vervolgens zacht, waarna hij met rode wangen de arm van Athalia loslaat, waardoor er een lichte frons op mijn gezicht komt te staan en alweer vergeet dat hij mij een vraag stelde. 'Ik en ... –' begint hij, met zijn blik op Athalia gericht. 'Ik en – deze andere, fantastische redder hoorden je roepen en besloten je te komen zoeken,' mompelt hij, waarop het meisje naast hem ook begint te blozen. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, waarna ik in een opwelling mijn armen om hun beide heen sla, als een soort mini-groepsknuffel. 'Dat is heel lief van jullie,' glimlach ik, maar dan bedenk ik me de wolven en beren weer en betrekt mijn gezicht iets.
    'Gaat het een beetje? Waar zijn de andere?' vraagt Athalia. 'Die zijn in een spookhuis. Ik had niet zo zin om mee te gaan...' Zacht bijt ik op mijn onderlip. 'Maar jullie hadden niet moeten komen! Straks worden jullie ook opgegeten door wolven of beren,' vervolg ik iets bezorgd. 'Of heeft een van jullie iets van vuur bij zich? Dan kunnen we ze misschien wegjagen. Of we moeten doen wat ik net deed, roepen dat we niet lekker zijn. Zouden ze dat geloven denk je?' vraag ik op een iets hoopvolle toon.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    • Micardo Guiseppe Vercini

          'Dat is heel lief van jullie.'
    Inmiddels heeft Cassie haar armen zo rond mij en het donkerharige meisje geslagen – dat we een ongemakkelijke groepsknuffel aan het vormen zijn. Ik voel dat zowel ik als het donkerharige meisje er ietwat onwennig bij staan en hierdoor vrij weinig bewegen – maar het feit dat Cassie zich hierdoor meer op haar gemak voelt, maakt een heleboel goed waardoor ik haar laat begaan.
    'Gaat het een beetje? Waar zijn de anderen?' De woorden van het donkerharige meisje zijn de woorden die ik op mijn lippen had liggen, maar zojuist niet had uitgesproken – waardoor ik zachtjes op de binnenkant van mijn wang begin te kauwen.
          'Die zijn in een spookhuis. Ik had niet zo'n zin om mee te gaan ... Maar jullie haddenniet moeten komen! Straks worden jullie ook opgegeten door wolven, of beren. Of heeft een van jullie iets van vuur bij zich? Dan kunnen we ze misschien weg jagen. Of we moeten doen wat ik net deed; roepen dat we niet lekker zijn. Zouden we dat geloven denk je?'
    Verbaasd knipperend met mijn ogen blijf ik voor een moment roerloos staan – twijfelend of de woorden van Cassie een grote onzin waren, of dat de hoopvolle uitdrukking op haar gezicht een uiting was van het feit dat ze zojuist haar daadwerkelijke gedachten had uitgesproken. Om mezelf een houding te geven haal ik mijn hand door mijn haren – waarna ik plotseling besef dat het donkerharige meisje zojuist in de bossen haar naam had gefluisterd. Verwoed frons ik mijn wenkbrauwen even – terwijl de naam 'Athalia' door mijn gedachten schiet.
          'Eh – Cassie? Ik ben er honderd procent zeker van dat er in dit gebied geen beren en of wolven zitten. Je weet toch dat het schoolbestuur het anders nooit of te nimmer had toegelaten dat we hier met z'n allen gingen kamperen?' vraag ik dan ietwat aarzelend.
    Inmiddels moet ik moeite doen om de lichte glimlach rondom mijn mondhoeken tegen te houden – maar na enig verzet laat ik hem uiteindelijk toch door dringen en zucht ik even opgelucht. Het deed me goed om te weten dat Cassie oké was en ik vond het ontzettend slecht van de mannelijke personen bij de groep die haar alleen hadden weg laten lopen – alhoewel Cassie wel een persoon was die er gewoonweg vandoor kan gaan.
    Mijn blik gaat enkele keren op en neer tussen Cassie en Athalia – terwijl ik de rits van mijn vest wat hoger optrek en mezelf in mijn gedachten vervloek dat ik niet eerst mijn jas uit de tent heb gegrist.
    'Maar, een spookhuis – zei je? We zitten niet op de Kermis hoor,' grinnik ik dan zachtjes, terwijl ik naar Athalia kijk en mijn ogen rol.

    [ bericht aangepast op 22 jan 2014 - 21:52 ]


    •

    Noah Riker Constantines || 23
    Athalia knikte en dacht even na.
          "In welk vlak wil je dan je later verdiepen? Wat is je uiteindelijke doel?" Noah keek haar - misschien een klein beetje verveeld - aan en deed dan zijn mond open om te antwoorden.
          "Interne geneeskunde," zei hij, nogal vaag. "Oncologie." Er streek een koude bries langs Noahs armen. Hij had zijn mouwen opgetrokken, maar hij was nooit echt zo heel gevoelig geweest voor de koude. Athalia blijkbaar wel, maar dat was eigenlijk ook logisch, met haar lichaamsbouw.
          "Ik ga mij eens even omkleden. Ik krijg het koud," zei ze, zonder verder in te gaan op wat Noah zei. Ze forceerde even een glimlach. Noah glimlachte al even lief terug. Het was niet duidelijk of het oprecht was. "Het was fijn om je te ontmoeten, Noah," voegde ze toe. Ze stak haar hand uit, maar trok die net zo snel terug. Noah trok een wenkbrauw op en keek haar even vanuit de hoogte aan. Athalia maakte een verwarde indruk door te knikken en zich daarna half om te draaien. Noah keek haar na toen ze weg liep en kruiste zijn armen, afwachtend totdat ze zou toevoegen wat ze nog te zeggen had.
          "Owja," zei ze en Noah zuchtte even ongeïnteresseerd toen ze haar preek afstak. "Dat ik zwak lijk weet ik ook wel." Ze nam even adem en Noah kon vanaf de twee meter afstand waar ze stond best zien dat haar gezicht een donkerdere tint kreeg. "Maar je hoeft als ik je ooit weer tegenkom geen medelijden te tonen. Ik ben niét zwak." Ze spuwde de laatste woorden uit en draaide zich weer naar hem om. Hij wilde iets zeggen, maar maakte daar zelfs geen aanstalten toe wanneer hij zag dat ze nòg iets wilde zeggen.
          Noah trok zijn ene wenkbrauw op en staarde haar priemend aan, niet onder de indruk. Op hem kwam het eerlijk gezegd over alsof ze hem probeerde te bedreigen, maar het was niet alsof hij haar medelijdend had behandeld. Waarom zou hij? Hij was wel de laatste persoon die medelijden zou tonen met iemand die aan een ziekte als dat leed. Dat maakte het voor hem alleen maar ongemakkelijker en pijnlijker. Ook wist hij dat ze niets aan medelijden hadden. De meeste mensen wisten toch niet eens wat er aan de hand was. Zo was het met Liv ook geweest.
          "Noah, stop met me aan te kijken alsof ik doodga." Noah had willen opwerpen dat ze wel degelijk aan het doodgaan was, maar Liv stond erop dat ze geen medelijden wilde. "Echt, broertje, alles gaat goed," zei ze grinnikend. Op dat moment misschien nog wel...
          Noah tuitte zijn lippen en knikte langzaam toen Athalia verder ging.
          "Ik hoor best dingen en je kan niet zo goed je klank verbergen als je ogen." Noah moest bijna beginnen lachen wanneer ze van hem weg schreed.
          "Weet je, het is best wel lief als je probeert bedreigend over te komen, Athalia," zei hij haar nog na, maar hij was niet zeker of ze het wel gehoord had. Hij zuchtte even en merkte toen pas op hoe moe hij was. Hij bemerkte hoe de open plek begon leeg te lopen en vroeg zich af waar iedereen heen was.
          Hij zag sommigen van de groep in het bos verdwijnen, waar het toezicht niets van zei. Er waren ook tenten waar een lichtje scheen, bemerkte Noah. In zijn tent gaan zitten was geen optie. Hij had zichzelf voorgenomen om zo min mogelijk in zijn tent te verblijven. Nog een reden waarom hij niet blij was dat hij mee was op dit kamp: claustrofobie was niet handig als je in een tent moest slapen. Eerlijk gezegd viel het nog mee in een tent. Hij kreeg er alleen een bekrompen gevoel van, maar het was nogal logisch dat hij kleine ruimtes wilde vermijden.
          Noah keek verveeld om zich heen en twijfelde of hij ook het bos zou in gaan. Het leek er niet op dat er hier nog iets spannends zou gebeuren. Dan kon hij evengoed met een steen gaan spelen...


    [Yeah, I was bored.]

    [ bericht aangepast op 22 jan 2014 - 20:51 ]


    help

    x Athalia Sevillia Espironaz

    Ik kijk met een serieus gezicht naar Micardo als hij verteld tegen Cassie dat er in dit bos echt geen beren of wolfen zijn. Mijn mondhoeken duw ik naar beneden en keek toe, ik vond het zielig voor haar als ik ging lachen. Dat ze zo bijgelovig was kon ze ook niks aan doen.
          'Maar een spookhuis - zei je? We zitten niet op de Kermis hoor,' zegt Micardo zacht grinnikend. Vervolgens keek hij, mij aan en rolde met zijn ogen. Iets waardoor ik niet meer mijn lach kon binnen houden en onbedoeld een zacht lachtje mijn donkerrode gestifte lippen verlieten. Ik schudde mijn hoofd lichtjes omdat we dit niet tegenover Cassie konden maken. Ik draaide lachend mijn hoofd om naar Cassie en keek haar aan.
          'Maar een spookhuis zei je?' Ik ging met mijn rechterhand naar de bovenkant van mijn linkeronderam. Waar mijn tattoo zat. Ik hoorde mijn broertjes stem in mijn hoofd.
          'Kijk ik kom verder dan jou!' Ik glimlachte naar mijn broertje en sprong. Mijn donkerblauwe schoentjes kwamen op de deur terecht en ik keek naar mijn moeder met mijn groen/grijze ogen die ik van haar geerfd had.
          'Wat wil je later doen?' Hoe de glimlach rond mijn lippen sprong liep ik naar mijn broertje en omhelsde hem.
          'Alles wat hij kan bereiken maar dan beter.'

    Wat had hij gedaan? Hij zou er naar toe zijn gegaan. 'Ik weet zeker dat er geen spoken zijn-' Ik voelde hoe de rilling in mijn lichaam nog net niet mijn stem had bedacht. Ik was bijgelovig als het om spoken ging. Ik was als de dood voor hem. Na de dood van mijn broertje zag ik hem overal en ik hoorde hoe zijn lach veranderde in een afgrijzelijke gil. Jaren heb ik mijzelf erdoor heen geworsteld en sinds mijn 14de begonnen ze af te nemen. Iets waar ik blij met was. Minder een schuldgevoel krijgen. Maar altijd zou ik die nog hebben. '-Cassie misschien is het handig als je het met je eigen ogen ziet. Er zijn echt geen spoken. Kom we gaan er naar toe. Ik pakte beide mensen bij hun handen en keek even naar de voetstappen in de grond. Een enkelpaar. Zeker van Cassie. Mijn voeten begonnen te bewegen en mijn grijs/groene ogen keken geconcentreert naar de voetstappen. Opeens bedacht ik me weer iets. De frons van Cassie. Ik keek even snel en fluisterde naar Micardo.
    'Misschien had je mij moeten vertellen dat we opzoek waren naar je vriendin.' Als ik een gestalte in de verte opmerk laat ik hun handen los en focus mijn zicht op het gestalte. En ik zie steeds meer hoe het gestalte een huis wordt.


    | 'Sorry for being awesome, losers,' Call had said before he blacked out. | The Iron Trial

    Cassie Elora Mears
    Micardo lijkt verbaasd te zijn, maar ik snap niet zo goed waarom. Was wat ik zei dan zo raar?
          'Eh – Cassie? Ik ben er honderd procent zeker van dat er in dit gebied geen beren en of wolven zitten. Je weet toch dat het schoolbestuur het anders nooit of te nimmer had toegelaten dat we hier met z'n allen gingen kamperen?' Blijkbaar wel dus... Lichtjes haal ik mijn schouders op. 'Ik weet het niet. Ik hoorde geluiden in de bosjes, dus ik dacht dat het wolven of beren waren, maar blijkbaar niet...' zeg ik zachtjes.
          Hij kijkt van mij naar Athalia en ritst zijn vest verder dicht. Ik snap niet zo goed waarom hij geen jas heeft aangedaan. Er ligt dan wel geen sneeuw, maar het is wel winter.
          'Maar, een spookhuis – zei je? We zitten niet op de Kermis hoor,' grinnikt Micardo dan, waarna hij naar Athalia kijkt en met zijn ogen rolt. Athalia lacht ook zachtjes. Mijn gezicht betrekt en ik richt mijn blik op de grond. 'Ik weet heus wel dat we niet op een kermis zitten, zo dom ben ik nou ook weer niet,' mompel ik zacht en ik bijt op mijn onderlip. Ik weet dat ik niet één van de slimste mensen ben, maar ik vind het niet fijn als mensen dan zo gaan doen, alsof ik de meest simpele dingen nog niet weet.
          'Ik weet zeker dat er geen spoken zijn,' zegt Athalia. Ik zucht zachtjes, met mijn blik nog steeds op de grond gericht. Dat was helemaal niet wat ik bedoelde. 'Cassie misschien is het handig als je het met je eigen ogen ziet. Er zijn echt geen spoken. Kom we gaan er naar toe.' Voor ik nog kan protesteren pakt ze mijn hand en die van Micardo vast en trekt ze ons mee. 'Ik bedoelde ook niet dat er spoken waren. Ik noemde het gewoon een spookhuis omdat ik het er eng uit vond zien.' Ik zeg het op dezelfde zachte toon als net, maar misschien nog wel zachter want ze lijken het niet te horen. Dat ik eigenlijk wel in geesten geloof zeg ik er maar niet bij, dan vinden ze me waarschijnlijk nog dommer en raarder. En ik wil nu helemaal niet meer terug naar het huis. Het gaf me gewoon de kriebels, maar ik had niet bedacht dat er misschien wel daadwerkelijk geesten zouden kunnen zijn...
          Na een tijdje hoor ik Athalia iets mompelen tegen Micardo, maar wat precies hoor ik niet. Ik krijg een wat naar gevoel in mijn buik. Zouden ze het over mij hebben? Waarom zouden ze anders fluisteren... Ik wil mijn hand al los trekken, als Athalia mijn hand al loslaat. Ik volg haar blik en zie dat ze naar iets in de verte krijgt. Dat iets begint helaas steeds meer de vorm te nemen van een huis.
          Ik zucht zachtjes en wanneer ik opzij kijk en Micardo met zijn dicht geritste vest zie, bedenk ik me dat hij het waarschijnlijk koud heeft en ik haal mijn handschoenen uit mijn jaszak, om die vervolgens aan hem te geven. 'Voor het geval je het nog koud hebt.'


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    • Micardo Guiseppe Vercini

          'Ik weet het niet. Ik hoorde geluiden in de bosjes – dus ik dacht dat het beren of wolven waren, maar blijkbaar niet ...'
    Geheel onwillekeurige schieten mijn beide mondhoeken omhoog in een lichte glimlach – enkel en alleen door het feit dat Cassie het op de een of andere manier altijd voor elkaar lijkt te krijgen om haar fantasie op hol te laten slaan. Het deed me enigszins herinneren aan mijn kleine zusje – waardoor de glimlach binnen enkele seconden van mijn gezicht glijdt.
    'Ik weet zeker dat er geen spoken zijn. Cassie, misschien is het handig als je het met je eigen ogen ziet – er zijn echt geen spoken. Kom, we gaan er naartoe.' Mijn reactie wordt teniet gedaan wanneer Athalia haar zachte hand in de mijne laat glijden – om vervolgens ook Cassie's hand vast te nemen en ons op deze manier verder het donkere bos in te trekken, waardoor ik mijn wenkbrauwen enigszins frons. Na enige tijd doemt er inderdaad een huis op in de verte – Athalia laat de handen van mij en Cassie los, waarna ze plotseling iets zacht tegen me mompelt.
          'Misschien had je mij moeten vertellen dat we op zoek waren naar je vriendin.'
    Met een korte blik op het gezicht van Cassie, constateer ik dat ze haar aandacht op dat moment op het huis heeft liggen. Mijn wangen zijn inmiddels vuurrood geworden – terwijl ik mezelf er op betrapt dat ik Athalia's blik probeer te ontwijken. 'Ze is mijn vriendin helemaal niet,' mompel ik dan zachtjes terug – terwijl ik mijn handen in de zakken van mijn vest stop en wens dat mijn rode kleur is verdwenen wanneer Cassie haar blik op mij richt.
    'Voor het geval je het nog koud hebt.' Alhoewel haar stem zacht is, kan ik overduidelijk merken dat haar iets dwars zit – iets wat ik zelf hoogstwaarschijnlijk heb gedaan, waardoor mijn gedachten als een razende beginnen te draaien. Inmiddels staat Cassie nog steeds met de uitgestoken handschoenen richting me te kijken – waardoor ik snel mijn hoofd schud en mijn keel schraap, hopend dat het niet schor of verlegen zal klinken. 'Nee, bedankt – heel erg bedankt zelfs. Maar, mijn handen zijn hoogstwaarschijnlijk veel te groot vergeleken die met jou en daarnaast ben ik van plan zo snel mogelijk terug te gaan naar mijn eigen tent,' zeg ik dan zachtjes – waarbij ik de nadruk op het woord 'eigen' leg, omdat ik me plotseling herinner hoe Cassie vanmorgen bij een andere jongen en zijn tent stond.
    'Daarnaast wil ik niet zeggen dat ik in geesten geloof – maar ik ben niet van plan om het tot de bodem uit te gaan zoeken en uiteindelijk voor geesten uit het verleden kom te staan,' fluister ik dan zachtjes tegen zowel Cassie als Athalia. Mijn blik is inmiddels gericht op het grote landhuis voor ons, en aan de andere kant van het huis kan ik overduidelijk stemmen horen van de groep die van het kamp is vertrokken.


    •

    -mt-


    Standing frozen, in the life I've chosen. You wont find me, the past is all behind me. Buried in the snow.

    Angnes Meryl Ellery
          Nadat de saaie, verplichte dingen achter de rug zijn – denk maar aan tent opzetten, je misschien een beetje warmer kleden – heb ik er niet anders op gevonden dan een beetje over het terrein te wandelen. Heel de open plek begint als een zielige ballon leeg te lopen, overal verdwijnen leerlingen het bos in. Heen leerkracht die een kik geeft, niemand is van plan er iets aan te doen en ik ben niet het type dat gaat klikken bij het minste of geringste. De buurt hier staat bekend om vreemde verhalen, als we onze leerkrachten mogen geloven – dat is het punt waarop ik twijfel – en het is dus niet verwonderlijk dat de meesten hoogstwaarschijnlijk op zoek gaan naar de bron van die wonderbaarlijke verhalen. Mijn bron van verhalen ligt in mijn tent. Er was wel wat protest van school en ouders, toen ik mijn halve boekenkast wou meezeulen. Uiteindelijk heb ik me toch maar beperkt tot een vijftal boeken en ik hoop dat de leiding genoeg amusement heeft voorzien om ons bezig te houden, zodat ik de boeken niet eens moet aanspreken om van dit kamp een leuk uitje te maken. Het ziet er echter niet naar uit de leerkrachten iets van plan zijn. Mijn wandeling brengt me bij een jongen, ik schat hem iets ouder dan mezelf. Niet gaan denken dat ik etiketten plak op alles en iedereen, maar hij ziet er ronduit zielig uit.
          'Ga jij geen spoken zoeken?'


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28