• House of Horror



    Tien jongeren, één huis.

    Wakker worden in een koud, oud huis is niet iets wat je gauw zou verwachten wanneer je de avond ervoor normaal naar bed bent gegaan. Vooral niet in een die ook nog eens in het bezit lijkt te zijn van een ziekelijk, gestoord persoon. Eenmaal binnen is er geen weg meer naar buiten, tenminste… Niet zomaar..

    Gedesoriënteerd word een groepje jongeren wakker in precies dat oude huis waarin niemand het zou willen. De muren kraken en de wind lijkt op sommige momenten wel langs het huis te gillen. De kamers zijn stoffig, ruiken muf en er hangt niet altijd een prettige sfeer in, vooral niet wanneer je er te lang bij stil gaat staan.
    Zodra ze één voor één door hebben dat er iets niet klopt, want hoe zijn ze tenslotte daar gekomen en wat doen ze er in hemelsnaam, gaan ze op onderzoek uit en komen ze al snel tot de conclusie dat ze niet alleen zijn. Dat iemand de controle heeft over bijna elk ding in huis.
    Gehuld in alleen de kleren die ze de avond ervoor al aanhadden, hebben ze verder niks bij zich. Gereedschappen, of wapens, zullen ze zelf moeten zoeken, en ook dat is maar schaars. Het kleine beetje eten wat er is kan alleen maar aangevuld worden wanneer ze het verdienen. De uiteindelijke hoofdprijs, is hun vrijheid.
    Om de dag word er een bericht achtergelaten waarin de meest gruwelijke opdrachten kunnen staan, willen ze overleven dan hebben ze geen andere keus dan het uit te voeren. Tenslotte is er maar één manier om ooit nog buiten het huis te komen, en de vraag is nog maar; hoe ver zou jij gaan om dat doel te bereiken?



    De jongens: Twee plekken vrij!
    -
    Michelangelo Vitorio Bianchi - Vandinha.
    Sentis Kingston - LyraPhoenix.
    -
    Dereck John Howard - Nephele


    De meisjes: Nog één plek vrij!
    Arely Moya Ginessa - Eavan.
    Alaska Zascha Petrova - Calorae.
    -
    Camille Faith Vargas - Cruella.
    Harley 'Storm' Crimson - Medousa



    Regels:


    - Ik wil geen one-liners. Posten met minimaal 300 woorden moet te doen zijn. Je kunt er namelijk zoveel mogelijk in verwerken. Denk aan; omgeving, gevoelens, etc.
    - Bij praten ooc zou het fijn zijn als je de teksten tussen de volgende tekens plaatst; []{}()
    - Graag geen Mary Sue’s en Gary Stu’s, elke personage heeft zijn minpunten en dus niemand is perfect.
    - 16+, schelden, vloeken, slaan, het is allemaal toegestaan maar hou het wel reëel.
    - Relaties onderling die vooraf zijn afgesproken mag, maar geef dit wel even aan. Let wel; liefde groeit! Je personage is dus niet na een uur al smoorverliefd op een andere personage.
    - Houd rekening met elkaar tijdens het posten en ga er geen sneltrein vaart inzetten. Wacht daarom minimaal twee posten voor je zelf weer een post plaatst. ( Dit kan later in de RPG eventueel nog veranderen. )
    - Ik wil geen spamtopic, hiervoor wordt eventueel een apart topic aangemaakt en anders kan dat ook onderling via PB/GB.
    - Een nieuw topic wordt alleen aangemaakt door mij, Eavan, of ik moet toestemming gegeven hebben aan iemand anders.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven in het topic.
    - Bij het niet houden aan een van deze regels wordt je na een tweede waarschuwing direct uit het RPG gezet.
    - En dan natuurlijk last but not least; Have fun!



    Begin: Iedereen ligt alleen, of samen met één iemand, op een stoffige, muffe kamer en wordt nu langzaam wakker. De eerste opdracht laat nog even op zich wachten, maar daar hebben de personages natuurlijk totaal nog geen weet van. Tot die tijd hebben ze allemaal de tijd om bij te komen, de kamers/het huis te verkennen, en eventueel andere al iets te leren kennen.

    [ bericht aangepast op 14 maart 2014 - 9:17 ]


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Eavan schreef:
    Arely Moya Ginessa

    'Ik ben Sentis, het enige wat ik weet is dat ik na een groot feest naar bed ben gegaan, en wakker werd in een hok waar ik nog de rillingen van krijg,' reageerde de jongen snel. Op het moment dat hij, net als mij het geschreeuw hoort, en ik het vermoeden heb dat er nog iemand is zegt hij dat hij het net als mij niet weet. In tegenstelling tot hem bleef ik staan waar ik was, en keek toe hoe hij wegrenden. Na een paar minuten kwam hij weer terug en kon ik aan zijn uitdrukking zien dat hij niks gevonden had.
    'Nee, in de volgende kamer is er ook niemand. Misschien boven?' zei hij waarop ik hem heel even met een opgetrokken wenkbrauw aankeek. Zijn hint was me maar al te duidelijk, hij wilde opzoek gaan. Aan de ene kant stond dat idee me niet helemaal tegen, maar aan de andere kant.. Bij een blik naar boven kreeg ik al de lichte rillingen. Daar was het nog donkerder. Ik was niet super bang aangelegd, maar iets in dit huis gaf me een koud gevoel en liet bepaalde delen van mijn hoofd heen hard roepen; Weg hier!
    Maar de kans dat er vrienden hier waren, was misschien best aanwezig. Wie was ik dan om me ze alleen achter te laten? Of ze moesten me erin geluisd hebben, dan konden ze een goede wind van voren krijgen. Met een bedenkelijke blik keek ik de even voor een paar tellen aan, waarna ik vervolgens een diepe zucht slaakte en een licht gebaar maakten dat we wel boven zouden gaan zoeken.
    'Maar daarna wil ik opzoek naar uitgang,' zei ik tegen hem en stapte de eerste treden op. Luid gekraak klonk onder mijn voeten, maar daar was gelukkig tot nu toe ook alles mee gedaan. 'Dit huis bevalt me niet helemaal,' mompelde ik vervolgens en stapte voorzichtig de volgende treden op richting boven.


    [ Ohw, ik baal echt van mijn korte posten :/ ]


    Sentis Kingston
    Ik zag hoe Arely voorzichtig de treden nam, waarbij er een vreselijk gekraak achterbleef. Ik kreeg de rillingen door dat geluid, maar al snem volgde ik haar naar boven. Even kon ik het niet laten om langs haar naar boven te klimmen als ik per ongeluk door een van de tredes zak en met mijn voet blijf haken. Een klein groepje met spinnen liepen langs mijn voeten en ik beet op mijn lip om het niet uit te schreeuwen.
    Ik wilde me optrekken als ik goed vast zit in de trede. Mijn been begon langzaam te tintelen en even dacht ik dat hij gevoelloos zou worden. 'Oke, de trap was niet zo slim,' zei ik in het algemeen en begon weer voorzichtig mijn been eruit te trekken. 'Auw!,' schreeuwde ik toen ik een van de spijkers waar de planken aan bevestigd waren, langs mijn broek schraapte en mijn broek openhaalde. Ik kreeg gelukkig mijn been eruit, maar alles wat er van over bleef waren gaten in mijn broekspijp en een dun straaltje bloed dat door het gat naar beneden druppelde.
    'Shit...' bracht ik eruit en wilde gaan zitten, maar een enorme pijn schok, schoot door mijn been en ik wist dat het erger kon zijn dan die ene snee. 'Ik denk dat er iets gebroken moet zijn,' zei ik. Ik wilde mijn broekspijp afscheuren om het te gebruiken als doek voor het bloed mee weg te vegen, maar bij het aanraken van mijn been deed al behoorlijk zeer.

    (Sorry kort stukje)


    Vampire + Servant = Servamp

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


    Alhoewel de zachte, strelende bewegingen van Camille’s handen over enkele gedeelte van mijn lichaam een grotendeels kalmerende uitwerking hebben – zijn haar zachte, sussende klanken hetgeen welke mijn ademhaling opnieuw gecontroleerd maken. ‘Rustig Milo, het komt goed – Ik beloof het.’ Vrijwel alle spieren in mijn lichaam spannen zich aan bij de laatste woorden van Camille – de woorden waarmee ze een behoorlijke belofte uit heeft gesproken, waardoor mijn gemoedstoestand zich op begon te splitsen in twee verschillende richtingen. Ik was aan de ene kant van mening dat Camille met geen enkele mogelijkheid voor elkaar zou krijgen om zichzelf aan deze belofte te houden – aangezien men niet kan voorkomen dat de personen in zijn of haar omgeving pijn lijden. Echter, aan de geheel andere kant was ik van mening dat ik haar ontzettend dapper vond – simpelweg door het uitspreken van de belofte. Van een zeer jonge leeftijd heeft mijn moeder me altijd geleerd dat het uitspreken van de woorden “ ik beloof het ” zo ongeveer gelijk stond aan het smeden van een bloedband – waar met geen enkele mogelijkheid aan te ontsnappen zou zijn. In de loop van mijn gehele leven ben ik er meerdere malen achter gekomen dat de desbetreffende woorden wel degelijk te breken zijn, wat enkel en alleen een groot gapend gat in mijn vertrouwen achter had gelaten. Het feit dat Camille de woorden had uitgesproken leek dat echter naar de achtergrond te verschuiven – ik wist diep van binnen dat ik haar op ieder uitgesproken woord zou geloven.
          ‘Vanaf het eerste ogenblik viel ik al voor je, al was het nog maar voor je uiterlijk, het zachte kloppen van je hart en de manier waarop je ogen zich in die van mij boren. Later viel ik langzaamaan voor je gedachten, de wijze waarop je mijn naam uitsprak zorgde luttele seconden ervoor dat ik sprakeloos was. Meermaals wenste ik om elk gefluister van je gedachten te horen, zodat ik wist wat je diepste verlangens waren. Hierom deert het niet waar we mee bezig zijn; we hoeven geen seks te hebben, ik zou tijden lang naast je kunnen liggen om enkel mijn vingers over je gezicht te laten dwalen.’
    Slechts enkele minuten geleden heb ik mijn ademhaling terug onder controle gekregen – mede door de sussende woorden van Camille. Echter, met slechts enkele zinnen kreeg ze het op dit moment voor elkaar om mijn gehele ademhaling weer tot een stilstand te laten komen en alle spieren in mijn gehele lichaam opnieuw te laten verstijven. Wanneer ik twee zachte, warme handen op mijn wangen gelegd voel worden – kan ik niet anders dan zwijgzaam volgen en uiteindelijk mijn ogen in haar kristalblauwe poelen boren. Voor de zoveelste keer in de paar uur tijd dat ik haar op dit moment kende – werd ik overwelmd door de schoonheid er van, de knetterende kleur die op elk moment naar buiten leek te springen om me vast te nemen in een warme omhelzing. Vaag kwam het in mijn gedachten opzetten dat mijn moeder hoogstwaarschijnlijk lyrisch zou zijn wanneer ik met Camille thuis zou komen – slechts door haar oogkleur, die ze daarna direct zou proberen te weerspiegelen in een van haar vele, half–afgemaakte schilderijen. Diep van binnen wist ik dat het een onbegonnen werk zou zijn – niemand zou de pure, prachtige kleur van de ogen van Camille op een schilderij vast kunnen leggen.
          ‘Ik voel voor jou. Ik smacht enkel naar jou. Je bent de enige voor wie ik wens.’ Na iedere, zacht fluisterende zin – voel ik een vederlichte kus op een plaats in mijn gezicht neerkomen. Echter, het zijn Camille’s woorden – niet haar kussen – die me voor de volle honderd procent overtuigen van het feit dat dit “ echt ” is en het ook nooit of te nimmer voorbij zal gaan. Voordat ik goed en wel een antwoord kan formuleren in mijn hoofd en gedachten, voel ik haar volle lippen ferm op de mijne drukken – waarbij de lading compleet anders is dan slechts enkele minuten geleden. Instinctief wist mijn lichaam me te vermelden dat bij deze kus geen enkele sprake was van lust of verlangen – maar slechts liefde en warmte, waardoor hij tot in mijn tenen door mijn lichaam naar beneden trok en me van binnen uit langzaamaan begint te verwarmen. In complete synchronie met Camille begin ik – inmiddels automatisch en zonder er verder over na te denken – zacht mijn lippen te bewegen. Wanneer ik mijn hand naar haar zijde verplaats, voel ik geen belemmering meer in mijn gedachten – waardoor ik haar zonder schaamte op een zachte manier dichter tegen me aan begin te drukken, slechts om te laten zien dat ze “ van mij ” was en ik haar warmte tegen me aan wilde voelen. Het gegeven dat ik met een ontbloot bovenlichaam op het bed lag en Camille slechts in haar spijkerbroek en BH leek geheel op de achtergrond verdwenen te zijn. Wanneer ik mijn lippen zacht van de hare verwijder – gaat mijn ademhaling verrassend gecontroleerd, waardoor ik mijn voorhoofd tegen het hare druk en een licht en onschuldig glimlachje rondom mijn mondhoeken laat verschijnen. Inmiddels laat ik mijn duim kleine cirkeltjes maken op de blote huid van haar zijde, terwijl ik het niet in mijn hoofd haal om haar weer enigszins van me af te laten glijden – ik wilde haar tegen me aan blijven voelen.
          ‘Neem het me alsjeblieft niet kwalijk – maar. . .’ Mijn lichte glimlach wordt enigszins breder wanneer ik binnen in mijn gedachten zoek naar de juiste woorden om mijn gevoelens te formuleren, welke plotseling vreemder voelen dan ze ooit in mijn gehele leven hebben gedaan. Voor een kort moment laat ik mijn neus langs Camille’s neus glijden – waarna ik er een vederlichte kus op druk en mijn hoofd ietwat naar achteren houd om haar op deze manier beter aan te kunnen kijken. ‘Ik weet niet precies of het überhaupt klopt, maar. . . Ik denk – of weet, dat ik verliefd op je ben.’ Voor enkele seconden voel ik mijn gezichtsuitdrukking veranderen in de oude, nerveuze en onzekere blik welke ik normaliter bij Camille had. Echter, ik realiseerde me dat ik haar alles zou kunnen vertellen zonder me daarvoor te schamen – waardoor ik mijn gezichtsuitdrukking direct meer opgelucht voel worden en ik haar eerder op een zeer onschuldige manier aan staar.
    ‘Ik bedoel – Wanneer vrouwen me probeerden te versieren of wanneer ze “ iets ” voor me voelden, wist ik nooit hoe te reageren. Ik denk alleen dat ik het op dit moment zelf voel – niet voor die andere vrouwen, maar voor jou.’ Naar het einde van mijn woorden voel ik mijn stem enigszins stamelen, alsof ik mezelf moet verontschuldigen voor mijn eigen – zeer onschuldige – ervaringen op het liefdesgebied. ‘Niet dat dat heel vaak voor is gekomen, hoor. Het overgrote gedeelte van de tijd herkende ik alle signalen geeneens en werd ik ingelicht door Mush,’ grinnik ik er dan zacht achteraan.

    [ bericht aangepast op 3 april 2014 - 13:30 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


          Een lichte huivering rolt er over mijn lichaam heen, welke tegelijkertijd bolletjes van kippenvel op mijn ontblote bovenlijf achterlaat. Op hetzelfde ogenblik heeft Milo de macht ervoor mij op te warmen met zijn lichaam, die niet enkel half bloot is, maar eveneens dichter tegen mij aandrukt. Het zorgt voor, opnieuw, een aangename rilling over mijn lichaam – terwijl hoe vaak ik het krijg in de laatste paar uren, het niet als een gewenning aanvoelt. Telkens zorgt deze man ervoor dat er kleine ofwel grotere wonderen gebeuren, enkel en alleen doordat hij mij ergens van beschermt of al wanneer hij iets vermeldt. Zelfs een lichte aanraking zorgt ervoor dat mijn lijf direct reageert, niet alleen fysiek trouwens. Hoewel ik eerst het idee had dat er een pijnscheut mijn buik inschiet, blijkt het een opwellend warm gevoel te zijn, welke gekomen is door de warmhartige handelingen. Een kleine, maar oprechte, glimlach dwaalt op mijn lippen terecht het moment dat hij zijn voorhoofd tegen de mijne drukt. Ik kan het niet laten zacht te grinniken door zijn lichte, onschuldige glimlachje.
          ‘Neem het me alsjeblieft niet kwalijk – maar. . .’ Geduldig wacht ik op verdere woorden af, waarbij ik mijn poelen over zijn lippen – die tot nog toe in een glimlach getrokken zijn – laat dwalen. Ondertussen voel ik hoe zijn duim cirkeltjes maakt op mijn zijde, waardoor ik mijn glimlach niet wil en kan onderdrukken, gezien – wellicht voor het eerst – ik geen wellust of iets dergelijks opmerk in mijn binnenste. Het voelt goed zo; we verwachten niets van elkaar en we kunnen wel simpelweg onszelf blijven – iets wat bij mij ergens vreemd aanvoelt. Bij mij omreden dat elke jongen waarmee ik tot nu toe mee geweest ben seks verwachtte– wat ik niet telkens deed, laat ik daar even duidelijk over zijn. Mijn gedachten worden onderbroken door de lichte kieteling van zijn neus die langs de mijne glijdt, waarop een zacht gegiechel mijn mond uitrolt door de vederlichte kus. ‘Ik weet niet precies of het überhaupt klopt, maar. . . Ik denk – of weet, dat ik verliefd op je ben.’ Hoewel hij in eerste instantie nerveus lijkt te zijn, verandert het al redelijk snel in een zeer onschuldige blik. ‘Ik bedoel – Wanneer vrouwen me probeerden te versieren of wanneer ze “ iets ” voor me voelden, wist ik nooit hoe te reageren. Ik denk alleen dat ik het op dit moment zelf voel – niet voor die andere vrouwen, maar voor jou. Niet dat dat heel vaak voor is gekomen, hoor. Het overgrote gedeelte van de tijd herkende ik alle signalen geeneens en werd ik ingelicht door Mush,’ grinnikt hij het laatste deel.
          Voor even weet ik niet precies hoe te reageren, maar beslis dan dat ik eerst naast hem ga liggen op mijn zijde, waarbij ik hem hetzelfde leg zodat we elkaar nog aan kunnen kijken. Ik zal het immers zonde vinden mocht ik zijn betoverende blik niet meer zien– Milo’s mooie, gifgroene poelen welke elk individu zo het zwijgen op kan leggen. Dan herinner ik me de woorden van hem weer.
          ‘Dat is je geraden,’ glimlach ik liefjes, terwijl ik mijn wijsvinger over zijn ietwat volle lippen laat gaan. ‘Jaloezie is een lelijke zonde, alleen ik weet dat ik me zo zal voelen mocht je voor een andere vrouw vallen– al denk ik niet dat ik het toe zal staan,’ vervolgde ik het laatste murmelend, waarna er een korte stilte aan mijn kant klinkt. Ik denk er namelijk over na om iets van mij vrij te geven, zodat hij weet dat ik hetzelfde voor hem voel en anders lijkt het wel heel erg op dat ene gevoel. Bovendien vraag ik me af of het niet gek in de oren klinkt, dat ik het hoogstwaarschijnlijk niet toe zal staan…
          ‘Denk je dat je mij leuk had gevonden als we elkaar op een andere manier hadden ontmoet?’ stel ik hem eerst de vraag, waarbij een nieuwsgierige klank in mijn zachte stem klinkt. Dat is echter niet het enige, er is een licht-nerveuze ondertoon in verworven, eentje die ik niet vaak heb gehad. Eventjes wacht ik zijn antwoord af, om vervolgens ook echt weer van wal te steken. ‘We zijn hier immers, voor zover we weten, met z’n tweeën en misschien komt dit gevoel simpelweg omdat je met mij opgescheept zit. Wanneer we hier uit raken, kan het wegebben en… Welja, het gevoel zal dan verdwijnen.’ Gedachteloos bijt ik lichtelijk onzeker op mijn onderlip, waardoor direct een kleine wond van mijn lip weer openspringt doordat ik het eerder kapot gebeten had. Mijn handen beroeren zijn ontblote borstkas onwillekeurig op een langzame, lieflijke manier. ‘Hoewel ik weet dat ik het eerste moment dit al vermeldt heb, vraag ik me echt af hoe het kan dat jij nog single bent. Het is niet te zien dat je geen ervaring hebt met meisjes, je ziet er daadwerkelijk uit om op te eten– wat ik in feite niet ga doen, omdat ik dan geen Milo meer heb.’ Voor luttele seconden klem ik mijn lippen op elkaar, maar laat mijn tong daarna eroverheen likken en gedurende ik dat doe, proef ik de licht-roestige smaak ik in mijn mond. Ik ga dichter tegen hem aan liggen en leg hierbij mijn hoofd tegen zijn borstkas aan, terwijl mijn handen zich op de plekken bevinden waar ik zijn hart kan voelen kloppen. Zijn huid straalt een warme, aangename gloed naar de mijne af.
          ‘Waar ben jij eigenlijk bang voor, Milo?’ komt er plotseling bij mij vandaan, waar ik zelfs van opkijk, maar het niet laat merken. Hij weet al enkele dingen over mij, maar nu ik mijn hersenspinsels na ga, merkte ik op dat ik bijna niets van hem wist.

    [ bericht aangepast op 1 april 2014 - 23:24 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


    Gedachteloos concentreer ik alle zenuwuiteinden in mijn vingertoppen op de zachte, warme huid van de zijde van Camille – waar ze vederlicht overheen dansen om haar maar op een manier aan te kunnen raken. Wanneer het bed enkele momenten heen en weer schudt, merk ik dat Camille geheel op haar andere zijde is gaan liggen waardoor we elkaar op geen enkele manier kunnen ontwijken – onze gezichten zijn slechts door een smalle ruimte van elkaar verwijderd.
          ‘Dat is je geraden. Jaloezie is een lelijke zonde, alleen ik weet dat ik me zo zal voelen mocht je voor een andere vrouw vallen – al denk ik niet dat ik het toe zal staan.’ Mede door het tintelende gevoel dat Camille’s vingertoppen teweeg weet te brengen in mijn lippen, als door haar lieve woorden – hoor ik mezelf zacht grinniken, voorheen een onbekend geluid. ‘Denk je dat je mij leuk had gevonden als we elkaar op een andere manier hadden ontmoet? We zijn hier immer, voor zover we weten, met z’n tweeën en misschien komt dit gevoel simpelweg omdat je met mij opgescheept zit. Wanneer we hier uit raken, kan het wegebben en. . . Welja, het gevoel zal dan verdwijnen.’ Alhoewel mijn allereerste reactie is om mijn wenkbrauwen in een diepe frons te laten zakken, weet ik het te bedwingen – wat enkel en alleen teweeg wordt gebracht door de licht nerveuze ondertoon in de stem van Camille. Vaag besef ik mezelf in mijn gedachten dat Camille geen persoon is welke vaak een nerveuze ondertoon in haar stem zal weven, waardoor ik voor enkele seconden overdonderd ben door haar vraag – waarvan het antwoord me zo helder als het maar zijn kan. Voordat ik de woorden van mijn antwoord over mijn lippen laat rollen, veeg ik voorzichtig met mijn vinger over de lippen van Camille – waardoor ik een kleine bloeddruppel op de top van mijn vinger zie liggen. ‘Hoewel ik weet dat ik het eerste moment dit al vermeld heb, vraag ik me echt af hoe het kan dat jij nog single bent. Het is niet te zien dat je geen ervaring hebt met meisjes, je ziet er daadwerkelijk uit om op te eten – wat ik in feite niet ga doen, omdat ik dan geen Milo meer heb.’ Na haar tweede, kortere woordenstroom voel ik de warmte van Camille’s lichaam heftiger worden – waarna ik zie dat ze zich dichter tegen me aan heeft gevleid en zowel haar hoofd als haar handen op mijn borstkast bevinden.
    ‘Ik weet voor de volle honderd procent zeker dat ik jou eveneens buiten dit huis leuk zou vinden. Niet alleen omdat je een leuk gezicht hebt, een fantastisch lichaam en een overweldigend karakter – maar eveneens omdat ik niet voor ieder willekeurig meisje val. Ik heb inderdaad geen enkele ervaring, maar ik weet wel wanneer ik iemand echt leuk vind en wanneer ik voor haar door het vuur wil gaan. Zoals ik al zei – ben je niet van me af wanneer we uiteindelijk uit dit huis komen.’ Voorzichtig druk ik een lichte kus op haar haren, waarbij ik mijn armen rondom haar lichaam laat glijden en mijn vingertoppen met lome bewegingen figuren beschrijven op haar naakte rug. ‘Waar ben jij eigenlijk bang voor, Milo?’ Alhoewel onze woorden van daarnet voornamelijk over mijn gevoelens voor Camille zijn gegaan – verbaas ik me geen enkel moment doordat Camille plotseling een vraag uit de lucht laat vallen. Ik kende haar slechts enkele uren, maar ik wist enigszins hoe haar geest in elkaar stak – waaronder de nieuwsgierige kant die ze bezit en het feit dat ze een interesse voor me lijkt te hebben die ik zelf niet begrijp.
          Voor enkele seconden laat ik een ingehouden ademteug over mijn lippen ontspannen – wat uiteindelijk een sissend geluid teweeg brengt in de verder stille ruimte. Van alles wat ze me zou kunnen vragen op dit moment, vroeg Camille naar mijn angsten – wat een moeilijkere vraag was dan ik van te voren in zou kunnen schatten. Mijn wenkbrauwen zakken automatisch omlaag in een diepe frons – welke aan gaf dat ik daadwerkelijk geconcentreerd aan het zoeken was naar een antwoord dat haar zou veel mogelijk over mezelf zou kunnen vertellen rondom deze context. ‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik daar nooit echt over na heb gedacht. . . Maar – Ik denk dat ik voornamelijk bang ben om mijn moeder te verliezen, zoals ze op dit moment is. Daarnaast. . .’
    Wanneer mijn “echte” angst plotseling – zonder enige waarschuwing – in mijn gedachten omhoog komt zetten, laat ik mijn woorden voor enkele seconden verdwijnen. Alhoewel ik het geen probleem zou vinden dat Camille dit van me zou weten, klonk het op de een of andere manier vreemd in mijn eigen oren – alsof ik nu pas besefte wat mijn daadwerkelijke angst was en hoe onredelijk deze wel niet was. ‘Daarnaast ben ik bang om volwassen te worden,’ zeg ik dan – zonder enige aarzeling. ‘Ik vind het verschrikkelijk om zo’n serieuze kwal te worden die iedere dag acht uur achter zijn bureau moet zitten om naar een scherm vol cijfers te staren.’
          Alhoewel ik nog steeds op mijn zijde lag, deed ik een poging om mijn schouders nonchalant op te halen. Ik wist dondersgoed dat er ook verschillende beroepen zijn waarop je niet achter een bureau zou moeten zitten – maar het gehele idee sprak me simpelweg niet aan. Iedere dag opnieuw in dezelfde sleur komen te zitten om alleen maar te “overleven”, waarbij het echte leven compleet werd vergeten. Voor een kort moment dacht ik even aan mijn angst om Camille kwijt te raken – maar deze leek plotseling naar de achtergrond verdwenen te zijn. Ik was niet meer bang om haar kwijt te raken ; ze was van mij en ik was van haar, zo was het vanaf het begin al geweest en daar ging niemand meer iets aan veranderen.
    ‘Ben jij ergens bang voor?’ vraag ik dan, ietwat twijfelend – omdat ik niets wist of Camille dit wilde delen, denkend aan de wijze waarop ik haar had gevonden in de lege kamer ; huilend en opgekruld tot een bolletje in een stoffige hoek.

    [ bericht aangepast op 6 april 2014 - 11:19 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


          ‘Ik weet voor de volle honderd procent zeker dat ik jou eveneens buiten dit huis leuk zou vinden. Niet alleen omdat je een leuk gezicht hebt, een fantastisch lichaam en een overweldigend karakter – maar eveneens omdat ik niet voor ieder willekeurig meisje val. Ik heb inderdaad geen enkele ervaring, maar ik weet wel wanneer ik iemand echt leuk vind en wanneer ik voor haar door het vuur wil gaan. Zoals ik al zei – ben je niet van me af wanneer we uiteindelijk uit dit huis komen.’
          Geborgen. Zo voel ik me wanneer hij besloten had zijn armen rondom mijn ranke lichaam te winden, alsof dit een wijze van hem was mijn wonden zo te verzorgen. In feite was ik een grote wonde, verpakt in een gebroken omhulsel. Dat herkende ik echter de meeste helft van de tijd, hoewel ik er steeds excuses voor maak – zoals mijn vaders overlijden. De pijn daarvan was onbeschrijfelijk, alleen ik gebruikte het om de pijn een naam te geven, om het verdriet te controleren en de rouw een plek te geven. Niets hielp, toch ging ik ermee door – nu vraag ik me af waarom. Dit is niet treuren, dit is wegkwijnen onder het mom van rouwen. Al die jaren durfde ik niet toe te geven dat er een groot deel miste, dat ik mezelf niet meer kende. Ik krijg nu alweer hoofd pijn van al deze emoties en vreemde hersenspinsels.
          ‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik daar nooit echt over na heb gedacht. . . Maar – Ik denk dat ik voornamelijk bang ben om mijn moeder te verliezen, zoals ze op dit moment is. Daarnaast. . .’ Zijn warme klank, welke hij zowat alle tijden in zijn stem scheen te hebben, stierf weg en de koude lucht kwam in de plaats opzetten. Het drong zich in mijn lichaam, maakte mijn binnenste koud en zorgde ervoor dat mijn ademhaling meermaals hakkelde. Gedurende dit ogenblik drongen zich vele gedachten naar voren, zoals waar hij nog meer angst voor had en hoe de staat van zijn moeder momenteel was. Ergens leek het alsof ik zijn angst kon voelen in mijn poriën, wat een nare emotie met zich meebracht, welke echter al snel verdween naar de achtergrond. Ik hoorde zijn stem nogmaals. ‘Daarnaast ben ik bang om volwassen te worden. Ik vind het verschrikkelijk om zo’n serieuze kwal te worden die iedere dag acht uur achter zijn bureau moet zitten om naar een scherm vol cijfers te staren.’ Ik zat nog met mijn hoofd bij de woorden die hij over zijn moeder sprak, hoewel het enigszins angstig klonk had het eveneens een respectvolle ondertoon, waarvan ik kon onderscheiden dat hij vast en zeker veel ontzag voor de vrouwelijke dame had. Daarnet had hij me verteld dat hij zijn vader niet had gekend, voor zijn geboorte was deze al weg uit zijn leven – iets waardoor ik al een beter beeld van hem als persoon kreeg, evenals zijn leven.
          ‘Dat is niet leven, Milo,’ prevelde ik met een warme klank, terwijl ik hem aankeek. Mijn vingertoppen beroerden de huid van zijn bovenarm naar beneden, alsof het een zachte melodie was, waarbij mijn nagels lichtelijk erover streken. ‘Een negen-tot-vijf leventje is niet besteedt aan de personen die de vrijheid willen voelen,’ vervolgde ik net zo warmhartig, waarbij ik uiteindelijk zijn hand onder mijn vingers voelde. Ik strengelde mijn vingers samen met die van hem en drukte een kus op zijn kaak, aangezien ik alsnog met mijn hoofd op zijn borstkas lag. ‘Al zou het zeker vermakelijk zijn om je in zo’n net pakkie te zien,’ maakte ik van het laatste een nogal flirtende opmerking. Ik begreep hem maar al te goed, het was namelijk eveneens iets waar ik mee worstelde – een kantoorleven was niet aan mij gericht, laat staan “verantwoordelijkheden”. Reizen en de wereld zien, dat wil ik en een pure liefde waarin ik me kon verdrinken.
          ‘Ben jij ergens bang voor?’ Het duurde niet lang voor ik hierop antwoord gaf, ik had dit immers al verwacht – deze vraag was enkel rechtvaardig om terug te kaatsen. Eerst was er een enkele knik van mij hierop te bemerken, waarbij mijn lippen nog strak op elkaar waren geklemd.
          ‘Mijn moeders overlijden, terwijl ik haar niet goed behandeld heb nadat mijn vaders ziel was heengegaan – Ik was vaak van huis, waardoor mijn moeder me steeds minder zag en … toen ze hier wat op vermeldde, hadden we een enorme ruzie gekregen. Voor weken hadden we geen contact meer, iets waarvoor ik me schaam. Ze wilde enkel het restje familie dat we nog hadden, ze had mij nodig in slechte tijden en ik was nergens te bevinden …’ Ik slikte een brok in mijn keel door, waarop ik de sfeer welke in het huis van mijn moeder was voelde. Kippenvel kwam er op mijn armen te staan, terwijl ik een rilling over mijn ruggengraat voelde schieten. ‘En …’ Het bloed op mijn lippen was naarmate we hier langer lagen opgedroogd, al proefde ik het nog als ik met mijn lippen lichtelijk over elkaar wreef ofwel mijn tong eroverheen liet gaan. Het had een nare nasmaak in mijn mond als zowel op mijn lippen nagelaten, iets wat niet snel weer verdween. Zacht gefluister zweefde in de ruimte, geprevel welke niet uit Milo’s richting kwam. Hoewel het eerst een licht gemompel was, niet verstaanbaar, werd het langzaamaan harder. Luider tot het allebei mijn oren bereikten en van zich lieten horen, stemmen die ik niet herkende praatten door elkaar heen. In mijn ooghoeken was er beweging te bemerken, wat er bij in resulteerde dat ik iets rechtop ging zitten en mijn ogen vernauwde – dit was echter niet doordat ik het niet goed kon zien, ik kon het namelijk prima, maar het enige gordijn in de kamer bewoog deinend op de wind. Ten minste, mocht er überhaupt wind staan, want het raam stond niet open en voor zover ik wist, kon dat ook niet. Leunend op mijn handen, die ik op het bed had geplaatst, staarde ik naar het tafereel dat plaatsnam voor ons. Er vormden vreemde figuren in de muren, angstaanjagende schreeuwen – wachtend in de eeuwigheid om eruit te mogen. Hun monden geopend als zwarte gaten in de muur, welke pas na enkele ijzingwekkende minuten sloten, om vervolgens andere dingen te laten zien. Een naar krakend geluid klonk toen ik van het bed op stond en enkele passen meer de kamer inzette om tegelijkertijd mijn shirt weer aan te trekken. Mijn vingers raakten het gordijn aan, die nog altijd licht heen en weer deinde. Ik voelde geen wind op mijn huid slaan, maar de warmte in de kamer was verminderd, waardoor ik op een gegeven moment mijn adem kon zien. Zo koud was het.
          ‘Milo?’ Hoewel mijn stem angstig klonk, in hoop op een verklaring die hij wellicht wist, probeerde ik het te beteugelen. Lichtelijk fronsend draaide ik me jegens hem toe om naar hem te blikken. Jammerende geluiden in de wind lieten mijn stem wegsterven, zorgden ervoor dat mijn gedachtegang overhoop werd gehaald en ik niet in staat was om helder te functioneren. De geluiden klonken als schreeuwen om hulp, maar tegelijkertijd brak er iets in mijn binnenste. ‘Ik denk dat we in iets erger dan Saw zijn belandt …’


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


    Mijn gedachten steken voor enkele seconden vast bij mijn eigen lichaam in een strak maatpak, terwijl Camille zich daar ontzettend bij kan amuseren. Glimlachend prent ik mezelf in mijn geheugen dat ik deze informatie moet bewaren, aangezien hij op een later moment van pas kan komen om haar een prettige verrassing te schenken. Echter, ondanks mijn geamuseerde gedachten kan ik de vraag over Camille’s angsten niet binnen houden en hoor ik hem na enkele seconden over mijn lippen rollen. Alhoewel ik in eerste instantie alleen Camille’s hoofd een zachte, knikkende beweging voel maken en ze haar lippen geen millimeter van elkaar laat wijken – hoor ik haar na een verrassend kort tijd langzaam beginnen, alsof ze het antwoord bij voorbaat in haar gedachten had geformuleerd, wetend dat ik haar dezelfde vraag zou gaan stellen.
          ‘Mijn moeders overlijden, terwijl ik haar niet goed behandeld heb nadat mijn vaders ziel was heengegaan. Ik was vaak van huis, waardoor mijn moeder me steeds minder zag en. . . toen ze hier wat op vermeldde, hebben we een enorme ruzie gekregen. Voor weken hadden we geen contact meer, iets waarvoor ik me schaam. Ze wilde enkel het restje familie dat we nog hadden, ze had mij nodig in slechte tijden en ik was nergens te bevinden. . . En. . .’
    Geïnteresseerd wacht ik zwijgzaam af, wachtend op het moment dat Camille haar verhaal verder zou zetten en een gedeelte van haar angst of zelfs een nieuwe angst aan me zou tonen. Wanneer een zacht gefluister mijn oren bereikt, open ik geheel automatisch mijn mond om Camille te praten ietwat harder te praten – haar woorden kwamen niet duidelijk binnen in mijn gedachten, waardoor ik het zonde vond om haar verhaal niet verder aan te kunnen horen. Echter, voordat ik de vraag over mijn lippen heb kunnen laten rollen – voel ik Camille enigszins uit mijn armen glijden en kijk vervolgens verbaasd toe wanneer ze rechtop gaat zitten, waardoor het bed enigszins heen en weer gaat. Met een zacht druk van mijn onderarm, hef ik mijn lichaam ook ietwat omhoog en frons direct mijn wenkbrauwen – het gordijn dat leek te wapperen in een wind welke er niet was, was het hetgeen dat Camille’s en eveneens mijn eigen blik had gevangen. Wanneer ik merk dat Camille zichzelf langzaam van het bed laat glijden, hef ik mijn hand om haar tegen te houden – maar wordt mijn gehele beweging gestopt doordat ik mijn blik op de muur werp. Het schouwspel waar ik op dit moment naar keek leek te absurd voor woorden en had geen enkele naam. Mede door de lange, uitgerekte figuren als schaduwen op de muur en door de plotselinge koude in de ruimte – voel ik mijn lichaam direct over schieten naar een staat van alertheid, waarbij er kippenvel over mijn gehele huid trekt.
          ‘Milo? Ik denk dat we in iets erger dan Saw zijn beland. . .’ Alhoewel ik Camille’s woorden in mijn gedachten hoorde galmen, werd mijn aandacht geheel naar de dansende figuren op de groezelige muur gericht en naar de kreten welke ze uit leken te slaan – alsof ze zochten naar hulp en vast zaten in hun eigen wereld, terwijl ze met ons contact probeerden te maken. Met een geconcentreerde blik laat ik me eveneens van het bed glijden, waarbij het zachte gekraak compleet werd weggewuifd door de kreten van de onbekende schaduwen van de muur.
    Normaliter zou ik mijn hand voor enkele seconden op Camille’s lichaam geplaatst hebben wanneer ik mijn eigen lichaam langs het hare zou verplaatsen. Echter, op dit moment scheen mijn lichaam zich enkel en alleen te willen concentreren op de schaduwen op de muur – waar ik met zachte, kleine stappen steeds dichterbij kwam. Wanneer ik slechts enkele centimeters van de muur ben verwijderd, hef ik mijn hand en druk vervolgens mijn handpalm tegen de ijskoude muur – waardoor er vanzelfsprekend een rilling langs mijn ruggengraat naar beneden trekt. Mijn wenkbrauwen zakken verder weg in de diepe frons, waarbij mijn gedachten voor een kort moment stil lijken te vallen en alleen de fluisteringen naar binnen laten. Echter, het moment dat ik een koude steek rondom mijn pols voel knipper ik enkele malen met mijn ogen en werp vervolgens een blik op mijn hand – waar een van de zwarte schaduwen op schijnt te kruipen en hem geheel in zwart heeft gehuld. ‘What the. . .’ Alsof mijn gedachten binnen enkele seconden zijn terug gekomen, trek ik mijn hand in een snelle beweging van de muur – waardoor de schaduw een schrille en harde schreeuw uit stoot en alle schaduwen opnieuw in een snel tempo heen en weer beginnen te dansen.
          Wanneer mijn gedachten in zijn geheel gecontroleerd in mijn eigen handen zijn, laat ik mijn lichaam instinctief het roer overnemen. Alhoewel ik vanuit mijn ooghoeken mijn eigen kleding op de grond zie liggen, draai ik me eerst om en kijk met een verwarde blik richting Camille – waarna ik besluit verder niet meer te aarzelen. ‘We moeten weer op zoek naar een andere kamer – of beter, de uitgang.’ Mijn stem is dik en rauw van de plotselinge verandering welke plaats heeft gevonden in de kamer, maar ik besluit er geen enkele aandacht aan te besteden en om mijn prioriteiten enkel en alleen bij Camille te leggen. Hierdoor sta ik binnen enkele stappen bij haar, sla mijn arm rondom haar middel en begeleid haar op deze manier richting de deur – waarbij ik mijn eigen vest en shirt van de grond pluk en het beide over mijn schouder sla.
          Mijn harde ademhaling produceert kleine, witte wolkjes in de koude lucht terwijl we richting de deur lopen. Echter, wanneer ik mijn hand rondom de deurkruk wil plaatsen – zie ik de schaduwen van de ene muur richting de andere springen en uiteindelijk de complete deur in beslag nemen. Geheel automatisch deins ik terug naar achteren, terug denkend aan het ijskoude en onaangename gevoel in mijn hand wat ik daarnet heb gekregen en wat nog steeds niet is weggetrokken. Onbewust stoot ik een vloekwoord uit, terwijl ik Camille terug naar achteren trek en uiteindelijk midden in de kamer blijf staan – mijn blik op de schaduwen op de deur gericht.
    Met mijn kaken op elkaar geklemd van woede sjor ik snel mijn shirt over mijn hoofd en sla direct mijn vest over Camille’s schouders, waarna ik mijn armen rondom haar lichaam sla en haar zo dicht tegen me aan trek. ‘Wat zijn dat voor dingen,’ mompel ik zacht in haar oor – terwijl ik mijn handen zacht over haar armen laat glijden om haar warm te houden. ‘Raak ze in ieder geval niet aan, begrepen?’ mompel ik er dan zacht achteraan, waarbij ik een zachte kus in haar nek druk – terwijl mijn gedachten hevig op zoek gaan naar een uitweg om uit deze kamer te ontsnappen.

    [ bericht aangepast op 10 april 2014 - 6:26 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


          Milo zag het eveneens, wat ervoor zorgde dat mijn staat niet geheel gestoord onderging, want als hij het ervoer, betekende het dat dit daadwerkelijk gebeurde. Wanneer hij echter opstond om zich dichter naar de muur te begeven, scheurde ik mijn lippen enkele millimeters van elkaar om tegelijkertijd mijn hand op te heffen. Meer kon ik echter niet doen, ik had het idee dat ik aan de vloer vastgelijmd stond, en behalve een miezerige “nee” kreeg ik niets uit mijn keel. Zelfs dat galmde schor door de ruimte heen.
    Machteloos kijk ik toe hoe hij zijn hand tegen de muur drukt, waar de schaduwen zich begaven als een horde opeen gedrukte mensenmassa, die tot één grote, zwarte klodder transformeerde. Ik stond echter binnen enkele passen bij hem als het zwart op zijn hand begon te kruipen, waarvan ik het allerliefste het eraf wilde slaan, mocht dit mogelijk zijn. Gelukkig haalde hij zijn hand al van de muur af, wat uitdraaide dat de schaduwen het op een krijsen zetten.
          ‘We moeten weer op zoek naar een andere kamer – of beter, de uitgang.’ Bedremmeld maakte ik nog mee dat mijn hoofd hier enkele keren zacht op knikte, bijna onmerkbaar. Ik was het met hem eens – Ik zou hier het liefste nu al weg zijn, mits dat samen met hem was – alleen het geval was dat een ongelofelijk miserabel gevoel in mijn buik opwelde en al snel verspreidde jegens andere lichaamsdelen. Nog meer dan anders wilde ik hem behoedde voor de slechte dingen, en om als voorbeeld te nemen: wat er daarstraks met hem gebeurde. Een vreemde emotie bespeurde ik in mij, één die me vertelde dat ik de schuldige was mocht hem iets overkomen. Lastig slik ik een brok in mijn keel voor, die er was gekomen door deze gehele situatie. Ik onderging een nutteloos gevoel, gezien ik mijn bescherming voor dit huis had laten zakken, want hoe kon ik in hemelsnaam deze nare gebeurtenissen vergeten als we al veel hadden doorstaan.
          Binnen de kortste keren stonden we abrupt bij de donkere, hardeiken deur, hetgeen wat al snel de schaduwen van de ene muur in beslag had genomen. Inmiddels lag zijn vest nogmaals over mijn schouders heen, hoogstwaarschijnlijk tegen de koude welke een weg over de naakte plekken van onze lichaamsdelen maakte en een spoort van kippenvel achterliet. Enigszins schrok ik lichtelijk door de witte wolkjes die we beide produceerden wanneer we er eenmaal halt hielden. De huivering kwam door het feit dat al de warmte van daarnet weggevaagd was door niets anders dan kilte, en het bracht een leegte voort. Mijn mond onderging de koude met protest, net zoals de rest van mijn lijf, het zorgde voor een tintelend gevoel en gebarsten, droge lippen. Gedurende ik mijn handen over mijn armen bewoog om mijn lichaam wat te verwarmen, deinsde Milo naar achteren en kwam het gevloek vaag bij me naar binnen. Net zoals dat hij me bij de deur vandaan haalde om vervolgens het shirt aan te trekken en zijn armen rondom mijn tengere gestalte sloeg, zodoende dat hij me dicht tegen zich aantrok.
          ‘Wat zijn dat voor dingen,’ hoorde ik zacht mompelend in mijn oor, tegelijkertijd wanneer hij zijn handen zacht over mijn armen liet glijden om me zo warm te houden. Het werkte, zijn warmte werkte beter dan als ik het bij mezelf deed, maar wellicht kwam het doordat ik verkikkerd op hem was – iets wat ik mezelf steeds beter toe liet geven. ‘Raak ze in ieder geval niet aan, begrepen?’ Hierbij drukte hij een zachte kus in mijn nek, welke direct een brandende tinteling achterliet – als een vlammend iets, terwijl de rest van mijn lijf koud bleef. Het duurde niet lang of ik merkte hoe mijn lijf langzaamaan verdoofd werd van de kille lucht. Mijn armen trilden hevig toen ik deze om zijn middel wierp, waarna ik ze over zijn rug liet dwalen – in een hoogstwaarschijnlijk falende poging hem wat te verwarmen, net zoals hij bij mij had gedaan. Ik herinnerde me zijn pijn, wat zorgde dat ik op mijn onderlip beet terwijl ik de vest om zijn schouders sloeg en hem een waarschuwende als zowel dodelijke blik toestuurde. Hiermee vertelde ik hem dat hij het niet mocht proberen deze weer om mijn schouders te slaan, ik wilde niet dat hij – door mijn toedoen – zou verkleumen. Daarna viel ik weer in zijn armen, gezien ik mijn gestalte in beslag genomen voelde worden door de koude. De silhouetten op de muur als zowel deur hielden niet op met hun pijnlijke schreeuwen, het leek zelfs erger te worden.
          ‘Ik weet het niet, maar …’ Mijn stem stierf af. Zijn geur drong in mijn neus door en ik begroef mijn gezicht in zijn shirt, waarbij ik mijn handen nogmaals over zijn rug liet gaan. Abrupt bekroop een onbehaaglijk gevoel mij van binnen, het voelde alsof iemand mij – en Milo – in de gaten hield. Er was echter geen kip in de ruimte naast Milo en ik, waardoor het enkel erger werd, zodat ik op een gegeven ogenblik grofweg mijn kristalblauwe poelen dichtkneep. Hopend dat het snel voorbij was, dat dit enkel een nachtmerrie was waarin Milo mijn reddende engel zou zijn die ik eveneens in het echte leven zou kennen. Een soort teken. Niettemin wist ik dondergoed dat dit geen nachtmerrie was, dit was zelfs geen verontrustende droom – het was maar al te echt. Het was een hel. De koude in de ruimte scheen met de minuut erger te worden, wat op een zeker ogenblik bij mij als verstikkend beplakt kon worden. Mijn ademhaling voortduurde met rasperige halen, alsof elke een laatste kon zijn, want het voelde alsof er geen “nieuwe” lucht rond zweefde die ingeademd kon worden. Ik dwaalde mijn handen richting zijn borstkas, waarbij mijn blik langs hem ging, zich op één punt concentreerde.
          Een klapperend als zowel krakend geluid, hetgeen klonk als een deur welke open– en dichtklapte telkens, echode door de ruimte heen. Het zorgde ervoor dat ik rondom me keek en bij deze handeling uit Milo’s armen wrong, die hij om me heen had geslagen. Er bewoog verder niets op het gordijn en de vreemde figuren op de muur na, tot ik richting de deur blikte. Deze begon plotseling te schudden in zijn scharnieren, alsof het een kast was die op springen stond ofwel een persoon die de deur niet open kreeg en er zo aan begon te rammelen.
    De stemmen schenen steeds dichterbij te raken tot het weer zo klonk dat het vanaf een afstand kwam. Het verwisselde van mijn linker naar mijn rechteroor. Het ging zo een gehele tijd door, totdat ik er niet enkel overstuur van raakte maar eveneens angstig. Ik sloeg mijn handen tegen mijn oren aan en fluisterde dingen als “ga weg” en “houdt ermee op”. Het zorgde echter enkel voor een duistere, macabere lach die door de kamer schelde, het was niets verbazend dat de schaduwen zich hiermee amuseerde. Een zacht, cryptisch gefluister kwam tot mijn oren en dit zorgde ervoor dat ik mijn prevelen stopte, waarop ik langzaam recht ging staan. Het onheilspellende lispelen klonk als een soort opdracht die ik uit moest voeren, enkel en alleen aan mij gericht, wat me een onkenbaar triomfant gevoel bezorgde. Het was niet iets dat ik eerder had herkend, het vertelde me dat ik degene zal zijn die ons uit deze kamer moest redden en daar stemde ik mee toe.
          ‘Ze willen ons helpen,’ fluisterde ik hem toe, al helemaal zeker van mijn zaak dat het zo was. ‘Ze willen ons alleen helpen, Milo,’ vermeldde ik het opnieuw met een vreemde glimlach op mijn lippen. Met deze gelaatsexpressie liep ik langs hem, en hoewel mijn benen als pudding aanvoelden, zorgde ik er toch voor dat ik me naar de deur begaf. Ik had immers het idee dat enkel dit voor de oplossing zou zorgen, dat ik de redding zou zijn en de schaduwen enkel wilde helpen. In mijn hoofd begonnen enkele stemmen “kom maar, kom maar” te fluisteren, die me enkel aanmoedigden verder te stappen. De licht-getinte huidskleur welke normaliter gesproken had, verbleekte op mijn wangen, wat ervoor zorgde dat ik een zieke uitstraling kreeg. Zo voelde ik me eerlijk gezegd ook precies toen mijn hand de deurknop omhelsde. Binnen een paar seconden waren de inktzwarte silhouetten samengeklonterd tot een geheel om zich als een handschoen op mijn hand te werken. Ik had het idee alsof ik natte, plakkerige modder had opgeraapt, alleen dit zorgde wel gelijk voor meermaals koude schokken door mijn arm en vervolgens lichaam heen. Het was al te laat om mijn hand terug te trekken, aangezien het wel vastgelijmd leek. Na een kleine seconde stommelde ik terug, alsof ik net een ferme duw had gekregen van iemand, waren de schaduwen van de deur verdwenen en zwiepte de deur open.
          ‘Zie je, we willen alleen maar helpen …’ prevelde ik met een onheilspellende toon erin voort. De silhouetten waren van mijn lijf verdwenen, maar in mijn ogen getrokken, die nu gitzwart waren. Ik knipperde enkele keren met mijn ogen, waardoor de zwarte kleur verdween en mijn eigen kleur terug kwam. Hierna kantelde ik mijn hoofd Milo’s kant op en trok mijn beide mondhoeken op in een glimlach, het zag er echter niet uit alsof het van mij kwam.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


    Alhoewel de scherpe, haast dodelijke blik van Camille me meer dan duidelijk had gemaakt dat ik geen enkel moment zou moeten protesteren – op het gegeven dat ze mijn vest over mijn schouders had geslagen in plaats van haar eigen schouders – was het zachte, afkeurende geluid dat uit mijn keel omhoog kwam zetten met geen enkele mogelijkheid tegen te houden. Wanneer ik merk dat ze met haar dunne armen mijn veels te grote lichaam warm tracht te wrijven, besluit ik echter mijn woorden binnen te houden en haar voor een klein moment haar zin te geven. ‘Ik weet het niet, maar. . .’ Alsof haar woorden plotseling af werden gekapt door een – voor mij – onbekende oorzaak, voel ik haar gezicht hard tegen mijn borstkast gedrukt worden waardoor ik niets anders kan doen dan zacht mijn ademhaling over mijn lippen laten rollen en voor een kort moment een zachte kus op haar zachte haren te drukken. Echter, het moment dat ik mijn hoofd opnieuw omhoog hef om mijn blik door de kamer te laten gaan – voel ik een drukkend gevoel in mijn borstkast, alsof het plotseling ontzettend moeilijk is geworden om op een normale manier adem te halen en ik er gigantisch voor moet vechten om zelfs maar een kleine teug lucht in mijn longen te verwerken.
          Krakende en klapperende geluiden wekken me uiteindelijk uit de trance waar ik inmiddels in verkeerde, waardoor ik mezelf er plotseling van bewust was dat Camille zich los had gewrongen uit mijn vrij stevige greep en ze haar blik inmiddels op de deur had gericht – welke gigantisch hard stond te schudden in zijn scharnieren, alsof hij van de andere kant werd open gebroken door een enorm beest. Wanneer ik merk dat de stemmen zich een voor een in mijn gedachten boren, zie ik vanuit mijn ooghoeken dat Camille haar handen over haar oren slaat en hoogstwaarschijnlijk dezelfde last ondervindt als mij op dit moment. Ik kan mijn lichaam echter met geen enkele mogelijkheid bewegen, alsof het vast zit geplakt aan de stoffige vloer en de stemmen het tegen houden om naar Camille te stappen en haar opnieuw in mijn armen te nemen. Alhoewel ik haar gezicht niet kan zien en hierdoor haar lippen niet kan zien bewegen, hoor ik plotseling door alle onbekende stemmen heen de meer dan bekende stem van Camille. ‘Ze willen ons helpen. Ze willen ons alleen helpen, Milo.’ Inmiddels keek Camille me met een vreemde glimlach rondom haar mondhoeken aan, een glimlach welke ik met geen mogelijkheid als “haar” zou beschrijven.
          ‘Camille. . .’ Mijn stem klinkt dik en gezwollen wanneer ik haar naam over mijn lippen laat rollen, wat echter verloren gaat in het geluid van de verschillende schaduwen – welke opgewonden heen en weer blijken te dansen rondom het houten materiaal van de deur. Camille staat ondertussen enkele centimeters verwijderd van de deur, waarna ze haar hand rondom de deurknop laat glijden en een woeste schreeuw in mijn keel omhoog komt zetten – welke echter geen weg naar buiten kan vinden. Van het ene op het andere moment schieten de schaduwen naar de deurknop – welke schuil gaat achter het lichaam van Camille, waardoor ik niet kan zien waar ze verdwijnen of wat ze op dit moment met Camille aan het doen zijn. Echter, het moment dat Camille naar achteren stapt alsof ze een harde duw heeft gekregen is tevens het moment dat de stemmen plotseling stil vallen in de kamer en de warmte en de zachte lucht weer terug komen. Wild ademend plaats ik mijn handen op mijn bovenbenen, om zo mijn gejaagde ademhaling onder controle te krijgen – mijn blik bezorgd op Camille gericht, welke inmiddels haar hoofd heeft omgedraaid. ‘Zie je, we willen alleen maar helpen. . .’
          Genadeloos schoot het simpele woord “we” door mijn gedachten, waardoor ik zonder een logische reden een koud rilling langs mijn ruggengraat naar beneden voelde schieten en al het bloed uit mijn gezicht voelde trekken. Wanneer ik Camille’s mondhoeken omhoog zie glijden in een glimlach – welke eerder de vorm had van een grimas – glijden mijn lippen enkele millimeters van elkaar, waardoor ik stilzwijgend in het midden van de kamer blijf staan. Alhoewel ik niet had kunnen zien waar de schaduwen heen waren gegaan en wat er was gebeurd op het moment dat Camille haar hand rondom de deurknop had geplaatst – wist ik instinctief dat er iets goed mis was gegaan, waardoor er op dit moment iets meer ernstig aan de hand was met haar dan we al mee hadden gemaakt in dit vervloekte huis. Gecontroleerd recht ik mijn rug en houd mijn ogen strak op het lichaam van Camille gericht, wie plotseling een vreemde voor me blijkt te zijn geworden.
    ‘Camille, ik denk dat we op zoek moeten gaan naar een uitgang – het is niet veilig om hier te blijven.’ Alhoewel ik het – wonder boven wonder – voor elkaar heb gekregen om mijn stem vast en zeker te laten klinken, sta ik te trillen op mijn benen en wens ik vurig dat Camille slechts een kleine grap met me aan het uithalen is en ze zo direct terug zal keren naar haar gewoonlijke zelf. Met kleine, beheerste stappen sta ik na enkele seconden naast haar – om haar pols dusdanig vast te nemen waarmee ik haar op een licht dwingende manier uit de kamer kan voeren. Echter, het moment dat ik mijn hand compleet rondom haar pols sluit – voel ik haar gehele lichaam verstijven en voordat ik het goed en wel in de gaten heb word ik met een harde klap tegen mijn rug tegen de muur langs de deur gedrukt. Met een verwarde blik in mijn ogen constateer ik dat Camille haar onderarm tegen mijn keel heeft gedrukt en de nagels van haar andere, vrije hand op een venijnige manier in mijn maag drukt – door mijn shirt heen. ‘C – Camille,’ sis ik haast – doordat ik merk dat de druk van haar onderarm op mijn keel te hevig is om op een fatsoenlijke manier lucht naar binnen te zuigen, waardoor ik met mijn hand zachtjes op de muur begin te kloppen – een reflex om aan te geven dat ik mezelf “over geef” en daadwerkelijk lucht nodig ga hebben.
          Wanneer haar drukkende onderarm op mijn keel enigszins lijkt te ontspannen en ze deze vervolgens verplaatst naar mijn borstkast – zuig ik direct een grote hap lucht naar binnen, waarna ik mijn wenkbrauwen omlaag laat zakken in een diepe frons. Echter, wanneer ik me daadwerkelijk begin te beseffen dat Camille’s huid ijskoud is – zelfs door mijn shirt heen – en de blauwe kleur van haar ogen niet hun gewoonlijke kleur zijn, kijk ik haar met een geschrokken blik aan. Voor me stond niet het meisje waar ik verliefd op ben geworden in het eerste uur dat ik haar heb ontmoet – ze stond er wel, maar de inhoud was compleet anders en zelfs de fonkeling in haar ogen was in de verre omgeving niet te ontdekken ; alsof deze werd tegen gehouden door een donkerder iets dat achter haar ogen plaats had genomen. Voor het tweede maal schiet het woordje “we” door mijn gedachten bij haar eerste zin nadat ze de deurknop vast had genomen – waardoor het trillen van mijn benen enkel en alleen erger lijkt te worden.
    ‘C – Camille,’ fluister ik dan weer – op dit moment wel haperend en verschrikkelijk onzeker. Ik kon er niets aan doen, maar mijn ogen vulden zich automatisch met tranen – plotseling compleet angstig om haar kwijt te raken en haar nooit meer als haarzelf te zien. Echter, wanneer ik haar naam zacht uitspreek voel ik haar onderarm opnieuw tegen mijn keel gedrukt worden – waarbij ik besluit voor geen seconde tegen te stribbelen, ik zou haar namelijk met geen mogelijkheid pijn kunnen doen, zelfs nu ze niet zichzelf was.
          ‘Het komt wel goed, Camille. Het komt wel goed.’ Mijn stem is niet meer dan een zachte fluistering en inmiddels voel ik opnieuw een lichte traan over mijn wang naar beneden rollen, waardoor ik mijn kaken strak op elkaar klem. Camille had het voor elkaar gekregen me twee keer op een dag te laten “huilen”, waardoor ik mezelf minder mannelijk voelde dan ooit. Wanneer ze haar onderarm strakker tegen mijn keel drukt besluit ik mijn ogen dicht te laten zakken en voor enkele seconden hard op mijn onderlip te bijten. Mijn handen – welke ik voorheen op haar schouders had gelegd om haar enige tegendruk te geven, liet ik slap naar beneden vallen. ‘Het is niet erg, Camille. Ik zal niet tegen stribbelen, echt niet. Ik –‘ Voor enkele seconden laat ik mijn woorden wegsterven, niet alleen omdat ik er goed over na moet deken – maar eveneens omdat ik enkele zwarte vlekken door mijn hoofd voel dansen door mijn ingehouden adem. ‘Ik hou van je,’ fluister ik dan zacht en vrijwel onhoorbaar.

    [ bericht aangepast op 15 april 2014 - 12:58 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


          ‘Het komt wel goed, Camille. Het komt wel goed. Het is niet erg, Camille. Ik zal niet tegenstribbelen, echt niet. Ik – Ik hou van je.’
    Ik volg het, ik volg alles in een verborgen hoekje in mijn eigen lichaam. Eerder had ik regelmatig het idee gehad dat alles binnenin mij leeg was, waardoor ik op automatische piloot handelde en niet zelf bewust kon beslissen. Nu was dat ook daadwerkelijk het geval, iets waarvan ik niet verwacht had dat het zou gebeuren. Alleen, dit was de werkelijkheid en dit gebeurde echt. De donkere silhouetten zochten elk puntje van mijn lijf op, om dit vanbinnen te verzwelgen en het niet normaal te laten functioneren. Hierom is het geen mogelijkheid om de duistere gestalten die zich in mijn lichaam bivakkeren tegen te houden. Keer op keer probeer ik het wel, ik stop niet gezien ze Milo pijn doet. Ik doe hem pijn. Hoewel deze gehele situatie mij verward, waardoor ik hoofdpijn krijg, ben ik meer confuus over het feit dat deze jongeman mij niets aandoet.
    Zodra ik zijn al bekende stem hoor, vliegen mijn ogen – in gedachten weliswaar – open. Niettemin zijn het de woorden die dit voor elkaar krijgen, waardoor ik de silhouetten voor een enkel moment kan overmeesteren en mijn arm laat zakken, zodat hij opnieuw voldoende lucht krijgt. Ik ben niet klaar om hem te laten gaan, nooit ofte nimmer, zelfs niet als “ik het zelf probeer”. Het is mijn eigen gestalte die het uitvoert, alleen – mijn verstand en hart zorgen niet voor deze acties. Slechts ben ik een levenloos omhulsel welke de bevelen opvolgt, anders zal er meer slechts volgen – prevelen ze me toe, dompelen me onder in de macabere wereld van hun.
          ‘Milo…’ lispel ik zachtjes, waarbij ik met mijn poelen knipper en voor luttele seconden het schitterende blauw tevoorschijn haalt. Het is echter voor een kort ogenblik dat ik dit voor elkaar heb gekregen om mijn eigen lichaam terug te winnen, ze vechten sterker terug dan ooit. Hierdoor ben ik abrupt geneigd passen naar achteren te zetten en hem minachtend aan te kijken.
          ‘Kijk hem eens – wat een stakker,’ sneerde ze honend, hem van top tot teen bekijkend. Ik beet op mijn onderlip. ‘Dacht hij daadwerkelijk haar te kunnen liefhebben?’, Er klonk een minachtend gesnuif van de jongedame haar kant. ‘In de tijd dat hij nog geen idee van haar had, heeft ze meerdere mannen bemint. Je bent geen partij voor haar,’ vervolgde de dreigende schimmen laconiek schouderophalend. Daarentegen probeerde ik hem duidelijk te maken dat hij niet naar hen moest luisteren, dat faalde echter gezien ik met de minuut zwakker werd in mijn eigen lijf. Ik vreesde het ergste. Ze probeerden hem onzekerheid aan te praten die niet weg wilde gaan, hopelijk zou hij hier bestand tegen zijn.

    Het is zwart. Overal duisternis rondom me. Ik zit op de inktzwarte grond met mijn armen over mijn knieën heen en verberg mijn gezicht schaamtevol. Er is niets dat ik ertegen kan doen, dat gevoel heb ik, terwijl anderzijds ik niets liever wilde dan doorvechten.
          ‘Luister naar ons,’ klonk het door de ruimte. Mijn stem was vervormd naar een chaotische klank, meerdere tonen in één stem, waardoor ik het idee had dat er meerderen mijn stem gebruikten. ‘We nemen elk onderdeel van haar lichaam stukje bij beetje in bezit, dit zorgt ervoor dat het zielige meisje naarmate we vorderen… ontzield zal worden: haar hart zal langzaam stoppen,’ grijnsde de duisterste schaduw, ‘Wanneer je ons in de weg loopt, zullen we haar op zo’n manier pijn doen dat het proces versneld raakt,’ siste het als een slang, mijn gezicht vlakbij die van hem terwijl mijn scherpe nagels een weg boren in zijn wangen. ‘Als het je wat beter maakt: ze stribbelt nog behoorlijk tegen,’ Mijn lichaam nam afstand van hem en begaf zich door de deuropening, ‘… maar daar vinden we wel wat op.’

    [ bericht aangepast op 13 april 2014 - 17:55 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


          ‘Milo. . .’
    Alhoewel het voor slechts enkele seconden plaats vindt, bemerk ik de heldere kleur van Camille’s ogen – niet de kleur van haar “nieuwe”, demonische ogen, nee. In mijn gedachten flits ik voor een minimaal moment naar het moment waarop ik de prachtige kleur voor de allereerste keer uitgebreid heb bekeken, me heb bedacht dat er hoogstwaarschijnlijk geen mooiere kleur kon bestaan. Echter, met de gelijke snelheid waarmee het kristalheldere blauw is verschenen – wordt het ruw en bruut naar de achtergrond gedrukt door een meer donkere kleur, welke naar mijn mening enkel rot en dood uit blijkt te stralen.
          ‘Kijk hem eens – wat een stakker. Dacht hij daadwerkelijk haar te kunnen liefhebben? In de tijd dat hij nog geen idee van haar had, heeft ze meerdere mannen bemint. Je bent geen partij voor haar.’
    Inmiddels heeft Camille’s lichaam enkele stappen naar achteren geplaatst, waardoor ze – slechts door middel van de zwarte schaduwen in haar lichaam – van een afstand toe staat te kijken naar de simpele jongeman die ik voor zou moeten stellen. Alhoewel ik diep van binnen dondersgoed weet dat dit niet Camille’s woorden zijn, voel ik het knagende gevoel in mijn borstkast langzaam groeien en zich uiteindelijk over mijn gehele lichaam – waar het in de uiterste hoeken plaats neemt en zich muurvast zet. Voor enkele seconden hebben de zwarte schaduwen geen deken over mijn gedachten liggen – maar zie ik enkel en alleen Camille voor me, in de ruwe en grote handen van een andere man. Echter, wanneer ik de kristalheldere kleur van haar ogen kan onderscheiden – vol met pijn – voel ik een onbekende woede in mijn lichaam omhoog komen zetten, welke door geen enkele persoon tegen gehouden zou kunnen worden. Zojuist hadden de zwarte schaduwen het “beminnen” genoemd en alhoewel ik niet veel van de liefde wist, wist ik wel dat hetgeen wat Camille heeft gedaan geen beminnen is geweest – het was een zoektocht naar zichzelf en een grote schreeuw om hulp, waar de verkeerde personen op hebben geantwoord.
          ‘Luister naar ons. We nemen elk onderdeel van haar lichaam stukje bij beetje in bezit, dit zorgt ervoor dat het zielige meisje naarmate we vorderen. . . ontzield zal worden: haar hart zal langzaam stoppen. Wanneer je ons in de weg loopt, zullen we haar op zo’n manier pijn doen dat het proces versneld raakt. Als het je wat beter maakt: ze stribbelt nog behoorlijk tegen. . . maar daar vinden we wel wat op.’
    Gedurende de onheilspellende woordenstroom – welke voor geen enkel moment daadwerkelijk over Camille’s lippen leek te rollen – was Camille, of wat binnenin haar huis had genomen, opnieuw naar me toe gekomen en vervolgens haar gezicht dicht bij het mijne gehouden. Zowel zwijgzaam als bewegingloos staar ik in haar kille en ijskoude poelen – zoekend naar een teken van leven naar de persoon waar ik slechts enkele uren geleden mijn hart aan had geschonken. Wanneer ik een scherpe, stekende lijn langs mijn wang voel trekken en vervolgens haar scherpe nagels naar beneden zie zakken – voel ik binnenin mijn lichaam een grote knop omgezet worden, zowel van woede als van onmacht.
          Alhoewel Camille’s lichaam door de deuropening is verdwenen en ik een vochtige substantie – hoogstwaarschijnlijk enkele druppels bloed – langs mijn wang naar beneden voel glijden, laat ik mijn lichaam direct reageren door te bewegen en haar door de deuropening te volgen. Mijn rationele ik breekt zijn hersenen door op zoek te gaan naar een geschikte oplossing voor de gehele gebeurtenis – maar mijn blinde, impulsieve kant schijnt de overhand te nemen en de bovenarm van Camille ietwat ruw vast te nemen en haar op de desbetreffende manier naar me toe te draaien. Inmiddels heb ik mijn kaken hard opeen geklemd, evenals het gegeven dat ik mijn ene vrije hand tot een grote vuist heb gebald en ik een van de kleine druppels bloed op mijn vest voel druppen. Met een harde, gepassioneerde blik kijk ik vervolgens in de poelen waar ik normaliter gesproken ontzettend rustig van kan worden.
    ‘Camille – luister naar me, ik weet dat je daar binnen bent.’ Vanaf moment een weigerde ik ook maar enige erkenning te geven aan de donkere schaduwen, zij bestonden immers niet voor mij – helemaal niet in het lichaam van Camille. ‘Je moet vechten, hoor je me? Je moet tegen ze vechten en je gaat ze verdomme overwinnen ook, al gaat het m’n eigen dood worden.’
          Voor enkele seconden komen er geen enkele woorden over mijn lippen naar buiten zetten, waardoor ik enkel en alleen het moment neem om over mijn eigen woorden na te denken. Hoogstwaarschijnlijk zou dat de enige manier zijn om Camille daadwerkelijk te bereiken, om haar wakker te schudden en haar woede en strijdlust terug te vinden in haar eigen lichaam. Alhoewel mezelf van kant maken geen enkel effect zou hebben, peins ik in mijn gedachten voor enkele seconden over een andere manier om haar aandacht ook maar voor enkele seconden te laten zien dat ze moet blijven vechten en nooit of te nimmer op mag geven – niet alleen voor haar eigen bestwil, maar eveneens voor dat van mij. Alleen al de gedachten om het lichaam van Camille hier achter te moeten laten om zelfstandig op zoek te gaan naar een uitgang en vervolgens simpelweg verder te gaan met mijn leven, maakten het dat er een grote bal van misselijkheid in mijn maag ontstond – dat zou met geen enkele mogelijkheid gaan gebeuren.
          ‘Je moet bij me terug komen, Camille.’ Alhoewel de woorden in mijn gedachten ontzettend smekend en hopeloos klonken – wist ik ze op een onbekende manier sterk en krachtig naar buiten te laten komen, eerder als een soort bevel. Binnen enkele seconden reageerde mijn lichaam op mijn woorden, door het lichaam van Camille slechts aan haar bovenarm vast met haar rug tegen de muur te drukken en op mijn beurt mijn eigen gezicht dicht bij dat van haar te laten zweven.
    ‘Je moet – bij me terug komen.’ Slechts de nadruk op het simpele woord “moet”, laat een rilling langs mijn ruggengraat naar beneden trekken – waarna ik niets anders kan doen dan mijn lippen dwingend op de hare drukken en mezelf voor enkele seconden te verliezen bij het gevoel van haar volle, warme lippen. Met een dwingende kracht druk ik haar met behulp van mijn heupen in zijn geheel tegen de muur, waarna mijn handen smachtend naar haar nek en wangen glijden.
          Van het ene op het andere moment voel ik echter twee handen over mijn borstkast schuiven, waardoor ik voor enkele seconden denk dat Camille uiteindelijk bij me is terug gekomen. Echter, wanneer ik met een harde duw naar achteren wordt gedrukt – waardoor ik met een harde klap tegen de muur aan de andere kant van de gang terecht kom en geheel gedesoriënteerd op de grond zak – weet ik dat het over is. Snakkend naar adem door de klap, klem ik mijn handen rondom mijn zijde en slaak vervolgens een pijnlijk gekerm, wat over gaat in een grom wanneer ik mezelf op mijn zijde op de grond laat zakken. Ik wist dat Camille veel kracht in zich had, maar de zwarte schaduwen hadden dit vertienvoudigd. Echter, ik wist ook dat Camille zich er niet zo maar onder zou drukken – waardoor er onder het pijnlijke gekerm een lichte grijns rondom mijn mondhoeken verschijnt.

    [ bericht aangepast op 22 april 2014 - 9:53 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


    ‘Camille – luister naar me, ik weet dat je daar binnen bent. Je moet vechten, hoor je me? Je moet tegen ze vechten en je gaat ze verdomme overwinnen ook, al gaat het m’n eigen dood worden.’ Stilte. Zwijgzame, dodelijke stilte welke door scheen te dringen in haar ziel – tot Camille. Bij het geluid van zijn stem, de zekere klank en de warmte van zijn hand om haar arm begreep de jongedame dat ze het niet op mocht geven. Niet als Milo haar ook niet opgegeven had, ze moest blijven proberen – wanneer het niet voor haarzelf was, zou het voor hem zijn. Het probleem was enkel dat ze zich met de seconde zwakker voelde worden, ze had een ander plan nodig.
          ‘Je moet bij me terug komen, Camille.’ Haar lichaam zoog een hap lucht naar binnen bij deze woorden, omreden dat ze het niet konden geloven. De man had krachtig geklonken, iets wat de ziel van Camille verblijdde, tegelijkertijd op het ogenblik dat de schaduwen er vraagtekens bij zetten. Was hij daadwerkelijk zo sterk als het klonk, of had zelfs hij de hoop opgegeven diep vanbinnen? En was dit een magere poging om haar terug te winnen? De onheilspellende silhouetten lieten de lichtblauwe poelen welke ze toegeëigend hadden knipperen, deze zouden echter al snel met de minuten als twee duistere, diepe poelen zijn. Ze stelden dezelfde vraag nogmaals, opnieuw en alweer, waardoor zelfs Camille het in haar duistere ruimte hoorde – “is die jongen het nog niet zat?” In deze ruimte gaf het de moed aan haar om door te vechten, hoewel het echte werk er nog aan kwam. Het duurde niet lang voor er beweging bij hem vandaan kwam: Milo drukte haar met de rug tegen de ijskoude muur, welke tot haar botten doordrongen. Dit was een gegeven dat al snel verdween, gezien zijn gezicht dichtbij dat van haar dwaalde.
          ‘Je moet – bij me terug komen.’ Tijd om haar mond te openen hadden ze niet, hij drukte immers zijn lippen al dwingend op de hare. Het brandde als vuur, het soort blauwe vuur waar je eeuwig getekend voor zou zijn. De silhouetten waren van plan direct een einde te maken aan haar leven, aan deze kus, aan alles – ware het niet dat de werkelijke Camille hiervan opbloeide als een jonge bloem. Het blokkeerde elkaar zo dat het als een soort bom in haar kleine gestalte af ging. Ze stond tegen de muur aan, zijn heupen tegen haar lichaam, waarop de vurigheid van Milo verlangend over haar nek als zowel wangen gleden. Het moest stoppen, besloten de onheilspellende gedaantes die in haar plaats hadden genomen – wat erin resulteerde dat ze haar handen op zijn borstkas legden, om hem vervolgens met een immens harde duw naar achteren te schuiven. Hij belandde met een harde smak tegen de muur aan de andere kant van de gang, en vanwege dit zakte hij op de grond.
          ‘Zzzzzielig,’ klonk het harder dan ooit te voren door de kille gangen van het duistere huis. Ze zette passen naar hem toe, terwijl haar ogen op hem neerkeken. Ze siste. Nee – de macabere schaduwen sisten. Het klonk alsof er vele slangen in een kamer kronkelden en elkaar aanvielen om nog enigszins te kunnen overleven. De sissende geluiden mengden zich met het gekerm van Milo, die echter al snel een lichte grijns rond zijn mondhoeken had gekregen. Het verwarde hen, waardoor het gesis voor een luttele seconde gestopt was. Niettemin klonk het al weer snel door de gangen, harder en sterker. ‘Cruciatus, cruciatus, cruciatus.’ Marteling, marteling, marteling. Het weerklonk als een dreigende waarschuwing, hoewel het meer dan dit alleen was. Ze lieten hem weten dat hij nog gewaarschuwd was, dat het proces in werking was gesteld en hij er niet onderuit zou kunnen komen – net zo min als Camille dat kon. Ze vergaten echter één nietig dingetje: de ziel van de jongedame had zo een opdonder gekregen door de kus dat ze genoeg kracht had gekregen om in elk geval enkele weg te vechten. Hierdoor drong ze zich in de tussentijd terug, liet haar ziel tot in de puntjes van haar vingertoppen terug kruipen.
          Haar rug knalde echter al tegen de muur aan, om vervolgens op de grond te laten vallen.
          Ze voelde het verdriet van vele weken geleden, van maanden en zelfs jaren gelee. Het rouwen om haar geliefde vader welde op, iets dat ze niet gedacht had zo sterk meer te voelen – niettemin wist ze dat elke dag dat ze leefde haar gedachten grotendeels, bewust als zowel onbewust, naar haar vader uit zouden gaan. Het verdriet, de pijn en verschillende andere zware gevoelens, zoals gekwetstheid, suisden in haar. De dame herinnerde niet alles waar het vandaan kwam, gezien het zo plots was dat het als een harde klap in haar gezicht en maag voelde. Momenteel lag er zoveel emotie binnenin haar dat het haar kapot maakte, en niet op een langzame manier – welke de schaduwen eerst probeerden te doen. Tijd om te huilen had ze niet, er gleden dan eveneens geen tranen over haar bleke wangen heen. Het harde gekraak klonk als een luid geratel door de hal, waarop het pas tot zichzelf door begon te dringen dat haar botten dit geluid maakten. In allerlei onmogelijke posities kronkelden zij, haar rug kraakte pijnlijk als zowel haar armen, en de echte Camille liet een oorverdovend pijnlijk gegil. Het scheen voor haar langer te duren dan het daadwerkelijk was, een eeuwigheid van foltering, desalniettemin waren het slechts enkele seconden. De pijn maakt het zo nu en dan langer dan het in werkelijkheid is – terwijl de krijsende, kwellende schreeuwen door het huis woedde en de silhouetten tekeergingen.
    Voor een laatste keer sneden haar scherpe nagels over de vloer, het klonk als het krassen over een schoolbord. Daarna bleef het doodstil, haar lichaam lag roerloos op de kille vloer met haar kijkers als twee duistere, zwarte putten. De inktzwarte kleur doofde uit alsof het niets meer was dan een smeulend vuur, terwijl de plek waar haar ogen zaten ook daadwerkelijk walmen lieten bemerken. Het walmden grijszwarte slierten door de lucht heen, welke om elkaar heen cirkelden en uiteindelijk in het niets verdwenen. Hetzelfde gebeurde bij de opening van haar mond, gedurende het duidelijk was – zelfs door het geluid – dat ze haar adem inhield. De slierten waren langzaamaan één geworden met de lucht. Haar lichtblauwe poelen die eerder nog de kleur hadden van een helder soort kristal waren vervaagd, de schittering was niet langer meer te zien – maar de kleur was althans wedergekeerd. Ten langen leste was het op een serene manier stil, de schaduwen waren weg en dat bleven ze ook, alleen Camille was niet in staat om te reageren. Het enige wat ze kon doen was slapen, daar blijven liggen om te rusten – hierdoor was haar lijf enorm zwak geworden, als van een popje zonder botten. Een enkele bloeddruppel gleed over haar wang, terwijl in de mondhoeken van haar eveneens wat rood te bespeuren was. Ze had gewonnen, nochtans was haar prijs vereffend – nu zal ze in haar cryptische donkerte moeten wachten tot ze zal ontwaken.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo " Milo " Vitorio Bianchi
    •••


          ‘Zielig.’
          Alhoewel het woord enigszins vervormd mijn gedachten binnen weet te komen, merk ik op dat Camille – of, de zwarte schaduwen – de letter “z” ontzettend uit weet te strekken. Wanneer ik opnieuw de letter “z” herhaald hoor worden, frons ik mijn wenkbrauwen voor enkele seconden – totdat het moment van bewustzijn komt dat ze een zacht gesis laat horen, in plaats van de betekenisloze letter. Voorheen had ik mijn gekerm met geen enkele mogelijkheid tegen kunnen houden, maar met een zekere vanzelfsprekendheid glijdt er een lichte grijns rondom mijn mondhoeken omhoog. Voor enkele seconden hoor ik het zachte gesis verdwijnen, wetend dat het een gevolg was van de simpele beweging van mijn mondhoeken.
    ‘Cruciatus. Cruciatus. Cruciatus.’ Alhoewel mijn zijde schreeuwend begint te protesteren wanneer ik mijn lichaam enigszins omhoog weet te drukken, besluit ik direct om het compleet te negeren en mijn concentratie enkel en alleen op het lichaam van Camille te richten. ‘Jammer genoeg is dit de echte wereld, geen Harry Potter.’ Van het ene op het andere moment voel ik een zachte grinnik – wat meer weg had van een giechel – over mijn lippen rollen, wetend dat mijn woorden geen enkele betekenis hadden. Enkele witte vlekken verschijnen op mijn netvlies wanneer ik me verder omhoog probeer te drukken, maar de kracht om Camille te helpen houdt me meer op de been dan een andere motivatie ooit had gedaan.
          ‘Wat. . .’ Nieuwe woorden hebben zich verzameld in mijn gedachten, maar wanneer ik het lichaam van Camille van het ene op het andere moment met haar rug tegen de muur gedrukt zie worden – verdwijnen ze als sneeuw voor de zon. Wanneer ze slechts enkele seconden daarna als een lappenpop op de grond glijdt, hoor ik enkel en alleen een zacht en kermend geluid over mijn eigen lippen naar buiten komen. Alhoewel mijn onbekende geluid zijn einde niet had bereikt, wordt dit plotseling overstemd door een verschrikkelijk krakend geluid – wat ik door voel dringen tot de kern van mijn lichaam. Ik laat mijn hoofd wild heen en weer schieten – de witte vlekken negerend – waardoor ik uiteindelijk met gigantische ogen op Camille uit weet te komen. Het schouwspel wat zich op dit moment voor mijn eigen lichaam weet te manifesteren, is er een waarvan ik had gehoopt het nooit of te nimmer in mijn eigen leven te zien. Verschillende scenario’s van horrorfilms flitsen voor mijn netvlies heen en weer – maar het kronkelende lichaam van Camille is het enige waar ik mijn aandacht op kan richten. Voor slechts enkele, nutteloze seconden merk ik op dat mijn mond nog steeds licht geopend is – bevroren door de angst en de machteloosheid die ik op dit moment door mijn lichaam voel schieten.
          Mijn lichaam schiet echter van het ene op het andere moment uit zijn bevroren toestand wanneer Camille’s lichaam eveneens haar mond enigszins weet te openen en vervolgens een oorverdovend gegil naar buiten weet te brengen. Alhoewel mijn oren lijken de suizen door het geluid en dit samen gaat met een onaangename piep, voel ik haast de pijn van Camille door mijn eigen lichaam schieten – waardoor ik de tranen in mijn ogen voel schieten en alle spieren in mijn lichaam zich continu aan weten te spannen. Met enkele onhandige bewegingen schuif ik mijn lichaam direct naar voren, om zo uiteindelijk bij Camille uit te komen en haar lichaam zo goed mogelijk in mijn armen probeer te nemen – terwijl ik uit alle macht probeer om woorden en geluiden uit mijn keel naar boven te laten komen.
          Wanneer ik een bekend geluid hoor – het krassen over een schoolbord – merk ik voor een kort moment op dat de oorzaak daarvan Camille’s nagels zijn, welke lange strepen achter weten te laten in het stof op de vloer. Van het ene op het andere moment is het plotseling stil, alsof er zojuist geen marteling heeft plaats gevonden in het lichaam van de enige persoon ter wereld waar ik mijn leven voor zou willen geven. Alhoewel mijn zicht voor het grootste gedeelte werd verslechterd door de waas van tranen – welke inmiddels eveneens op mijn wangen terecht zijn gekomen – voel ik mijn ademhaling in mijn keel stokken wanneer ik een vreemde walm vanuit Camille’s ogen en mond zag komen. Echter, wanneer ik de zwarte kleur uit haar ogen zie verdwijnen en de blauwe kleur zie terugkeren – weet ik mijn ademhaling terug te vinden. Ze had het gered. Ze had de zwarte schaduwen in haar lichaam weten te verslaan. Glimlachend neem ik haar zachte, bekende gezicht in mijn handen – wetend dat ik binnen enkele seconden mijn eigen Camille zou zien. Echter, wanneer ik mijn concentratie op haar poelen richt – mis ik instinctief de levende schittering. Verwoed stamel ik haar naam, opnieuw en opnieuw – totdat mijn aandacht wordt gevangen door de simpele bloeddruppel welke vanuit haar mondhoek over haar wang gleed.
          ‘Stil maar, Camille. Stil maar.’ De vreemde, onbekende ondertoon binnen mijn stem vertelde me dat ik aan het huilen was – stil en geluidloos, maar met onmiskenbare tranen welke langs mijn wangen naar beneden aan het rollen waren en uiteindelijk op de stoffige vloer en het slappe lichaam van Camille tot stilstand kwamen. Alhoewel Camille geen enkel teken van leven vertoonde, verwoorde ik al mijn gedachten – alsof ze me daadwerkelijk zou kunnen horen, waar ze zich op dit moment dan ook bevond. Mompelend deel ik haar mee dat ik haar binnen enkele seconden in mijn armen zou nemen, haar op zou tillen en een plaats zou zoeken om haar meer comfortabel te laten zijn. Wankelend sta ik uiteindelijk op mijn benen – ondanks het gegeven dat Camille’s lichaam vrijwel geen enkel gewicht gaf, voelde ik mijn lichaam slap worden door het verdwijnen van de angst en de adrenaline van zojuist. ‘Je zou op iemand anders moeten vallen die niet zo slap was, jongedame.’ Mijn woorden worden afgewisseld door een wanhopig gegiechel, alsof ik mijn bewustzijn op dit moment aan het verliezen was en in de wereld tussen het “echte” en mijn dromen aan het zweven was, waar niemand me kon zien of horen.
          Alhoewel het naar mijn idee een eeuwigheid duurde voordat ik achter een van de vele deuren een bed vond – ik weigerde om terug te gaan naar de kamer waar we voorheen waren – heb ik slechts tien minuten met Camille in mijn armen door het huis gezworven. Ironisch genoeg heb ik in een cirkel gelopen, waardoor de kamer met het bed slechts enkele meters van de plek was waar Camille zojuist haar strijd had gevoerd. Wanneer ik Camille met uiterste zorgvuldigheid op het bed heb gelegd, kijk ik voor een kort moment achterom – waarna ik besluit dat ik de deur sluit en op mijn knieën naast het bed ga zitten. Voorzichtig laat ik mijn armen uit mijn vest glijden, waarna ik het over Camille’s lichaam drapeer – hopend dat ze hierdoor warm zou worden en de schittering in haar ogen zo snel mogelijk terug zou keren. Ik kon haar niet verliezen aan de donkere schaduwen, dat weigerde ik simpelweg.
          Voor enkele seconden sta ik mezelf toe om mijn t–shirt enigszins omhoog te trekken en met afschuw naar de plek op mijn zijde te kijken, waar Camille onder invloed van de zwarte schaduwen haar handen had geplaatst om me van zich af te drukken. Alhoewel het voorheen slechts een blauwe plek is geweest, had het op dit moment plaats gemaakt voor een donkerblauwe – haast zwarte – plek. Zuchtend laat ik mijn t–shirt omlaag glijden en besluit er verder geen aandacht aan te besteden, Camille had haar extra kracht slechts te danken aan de zwarte schaduwen en dit zou slechts betekenen dat het helingsproces langer zou gaan duren voor mijn zijde.
    Met een stevige grip neem ik Camille’s hand in de mijne en laat mijn kin vervolgens op het bed leunen, kijkend naar haar gezicht. ‘Alsjeblieft Camille, word wakker – kom bij met terug.’ Mijn stem is niet meer dan een zachte fluistering, hopend dat ze direct zou reageren. Echter, mijn hoop bleek ongegrond – Camille bleef stil en reageerde niet. Zuchtend houd ik mijn blik op haar gezicht gericht, wachtend tot het moment dat ze wakker zou worden.

    [ bericht aangepast op 3 mei 2014 - 10:56 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


          Het is raar, ik hoorde alles wat hij zei, maar het leek een diepe droom waar ik niet vanuit kon ontwaken. Zelfs niet toen er zachte snikken door de ruimte klonken, als een vreemde echo die me telkens opnieuw scheen te martelen. In werkelijkheid, de tranen van de enige jongen die ik liefheb doen mij meer pijn dan het gehele tafereel van daarnet. Ik wil mijn mond openen om hem tot stilte te sussen, hem vertellen dat het niet nodig is om te huilen, dat ik er ben en alles goed is. Het probleem is echter dat dit nogal lastig gaat nu, met de inktzwarte ruimte rondom me. De jongeman nam me in zijn armen en bij deze onmiskenbare warmte, die zo overduidelijk is waardoor het direct mijn lichaam verwarmde, begreep ik dat ik geborgen was. Ik zou op niemand anders willen vallen dan hem, wat hij ook verteld of handelt.
    Het ogenblik dat mijn rug een zachte ondergrond voelt, verstrakt mijn gestalte wat minder. Ik voel mezelf meer tot rust komen, hoewel mijn lijf aanvoelt als een slappe pop. Warmte. Toen een zucht, een zachte maar sterke aanraking om mijn hand en een stem.
          ‘Alsjeblieft Camille, word wakker – kom bij me terug.’ De affectie die ik vervolgens onderga door het feit dat hij een warme stof over me heen legt, is niet te beschrijven. Als ik zou kunnen glimlach, zelfs al was het een zwakke, zou ik het doen, maar mijn gehele lijf was uitgeteld van alles wat we hadden meegemaakt. Ik zou me simpelweg even op moeten laden, later zou het beter worden. Veel beter. Ik adem een zeepachtige geur in, en ik besef me dat hij het is – zelfs in dit walgelijke, stoffige huis ruikt hij zuiver. Het is gemengd met de zoute geur van tranen, alsof hij dagen vlakbij de diepblauwe zee heeft geleefd. Ik proef bijna de zilte smaak op mijn tong, die daarna net zo snel weg was als dat het gekomen was.
    En uiteindelijk val ik in een diepe, onrustige slaap – eentje die ik me later niet meer zou kunnen herinneren. Ik zou alles moeten verwerken wat me overkomen was in deze nachtmerrie, desalniettemin was het deels een prachtige droom. Het zachte tikken van de regen klonk als een riedeltje dat mijn hoofd niet uit wilde gaan, en langzaamaan sloot ik zelfs mijn ogen.
          Na een enorm lange tijd, tot de inktzwarte nacht in warme kleuren zoals rood en oranje overging, en vervolgens tot de kleur eenmaal helderblauw was. Zoals de ogen van mij die zich weer hadden geopend, de schitterende kleur was teruggebracht. Mijn lichaam was na deze nacht redelijk bijgesterkt, maar een enorme, zeurende pijn sloeg door mijn lijf als een hamerslag. Veel bewegen was dan ook onmogelijk. Ik merkte de warme hand van een persoon op, van iemand die niemand anders dan Milo kon zijn. Traag, met een ongelofelijke nekpijn, wendde ik mijn hoofd naar hem toe. Roerloos ligt hij met zijn hoofd op het bed, ik kan niets anders doen dan zwijgzaam naar hem staren. Hij lijkt op een prachtig beeld, gehouwen uit het mooiste steen dat er te vinden was, met enkele kleine barstjes om het de werkelijkheid te maken. Hierdoor weet ik zeker dat, mocht ik mezelf niet wakker schudden, ik hem had laten rusten. Mijn gedachten zwerven af naar de vragen in mijn hoofd, en ik vraag me af waar hij over droomt – of hij deze überhaupt wel heeft nu. Misschien is het wel een droomloze, geldt het enkel voor de rust. Het is bijna zonde dat ik op het punt ben om hem wakker te maken, hij ziet er zo sereen uit momenteel.

          Hemelwater. Bijna onopmerkzame spetters spatten lichtelijk tegen het donkere, vuile raam aan, laat strepen achter alsof het gehuild heeft. Het klinkt als een zachte melodie die me bijna weer in slaap zou wiegen, het was immers nog niet opgehouden met het aangename tikken. Diep adem ik in en uit, maar zelfs dat doet pijn en ik moet moeite doen om niet te hoesten. Er kwam namelijk een kriebel in mijn keel opzetten en daarvoor wilde ik hem nog rustig wakker gemaakt hebben... Zodoende dat ik mijn hand probeer te bewegen, eerst mijn tengere vingers en vervolgens mijn hele hand, om mijn vrije arm op te tillen en deze met een loodzwaar gevoel naar Milo te dwalen door de lucht. Alleen het wil niet lukken en mijn arm valt neer op mijn buik, waardoor een zachte, teleurgestelde zucht mijn lippen verlaat. Ik had mijn hand over zijn gezicht willen laten strelen, de zachtheid er opnieuw van voelen, aangezien het aanvoelde alsof het eeuwigheid geleden was dat ik dat gedaan had. Hij had inderdaad zijn vest over mij heen gelegd, en er lagen opgedroogde als zowel natte tranen op zijn wangen. Kort bijt ik op mijn lip.
          'Milo...' prevel ik zachtjes, een nog redelijk schorre stem welke nauwelijks hoorbaar was. Ik probeer het weer, waarbij ik mijn vingers lieflijk over zijn hand beweeg die hij vast heeft. 'Milo...' Waarom ligt hij niet naast me in plaats van dat hij op de grond bivakkeert? Zijn betoverende poelen, daar verdrink ik bijna in als hij ze open doet.
          ‘Kom naast me liggen, Milo,’ Hoewel het op een kalme wijze mijn mond uitgerold was, klonk er een bevelende ondertoon in door welke hij niet kon negeren. Welke hij niet mocht negeren. Het was eveneens duidelijk dat ik dit niet toestond, en misschien dat er dominante karaktereigenschappen door mij heen gingen, maar hij was belangrijk voor mij. Milo mocht zichzelf niet omwille van mij zo wegcijferen. ‘Kom naast me liggen, zodat ik naar je hartslag kan luisteren.’ Vervolgde ik toen, met een zachte glimlach op mijn lippen. Hij doet het nog daadwerkelijk ook, nadat hij zijn tranen weg had geveegd, iets dat ik voor hem had willen doen. Milo glijdt voorzichtig naast me op het bed, waarop ik mijn pijnlijke lichaam mee beweeg en mijn hoofd op zijn borstkas leg. Hoewel het erg pijn deed, probeerde ik mijn gezicht niet te laten vertrekken, ik wilde niet dat hij zich zorgen om me maakte nu. Het ging om hem.
          'Heb je ergens pijn? Hoe is het met je zijde?' stel ik ook daarom naar hem, benieuwd naar zijn antwoord. Ik wens enorm dat het snel over gaat, dat heeft hij verdient. Ik zou het voor hem in de plaats willen nemen. Gaat dat ook niet om liefde? Jezelf opofferen voor de ander, de pijn verdragen en willen dat degene gelukkig is. Het sloeg in als een donderslag bij helderblauwe hemel. Ik was verliefd op hem, en niet zo een klein beetje ook. Wellicht hield ik wel van hem, hoewel ik dat ergens wel zeker wist.
          'Wil je – je hand in mijn rechter broekzak doen?', glimlach ik kleintjes, hopend dat hij het niet verkeerd zou denken. 'Er is iets wat ik je wil laten zien.' Een vroegere foto van mijn vader, moeder en ik, waar ik nog een jaar of veertien was. Drie jaar voor hij heenging.

    [ bericht aangepast op 28 april 2014 - 16:58 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Michelangelo Vitorio Bianchi, 'Milo'
    •• • ••


          Voor enkele seconden weet ik voor de volle honderd procent dat ik wakker ben –– de kleuren van mijn moeder's schilderijen lachen me toe en de warmte van verschillende zonnestralen vleit zich neer op de blote huid van mijn borstkast. Waarom ik van het ene op het andere moment in de atelier van mijn moeder bevond, kon ik op de een of andere manier niet direct plaatsen –– evenals het knagende gevoel dat er iets ontzettend miste binnen de ruimte.
          Wanneer de warmte van de zonnestralen schijnt te verdwijnen en plaats weet te maken voor een alles verslindende kilte –– weet ik echter wat ik mis. Uitendelijk krijg ik haar fantastische lichaam in het oog – geheel naakt op haar paarse, prachtige lingerie–set na. Echter, wanneer ik op zoek ga naar de kistalheldere kleur van haar poelen –– vind ik enkel en alleen duister zwart.
          Gedurende het moment dat ik het uiteindelijk voor elkaar krijg om mijn mond te openen en enkele woorden te stamelen –– voel ik een brandende pijn in mijn zijde. Wanneer ik mijn blik naar beneden laat glijden –– zie ik nog net hoe Camille's nagels een lange wond open rijten. Echter, in plaats van bloed stroomt er een tere, zwarte vloeistof naar buiten welke mijn gehele zijde lijkt te bedekken. Hijgend en happend naar lucht glijd ik uiteindelijk op mijn knieeën –– niet in staat om ook nog maar iets uit te brengen, geheel in beslag genomen door de alles verwoestende pijn in mijn zijde.
    •• • ••

          'Milo. . . Milo. . .'
          Van het ene op het andere moment schieten mijn poelen open –– vinden direct de kristalheldere kleur van de poelen van mijn Camille. Alhoewel ik mijn lichaam zacht voel beven als een gevolg van de alles verwoestende pijn binnen de nachtmerrie –– weet ik door middel van de kistalheldere kleur een kleine hoeveelheid lucht in mijn lichaam te pompen. Voor enkele seconden voel ik zelfs de pijn in mijn zijde compleet verdwijnen, alsof hij er nooit of te nimmer is geweest. Alhoewel mijn tranen slechts enkele minuten geleden zijn opgedroogd –– glijden er als geheel automatisch nieuwe exemplaren over mijn wangen.
          'Kom naast me liggen, Milo. Kom naast me liggen, zodat ik naar je hartslag kan luisteren.' Grotendeels door het gegeven dat mijn hersenen op geen enkele manier schijnen te functioneren –– volg ik het verzoek van Camille direct op. Wanneer ik uiteindelijk haar warme en zachte lichaam tegen het mijne voel drukken –– kan ik een huiverende uitademening met geen enkele mogelijkheid inhouden. Voordat ik mijn armen als een gigantische bankschroef om haar lichaam sla, herinner ik me mezelf echter aan het beeld van Camille –– kronkelend op de houten vloer van het vervloekte huis, schreeuwend van de pijn alsof niets of niemand haar zou kunnen helpen. Uiteindelijk plaats ik mijn handen dusdanig rondom haar lichaam dat ze geen enkele druk uitoefenen – maar haar wel warmte en geborgenheid kunnen schenken.
          'Heb je ergens pijn? Hoe is het met je zijde?' Wanneer de zachte woorden van Camille mijn gedachten door weten te breken –– schuif ik mijn gedachten voor enkele seconden naar mijn zijde, welke op dit moment in brand scheen te staan. Ik werp echter een lichte glimlach omlaag en schud voor een kort moment mijn hoofd enkele malen heen en weer. 'Niets aan de hand,' mompel ik er zacht achteraan –– hopend dat Camille het zou laten rusten en zich geen zorgen over mij zou gaan maken. De enige persoon waar ze zich op dit moment zorgen over zou moeten gaan maken, was zijzelf.
          'Wil je – je hand in mijn rechter broekzak doen? Er is iets wat ik je wil laten zien.' Ik ben ontzettend blij door de plotselinge afleiding –– waardoor ik direct, maar voorzichtig mijn hand in de rechter broekzak van Camille laat glijden en er uiteindelijk een kleine foto uit weet te peuteren. Door de aanblik van het materiaal van de foto en de manier waarop hij aan de randen gevouwen is –– merk ik dat het een oude foto is, welke al vele uren in haar broekzak heeft gezeten. Door dit simpele gegeven merk ik plotseling op dat de foto van ontzettend grote waarde moet zijn voor Camille –– waardoor ik hem plotseling met een grotere eerbied behandel en hem zo recht mogelijk probeer te kijken voordat ik er daadwerklijk mijn blik op laat vallen.
          Uiteindelijk richt ik mijn poelen op de kleine afbeelding –– welke een man, een vrouw en een jongedame schijnt te tonen. De jongedame heb ik binnen enkele seconden als Camille herkend –– maar voor de man en vrouw moet ik enkele seconden langer kijken. Wanneer ik echter enkele onmiskenbare gezichtskenmerken in de man zijn gezicht zie, slaat het me plotseling in het gezicht –– ik keek op dit moment naar de vader van Camille, de man waardoor ze zo veel problemen heeft doorstaan en waardoor ze een grote 'angst' had voor zowel binding als verlating. Voor een enkel moment laat ik mijn adem huiverend naar buiten glijden en plaats de foto uiteindelijk op het tafels naar ons –– waardoor ik hem goed kan bestuderen en tegelijkertijd Camille in mijn handen kan houden. 'Jullie lijken op elkaar,' fluister ik uiteindelijk maar –– niet wetend wat ik op dit moment zou moeten zeggen. Ik kon de band tussen Camille en haar vader haast voelen, enkel en alleen door een simpele foto.
          Van het ene op het andere moment word ik overvallen door een sentimenteel gevoel – waardoor ik mijn lichaam ietwat omhoog laat glijden en uiteindelijk op dezelfde ooghoogte kom te liggen als Camille. Voorzichtig laat ik een van mijn handen rondom haar wangen glijden, terwijl mijn andere hand zacht op haar onderrug blijft liggen. 'Ik wil je alle liefde geven die je de afgelopen jaren hebt gemist –– Camille, meer dan dat. Ik ben nog nooit zo bang geweest als het moment in de vorige kamer –– en op de gang en. . . Ik was zo bang om je te verliezen.' Inmiddels glijden er nieuwe tranen over mijn wangen –– maar daar besteed ik voor een moment aandacht aan. Mijn lippen vinden vrijwel direct de lippen van Camille en voor een kort moment verlies ik mezelf volkomen in de kus –– waardoor ik mezelf dwingend naar achteren laat schuiven, bang dat ik haar op de een of andere manier pijn zou doen. Met een hijgende en ongecontroleerde adem kijk ik haar uiteindelijk aan –– de jongedame waar ik inmens veel van hield.

    [ bericht aangepast op 18 mei 2014 - 11:12 ]


    Camille Faith Vargas
    † † †


    Het voelt fijn wanneer zijn armen om haar tengere lichaam worden geslagen, het heeft geen drukkende kracht die haar pijn doen en de warmte van zijn lichaam is altijd een plus. Een warmte die altijd wel tot haar doorschijnt, lijkt het wel – al vanaf het eerste moment dat ze haar hoofd op zijn borstkas legde. Desalniettemin achtervolgde haar een dergelijk gevoel dat naar opwelde in haar binnenste, de seconde dat ze de vraag had gesteld hoe het met hem ging.
          ‘Niets aan de hand,’ was zijn enige murmelende reactie – alsof hij iets achterhield voor haar. En, enkel al was het vanwege dit feit, begon het aan haar te knagen. In eerste instantie wilde ze deze zaak doorduwen tot hij zou toegeven dat er wat aan de hand was, maar dit was alles behalve een positieve optie momenteel. Zij was immers afgepeigerd, alsof het leven zowat uit haar was gevloeid, en Milo was er eveneens niet al te best aan toe. De jongedame zou hem in dit opzicht eens met rust moeten laten, alhoewel dat een lastig ding te doen was wanneer het op zijn gezondheid aankwam. Alleen voor hoever zij wist, was het niet slecht om zo je bezorgdheid te tonen. Toch besloot ze haar eerste advies op te volgen en te vragen of hij hetgeen in haar broekzak wilde pakken, hier zat een foto van het gezinnetje in.
    Geheel bewust sloeg Camille de gelaatsexpressie van de jongeman welke naast haar lag gade, ze bestudeerde de mannelijke contouren van zijn gezicht. Misschien zelfs wel tot op het punt dat het op staren begon te lijken en het ongemakkelijk voor hem zou kunnen worden. Echter, ze kon haar blik niet afwendden, het was nu wel helder dat Milo iets magisch had. Ze kon er geen vinger op leggen wat het nu eenmaal was, maar hij was – tot nu toe – de enige die haar met zoveel respect en liefde behandelde in het liefdes-opzicht. Ze wilde niet dat hij wegging uit haar leven, maar op hetzelfde moment wilde ze hem wegduwen – voor het geval één van de twee weer pijn gedaan zou worden. Gelijk verbande ze al deze hersenspinsels die haar nog hoofdpijn zouden geven, en lette in plaats daarvan op de wijze met hoeveel eerbied hij de foto vasthield. Wat zijn expressie was, en hoe hij het vader als zowel het kind in de foto vergeleek. Bij deze gedachte glimlachte ze lichtjes.
          ‘Jullie lijken op elkaar,’ fluisterde hij met zo’n dergelijke klank waar ik de rillingen van kreeg, al was het enkel maar voor de woorden die hij uit had gesproken. In feite wist ze dat het bij hem goed bedoeld was, waardoor Camille met een serene emotie binnenin haar kristalblauwe poelen sloot. Het verwees echter bijna direct door naar negatieve herinneringen, waarbij haar moeder Camille dagenlang niet aan wilde kijken, gezien zij de ogen van haar vader had. Dezelfde kleur en op de één of andere manier altijd liefdevol, met een vrije ziel. Impulsief en een tikkeltje rebels. Ze had hierom gehuild, maar begreep dat het slecht was van haar om zo te handelen – haar moeder had haar soulmate verloren, het was logisch dat ze dit niet aankon. Dus zette Camille zich eroverheen en bleef voor haar moeder zorgen, tot ze er weer enigszins bovenop kwam.
          ‘Ik heb zijn ogen. . .’ prevelde ze enkel zachtjes terug, waarbij ze haar hoofd richting de foto kantelde – welke Milo ondertussen al op de tafel naast hen had geplaatst. De brede glimlach die haar vader op de foto had, ze had er zovaak naar gekeken dat het in haar geheugen gegrift stond. Van het ene in gedachten verzonken – moment op het andere, schrok ze lichtelijk doordat er beweging herkend was op het bed. Milo. Direct ontspande haar kleine gestalte, die met de minuut meer leven binnen zich had gekregen. Haar lippen waren enkele millimeters van elkaar verwijderd en lieten een melodieuze zucht van verrukking toen de hitte eveneens haar wangen bereikten Camille moest haar gevoelens op orde houden, en snel – haar hart ging tekeer in haar borstkas..
          ‘Ik wil je alle liefde geven die je de afgelopen jaren hebt gemist –– Camille, meer dan dat. Ik ben nog nooit zo bang geweest als het moment in de vorige kamer –– en op de gang en. . . Ik was zo bang om je te verliezen.’ Ondanks het gegeven dat ze meermaals haar hand als zowel arm probeerde te bewegen, kwam het maar moeilijk op gang. De jongedame was echter nooit ofte nimmer iemand geweest die snel opgaf, dus nu was dat eveneens niet het geval. Al snel besloot ze er nog een poging op te wagen en net toen haar hand zijn wang vederlicht aanraakte, drukte Milo zijn lippen op de hare. Precies in deze seconde verloor ze zichzelf al in de kus die hij haar gaf, waar ze in eerste instantie niet op terug kon reageren, want ze was overdonderd. Het was alsof dit de eerste keer was dat ze hun lippen op elkaar hadden gedrukt en Camille besloot niet langer te wachten voor zijn lippen terug te beroeren. Voor een luttele seconde proefde ze de zoutige waterdruppels die over zijn wangen waren gedwaald, ze vond het jammer dat het sprookje verbroken was doordat Milo zich teruggetrokken had – weliswaar met een hijgende, ongecontroleerde adem. Pas nadat haar slanke vingers zich in zijn donkerbruine haren hadden verstrengeld, merkte ze op hoe ook haar ademhaling losbandig was geworden.
          ‘Niet stoppen, Milo. . . Stop niet –– alsjeblieft.’ Dit was het enige dat over haar lippen was gerold, samen met een zachte, aanlokkende zucht – smachtend voor meer. De eerste kus had ze afgekapt, zodoende dat ze deze beter wilde doen, ze wilde niet stoppen en ze had deze beroeringen van hem nodig. Na dit alles, wat ze samen meegemaakt hadden, had ze dit nodig. Om deze redenen drukte ze haar lippen weer op die van hem, op een hunkerende doch tedere wijze. Haar vingers streelden door zijn haren, gleden over de zachte huid van zijn nek en over zijn gespierde bovenarmen. Er leek een eeuwigheid voorbij te gaan voordat ze uiteindelijk stopte – maar in deze tijd had ze het gevoel te leven. Ze opende haar poelen, welke ze automatisch gesloten had tijdens de kus, en staarde in zijn ogen op een liefdevolle manier. Opeens herinnerde ze hoe hij erbij lag, waardoor ze zich afvroeg wat hij had gedroomd.
          ‘Milo, waar had je eigenlijk over gedroomd?’ stelde ze met een warmhartige stem, een benieuwde ondertoon erin verworven. Hierbij blikte ze hem redelijk doordringend aan en knipperde een enkele keer met haar ogen. ‘Ah, het was een erotische droom, nietwaar?’ plaagde ze hem, hoewel ze het ergens wel meende. Er kwam een brede, uitdagende grijns op haar volle lippen te liggen. ‘Ja, dat is het! Je had een passionele droom over me!’ Plagerig prikte ze lichtelijk in zijn wang, voor ze haar hand op de plek van zijn hart liet liggen.

    [ bericht aangepast op 8 mei 2014 - 0:11 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.