• • Out of Sight, Out of Mind

    Het is begin 19e eeuw (Victorian Era) en de hele wereld is net aan het herstellen van een oorlog die zojuist gestreden is, zo ook het stadje Bathum, de hoofdstad van het land Hawkscourt. Er heerst grote onrust onder het volk en sommige zijn zo ontevreden over het huidige bestuur dat ze soms samenkomen en de boel saboteren. Terwijl het volk denkt dat deze rebellen’ het grote gevaar zijn, ligt er een groter gevaar op de loer. Vampiers. De laatste tijd hebben ook zij het moeilijk gekregen, met name een clan uit het noorden. De clan is gekrompen naar tot een relatief klein aantal waardoor deze veel kwetsbaarder is en daarom heeft de clanleider, Silas, besloten dat hier verandering in moet komen. Bathum is de geschikte plaats om nieuwe leden te werven voor de clan. Echter is niet iedereen geschikt en de vampiers zullen zich onder de mensen moeten mengen om te kijken wie wel geschikt is voor het harde vampiersleven, terwijl ze hun identiteit verbogen moeten zien te houden.

    Rollen: Getallen voor de naam zijn paginanummers
    Vampiers:
    Clanleider:
    (1,1) Silas Underwood - 26/247 - 1e rang + ring - Hireath
    Rechterhand:(1,1) Idwallon Calhoun Underwood - 24/245 - 1e rang + ring - Goldenwing
    Verbannen: Vrij

    Leden:
    - (1,1) Alice Woods - 21/103 - 3e rangs - BastiIIe
    - (1,2) Amaris Rae Valora - 23/28 - 4e rang - Cassia
    - (2,10) Alexa Elizabeth Turner - 20/100 - 3e rang - Florentina

    - (1,6) Cedric Laurentius Salomon - 21 - 3e rangs - Delish
    - (1,6) Devon Evian Lilyton - Bachandale - 23 - 3e rang - DreamerN
    - (1,5) Mitchell "Mitch" Giacomo Bianchi - 22 - Tegen + leider - Florentina (Was mens)

    - Onbeperkt!

    Mensen:
    - (1,3) Vilkas Alexander Pace - 25 - Voor - Akatosh
    - (1,11) Elijah Hodkin - 20 - Tegen - Cashby

    - (1,9) Daenerys Éowyn Frey - 22 - Tegen - BastiIIe
    - Onbeperkt!


    Gaan dood:
    - (1,9) Elizabeth (V mens) Dood door Mitch
    - (2,1) Katharina (V, vampier) Dood door Idwallon
    - {1,7) Lucas Nilsson (M, mens) Dood door Cedric
    - (1) Oliver William Dust (M, vampier) Dood door Silias


    Sfeerimpressies 19e eeuw
    Als je googelet op Victorian era, Victorian fashion of gewoon in het Nederlands Victoriaans ___ dan vind je al een hele hoop (:
    Of de film Vanity Fair, dit is ook een erg goede inspiratiebron. Zoek wat trailers of personages op voor een goede indruk.

    [ bericht aangepast op 26 mei 2014 - 16:49 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel

    Silas leek niet van veel op te kijken. Hoewel de jongeman al eerder geïrriteerde geluiden over zijn lippen had laten rollen, leken deze hem nog steeds niets te doen. Misschien dat hij gewend was aan dit soort gedragingen. Mitchell kon zich niet voorstellen dat hij de eerste ‘ontvoerde’ zou zijn. Wellicht waren er velen voor hem geweest. Wat zou er met hen zijn gebeurd? Wat zou er met hem gaan gebeuren? Veel tijd om hierover na te denken had hij niet. Zijn gedachten gingen al snel in rook op, toen hij de pijn in zijn arm voelde. Zijn ‘rebellie’ zorgde ervoor dat Silas wat onzorgvuldiger werd met het begeleiden van hem naar de deur. Dat hij hierbij zijn schouder bijna uit de kom kreeg, dat deerde de man hoogstwaarschijnlijk niet. Hoewel het hem weldegelijk pijn had gedaan, liet hij dit niet merken. Een ongeïnteresseerd gezicht opzetten leek hem in deze situatie het gepast. Op zijn beurt liet Silas merken dat hij niet tevreden was met de manier waarop hij zich gedroeg. Het geblaas klonk onprettig in de oren. Dat soort geluiden had hij van zijn kant echter al eerder gehoord, dus keek hij er ook niet van op. Tot zijn huidige levensjaar had hij genoeg kritiek gehad en afkeurende gebaren om een figuurlijk pantser hiertegen op te bouwen. Zo kwam het dat hij tot op heden zich van veel dingen niet veel aantrok. Meer dan eens negeerde hij woorden alsof ze in lucht waren opgegaan voordat ze zijn oren hadden bereikt. Al had hij weldegelijk geluisterd en was de betekenis duidelijk.

    Met zijn handen in zijn zakken bleef hij in een slakkentempo naast Silas lopen. Geen haar op zijn hoofd dat hij vrijwillig vrolijk mee zou lopen. De situatie beviel hem nog steeds allerminst. Het kwam niet vaak voor dat hij helemaal niet wist waar hij nou precies aan toe was en hier kon hij dan ook slecht tegen. Het enige dat hij op dit moment het best kon doen was gehoorzamen en zijn mond houden, maar dit waren juist twee dingen waar hij bij tijden erg slecht in kon zijn. Toch deed hij zijn best om zichzelf in te houden. Dat het niet slim zou zijn om de man die hem begeleidde boos te maken wist hij inmiddels wel. Hij leek niet het type dat zomaar met zich zou laten dollen. Hij had liever dat hij zijn woede op vazen bleef uitoefenen, in plaats dat hij het idee zou krijgen om hem wat aan te doen. Zijn constant lopende gedachtestroom over hoe hij hier weg zou komen en dat hij hier zo snel mogelijk weg moest komen, kon hij het best in zijn hoofd houden. Als hij nog meer doorliet schemeren dat hij het hier niet naar zijn zin had en dat hij ook nooit bereid zou zijn om volledig mee te werken –met wat er dan ook van hem verwacht zou worden- zou Silas hem veels te veel in de gaten houden. En hij zag die argusogen nu al af en toe op hem neerdwalen. Hij was niet van plan om veel aandacht hieraan te schenken. Het was overduidelijk dat de man opzettelijk veel langer dan nodig was naar hem zat te kijken. Laat hem maar kijken, dacht Mitchell.

    Zijn ogen richtte hij niet meer op hem maar op de omgeving. Het viel hem op dat er nog steeds weinig licht was in de ruimte. Het was een donkere hal waardoor ze liepen en een licht aan het einde van de tunnel zag Mitchell niet echt. Het pad leidde hen niet langs open ruimtes en er waren ook nog geen zijwegen te bekennen. Een saaie route om iedere dag te lopen. Het leek alsof er een koele bries langs hen heen ging. Echter kon het ook zijn fantasie zijn die op hol sloeg. Onwerkelijk was dit alles nog steeds voor hem. Mitchell zijn aandacht werd getrokken naar iets dat de voorbode leek te zijn voor een kamer of een andere ruimte, die gesloten was door een deur. Terwijl hij naar de deur keek en zich even afvroeg wat er achter die deur zou bevinden, werd hij, voor de zoveelste keer, bij zijn arm gegrepen door Silas. Zijn eerste impuls was om zijn arm direct terug te trekken en de man een klap in zijn gezicht te gegeven. Het was maar goed dat hij dit impuls kon onderdrukken. Het zou geen zin hebben om zich op dit moment weer te gaan verzetten, wist hij maar al te goed. Hij hoopte alleen dat de man zijn tengels snel weer van hem af zou halen. 'Het zou fijn zijn mocht je me nu je naam vermelden,' Dit klonk niet als een uitnodiging, maar als een bevel. Liever hield hij zijn naam met daarbij zijn hele identiteit voor hem verborgen. Hoe minder hij wist, hoe beter. Maar het zou uiterst onbeleefd zijn om nu niets te zeggen. “Mitchell” stelde hij zich voor met een halve glimlach, al vond hij dat er niets te lachen viel, het lukte hem altijd nog wel om redelijk goedgehumeurd voor de dag te kunnen komen. Hij gaf zijn tweede naam niet, al werd die hem nog vaak genoeg toegeroepen. En zijn achternaam was ook niet van belang. Het meetrekken had ervoor gezorgd dat hij toch maar zijn looptempo iets had opgevoerd. Zin in meer gezeur had hij nu niet. 'Anders blijf ik je Snotneus noemen en wordt dat je naam.' Het was een opmerking die hij niet van de man had verwacht. Op de een of andere manier had hij gedacht dat hij zich daar te goed voor zou voelen, om zich tot zo’n niveau te ‘verlagen’. Enigszins amusant vond hij het dan ook, want serieus zou hij het niet kunnen nemen. Enfin, de man zijn hekel aan hem groeide vast en zeker met de minuut.

    Het was hem al snel duidelijk dat ze iemand of iets zochten, maar wat, daar kon hij niet achterkomen. Vragen deed hij niet, hij hielp zichzelf eraan herinneren dat hij zich in moest houden. Wat ze ook zochten, het was blijkbaar van belang, want de man staakte zijn zoektocht niet zomaar. De donkere gangen zorgden ervoor dat hij enigszins terugverlangde naar de kamer waar hij eerst was geweest. Daar stond tenminste nog wat meubilair, dat een schamele poging deed om een gedachte van gezelligheid te doen opwekken. Alles leek hier wel hetzelfde te zijn bedacht hij zich. Zijn blik werd dan ook meteen getrokken op het moment dat ze bij een open ruimte kwamen. Naarmate ze dichterbij kwamen zag hij dat het een meer was. Even trok hij een wenkbrauw op. Deze wenkbrauw trok hij niet op om het feit dat er opeens een meer uit de duisternis leek te zijn gekomen, maar omdat het totaalbeeld voor hem vreemd te noemen was.

    Er stond een vrouw voor hen, die op het punt leek te staan de ruimte te verlaten. Meteen gleed Mitchell zijn blik over haar heen. Op het eerste gezicht leek ze er wat vriendelijker uit te zien dan diegene die hij tot nu toe had gezien. Maar dat ging ook snel. Wat hij verder van haar moest denken wist hij niet, maar ze leek zich niet op haar gemak te voelen. Vanuit zijn ooghoeken kon Mitchell al zien dat Silas niet blij was om haar te zien. Zijn humeur leek nog slechter te worden door haar aanwezigheid. Dit gegeven vond Mitchell niet vervelend, nee, hij vond het wel interessant dat hij niet de enige was die geïrriteerd werd aangekeken. Op het moment dat de vrouw haar ogen even over hem had laten gaan, gaf hij haar een hoofdknikje ter begroeting, waarbij een lichte sprankeling in zijn ogen te zien was, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Hoewel hij hier niemand kende en ook niet van plan was om ook maar één vriend te maken, had hij nog wel manieren. Bovendien was hij geïnteresseerd naar haar verhaal, want het was voor hem snel duidelijk dat er iets zich had afgepeeld. Die man die met een handdoek rond zijn middel stond was hem ook niet ontgaan. Mitchell kon niets anders dan naast Silas blijven staan en het tafereel te aanschouwen, te bestuderen, omdat hij hem nog steeds vasthield. Gelukkig leek de aanwezigheid van de vrouw er voor te zorgen dat Silas zich herinnerde dat hij hem maar eens los moest laten. Meteen deed Mitchell zijn handen in zijn zakken en bleef nonchalant staan kijken. Hij hield iedereen een beetje in de gaten, en hoopte zo iets meer te weten te komen. De stilte duurde lang genoeg om de ijzige sfeer op iedereen te laten inwerken. 'Miss Woods,' Die naam probeerde hij te koppelen aan het gezicht van de vrouw. Wie weet zou dit soort informatie ooit nog van pas komen. 'Vertel mij eens waarom u nog altijd geen nieuw clanlid heeft weten te verwerven. Of heeft u de gelukkige ergens verstopt toevallig?'

    Bij deze woorden werd Mitchell nog alerter, hoewel hij er heel nonchalant bijstond. Hij had werkelijk geen idee waar dit allemaal over ging, het was duidelijk dat de andere aanwezigen een voorgeschiedenis met elkaar hadden. Clanlid?
    De man naast hem keek bij zijn woorden om zich heen, waardoor hij erg spottend overkwam. Hij was wel echt het zonnetje in huis. 'Het zou fijn zijn als u nu eens mijn orders zou uitvoeren, in plaats van hier mijn halfnaakte broer te bespieden.' Bijna had hij een grijns op zijn gezicht laten doorschemeren, of een lach laten horen. Deze woorden maakten weer het een en het ander duidelijk. Blijkbaar was de man met de handdoek de broer en hij kon wel een aantal motieven bedenken waarom de vrouw in zijn aanwezigheid had verkeerd. Hij keek langs de figuren naar het water. Hij had sterk het gevoel dat dit niet zijn zaken waren, maar bleef wel luisteren. Het water leek op een merkwaardige manier te glinsteren. ‘Als u niet binnen nu en twaalf uur vannacht een nieuweling heeft, zet ik u uit de clan.'. Opeens drong het tot hem door waarover ze het eigenlijk precies hadden. Nieuweling, ze hadden het over vampiers, zoals hij. En hun clan wilden ze uitbreiden. Meteen schoten er honderdduizend beelden en gedachten door hem heen, nieuwe ideeën over wat dit hier allemaal kon betekenen, en hij werd weer wakker geschud door de stem van Silas. Wat de vrouw precies nog had gezegd had hij niet gehoord, maar het steeds meer gedempte geluid van voetstappen vertelde hem dat ze was vertrokken. Silas zijn stem leek plotseling te zijn veranderd, nu hij ‘alleen’ was met zijn broer. 'Lekker gezwommen, Idwallon?'

    Idwallon heette de man dus, een aparte naam vond hij. Zijn handen had hij nog steeds in zijn zakken en hij had ook geen enkele stap meer verzet sinds ze bij de plek waren aangekomen. Blijkbaar was Idwallon hetgeen waarvoor ze hadden gezocht. Of hij liever met hem te maken zou willen hebben dan met Silas wist hij niet precies, maar zo met zijn handdoek om zijn middel zag hij er wat minder streng uit dan zijn broer. Dat ze broers waren had hij ook makkelijk kunnen zien als hij wat beter had gekeken. Ze hadden meerdere uiterlijke kenmerken die zo overeen kwamen dat het onmogelijk was om te denken dat ze geen familie waren. ‘Het water is best lekker momenteel, alleen wat jammer van de rust verstoring net.’ Enigszins ongeduldig begon hij nu wel te worden, hij hoopte dat de twee snel het echt ergens over zouden gaan hebben, deze ruimte beviel hem ook niet. Het was te kil, de ijzige sfeer leek ook nog niet te zijn verdwenen, hoewel de twee vriendelijk tegen elkaar praatten.

    “Ik neem aan dat je voor mij komt, wat is er?”. Nee, we zijn hier helemaal naartoe gekomen om te genieten van het aanzicht van dat waterpoeltje. Mitchell was niet van plan om ook maar iets te zeggen, hij zou zich ook niet zomaar aan de man gaan voorstellen. Die twee zouden maar moeten praten over hetgeen waarover ze het zouden moeten hebben. Waarschijnlijk zou het hem ook enigszins aangaan, anders was het compleet nutteloos om hem hier naartoe te nemen.


    Aan niets denken is ook denken.

    Lol, hoezo grote miscommunicatie bij die twee :'d

    God, ik krijg er steeds niks uit.. Een soort Daenerys Writersblock ofzo. Sorry guys.

    Daenerys Éowyn Frey ~ Rebel.
    Elijah leek haar opluchting verkeerd op te vatten, maar behoefte om hem te verbeteren had ze ook niet. Gaf ze om hun? De vraag herhaalde zich zelf in haar gedachten. Het was niet moeilijk om voor haarzelf de conclusie te trekken dat ze meer om hun was geven dan ze toe zou willen geven, dan dat ze had gewild. Ze moest weer meer afstand creëren besloot ze, ze had zich te veel zorgen gemaakt om Mitch zijn verdwijning en ze had zelfs Elijah toegelaten in haar huis. Háár domein. Nee, ze wilde geen herhaling voor het verleden en dat betekende dat ze maatregelen zou moeten gaan treffen. "Ik kan het prima alleen, Elijah," zei ze lichtelijk geïrriteerd als antwoord op zijn kleine betoog. "Dat heb ik altijd al gedaan en dat is nu nog niet anders." Een zachte zucht verliet haar mond alvorens ze opstond om het raam een klein stukje open te zetten. Maatregelen.. "Om op je vraag te antwoorden," begon Elijah en Daenerys draaide zich meteen om, blij dat hij van onderwerp veranderde. "Ik ben uitgenodigd bij een hoge pief thuis om zijn dochter te tekenen, dus misschien kom ik dan nog wel een paar dingen te weten die van pas kunnen komen.” "Dat is-" begon ze, maar hield abrupt op toen Ash naar binnen kwam. Normaal gesproken hoorde ze mensen wel aankomen, maar deze keer was dit niet het geval geweest en ze was dan ook verbaasd door Ash zijn plotselinge binnenval. Iets wat ze allerminst kon waarderen. "Fijn dat je ook even binnen komt vallen, Ash," merkte ze droogjes op en nam de emmer van hem over. Aangezien Elijah bij gekomen was leek het haar niet meer nodig, dus plaatste ze het geval in de hoek. Het kon haar altijd later nog van pas komen en hoefde ze niet eerst naar de put voor water. Toen ze dit gedaan had richtte ze haar blik weer op Ash en de eerdere belangstelling die ze voor de mysterieuze man had gevoeld had plaats gemaakt voor irritatie toen hij iets te subtiel naar haar zin vroeg of er problemen zijn. Ook leek hij niet van plan zijn te vertekken,Ttch perste ze haar lippen op elkaar om een venijnige opmerking hierover te voorkomen. Ze had Elijah nodig, zijn informatie althans en ze moesten beslissen wat ze met Mitch deden, daar kon ze Ash niet bij gebruiken. Waarom bleef hij dan zitten alsof hij het volste recht had om hier te zijn? In háár huis nota bene! Houd je kalm Dae, sprak ze zichzelf in gedachten toe. Ze sloeg haar armen over elkaar en keek zwijgend naar het tweetal. Het tweetal dat in háár kamer verkeerde. "Ash," sprak ze na een poos toen ze vond dat het genoeg was geweest. "Kan ik je spreken? Alléén." Eerst zou ze Ash de deur uitwerken, dan met Elijah kijken wat ze zouden doen met Mitch.. Nee, nee dat zou niet werken, ze moest Elijah ook weg krijgen. Ze had toch nog meer dan genoeg te doen, zo zat ze nog met de buit die ze winst had gemaakt, ze zou het kunnen verkopen of ruilen voor wat eten. Het oude brood dat beneden in de keuken lag had zijn beste tijd namelijk wel gehad. Net zoals haar vriendschap, het woord dat ze altijd vermeden had, met Mitch en Elijah.

    Alice Woods ~ 3e rangs vampier.
    Geschrokken zette Alice een stap vandaan van het geluid dat haar ruw uit haar gedachten had gehaald. Met een snelle beweging draaide ze zich om en zag een man staan. Als vampier had ze een beter zicht dan normale mensen, dus was ze gezegend met het feit dat ze meer kon zien dan slechts zijn mannelijke silhouete met brede schouders. Hij had een licht stoppelbaardje, was langer dan zijzelf en had korte, donkere haren. "Wat doe jij hier?" met een stem die alles behalve vijandig klonk, al had ze daar stiekem meer op gehoopt. Het was dat de wind gunstig stond en dat ze zich te goed had gedaan aan een aantal konijnen dat ze zijn bloed niet tot amper rook. Het heerlijke bloed, het moest vast zo zoet zij- Nee, nee, ze moest haar hoofd erbij houden. "Ik bedoel. Als vrouw, hier, in dit deel van de stad. Dat is niet veilig," verklaarde de man zijn eerdere woorden terwijl hij op een ton leunde, hetgeen wat ze als eerste had gehoord besefte ze nu. "Ik..Ik zoek iemand," kwam er stamelend uit haar mond. Liegen was nooit haar ding geweest, gelukkig was ze sterk geworden in uitwegen vinden daarvoor. Zo was ze inderdaad op zoek naar iemand, maar kwam hij niet te weten waarvoor ze hier werkelijk kwam. Zonder dat het nodig was streek ze een lok haar achter haar oor, een tik die op kwam zetten wanneer ze zenuwachtig was. Zoals nu. Met haar rechterhand wreef ze over haar bovenarm en liet haar hand daar vervolgens liggen. Er viel een ongemakkelijke stilte, maar in haar hoofd raasde een storm van vragen op. Hoe deed je zoiets? Ze kon niet zomaar een nieuw lid rekruteren, ze wilde niet iemand van zijn leven beroven. Een vampier zijn was nog erger dan de dood, dat was iets wat ze lang geleden besloten had en er was nog altijd niks wat haar van gedachten had doen veranderen. Haar nieuwe krachten niet, haar verbeterde zintuigen, de mogelijkheid om je zonder enig geluid te kunnen verplaatsen.. Niks kon de duisternis in haar hart wegnemen. Haar blik gleed langzaam naar de huizen in het dorp, ze probeerde de omgeving in haar op te nemen zonder te denken aan wat zich binnen die huizen bevond. De vele mensen, met al die liters bloed.. Ze schudde de gedachte gauw van zich af toen ze ineens iets op haar wang voelde. Met haar hand voelde ze aan haar wang die nat was, maar de oorzaak ervan werd al gauw bekend toen er meer regendruppels vielen en het langzaam begon te miezeren. Kort speelde er een glimlach rond haar lippen die ze gauw deed verdwijnen. Ze was blij met de regen, aangezien deze altijd alle geuren leek weg te spoelen. Toch wilde ze geen argwaan opwekken bij de man, het leek haar immers vreemd dat iemand blij zou kunnen zijn met regen. Het zou goed zijn voor de oogst en vele anderen dingen, maar de meesten zouden toch schuilen wanneer de hemel brak. "Ik moest het dorp in, omdat ik iemand zoek," zei ze deze keer zekerder van zichzelf, hoewel ze wel de afstand tussen hun probeerde te bewaren. "Ik wist alleen niet waar ik moest beginnen en toen kwam ik hier terecht." Ze glimlachte vriendelijk naar hem, terwijl ze de regendruppels langs haar gezicht naar haar hals voelde glijden, waar ze vervolgens onder haar blouse piepten. Het deerde haar echter niet, de regen was een geschenk van de hemel voor haar.

    [ bericht aangepast op 24 dec 2013 - 12:07 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Devon Evian Lilyton - Bachandale - 23/110

    Kreunend steunde ik met mijn handen op het bureau, wat er momenteel nog rommeliger uitzag dan dat het al was voor ik begonnen was met mijn zoektocht naar die vervloekte ring, de vervloekte ring die me wel zou kunnen redden.
    Ik leunde achterover en staarde met mijn hoofd in mijn nek naar het plafond.
    Misschien kon ik gewoon weg een nieuwe kopen ? Maar dat was een absurde denkwijze, die krengen zijn hartstikke zeldzaam, al zou het voor het geld niets uitmaken, ik kan alles betalen wat ik maar wil.
    Maar dan nog, als zo'n ring al gemaakt kon worden zou het zeker niet in een dag af zijn.
    En de maker zou me zelfs nog eens eigenhandig willen vermoorden in plaats van het ding aan me te overhandigen, sommige van de mensen weten van de vampiers en dan gaan ze nog wel eens groepen vormen om ons te vermoorden, gelukkig zijn wij nog nooit ontdekt met ons magnifieke ondergrondse gangenstelsel.
    Het was nu al bijna de gehele nacht dat ik aan het zoeken was, sinds mijn afscheid van Félice was ik niet direct naar huis gegaan, ik was nog even een kroeg ingedoken om me in een hoekje te vermaken over het aanzicht van dronken mensen, domme, dronken mensen en hun agressieve terugvallen wanneer ze in zo'n bui hangen.
    Het was daarom ook makkelijk om in de drukte van de kroeg in een hoekje een slachtoffer te vinden, die van het dronkenschap in slaap was gesukkeld en wanneer iedereen zich op de twee andere vechtende sukkels had gefixeerd kon ik met gemak een paar kleine slokjes nemen, wat hij morgen zou toewijzen aan zijn kater.
    Weer wat meer opgeladen struinde ik nog wat langs de feestkraampjes en kocht wat te eten terwijl ik me ook hier weer had verkneukeld over de emoties en gedragingen van het menselijke ras, me niet goed meer kunnen voorstellen dat ik ooit ook zo was geweest.
    Wel, er is nu al veel veranderd in 110 jaar.
    "Verdomme waar lig je toch ?" Riep ik weer uit terug in het heden, ik moest die ring vinden.
    Maar misschien lag die wel helemaal niet op mijn bureau, misschien had ik het een lange tijd geleden alweer ergens anders neergelegd een plek waarvan ik dacht dat ik hem wel weer zou vinden, zoals een la of...
    Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan hoe dom ik wel niet was, misschien lag het nog aan de buien van de dronkenlappen boven mijn hoofd.
    Ik trok in één beweging de deuren van de kast in de hoek open en keek daar neer op een juwelendoosje.
    Met een lichte nervositeit deed ik het dekseltje open om eerst tegen een afbeelding van mijn menselijke familie aan te kijken een aantal dagen voor ze vermoord werden.
    We zagen er allemaal zo ontspannen en liefhebbend naar elkaar uit en zoals gewoonlijk stond ik naast Evangeline, mijn tweelingzus, het enige verschil was dat zij een vrouw was met lang zwart haar en ik een man met aanzienlijk korter zwart haar.
    Maar daarnaast leken we echt als twee druppels water.
    We vertrouwden elkaar in alles, we deden bijna alles samen, zelfs in onze tienerjaren en als haar iets gebeurde was ik er altijd om het op te lossen, zowel met geld als met mijn vuisten, want ik was een temperamentvolle yup in mijn drieëntwintig mensenjaren.
    Zonder mijn ogen af te halen van de afbeelding voelde ik eronder en ik voelde ene golf van opluchting toen ik de koude textuur van de ring onder mijn vingertoppen voelde, hij lag dus al een tijdje in het donker verscholen wou hij nog kouder zijn dan de handen waar al meer dan een eeuw geen bloed meer doorheen stroomt.


    Credendo Vides

    Sorry voor de late reactie


    Alexa Elizabeth Turner ~ 20 / 100 ~ 3e rangs vampier

    Haar blauwe ogen waren gericht op de schaduw die zijn aanwezigheid verried. Een donkere schaduw was het, eentje die nog maar net te onderscheiden viel van de rest van de kamer. Hoewel ze zich op een bepaald punt probeerde te focussen, wilde dat maar niet lukken. Wazige vlekjes verschenen nog niet voor haar ogen maar het zou een kwestie van tijd zijn voordat deze zich aan haar netvlies zouden opdringen. Enkele minuten zou het duren voordat ze de slaap echt niet meer zou kunnen bestrijden. Het was vechten tegen een onzichtbare vijand, eentje waarvan niet te winnen viel.

    Ze had het gevoel dat ze ieder moment in slaap kon sukkelen. Toch kon ze niet geloven dat dit haar werkelijk snel zou kunnen overkomen. In de tijd dat ze op reis was geweest had ze wel een paar keer geslapen, maar op deze momenten was ze of stomdronken geweest of zo uitgeput dat het haar met moeite lukte om te kunnen slapen. Slapen was niet iets voor vampiers, was haar verteld. Hierin had ze meestal ook geloofd, maar twijfels had ze ook altijd gehad. Ze beschouwde zichzelf niet als een standaardvampier, als die bestonden. Ergens, diep van binnen, voelde ze zich nog mens. Het was haar gelukt om steeds meer als vampier te leven, zich zo te gedragen, maar toch behield ze zo haar menselijke trekjes. Zo kon ze zich niet voorstellen dat er vampiers waren die hun menselijke gevoelens helemaal onder controle hadden of ze onderdrukten. Een prettig bestaan leek haar dat ook niet. Haar gedachten dwaalden af, als wolken die langzaam voorbij schuiven in de lucht.

    Een bekende stem wekte haar meteen weer tot leven. Een miniem moment duurde het voordat ze haar volle verstand er weer bij had. Even knipperde ze met haar ogen en richtte ze deze op Cedric. Ze had hem gevraagd of hij niet wat anders te doen had. Hierop had hij zachtjes en kort gelachen en zijn hoofd opgericht. “Wil je dat ik weg ga? Dit is belangrijker dan jagen.” Meteen schudde ze haar hoofd, een impuls dat ze niet kon onderdrukken. Nee, ze wilde eigenlijk toch niet dat hij wegging, al was ze wel toe aan wat rust. Ze wist niet hoeveel kansen ze zou hebben om, na deze tijd, met hem alleen te zijn. Ze had de indruk gekregen dat er meer dan genoeg te doen was in en met de clan. Daarnaast wilde ze ook weer aan de slag voor de clan, na zo’n lange tijd op reis te zijn geweest. Bovendien was ze wel plichtsgetrouw aan de clan en wilde ze voor een goede binnenkomst zorgen. “Je mag wel blijven maar verwacht niet al te veel van me” sprak ze naar de waarheid.

    “Luister, aangezien jij al een aantal uur terug bent van je lange reis en ik duidelijk kan zien dat je op bent houd ik het kort. Je hebt nu rust nodig.” Blijkbaar was het overduidelijk dat ze erg moe was, al probeerde ze dit verborgen te houden. Een kleine zucht ontsnapte over haar lippen. Ze moest haar best doen om een gaap te onderdrukken. Het ontging haar niet dat hij nogal formeel daar stond in haar kamer. Deze houding beviel haar niet zo. Hij mocht best wat meer ontspannen gaan staan, ze waren immers met zijn tweeën en ze kenden elkaar lang genoeg. Misschien vertrouwde hij haar nog niet helemaal, wat ze goed kon begrijpen. Een onderbuikgevoel kwam naar boven toen ze naar zijn volgende woorden luisterde. “Die tijden waarvan jij weg was..” Even beet ze op haar lip, zich klaarmakend voor wat zou komen. Ongetwijfeld zou er iets komen, en ze had het sterke gevoel dat het onprettige woorden zouden zijn. Zijn woorden bleven haar verbazen. Hoe langer ze bij elkaar bleven, hoe kwetsbaarder ze zich leken te durven op te stellen.

    “Waren ondraaglijk en een hel. Dingen zag ik anders, bleef meer op mezelf. Wat ik wil zeggen is dat je me dit niet meer moet aandoen. Ik wist het echt allemaal niet meer zonder jou.” De blauwen ogen die eerder een neutrale uitdrukking teweeg brachten, veranderden nu in grotere ietwat donkerdere poelen. De verbazing was niet alleen aan haar gezicht af te lezen, ook kon ze met een half open mond niet de juiste woorden zien te vinden. Ze klemde haar kaken op elkaar om niet als een idioot over te komen. Opeens bekeek ze Cedric met andere ogen. Het schuldgevoel dat ze eerder had weten te vergeten, weten te onderdrukken, verspreidde zich nu weer door haar lichaam en geest. Het zorgde ervoor dat ze zich even niet meer kon bewegen, dat ze een neutraal gezicht op wist te zetten, maar dat ze van binnen wenste om in rook op te gaan. Hoe kon ze hem zoveel leed aandoen en dan nog de aandacht naar zichzelf weten te trekken? Weer knipperde ze met haar ogen. “Het spijt me, het spijt me echt” sprak ze zacht, de benodigde lucht leek deels uit haar longen te zijn getrokken. Ze wilde niets liever dan hem nu in haar armen houden, zoals een klein kind dat getroost moest worden. Toch bleef ze op het bed zitten, ze was te moe om ook maar een beweging te maken. Het kostte zelfs moeite om haar hoofd rechtop te houden. “Maar vooral maakte ik me zorgen, om jou en hoe het je zou vergaan. Of je wel aan me zou denken.”. Ze zag dat hij haar niet rechtstreeks aankeek. “Je mag me wel aankijken, Cedric” flapte ze eruit. Hij hoefde zich nergens voor te schamen, zij moest zich schamen. Ieder woord dat van zijn kant volgde, zorgde ervoor dat ze zich meer en meer schuldig begon te voelen. Het gevoel werd aangewakkerd als een vuurtje dat op gang kwam door de toestromende zuurstof. Ze zuchtte nogmaals, zachtjes. “Natuurlijk dacht ik aan je, ik vergeet je niet zomaar” sprak ze, hopend dat hem iets gerust zou stellen. Ze wilde het gesprek een goede kant op duwen, ze wilde hem niet zo zien. Zoals hij daar stond, zo verloren, alsof hij alles kwijt was geraakt, terwijl ze beiden in goede gezondheid in dezelfde kamer verkeerden.

    Toch was er een muur tussen hen. Eentje die af en toe op kwam en ze kon hem niet zomaar verbreken. Ze kon hem nooit helemaal geruststellen, dat wist ze gewoon zeker. Ze schrok toen hij op zijn knieën viel, bijna had ze zich overgegeven aan de slaap. “Ik hoef er niks meer van te weten, Alexa, helemaal niks.” Hij bracht haar werkelijk in verwarring. Nu snapte zij zelf er zelfs helemaal niets meer van. Sprak hij wel de waarheid of loog hij tegen haar? Ze keek hem even wazig aan. Het schuldgevoel was nog niet verdwenen, ook al zei hij dit. Zijn zenuwachtige gedragingen maakte het er niet beter op. Als een stenen standbeeld bleef ze zitten, niet wetend wat ze moest doen of van hem moest verwachten.

    Plotseling keek hij naar haar op, met een blik die ze maar al te goed kende. Waarom? kwam in haar op. Toch kon ze zo zwichten voor die blik, het sierde hem zoveel beter dan die hulpeloosheid op zijn gezicht. Hij kwam op haar af en ze deed niets. Ze liet hem op haar afkomen en ergens wist ze wel wat hij van plan was, maar toch vroeg ze zich af wat hij precies van plan was. Die hand door haar haren, een warme aanraking waarvan ze zeker was dat ze hem had gemist, deed haar een beetje ontspannen. Zijn lippen op de hare, zorgden ervoor dat ze het schuldgevoel enigszins kon onderdrukken. Ze twijfelde. Normaal gesproken was ze al lang met hem mee gegaan, liever nog had ze de touwtjes in eigen handen genomen en zou ze het voortouw nemen. Maar nu wist ze niet zeker of ze zich hier wel aan moest overgeven, al wilde ze het ergens wel graag. Dat hij over haar bovenbeen wreef was de laatste druppel die de emmer deed overlopen. Zich inhouden als hij zich zo gedroeg kon ze niet meer. Hoewel ze lang niet zoveel energie had als normaal, zorgde het schuldgevoel ervoor dat ze zich ertoe kon zetten om voor meer energie te zorgen. Hij verdiende zoveel meer dan haar. Haar hand ging naar zijn hand die hij op haar bovenbeen had geplaatst. Met diezelfde zelfverzekerdheid als dat hij had, verplaatste ze deze steeds meer naar boven, richting haar slipje. Het kon haar niets schelen dat dit ‘niet zo hoorde’. Het was meestal de man die bepaalde welke handelingen er werden verricht in deze tijd, maar zij hield zich echt niet aan deze ongeschreven regels. Er was toch niemand die hier hun plezier kon bederven, althans dat hoopte ze. In haar ogen was een sprankeling te zien. Ze drukte haar lichaam tegen het zijne, zette eerst plagerig een spoor van kleine kusjes op zijn nek, om hem vervolgens te geven waar hij op wachtte, haar volle lippen op de zijne. Haar andere hand ging al naar zijn blouse, om snel één voor één de knoopjes los te maken. Ze was echter te moe om zichzelf te helpen herinneren dat het misschien een goed idee zou zijn om haar deur op slot te doen.


    Aan niets denken is ook denken.

    Amaris "Rae" Valora

    "Dankjewel... ik was zo ontzettend bang om weg gestuurd te worden" Een kleine glimlach verscheen op mijn gezicht terwijl ik begon te wandelen in de richting van waar ik eerder was gekomen. Het was wel het minste dat ik kon doen, misschien had ze zelfs wel net zo gehandeld als mij als ze in mijn schoenen zou staan. Of ik had het gewoon bij het verkeerde eind en was ik veel te goedgelovig. Hoe dan ook, ik had besloten om mijn kans er op te wagen, wat zou er immers mis kunnen gaan? Zij was maar alleen en als het echt nodig was, had ik de hele clan nog. Er zou vast en zeker toch wel iemand zijn die het voor me op zou nemen als het nodig zou zijn? Dit was een nieuwe clan, het kon nooit zo erg zijn als mijn vorige.
    "Hoe is hij...?" vroeg ze zacht na een lange stilte. Ik keek haar aan terwijl ik nog steeds op hetzelfde tempo bleef wandelen en perste mijn lippen even op elkaar terwijl ik nadacht over een goed geformuleerd antwoord. "Is hij aardig?"
    Een kleine zucht ontsnapte uit mijn mond voordat ik antwoord gaf. "Wel, hij is niet echt onaardig." Antwoordde ik uiteindelijk vaag. Hij was, die ene keer dat ik hem had gezien en wat tijd met hem had doorgebracht, niet onvriendelijk geweest maar ik kon niet zeggen dat hij aardig was. Hij was wel beleefd geweest en erg behulpzaam, maar op de één of andere manier had hij ook een vreemde indruk achtergelaten. Alsof hij last had van moodswings. Ik kon het niet echt goed uitleggen, maar in principe was hij toch aardig. "Ik weet niet wat je nog van hem weet," Ging ik verder en liet mijn blik over het padje glijden. "Maar hij is, voor zover ik weet, aardig, behulpzaam en charmant maar..." Bedenkelijk fronste ik mijn wenkbrauwen en glimlachte flauwtjes toen ik er aan terugdacht. "Vreemd. Hij deed vreemd, alsof hij zichzelf niet echt onder controle had."
    Mijn wenkbrauwen ontspanden zich weer. "Maar ik ken hem eigenlijk niet zo goed. Ik heb hem nog maar een keer ontmoet, dus het kan net zo goed zijn dat hij het niet zo heeft op vreemdelingen of dat hij gewoon een slechte dag had." Ik knielde neer bij een luikje en opende het onder een zacht gekraak. Voorzichtig wierp ik een blik in het donkere gat en keek vervolgens weer naar Victoria. "Ben je er klaar voor? Jij mag eerst." Glimlachte ik en gebaarde met mijn hand naar het luik. "Het ruikt er wat muf en het zou er stikdonker zijn als er geen toortsen zouden hangen, maar je went er wel aan hoor. Dat is mij immers al gelukt en zo lang verblijf ik nog niet eens hier."


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Vilkas Alexander Pace
    Het meisje leek een beetje verbaast te zijn bij mijn plotse verschijning. Straks dacht ze dat ik één of andere enge verkrachter zou zijn – iets wat ik vast wel amusant zou vinden. "Ik bedoel. Als vrouw, hier, in dit deel van de stad. Dat is niet veilig,” probeerde ik haar duidelijk te maken.
    Ze leek even na te denken. Haar aarzeling maakte me achterdochtig. "Ik..Ik zoek iemand," stamelde ze. Ik wist niet zeker of het een leugen was, of dat ze gewoon een sociaal probleem was en onzeker was. Ik gaf haar maar het voordeel van de twijfel en haalde mijn schouders op terwijl ik weer rechtkwam.
    “Wie zoek je?” vroeg ik haar met een warme glimlach voor mijn doen. “Misschien kan ik je helpen.” Al zou ze dan wel even moeten wachten tot mijn bierton weer gevuld was, want die moest mee. Dat ding was vast twee keer zo zwaar dan, maar het was belangrijk en we konden beter niet al te lang zonder bier zitten.
    De jonge vrouw streek een lok van haar glanzende blonde haar achter haar oor en wreef even met haar rechterhand over haar arm. Alweer; liegen, onzeker of koud? Deze dame was moeilijk te schatten, maar ik vertrouwde haar helemaal niet meer nu.
    Haar hoofd leek bijna te kraken tijdens de gênante stilte die er hing en waarbij we beiden niet wisten wat te zeggen aangezien ik haar net een vraag had gesteld en die bleef verdacht onbeantwoord. Ik vroeg me af of ze ‘m gehoord had. Misschien moest ik ‘m herhalen.
    Haar blik gleed over de huizen van de stad waarin we ons bevonden. De houten daken staken puntig boven elkaar uit en er dwarrelden vaag een paar regendruppels die naar beneden dwarreleden en eentje ervan die recht op haar bleke wang spletste. Haar vingers gleden zachtjes over het druppeltje en er verdween een glimlach op haar gezicht.
    Ik trok een verwarde wenkbrauw op. “Waarom lach je?” vroeg ik met een scheve mond, terwijl ik mijn houding weer veranderde. Verdorie, Mevrouw Verdacht maakte me wel ongemakkelijk met haar vreemde gedrag. Ik hoopte dat ze er mee zou ophouden.
    “Ik moest het dorp in, omdat ik iemand zoek," zei ze deze keer duidelijker en kwam ze uit de lucht vallen. "Ik wist alleen niet waar ik moest beginnen en toen kwam ik hier terecht."
    Ze bleef in de regen staan. Alsof de druppels haar niets deerden – wat ze uiteindelijk ook niet deden. “Ho missy,” mompelde ik met een frons. “Dus je zoekt iemand maar je weet niet wie en je weet niet waar. Ik denk niet dat ik je daarmee kan helpen.” Jezus, wat een vreemd figuur. Ik keek haar aan en haalde toen mijn schouders op. “Maar als ik iets anders voor je kan doen, hoor ik het graag. O, ik zou niet in de regen blijven staan als ik jou was. Straks wordt je ziek,” mompelde ik terwijl ik mijn ton weer optilde en de brouwerij in ging.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Cedric Laurentius Salomon – 21 – 3e rangs.
    Ze had meteen met haar hoofd geschud op zijn vraag, maar dat was ook enkel wat ze deed. Meteen kreeg hij een glimlach op zijn gezicht toen hij dit zag. Het maakte hem niets uit, hij kon en zag ook echt wel merken dat zij het liefste wilde gaan slapen, maar dit wilde hij stiekem niet – heel egoïstisch van hem gedacht.
    'Je mag wel blijven, maar verwacht niet al te veel van me,' had ze eerlijk geantwoord. Iets waar hij ook van hield: eerlijkheid. Al was hij zelf soms wel sluw bezig, maar meestal kwam Alexa daar ook wel achter. En dan kregen ze ook meestal ruzie.
          Eenmaal hij bezig was met de dingen te vertellen, die oprecht uit zijn hart kwamen, had hij ook opgemerkt hoe even Alexa op haar lip had gebeten. Hij wist niet precies waar ze aan dacht, maar hij hoopte dat hij nog net zo onweerstaanbaar er voor haar uitzag. Hij wilde het ook voor andere vrouwen, maar Alexa was de vrouw voor hem – dan zou hij niet vreemdgaan. Als hij had geweten dat ze vandaag terug zou komen, en überhaupt terug zou komen, had hij wat meer aan zijn uiterlijk gedaan dan even snel zijn kleding aandoen en zijn hand door zijn haar halen.
          Hij keek al die tijd naar beneden, als een onzeker schooljongetje dat een meisje als eerste uit vroeg. Bang dat hij afgewezen zou worden of dat ze in zijn gezicht zou uitlachen had hij de neiging om met zijn vingers te friemelen of iets waardoor hij niet zo op de stilte lette, maar hij deed het niet. Hij was toch wel zeker een man, iets wat Alexa ook kon weten, dus hij probeerde zichzelf te vermannen - in de hoop dat zij dit niet gemerkt had. Als vanzelf kwam zijn zekerheid naar boven en verdween zijn onzekerheid als sneeuw voor de zon. Hij keek op en kon net zien dat ze haar mond dicht deed, maar hij wist niet waarom. Hij wist niet dat zij dit simpelweg deed omdat ze er verbaasd om was geworden van zijn antwoorden. En alhoewel ze wel bij sommige antwoorden liet blijken hoeveel ze om hem gaf en hem zelfs had gezoend begon hij er toch om te twijfelen. Ook hij had vreselijke dingen gedaan, maar hij wist niet of hij dit moest vertellen aan haar. Hij wilde haar er niet aan blijven herinneren dat zíj degene was die hem verliet en wegging. Oude koeien uit de sloot halen hielp helemaal niets en daar hield hij ook niet van. Voorbij was voorbij.
          Ze had met haar ogen geknipperd. 'Het spijt me, het spijt me echt,' had ze zacht en lieflijk gezegd. Haar stem was als een rode roos die prachtig schitterde, maar de doorns die aan de steel zaten, die deden pijn – pijn in zijn hart. Hoe graag hij dat ook hoorde dat het haar speet, het deed hem pijn. Eigenlijk wilde hij het gewoon niet. Waarom hield ze niet op? Hij haatte het. Hij haatte hoe vaak ze zei dat het haar speet.
          Ze had gezegd tegen hem dat hij haar wel aan mocht kijken en daardoor keek hij lichtelijk verbaasd en betrapt omhoog. Ze had het dus wel gezien, dacht hij beschaamd. Alle duivels nog aan toe.
    'Natuurlijk dacht ik aan je, ik vergeet je niet zomaar.' Had ze gesproken en het stelde hem meer dan gerust.
    Zijn persoonlijkheid sloeg om. Het was als een switch. Het was alsof iemand het licht aan knipperde, nadat het een hele lange tijd donker was geweest.
    Zijn hart stond in vuur en vlam. Zijn hart brandde, maar het was een aangename brand. Niet het soort brand wat nare littekens achterliet, maar juist mooie vonken gaf en waarvan je uren naar wilde kijken. Dat je een warm, fijn gevoel gaf.
    Het was het soort liefde die hij voor Alexa voelde, maar nooit echt durfde te zeggen of uiten. Hij hoopte dat zij dit wist, maar toen zij wegging was deze hoop weggegaan, omdat hij haar niet vast kon houden. Hij kon haar niet bij zich houden en eindelijk zeggen – waarvoor hij al die tijd die moeite bij elkaar schraapte, dat hij écht heel erg veel van haar hield en haar het liefst voor altijd wilde vasthouden. Maar hij was bang, bang voor wat ze zou zeggen of doen.
    Toen het moment daar was, was ze weggegaan. En had ze alleen een briefje achtergelaten, die nu in zijn borstzak tegen zijn borst aanbrandde. Waarom had hij die nog? Waarom hield hij dat briefje zo stevig bij zich en wilde hij die niet weggooien? Hij had zich dat meerdere keren afgevraagd, maar toen wist hij het. Het was het laatste wat van Alexa was. En dat moment besefte hij nu pas echt, toen hij dat briefje meer tegen zijn borstkas aan voelde brandde dan ooit.
          Hij voelde haar ontspannen onder zijn aanraking en dat maakte hem gerust. Omdat hij dan wist dat hij niet afgewezen werd, niet alweer.
    Haar hand was naar de zijne gegaan en met een glimlach op zijn gezicht, voelde hij hoe Alexa zijn hand verplaatste richting haar slipje. Hij drukte zijn hand er wat dichter tegenaan en wilde haar verder kussen.
    Iets wat hij altijd aan haar leuk had gevonden was de zelfverzekerdheid die ze had en de ondeugende dingen die ze deed. Hij had niets aan een meisje die zo preuts en onzeker was, en Alexa was alles wat het tegenovergestelde was. Precies zijn type. Maar Alexa had ook geweten dat hij altijd aan het jagen was en een gespleten persoonlijkheid had, daar hadden ze ook vaak ruzie over, en toch hield hij van haar.
    Elke keer dat ze dit gedaan hadden, voelde elke keer aan als nieuw. Elke keer lukte het haar om zijn vuur aan te wakkeren.
    “Hmm,” had hij goedkeurend gehumd.
    Hij had zijn ogen halfdicht gedaan en voelde dat Alexa haar lichaam tegen de zijne aandrukte, iets wat hij nog fijner vond. Zijn hand, die door de haren van Alexa verstrengeld waren, was naar beneden richting haar schouder en langzaam naar haar middel gegaan. Hij voelde de zachte stof van haar nachtjapon, waar haar mooie, ranke figuur inzat, iets wat hem ergens een beetje opwond. Hij wilde haar eigenlijk al meteen naar achteren duwen, maar hij voelde hoe ze eerst plagerig een spoor van kleine kusjes in zijn nek zette en vervolgens haar volle, kusbare lippen op de zijne voor hij überhaupt nog iets kon zeggen. Hij moest daar zachtjes om grinniken, want Alexa was niets veranderd. Vast wel iets door de vele dingen die ze had meegemaakt toen ze weg was, maar in dit was ze niets veranderd. En anders zou hij dat zo merken, toch? Ze was in ieder geval niet zo beschaamd over haar lichaam, zoals altijd. Dat had hij gemerkt.
    “Lief,” zei hij tussen het kussen door.
    “Ik verlang,” weer een kus.
    “naar je.” Lichte blosjes kwamen op zijn wangen, dit was niet door de verlegenheid maar door de vuur die nog harder in hem begon te wakkeren.
    Haar hand was naar zijn blouse gegaan om snel de knoopjes los te maken. Eigenlijk wilde hij zijn blouse lostrekken, ongeacht dat de knoopjes er vanaf zouden springen – dat maakte hem niets uit. Hij wilde haar.
    Hij had zijn mantel en blouse eindelijk uitgedaan, want hij kon niet langer wachten tot ze dat rijtje eindelijk los had gemaakt. Nu was zijn bovenlichaam helemaal te zien en had hij zijn handen weer gebracht, waar ze voorheen waren. Zijn hand door haar haren, zijn lippen op de hare en hij duwde haar naar achteren op het bed – maar wel zo dat zij nergens tegen aan zou botsen met haar hoofd.
    Nu lag hij boven op haar en had hij zijn hand bij haar been, die langzaam strelend naar haar bovenbeen – onder haar nachtjapon ging. Hij kuste haar nu zachtjes en lieflijk in haar nek.
          Als ze nu gestoord zouden worden, zou hij razend worden. Eindelijk had hij tijd met haar en dan zou het verpest worden. Nee, dat moesten ze niet doen, want dan hadden ze ruzie.


    Yesss, klaar! :3. Hopelijk heb je er wat aan, maar vast wel aangezien de vorige ook echt zo lang was.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Haha, I loll'd :') Ohja en niet dat je denkt dat ze helemaal in Vilkas' comfortzone staat, het is voor haar dichtbij, maar het is een normale 'handenschud afstand'.

    Alice Woods ~ 3e rangs vampier.
    Verdorie! Voor ze het wist verdween de man naar binnen na een korte mededeling dat ze beter een schuilplaats op kon zoeken voordat ze ziek werd. Een vampier? Ziek? Het was een lachertje, maar lachen was wel het laatste wat ze nu zou kunnen. Even bleef ze verloren staan, terwijl haar kleren meer doorweekt raakten en zij hier zich aan begon te storen. De regen had een groot voordeel, maar ook vele nadelen wist ze. Ze haalde een keer diep adem alvorens ze ook de brouwerij in liep, de inmiddels stromende regen uit. Het rook er naar alcohol, zweet en er hing ook een muffige lucht. Al gauw zag ze de oorzaak ervan, in de hoek zat een verzopen kat wiens lucht de hele ruimte leek te vullen. Het beestje zag er oud en versleten uit en ze gokte dat hij op zijn laatste pootjes liep. Dat ze een beetje medelijden voelde, nam niet weg dat hij een doordringende geur afgaf. Voor haar in ieder geval, de mensen zouden er stukken minder last van hebben wist ze. Zoekend keek ze rond, geen idee waarom, maar ze had het gevoel dat de man van eerder haar verder zou kunnen helpen. Hij leek aardig en ze had verder geen enkel idee waar ze zou moeten beginnen. Ze wreef een paar druppels uit haar gezicht, maar dat nam niet weg dat ze nu al door en door nat was. Voor de kortste keren gleden er dan ook meer druppels van haar natte haren over haar gezicht en nek. Slechts wanneer een druppel in haar ogen dreigde te raken veegde ze hem weg.
    Plotseling zag ze de man van eerder. Gauw liep ze gauw naar hem toe en bleef staan op een afstand die voor haar verraderlijk dichtbij was. "Het spijt me van net.." begon ze verontschuldigend. "Ik ben Alice, Alice Woods en ik zoek hier, nouja, een familielid, maar het is een nogal ingewikkeld en lang verhaal waar ik u niet mee wil vervelen. En ik glimlachte, niet omdat ik blij wordt van zeiknat geregend te worden, in tegendeel zelfs, maar omdat ik de regen zelf fijn vind. Heeft u nooit gemerkt dat er, als het net geregend heeft, er een speciale geur in de lucht hangt? Het is misschien een beetje gek, maar ik vind het wel aangenaam en daarbij geniet je met zulk hondenweer er extra van als je behaaglijk binnen zit, nietwaar?," ratelde ze, hem deze keer niet meer tutoyerend. Het voelde niet goed, niet goed om het te doen na hun eerdere ontmoeting. Misschien als hij haar meer zou vertrouwen, haar weer een vriendelijke glimlach zou schenken ze het er dan weer op zou wagen, maar tot die tijd zou ze hem wat meer op afstand moeten houden. Nu zweeg ze weer, terwijl haar hersenen nog op volle toeren draaiden. Ze wilde haar adem inhouden, haar neus dichtknijpen, wegrennen zelfs, maar bleef braaf staan op haar plaats terwijl ze zo min mogelijk door haar neus probeerde te ademen. De luchten van de brouwerij waren dik en zwaar, maar konden niet de geur van de man zijn bloed volledig bedekken nu zij zo dicht bij hem stond. Toch wist ze dat als ze nu vreemd gedrag zou vertonen ze haar laatste kans had vergooid, dan had ze niks. Dan zou ze terug moeten keren met het nieuws dat ze het niet eens had geprobeerd, niet écht had geprobeerd. Ze zou iedereen teleurstellen, ze zou de schaamte niet kunnen dragen wanneer zij zou moeten vertrekken en dan nog maar te zwijgen over het verdriet dat ze Alexa weer zou moeten missen. Ze wist niet wat de man voor haar kon betekenen, maar misschien dat ze bij hem in de buurt kon blijven, dan was dat in ieder geval al een kleine overwinning voor haarzelf. Het weer zat haar in ieder geval mee, nouja, een beetje dan, dacht ze terwijl ze een korte blik op haar natte kleding wierp.

    [ bericht aangepast op 31 dec 2013 - 16:32 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Silas Underwood | Clanleider

    Wanneer ik hem om zijn naam vroeg, eerder eiste, stelde hij zich uiteindelijk toch voor. Het duurde even voor ik het wist, maar ik was allang opgelucht dat hij het nu wel vertelde, aangezien ik nu totaal genoeg had van zijn rebelse karakter. Niet alleen ergerde ik me hieraan, daarbij liet het me denken aan degene die me verlaten had.
          ‘Mitchell,’ zei hij, met een halve glimlach, waardoor ik al wist dat hij het liever niet had gedaan. Mooi, het was dus zijn echte naam. Aan de andere kant zou het me niet helemaal uitmaken of hij wat had verzonnen, als ik maar iets had om hem te noemen. Ik liet zijn naam nogmaals over mijn lippen rollen, wel ongelofelijk zachtjes zodat het bijna niet te merken was. Het duurde niet lang of we waren al bij het meertje. Op het hele gebeuren hield de jongen zich nonchalant, maar ergens had hij ook niet anders van hem verwacht. Het leek niet iemand te zijn die direct een gehele ophef zou maken, alleen een pain-in-the-butt te zijn, vond hij wel grappig.

          Hoewel ik het niet fijn vond om zo sterk en bazig op te treden, was het zo nu en dan wel nodig om orde te houden. Wanneer ik dit niet zou doen, zouden ze denken dat ze over me heen konden lopen en deden zo de dingen die ik (of mijn broer) verboden had. En dat was dus niet de bedoeling.
    Alice keek me nogal beduusd aan na mijn opmerking over mijn halfnaakte broer, wat ik nog steeds uiterst vreemd vond eigenlijk. Wat hadden die twee hier gedaan? Ik geloof niet dat mijn broer ongepast zou doen met Alice, maar navragen was geen probleem. Ik wilde liever zekerheid hebben dan dat ik er niet naar geïnformeerd had en vervolgens met de gebakken peren zou zitten.
          ‘Ik heb geen ring, daarom heb ik nog geen nieuweling kunnen vinden en ik was niet–’ Het deerde mij niets, het kwam niet eens bij mij binnen. Ze had dit allang kunnen doen en wat zij mij nu vertelde waren smoesjes, smoesjes en nogmaals smoesjes. Daar hield ik absoluut niet van. Ergens was het nogal oneerlijk dat zij dit van mij moest doen, aangezien ik daarnet nog – per ongeluk, wel te verstaan – deze jongeman naast mij had getransformeerd. Toch zou ik, als het van mij werd gevraagd, al mijn mogelijke middelen inzetten om de eis voldaan te krijgen. Iets wat zij klaarblijkelijk niet deed, behalve jammeren over dat het lastig was. Toch reageerde ze nu uiterst kalm.
          ‘Ja, heer.’ Misschien zou ik voor haar een mentor moeten opzoeken, die zelfs nu over haar zou kunnen waken. Al valt Idwallon wel af. Hij wilde het niet, tenzij het absoluut nodig was, bovendien was hij er de persoon niet voor – zeker niet na dit tafereel van net. Eén naam die ik liever niet meer in mijn gedachtegang had gehad, kwam ertussen gevlogen, alsof het niets was. Elvyra. De achterbakse …, die me had veranderd tot haar plezier. Ondanks dat ze dit gedaan had, zou ze een excellente leider voor Alice zijn, ze kon het als één van de gemakkelijkste controleren en kon het soms dagenlang inhouden. Ondertussen had Alice Woods, de vrouw die ik nu de laatste kans had gegeven, de ruimte verlaten. Alleen Idwallon, Mitchell en ikzelf bleven over. De nieuweling bleef nog geweldig rustig, en vooral stil, eigenlijk, iets wat mij lichtelijk deed glimlachen. Al zou hij straks vast en zeker zijn mond niet kunnen houden.
          Idwallon draaide zich naar mij toe toen ik begon te praten, kort was er een gegrinnik te horen. Hierna knikte hij als reactie. ‘Het water is best lekker momenteel, alleen wat jammer van de rust verstoring net.’ Hoewel het vast niet zijn bedoeling zou zijn geweest, wilde ik het liever tot op de bodem uitzoeken. Als er iets was wat mijn broer me nodig moet vertellen, dan moet hij dat doen, want ik zal hetgeen niet tussen ons laten komen. Wat dat ook moge zijn. De woorden die ik in feite wilde zeggen, die brandden op mijn lippen. Echter, met de jongeman nog naast mij zou ik het niet kunnen bespreken. Ik zou het in moeten houden totdat we alleen waren, maar dit vergeten, zal ik zeker niet.
          ‘Ik neem aan dat je voor mij komt, wat is er?’ Ik knikte, alvorens hem een antwoord te verschaffen.
          ‘Ja, dat is inderdaad zo, Idwallon, alleen trek eerst wat aan. Je zo vertonen, nu nog steeds, kan niet,’ Mijn ogen dwaalden bij de laatste paar woorden naar Mitchell, waar ik even mijn blik over liet glijden om hem vervolgens koppig om te draaien, zodat niet enkel hij, maar ik nu ook, met onze ruggen richting mijn broer stonden. Ondertussen sprak ik wel verder, maar mijn hand die de jongeman zijn arm vast had, brandde, dus liet ik hem snel los.
          ‘Het betreft de dagring. Ik zou me, als degene die over hem waakt momenteel, met hem de training op klaarlichte dag graag willen doen.’ Liet ik mijn broer weten, en tegelijkertijd aan Mitchell. Al had hij geen idee met wat “de training” inhield. Toen ik dacht te weten dat Idwallon wat aan had, draaide ik mezelf – en de jongeman – om. ‘Is hij, Vilkas, nog terug gekomen? Ik dacht allicht dat er sowieso een ring over zou blijven. Deze zou Mitchell voor een tijdje kunnen lenen totdat hij het onder de knie heeft.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Vilkas Alexander Pace
    Er hing een drukkende gist geur in de brouwerij. De regen werd meteen uitgesloten toen ik binnen kwam slenteren met mijn grote, lege ton. Behendig tilde ik het ding tot aan de man die ik moest hebben, Terry. “Je kunt al raden waarom ik er ben?” vroeg ik met een grijs. Deze knikte meteen en nam de ton van me over, om daarna te verdwijnen achterin zijn brouwerij.
    Achter me ging de deur nog een keer open en daar stond het meisje. Ze veegde een paar regendruppels weg, hoewel ze nog meer weg had van een verzopen kat dan die kat in de hoek ooit zou hebben.
    Plots viel ik in haar zicht en beende ze mijn richting uit. Ze bleef voor me staan. "Het spijt me van net.." Ze leek haar tong terug gevonden te hebben, want nu kwamen alle woorden er vlotjes uit. "Ik ben Alice, Alice Woods en ik zoek hier, nouja, een familielid, maar het is een nogal ingewikkeld en lang verhaal waar ik u niet mee wil vervelen. En ik glimlachte, niet omdat ik blij wordt van zeiknat geregend te worden, in tegendeel zelfs, maar omdat ik de regen zelf fijn vind. Heeft u nooit gemerkt dat er, als het net geregend heeft, er een speciale geur in de lucht hangt? Het is misschien een beetje gek, maar ik vindt het wel aangenaam en daarbij geniet je met zulk hondenweer er extra van als je behaaglijk binnen zit, nietwaar?”
    “Rustig,” mompelde ik met een grijnsje. “Straks stik je nog in je tong.” Mijn blik gleed alweer voor de tweede keer over haar heen, enkel zag ze er nu iets ouders uit. Waarschijnlijk omdat ze haar schattigheid was verloren in de regen, met haar natte haren die nog aan het druipen waren. Ik begon me af te vragen of haar kleding nog niet zo klef zat.
    Voor een paar tellen probeerde ik haar geratel in mijn hoofd te herhalen, al was er niet bepaald veel van blijven hangen omdat ik tegen het midden ervan al helemaal niet meer kon volgen. Gelukkig herinnerde ik me haar vraag wel nog, die gelukkig misschien nog stof tot gesprek zou opleveren. “Ja, binnen zitten is wel gezellig bij dit weer. Maar die geur kan je ook wel ruiken als je er niet middenin staat te verkleumen.”
    Haar blik wendde zich af naar haar natte kleding. “Zal ik een deken voor je vragen?” vroeg ik haar na een tijdje. “Straks ben je ziek. Of je kunt plaats nemen aan de haart, naast die kat die er… zeer gezellig uitziet.” Dat laatste was ironisch bedoeld. Volgens mij zou ze nog meer ziektes oplopen naast dat ding, hij stond ons al vuil te bekijken. “Bij nader inzien kan je da misschien beter niet doen.”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Elijah Hodkin|| Rebel

    Het was wel duidelijk dat die paniekaanval hem iets of wat verzwakt had. De kamer leek nog altijd wat te draaien en hij zou zich het liefst van allemaal terug in de kussens laten zakken en zijn ogen voor een paar minuten sluiten. In een andere situatie had hij dat waarschijnlijk ook gewoon gedaan, zich niets aantrekkend van Éowyn. Het was misschien haar huis, maar dat wilde niet zeggen dat hij het zich niet gemakkelijk mocht maken. Elijah kon het zich op elke plek gemakkelijk maken als hij wilde, zolang er niet te veel dreiging was. Op dit moment moest hij er zijn hoofd echter bijhouden wilde hij Éowyn ervan overtuigen dat er echt iets mis was. “Jij misschien wel, maar ik niet.” Was zijn zachte reactie op haar woorden. Hij zou niet weten of ze het gehoord had of niet, maar dat kon hem eerlijk gezegd niet erg veel schelen. Door antwoord te geven op haar eerder gestelde vraag, veranderde hij het onderwerp. Misschien was het goed dat ze de Mitch-kwestie even lieten rusten. Elijah had op dit moment niet echt zin in ruzie, dus ging hij er niet over door. Net toen Éowyn antwoord wilde geven, werd de deur ineens open gegooid en kwam er een onbekende man met een emmer water binnen lopen. Nee wacht, niet onbekend. Dat was de man waar hij wat eerder tegenaan gelopen was toen hij Éowyn zocht. Iets of wat argwanend hield hij zijn blauwe kijkers op de man gericht terwijl Éowyn het woord tot hem richtte. Elijah hield zijn mond toen er gevraagd werd of er problemen waren, liet de ander het maar even afhandelen. Pas toen de man –Ash zoals Éowyn hem genoemd had- een vraag aan hem stelde, trok hij zijn mond open. “Het gaat, ik ben alleen nog een beetje duizelig.” Hij had geen zin om nu vijandig te gaan doen, voelde zich er niet goed genoeg voor momenteel. Toen het duidelijk werd dat Éowyn Ash alleen wilde spreken, zwaaide hij zijn benen met wat moeite over de rand van het bed en stond wat wankelend op. “Ik laat jullie wel even alleen. Als je me moet hebben lig ik in de goot naast het huis.” Zijn kaken werden op elkaar geklemd en zonder een reactie af te wachten, verliet hij de kamer. Een paar meter bij de slaapkamer vandaan, liet hij zich langs de muur naar beneden zakken en sloot zijn ogen in de hoop dat het draaierige gevoel dan weg zou gaan. Volgende keer misschien wat minder drinken en zijn vrienden wat beter in de gaten houden als hem gezegd werd om erop te letten.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Ash.
    Noem het dwaasheid, noem het waanzin, maar hij wist maar al te goed dat hij niet op zijn plek was in de kamer. Zodra hij het vertrek betrad, werd de sfeer vreselijk. Het hing in de lucht, goed ook. Maar dat deerde hem niet. Het deerde hem nooit wat andere mensen van hem dachten. Na al die jaren deed hij nog steeds wat hij zelf wou. Hoe oud hij ook zou worden, gevoel zat er voor hem niet in.
    Rustig als hij was keek hij van de een naar de ander. Het amuseerde hem enigszins wel wat hier gebeurde. Ze snapten beide niet dat hij alles al had gehoord voor hij de kamer in was gekomen. Waar het precies over ging? Hem een raadsel. Vast en zeker rare mensen en rare mensen zaken. Niet iets wat hem zou kunnen interesseren. Toch vond hij het machtig mooi om te zien hoe de irritatie bij haar groeide. Ash was benieuwd welke tactiek ze zou gaan gebruiken om van hem af te komen. Over de eeuwen had hij al heel wat mooie vormen mee gemaakt.
    Zijn armen rustte op de leuningen van de stoel. Om zichzelf een houding te geven had hij zijn vingertoppen tegen elkaar aan gezet . keurig netjes rechtop. Zoals hem dat was geleerd.
    Hoe hij er uit zag paste absoluut niet bij deze kamer. Alles was verslonst, maar hij wist dat de gemiddelde burger in zo’n soort huis woonde. Triest. Maar niet iets wat hij zou veranderen. Mensen konden van alles bereiken, zolang ze hun best er maar voor deden. Dat had hij ook moeten doen en als ze had gezien waar hij vandaan kwam, had ze ook gelachen.
    Hedendaags deed hij het rustig aan, hij gebruikte zijn fortuin goed en was niet bepaald van plan te delen. Tenzij er een goede reden voor was.
    ‘Present,’ was het enige wat over zijn lippen kwam zodra ze zijn naam zei. Het was een flauwe opmerking maar hij kon hem niet voorkomen. Zijn blauwe ogen richtte hij op de jongeman. Deze leek bij te zijn gekomen, meer dan daar net. ‘Het doet deugd om te zien dat je nog leeft. De duizeligheid gaat vanzelf over. Maar nog sneller als je rustig blijft liggen en je niet te druk maakt, ‘ vooral dat laatste was een advies. Wat hij er mee deed moest hij zelf weten. Een frons ontstond op zijn voorhoofd bij het zien van de reactie van hem. Interessant was dat het hem blijkbaar niet kon schelen dat hij er zo aan toe was, het zag er naar uit dat hij het belangrijker vond dat ze alleen waren. ‘Je mag spreken, spreken staat vrij. Ik zie geen reden waarom hij er niet bij zou kunnen zijn?’ zei hij tegen de jongedame. Ash was altijd al een persoon geweest die goed was met woorden. Vijandelijk was hij zelden. Daar moest je heel wat voor doen. Maar hij kon het wel. Als hij wou, kon hij het zelfs heel goed.
    Eenmaal ze alleen waren in de kamer, bleef hij haar aankijken. Afwachtend wat ze zou gaan brengen.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Dae komt later, heb vrij weinig tijd, dus werk alles chronologisch af (:

    Alice Woods ~ 3e rangs vampier.
    Met een grijnsje vertelde hij haar rustig te doen en direct ontspande ze wat meer. Ze hield haar handen lichtjes gevouwen voor haar lichaam en was blij dat het nu weer goed leek tussen hun. Eerder had het geleken alsof ze hem had weggejaagd met haar gedrag, wat niet geheel onlogisch was, maar het zag er nu naar uit dat hij haar wat meer vertrouwde. Hij stond er in ieder geval nog. Toen hij haar bekeek schonk ze hem kort een klein glimlachje en ze hoopte hiermee genoeg zijn vertrouwen gewonnen te hebben. Ze had iets, of beter gezegd iemand, nodig waarbij ze kon beginnen. Al twijfelde of ze zou kunnen slagen deze nacht, omdat ze al meteen tegen het probleem aan liep dat ze niemand wílde veranderen in een vampier. Het leven van een vampier was iets dat ze zelfs haar grootste vijand niet toe zou wensen en nu dwong Silas haar er toe. De gedachte dat ze moest kiezen tussen iemands leven nemen of haar eigen leven zuur maken maakte haar verdrietig.
    De man haakte in op haar punt over de regen, dat ze het iets speciaals vond hebben en Alice knikte instemmend. "Daarom ben ik ook naar binnen gegaan en nee bedankt, ik hoef geen deken." Ze zweeg slechts een paar seconden voordat ze zich zelf verbeterde. "Of doe toch maar wel, dat is misschien wel prettig." Als vampier had ze niet gauw last van de kou en ze hoefde al helemaal niet bang te zijn dat ze ziek zou worden van een beetje nattigheid, toch besefte ze zich dat dit raak kon overkomen op anderen. Ieder ander normaal mens zou de deken accepteren, dus dat was wat zij ook behoorde te doen op het moment. Even dwaalde haar blik af naar de kat die een hoge rug had opgezet, katten hadden haar nooit echt gemogen en ze vroeg zich af of dit iets te maken had met het feit dat ze een vampier was. Misschien dat de beesten het aan haar konden ruiken, zoals ook zei een sterkere neus had voor dingen. Plots leek de geur van bloed sterker te worden en ze zette een klein stapje van de man vandaan. Even was er lichte paniek in haar ogen te zien, maar deze verdween gauw toen ze zichzelf herpakte. Alice probeerde zich meer te concentreren op de minder aangename luchtjes. Het zweet van de man achter de bar, de kat zijn vieze adem wanneer hij deze open deed, de muffige lucht van ouderdom. "Zeg, vanwaar al dat bier?" vroeg ze vervolgens om zichzelf wat meer af te leiden. Zolang ze in gesprek was viel de geur van dat oh zo heerlijke.. Hemel, straks ging ze nog kwijlen en gauw verbande ze elke gedachte aan bloed uit haar hoofd. Ze hoefde alleen maar in gesprek te blijven, zo moeilijk kon dat niet zijn, sprak ze zichzelf wat moet in voordat ze nogmaals haar mond opende: "En wat is uw naam eigenlijk, want die heb ik geloof ik nog niet gehoord." Ze schonk hem weer een glimlachje, terwijl ze het idee had dat ze wel door de grond kon zakken. Het was lang geleden dat ze zich zo te midden van mensen had bevonden en het was dan ook niet zo vreemd dat het haar nerveus maakte. Ze rilde kort bij de gedachte aan de risico's die ze op het moment nam en sloeg haar armen over elkaar, alsof haar dat enige warmte zou brengen.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Evelyn Gabriela Delavey

    Terug van weg geweest. Ik keek in het stadje rond. Ik was hier al lang niet meer geweest. Hoe lang eigenlijk? Zou de clan er hier nog zijn? En als ze er zijn, is alles nog een beetje hetzelfde? Hetzelfde zeker niet, er moet wel iets verandert zijn. Ik herinner me de straten nog goed, toch lijkt het of er niet veel is verandert. Misschien is er ook niet veel verandert. Toen ik een tijdje geleden hier nog was, had ik nooit gedacht dat ik er even tussen uit ging. Maar ik ben blij dat ik het heb gedaan! Een stukje meer van de wereld zien is nooit mis. Zeker de bossen. Bossen waren mooi, maar ook erg handig voor bloed. Er waren genoeg mensen die 's avonds door het bos heen dwalen. Vaak kwam ik handelaars tegen die handelden in illegalen dingen . Er waren natuurlijk ook genoeg gewoon mensen die rond dwaalden. Niet altijd even slim. Ik zat na te denken. Zal ik gewoon bij de clan een kijkje nemen of alles langzaam aan doen?was het wel zo handig om er in één keer na toe te gaan? Misschien was het beter als ik ergens anders verbleef en de omgeving ging verkennen. Alles weer een beetje beter kennen. Er moest toch iemand zijn die me herkende uit deze stad? Ik herinnerde me een herberg. Een herberg is een handige plek om tijdelijk te verblijven. Ik liep door de straten heen en begon richting de herberg te lopen. 'Hopelijk, wel de goede kant,' Zei ik zachtjes. Ik had mijn rugzak in mijn hand, maar ik besloot hem toch weer op mijn rug te doen. In mijn rugzak zat niet zoveel. Voornamelijk geld en een paar kleine dingen. Er zaten geen spullen in die echt waardevol voor mij waren.
    Even later kwam ik bij de herberg aan. De herberg zag er zoals altijd er gezellig uit.

    (Niet zoveel inspiratie, maar ik heb toch geprobeerd om er wat van te maken c:.)


    “You want weapons? We’re in a library! Books! The best weapons in the world!” ~The Doctor

    Alexa Elizabeth Turner ~ 20 / 100 ~ 3e rangs vampier

    Ze kon op dit moment maar beter niet nadenken over of dit wel ‘goed’ was. Dat zou het moment in één klap verpesten. Haar schuldgevoelens bleven nog steeds, maar ze probeerde ze ten goede te gebruiken. Het gaf haar op de een of andere manier meer energie. Zelf kon ze er soms nog van versteld staan wat bepaalde emoties wel allemaal niet met haar konden doen. Soms was dit een positief iets, soms pakte het negatief uit.

    Het was niet bevorderlijk voor hun samenzijn om op dit moment bezig te zijn met haar eigen gedachten. Ze wilde haar aandacht nu richten op hen, hun samen, dat was alles dat op dit moment telde. Niet alleen had ze zijn stem gemist, ze merkte nu pas hoeveel ze zijn lichaam en manier van aanraken had gemist. Het was ook niet voor niets dat de vampier voor zich die er uitzag als een jongeman meerdere blikken van meisjes kreeg, waar hij zich ook vertoonde. Er was soms iets ontastbaars in zijn uitstraling dat ervoor zorgde dat ze meteen op het eerste gezicht zich tot hem aangetrokken had gevoeld. Al had ze dat niet meteen aan hem laten blijken, want zo makkelijk te krijgen was ze niet.

    Cedric kon soms zo snel van stemming wisselen dat het leek alsof ze helemaal niet zojuist gedachten hadden uitgewisseld die hen op het hart lagen. Het was maar goed dat ze zelf ook geleerd had om snel om te schakelen als dit gebeurde, anders was het niet vol te houden. Zo wanhopig als hij eerst was, zo ontspannen oogde hij nu. Ze vond het niet erg, ze maakte hem liever zo mee, al was het altijd maar de vraag hoe ze de volgende ochtend zich tegenover elkaar zouden gedragen.

    Een grijns verscheen op haar gezicht toen ze voelde dat zijn hand zich steviger op haar slipje had gevestigd. Alexa kon er misschien uitzien als een onschuldig meisje dat van zachte dingen hield, zo was ze niet in bed. Nee, het mocht best een beetje dirty worden voor haar part. “Hmmm” had hij gehumd en het geluid klonk in haar oren als een goedkeuring. Het was voor haar een teken om zich nog meer aan hem over te geven, haar handen gingen even door zijn haren, ze wilde gewoon even weer weten hoe die aanvoelden. Hij grinnikte om haar kleine plagerige kusjes en ze kon niets anders doen dan terugglimlachen naar hem. “Lief,” begon hij. Ze gromde even zachtjes, als teken dat hij niet hoefde te spreken. Op dit soort momenten hoorde je gewoon niet te spreken, een beetje gehum was voor haar genoeg. Er waren geen woorden nodig vond ze, dat zorgde er ook een beetje voor dat het minder spannend werd.

    Maar ze liet hem maar begaan, omdat ze aanvoelde dat hij woorden ging zeggen die wel goed in de aarde bij haar zouden vallen. “Ik verlang,” Nog een kus. “naar je.” Ze grinnikte even, ze was weer eens gevleid door zijn woorden, al waren ze zo stereotype, als het van hem kwam betekende het meer voor haar. Ze antwoordde met een blik in haar ogen die perfect vertelde hoe zij erover dacht. Natuurlijk verlangde ze ook naar hem, hoe kon ze niet naar hem verlangen? Hoewel ze dacht dat ze redelijk snel zijn knoopjes één voor één had losgemaakt, kon het hem niet snel genoeg gaan. Haar hand gleed gelijk over zijn bovenlichaam, strelend. Zonder enige gêne liet ze haar ogen even over dat o zo goddelijke bovenlichaam gaan. “Ziet er nog steeds goed uit” kon ze niet laten om te zeggen tussen het geflikflooi door.

    Ze liet zich gewillig achterover duwen. Zelf vond ze het fijn om bovenop te liggen, dominant als ze soms kon zijn, maar ze vond afwisseling ook prettig. Ze voelde hoe zijn hand over haar bovenbeen ging, steeds meer naar boven en hoe hij verdween onder haar nachtjapon. Ze kreunde zachtjes doordat hij haar zo teder in haar nek kuste, voor haar een gevoelig plekje. Het kon haar niets schelen als iemand wat zou horen, ze ging zich hier echt niet zitten inhouden. Haar handen gingen weer over zijn bovenlichaam en ze kuste hem teder. Ze verlangde naar meer van hem, dit kussen en alles vond ze prima, maar ze verwachtte dat ze zich snel van de overige kledingstukken zouden ontdoen.

    [ bericht aangepast op 8 jan 2014 - 20:50 ]


    Aan niets denken is ook denken.