• Het verhaal
    Het is het jaar 2410. In de honderden jaren die zijn verstreken, is er een hoop gebeurd; een zonnestorm heeft de aarde geraakt waardoor alle elektronica wegviel, dus ook al het kunstmatige licht. Mensen raakten in paniek toen dit probleem een paar weken op gang was en plunderden supermarkten, braken in bij de buren en beroofden willekeurige mensen op straat. Buiten was je niet meer veilig; kinderen raakten op die manier vaak hun ouders kwijt en langzaam werd de wereld een verschrikkelijke plek. De zwakken stierven, de sterke mensen bleven leven en tot op de dag van vandaag geldt dat nog steeds, al is de omgeving flink veranderd.

    De omgeving
    De elektriciteit is uiteraard nog steeds weg en door het gebrek aan de juiste technologie en het feit dat de wraak- en moordlustige kanten van mensen omhoog zijn gekomen, groeien er op elke plek planten en bomen. Huizen en gebouwen zijn in slechte staat en zelfs de bekende kunstwerken, zoals the Statue of Liberty en de Eiffeltoren zijn naar de vlakte wegens gebrek aan onderhoud en vernieling.
    Er liggen hier en daar nog wrakken van vliegtuigen, boten, treinen en auto's - de dieren zijn al wat aan het muteren. Ze zijn gewelddadiger en moordlustiger, net zoals de mens.

    Voorbeelden:





    En nu?
    Nu is de wereldpopulatie flink gedaald en doet iedereen zijn best om te overleven. Hoe? Door de planten en bomen die er groeien, door de dieren, die je met geluk nog ziet rondlopen – of door de mensen die er gespecialiseerd in zijn en bijvoorbeeld door middel van tarwe brood kunnen maken. De medicijnen zijn geheel natuurlijk en hier zijn de ‘doktoren’ voor.
    Deze RPG speelt zich af in de afgelegen straten van New York: de helft van het gebied is de stad, waarvan de gebouwen op instorten staan – en sommigen al ingestort zíjn – en de andere helft bestaat uit een bos, dat zich de jaren heen over straten heen is gegroeid. Er zijn twee ‘kampen’ – twee groepen mensen, die allebei hard strijden voor hun leven. Ze hoeven overigens niks van elkaar te weten. Hun prioriteit is om voor de groep te zorgen en, als het moet, er voor zorgen dat de andere groep niet in de weg loopt. Moord en verwonding is iets wat dagelijks gebeurt en waar niemand meer van opkijkt. Kledij bestaat uit dierenvellen of oude kledingstukken die nog in gebouwen zijn gevonden. Men leeft in een zelfgebouwd kamp of een verlaten, maar staand huis en sommigen trekken zelfs rond; ze hebben dan geen vaste woonplaats.
    Elke groep heeft een leider en hij/zij zorgt er voor dat de groep een goed onderdak heeft en op de hoogte is van de zieken, zodat de desbetreffende persoon kan worden geholpen door een dokter. Ook stuurt hij/zij mensen weg om eten of drinken te halen - de standaard dingen die een leider hoort te doen, dus.

    Algemene verhaallijn
    De spanning tussen de twee groepen loopt aardig op naarmate ze elkaar vaker tegen komen, omdat het zoekgebied naar voedsel steeds kleiner wordt. Hou er dus rekening mee dat je niet na één post direct bevriend/verliefd bent: in het begin kan je elkaar niet uitstaan.
    De voedselvoorraad begint te krimpen en de twee groepen staan voor een dilemma: samenwerken? Bedriegen? Het is aan jou.
    Er zijn, uiteraard, natuurlijk ook mensen die er liever alleen op uit gaan en voor zichzelf zorgen.

    Regels
    Ik ben redelijk streng als het om de regels gaat, met uitzondering van het aantal woorden per post. Natuurlijk mag je daar iets van afwijken, maar als het te vaak gebeurt, moet ik er toch wel wat van zeggen. :]

    - Ik maak een praattopic aan, geen OOC in het speeltopic dus.
    - Ik verwacht een minimum van 275 woorden per post.
    - géén Mary-Sue’s! Niemand is perfect en niemand kan én goed jagen, én een ‘dokter’ zijn, én goed voedsel bereiden. Hou hier dus rekening mee, ik hou dit goed in de gaten.
    - Spreek geen dingen van te voren af, zoals relaties. De groepen haten elkaar in het begin, dus het is onmogelijk dat je ineens sympathie voelt.
    - 16+ is toegestaan.
    - Deze RPG hoeft overigens niet in een sneltreinvaart te gaan. Iedereen gaat weer naar school/werk, hou dus rekening met elkaar.
    - Niemand buitensluiten! Geef iedereen een kans en spreek niet de hele RPG met één personage.
    - Maximaal twee personages per persoon: allebei een andere groep.

    Per groep verwacht ik een balans tussen de geslachten, dus ongeveer drie mannen en drie vrouwen; bij de eenzame mensen 2 mannen en 2 vrouwen. Het kan een beetje afwijken, natuurlijk, maar sowieso is een groot aantal vrouwen niet héél realistisch. Hou hier rekening mee.

    Rollen
    Groep 1 - VOL
    - Leider: Luca Silas Faucher - Hatsumomo - nog niet af - pagina 6
    - Samantha "Sam" Carter - Ubiquitous - pagina 1
    - Bryn Harvelle - Teixeira - nog niet af - pagina 4
    - Aimeé Noël Cosette - VladiFerr - pagina 3
    - Mike David Daniels - Roww - pagina 6
    - Rhynn Episota Fernando Ashby - Bequeath - pagina 7

    Groep 2 - VOL
    - Leider: Gabriël Hestia Messias - Infano - pagina 4
    - Faye Alaina Pryde - Beaton - pagina 3
    - Lily Jennifer Devoné - Roww - pagina 6
    - Finn Elena Neveu - Quatorze - pagina 9
    - Gereserveerd door Irvine - pagina 3
    - Arthur Matt McMillan - Sinistra - pagina 8


    Geen lid van een groep - VOL
    - Scarlett Vayne - Cult - pagina 1
    - Naerise Harrison - Ellison - nog niet af - pagina 8
    - Alexa Graves - Merrow - pagina 7
    - Nanook Quayle - Hatsumomo - pagina 4
    - Caiden Jett Becket - VladiFerr - pagina 5
    - Roger Aidan Elric - Delone - pagina 7

    Praattopic
    Rollentopic

    BEGIN:
    Het is een frisse herfstdag, vijf uur. De avond breekt langzaam aan en er is verder niks op te merken, behalve het feit dat het steeds lastiger wordt om voedsel en warmte te vinden. De voedselvoorraad van beide groepen begint langzaamaan te krimpen.
    'S avonds is het wat gevaarlijker om buiten het kamp te zijn door de gevaarlijke dieren die rondlopen, waarvan de meesten gemuteerd zijn. Beiden groepen bevinden zich vlakbij het bos, maar zitten minimaal een kilometer of twee van elkaar vandaan.

    [ bericht aangepast op 23 sep 2013 - 20:45 ]


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

          > Finn Elena Neveu – Lid Groep 2
    Rennen. Dat was momenteel het enige waaraan ik kon denken. Niet opdat ik opgejaagd werd door een over ander vreemd en gemuteerd beest of een man die gek is, door het tekort aan voedsel of drank. Het gebeurde weleens en het was hallucinant om te zien. Droombeelden en 'fata morgana's' teisterden diegene, om nog maar te zwijgen van de langzame en tergende dood die men stierf. Als dat zou voorkomen bij een van de groepsleden, zou den we diegene gewoon de korte pijn gunnen. Dat was toch wat ik dacht. Gabriël zou niemand zo een lijdensweg laten begaan, dat was een feit. Ik rende nog steeds, al voelde ik me een hoop beenderen, rammelend in mijn vel en leek de honger gaten in mijn maag te branden, lopen moest en zou ik. Ten eerste omdat mijn vingers zouden al lichtjes blauw kleurden en ik dus zo snel mogelijk bij het vuur moest zijn, maar ook, en vooral omdat hetgeen wat ik in mijn gehandschoende – een 'gloednieuw' paar dat ik in een ingestorte winkel vond en kon bemachtigen – hield, zo belangrijk was dat ik het zo snel mogelijk bij het kamp moest krijgen. Wanneer het vuur langzaamaan dichterbij kwam, putte ik energie uit het feit dat ik wist dat er eten zou zijn. Of toch zou moeten zijn. Het was natuurlijk niet zeker. Ook omdat ik mijn vondst zou kunnen bijdragen aan het kamp. Ik was er best trots om, al zouden er mensen zijn die er geen zier om gaven. Al glimlachend liep ik het kamp binnen.
          'Faye, Faye!' riep ik halvelings. Als het vuur me zichtbaar werd, zag ik haar zitten. Hoewel we maar een vijftal jaar qua leeftijd verschilden, ik had haar altijd een beetje als mijn moederfiguur gezien. Het was dan ook normaal dat ik mijn vondst het eerst aan haar zou laten zien. Ik stormde de binnen plek op, maar als ik zag met wie ze momenteel converseerde, stopte ik meteen. Op een aantal meter bleef ik staan, zwijgend. Al deed Gabriël zijn job prima, hij was echt een goede leider, had ik nog steeds wat bang van hem. Mijn verkleumde vingers omklemden het boek dat ik in mijn handen heb.
          'Moet je zien wat ik gevonden heb,' fluister ik dan, teleurgesteld.


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Faye Alaina Pryde • Lid groep 2
    ''Faye,'' zei Gabriël toen met een klein glimlachje, nadat hij zichzelf uit zijn gedachten leek te hebben wakkergeschud. Hij borg zijn medicijnen enigszins gehaast weer op terwijl ik nieuwsgierig toekeek.
    ''Bedankt voor je aanbod, maar ik was slechts wat dingen aan het controleren - kijken of we nog wat missen,'' legde hij uit. Ik knikte begrijpend.
    ''Alles in orde, hoop ik?'' zei ik met een zwak glimlachje. De jas die ik aan had, had een hele lange tijd had gevonden en was veel te groot voor mij; hoogstwaarschijnlijk was hij van een man geweest, maar gelukkig was het een dikke jas en bood hij redelijk veel warmte, ondanks de slijtage. De jas reikte dus ook tot halverwege mijn bovenbenen en de mouwen waren veel te lang. ''Hoe was je dag, vandaag? Heb je nog wat ontdekt, of was het zoals anders?'' vroeg Gabriël voorzichtig, maar de vertrouwde, rustige ondertoon was niet te missen in zijn stem. Ik haalde zwakjes mijn schouders op als antwoord. ''Niks bijzonders. Ik heb geen eten kunnen vinden,'' zei ik. Lichtelijk teleurgesteld in mezelf keek ik even naar mijn handen. Mijn karakter had een perfectionistisch randje, wat soms behoorlijk vervelend kon zijn, zoals situaties als deze.
    Ik keek even op toen Gabriël zich weer over de kist boog. Opnieuw moest ik wat haarlokken uit mijn gezicht vegen toen ik mijn hoofd hief. Na enkele seconden had hij een kruid gevonden. ''Kauw hier maar op, voor drie minuten - het laat je bloed sneller stromen waardoor je eerder warm zal worden,'' glimlachte Gabriël. Een bezorgde twinkeling bevond zich in zijn ogen toen ik het aanpakte. Een beetje vervreemd keek ik naar het kruid en toen weer naar Gabriël. ''Bedankt,'' glimlachte ik oprecht. Ik stopte het in mijn mond en begon te kauwen - mijn gezicht betrok even van de vreemde smaak dat het bezorgde.
    Ik zat rustig op een stukje kruiden te kauwen en was gefascineerd naar het vuur aan het staren, tot iemand mijn naam riep.
    ''Faye, Faye!'' klonk er een enthousiaste stem. Geschrokken keek ik op en zag Finn aan komen rennen. Haar blik schoot even langs me heen en ik keek achterom, om te zien waar ze naar keek; het was Gabriël. Fronsend keek ik weer terug en zag dat Finn abrupt tot stilstand was gekomen. Ik wist dat ze een soort angst voor hem had. Ik wist overigens niet helemaal waarom, maar dat zou me waarschijnlijk ook nooit duidelijk worden aangezien ik vond dat Gabriël de beste leider was die we konden wensen. Hij maakte zich altijd - soms onnodig - zorgen en dat vond ik juist zo leuk; hij was een typisch vaderfiguurtje.
    ''Wat is er?'' vroeg ik toen verbaasd aan Finn. In haar ijskoude handen hield ze een boek vast en ik klopte op de lege plek naast me, als teken dat ze moest gaan zitten zodat ze wat warmer kon worden door het vuur. ''Moet je zien wat ik gevonden heb,'' fluisterde ze toen. Ze leek teleurgesteld door mijn gezelschap.
    ''Goed zo,'' complimenteerde ik blij. Boeken in een goede staat waren nog best lastig te vinden. Nieuwsgierig keek ik er naar en voorzichtig pakte ik het aan. Ik vond boeken leuk, maar het was echt een passie van Finn. ''Weet je al waar het over gaat?'' glimlachte ik. ''Waar heb je het gevonden?'' Ik keek haar vragend aan.


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

          • Gabriël Hestia Messias
    – Leider, Groep 2

          "Bedankt," glimlacht Faye oprecht en voorzichtig, voordat ze het aangegeven kruid naar haar mond brengt en er voorzichtig en ietwat argwanend op begint te kauwen. Glimlachend zie ik toe hoe haar gezicht ietwat vertrekt wanneer ze zich bewust wordt van de vreemde smaak ; dit kruid behoorde eigenlijk niet tot mijn favorieten, mede dankzij de smaak – maar het zou haar helpen om sneller warm te worden, wat nu van essentieel belang was.
    De woorden van Faye's vraag over het feit of alles in orde was met mijn voorraad medicijnen besloot ik niet te beantwoorden ; om heel eerlijk te zien wist ik zelf niet precies of ik blij moest zijn met onze voorraad, of dat ik me zorgen zou moeten gaan maken. Het feit dat we uberhaupt medicijnen – oftewel kruiden, die als medicijn konden dienen – hadden, was een enorm positief punt ; het was echter niet zo dat we nog ontzettend veel hadden, helemaal niet als ik lukraak kruiden uit begon te delen om de personen uit mijn groep warm te laten worden in de herfst.
          "Faye, Faye! Moet je zien wat ik gevonden heb."
    Alhoewel de stem van Finn over was gegaan van een enthousiaste roep naar een zachte fluistering, had ik ook aan haar blik kunnen zien dat ze liever had gehad dat ik niet bij Faye bij het kampvuur had gezeten. Finn was vanaf de allereerste dag een ontzettend groot raadsel voor me geweest, al had ik al snel haar talenten kunnen ontdekken. Het punt van vertrouwen was echter iets wat niet in zijn geheel goed leuk te gaan in onze band – op de een of andere manier had ik ieder moment het gevoel dat ik op mijn hoede moest zijn bij Finn, alsof ze ieder moment weg zou kunnen rennen door een onverwachte beweging of een te uitgesproken mening.
          "Weet je al waar het over gaat? Waar heb je het gevonden?"
    De woorden van Faye verbreken mijn gedachten, waardoor ik mijn blik richt op het boek dat Faye op dit moment in haar handen houdt. Direct verschijnt er een lichte glimlach rondom mijn mondhoeken – vanaf Finn's komst in de groep was het niet vreemd dat er zo nu en dan boeken opdoken, omdat hier haar grote passie lag, waar eigenlijk geen aandacht aan besteed kon worden.
    Echter, de fonkeling in haar ogen op het moment dat ze opnieuw het kamp binnen kwam rennen met een nieuwe vondst was zo'n grote hoop om te zien, dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om het haar te verbieden onnodige risico's te nemen door achter dit soort "schatten" aan te gaan. Daarnaast zou ik niemand snel iets verbieden in het kamp, helemaal niet wanneer het om een passie en voorliefde gaat.
          "Je verzameling wordt steeds groter, Finn," glimlach ik voorzichtig – met een lichte knik in de richting van het boek. Alhoewel Finn een zekere angst of zelfs wantrouwigheid jegens mij had opgebouwd, heb ik nooit besloten om haar geen aandacht meer te schenken ; integendeel. Finn behoorde namelijk tot een van de jongste leden van de groep, en daarmee ook tot een van de meest ondervoede leden – een gortere reden voor mij om haar goed in de gaten te houden en te zorgen dat haar niets ontbrak.
    Met een vaste houding neem ik voorzichtig een van de kleinere winterjassen van de grond, welke warm en aangenaam voelt in mijn handen. Binnen enkele stappen sta ik naast Finn, wiens lichaam er ontzettend breekbaar uit ziet naast het mijne – waarna ik de jas rustig rond haar schouders laat glijden. Opnieuw glimlach ik zacht wanneer ik voorzichtig terug loop naar mijn plek op de boomstam, en besluit het gesprek zwijgzaam gade te slaan.


    •

          > Finn Elena Neveu – Lid Groep 2
    Terwijl Faye's glimlach mij een warm gevoel bezorgt vanbinnen, doet Gabriël een kilte in me ontstaan.
          'Weet je al waar het over gaat? Waar heb je het gevonden?' vraagt ze, terwijl ze haar hand op het bankje laat neerkomen. Omdat ik nog steeds met het boek in mijn koude vingers geklemd sta, zie ik hoe Gabriël lijkt te twijfelen.
          'Ja, ja. Ik heb het gelezen, de eerste negen hoofdstukken althans. Matilda, het lijkt eerder een kinderboek dan eerder wat anders. Roald Dahl. Nog nooit een exemplaar van gelezen, wel een fantastische humor. Heb al beter gelezen, misschien door de doelgroep.' Ik geef Faye het boek. 'Gevonden bij de winkel, hier zo'n uurtje vandaan. Ook vond ik deze.' Ik zou mijn armen enthousiast in de lucht willen steken, als Faye alleen zou zijn. Nu strek ik mijn handen gewoon een klein beetje.
          'Je verzameling wordt steeds groter, Finn,' zegt Gabriël. Een klein golfje van dankbaarheid steekt de kop op. Zeker als hij naar me toe komt met een dikke, gevoerde jas. Afgezien van de kleine brandvlekjes is hij perfect in orde, dus laat ik Gabriël doen. Hij laat de jas over mijn schouders glijden.
          'Dank je,' mompel ik nog even, vooraleer ik naast Faye op de plank ga zitten. Ik zou mijn hoofd op haar schouder willen liggen, maar ben niet zeker welke reactie ik daarop mag verwachten. Ik besluit gewoon om het toch te doen. De warmte van het kampvuur trekt in de vest en het gelukzalige gevoel verwarmt ook mijn hoofd. Ook al wordt die vrolijkheid constant aan de kant geduwd door het feit dat Gabriël er is. Ik sluit mijn ogen, en mijn gedachten dwalen af. Opeens schiet me nog iets te binnen.
          'Toen ik het winkelpand doorzocht, heb ik me verstopt. Zeker vijf mannen. Groot, gewapend. Vuurwapens, de geur van vernieling. Absoluut helemaal anders dan wij. Meer voedsel, gok ik. Ik ben hen gevolgd. Ze hebben een kamp, in het bos. Er is geen kampvuur, geen tenten, het lijkt wel uitgestorven boven de grond. Kan het dat ze ondergronds leven? Ik hoorde ook geblaf, maar dat kan ook een van die herten zijn. Serieus, er zijn nu ook blaffende herten. Eigenlijk wil ik niet weten hoe die er gekomen zijn.' Ik moet toch even lachen om mijn dubbelzinnige opmerking.

    [ bericht aangepast op 24 sep 2013 - 20:57 ]


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Arthur Matt McMillan ~ Lid groep 2
    Voorzichtig, ik moest heel voorzichtig zijn, dit kon elk moment instorten. Een ruïne, meer was het niet, maar misschien was er iets bruikbaars te vinden. Ik ril door de wind op mijn ontblootte bovenlichaam. Voorzichtig stap ik over een afgebrokkeld stuk steen en stap de ruïne van het huis in. Was dit wel zo slim? Niet zo slap, dacht ik bij mezelf en ik zette door. Het dak was totaal ingestort en echt kamers kon je niet ontdekken. Warmer dan buiten was het hier niet. Ik knielde neer bij een plank waaronder ik iets zag uitsteken. Ik probeerde te zien wat het was, misschien was het bruikbaar. Heel voorzichtig tilde ik de balk op, waardoor er wat stof en resten van ander materiaal van af gleden. Niets bruikbaars. Snel stond ik weer op, nogal teleurgesteld. Ik was nu al een tijdje bezig en ik had nog steeds niks bruikbaars. De gedachte 'bij dit huis is er wat' bleef mij toch weer doorgaan, alhoewel dit echt mijn laatste huis zo zijn. Ik stapte over al het puin heen, hopend dat het dak niet nog meer in zou zakken. Ik haalde mijn zij een beetje open aan een uitstekende punt van wat ooit een tafel was geweest en vloekend probeerde ik het bloeden te stelpen. Het was niet een erge wond, gewoon een snee. Ik veegde het bloed weg en ging verder, de lichte pijn negerend. Dit was waarschijnlijk de keuken geweest. Ik verbaasde me over een klein deel van het aanrecht, dat nog lichtelijk intact was, vergeleken met de rest. Zonder iets te verwachten, meer uit principe, sloot ik mijn hand om de knop van de kraan en draaide. Dit koste enige moeite, mos had zich om de kraan weten te krijgen. Zoals altijd gebeurde er niets. Ik keek een beetje om me heen, veel hoop had ik niet meer. Min oog ving plotseling iets op. Iets blinkends... Ik draaide mijn hoofd snel terug en staarde naar wat ik net had gezien... Een mes, zo te zien.
    'Wapens hebben we wel...' zuchtte ik maar ik stapte toch over enkele obstakels heen om het mes te pakken. Niet erg enthousiast bekeek ik het mes, wat wonder boven wonder toch nog vrij scherp was en stopte het tussen mijn riem en broek in. Na nog even een vluchtige blik te hebben geworpen vond ik mijn weg terug naar buiten, de straat op. Mijn shirt had ik expres niet aangedaan omdat het dan onnodig vies en kapot had kunnen gaan, maar nu zou ik alleen maar een bekende weg gaan, dus gelukkig kon ik hem weer aandoen. Ik rende terug naar het kamp, ik moest mijn energie kwijt na een tijd voorzichtig in ruïnes te hebben rondgelopen. Ook wilde ik niet echt 'de anderen' tegenkomen. Het mes tikte tegen mijn been aan en door de wind voelde ik de snee weer. Ik negeerde het. Zouden er mensen zijn? Ik zag het kamp naderen en ondanks dat ik er snel wilde zijn, hield ik mijn pas in en begon rustiger te lopen. Ik zuchtte, iedereen in het kamp was aardig en ik wilde iedereen helpen, alhoewel mensen zoals Gabriel geen hulp nodig hadden voor zichzelf. Ik was blij met Gabriel als leider; sterk, aardig en bezorgd om zijn groepsleden. Waarschijnlijk was ik voor hem vervelend, ook al liet hij dat nooit merken. Ik was nu echt bij het kamp. Lichtjes bevend ging ik bij de anderen staan.
    'Heb verschillende ruïnes onderzocht, het enige bruikbare is dit.' Verlegen pak ik het mes, waarschijnlijk een vleesmes geweest en geef het aan Gabriël. Ik sla mijn ogen neer en weet niet wat ik moet zeggen, dus blijf ik staan met mijn rechterhand nonchalant op mijn wond gedrukt, hopend dat niemand het zou opmerken, ik wilde geen mietje zijn.


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel

    Alexa Graves II 23 II Zonderling II Aan de rand van het bos, kamp opslaand
    Alexa draaide haar bovenlijf een kwartslag om, waardoor haar blik zich vestigde op de bosrand achter haar. Vervolgens gleed haar blik terug naar de stad voor haar. Ze moest een beslissing nemen en haar wenkbrauwen trokken dan ook bedenkelijk naar beneden, waarna ze het gewicht van de honkbalknuppel in haar rechterhand woog. Het verstandigste zou misschien nog zijn om een degelijk gebouw te vinden om de nacht door te brengen, maar uit ervaring wist ze dat zo’n schuilplaats niet altijd even evident was om te vinden; het was slechts een kwestie van geluk. De meeste gebouwen stonden namelijk op instorten, wat niets anders inhield dan dat zo’n gebouw niet alleen een onbeschutte plek was tegen het weer, maar eveneens een gevaarlijke plek. Als het tegenzat, zou het minstens een halve dag kosten om iets degelijks te vinden. Tijd die ze simpelweg niet had, aangezien het snel genoeg donker zou zijn.
          ‘Dan maar hout sprokkelen en hier een kamp opslaan,’ besloot ze hardop. Een zucht verliet haar lippen, aangezien de nacht hier doorbrengen feitelijk evenmin aangenaam was. Steeds meer krioelde het van de gemuteerde beesten en daarbij was de nachtelijke kou evenzeer verraderlijk.
          Het werkte Alexa dan ook op de zenuwen dat het niet zo heel lang meer zou duren of ze moest een geschikte plek vinden om zich te vestigen voor de koudste maanden. De winter was grillig en maakte dat ze haar reis, haar zoektocht, tijdelijk moest staken. Uit frustratie sloeg ze dan ook met de honkbalknuppel tegen een boom bij het langslopen. Ze haatte deze periode van het jaar, aangezien ze gewoon niet gemaakt was voor eenwinterslaap, zoals ze dat zelf noemde. De winter hield namelijk niet meer in dat je in de herfst een zo veilig mogelijke, beschutte plek zocht, zoveel mogelijk water en voedsel verzamelde en zoveel mogelijk buiten meed van zodra de eerste sneeuw begon te vallen. Ze wou dat de winter nu al voorbij was, terwijl deze feitelijk nog moest beginnen.


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

          • Gabriël Hestia Messias
    – Leider, Groep 2

          Mijn gedachten slaan automatisch de weg in richting het voedsel – probleem ; ondertussen praten Finn en Faye op een zachte toon over het gevonden boek, waar ik slechts enkele flarden van hoor. Alhoewel ik het Finn ontzettend gun dat ze iets heeft gevonden om haar passie enigszins mee op te vullen, weet ik dat het bruikbaarder geweest zou zijn wanneer ze een hert had meegenomen – alhoewel ik Finn niet zo snel met een groot hert op haar schouders door het bos zie lopen.
    "Toen ik het winkelpand doorzocht, heb ik me verstopt. Zeker vijf mannen. Groot, gewapend. Vuurwapens, de geur van vernieling. Absoluut helemaal anders dan wij. Meer voedsel, gok ik. Ik ben hen gevolgd. Ze hebben een kamp, in het bos. Er is geen kampvuur, geen tenten, het lijkt wel uitgestorven boven de grond. Kan het dat ze ondergronds leven? Ik hoorde ook geblad, maar dat kan ook een van die herten zijn. Serieus, er zijn nu ook blaffende herten. Eigenlijk wil ik niet weten hoe die er gekomen zijn."
          Finn's mededeling breekt als een donderslag bij een heldere hemel door in mijn gedachten – waardoor ik direct geconcentreerd overeind ga zitten en mijn blik richt op de twee meisjes, die inmiddels dicht tegen elkaar aan zitten. Mijn ogen staan op dit moment bezorgd, maar er fonkelt een lichte woede in – doordat er geheid iets met Finn had kunnen gebeuren.
    "Finn, ik heb liever niet dat je dat soort personen volgt – je weet nooit wat er kan gebeuren. Ik waardeer je inzet, enorm zelf ; maar neem alsjeblieft geen onnodige risico's ..." mompel ik zachtjes, om niet te hard over te komen – Finn was daar ontzettend gevoelig voor, had ik de allereerste aantal dagen al gemerkt dat ze in de groep verkeerde.
          "Heb verschillende ruïnes onderzocht, het enige bruikbare is dit," hoor ik plotseling de stem van Arthur zeggen. Het mes dat ik in mijn handen gedrukt krijg lijkt mijn aandacht voor een kort moment af van Finn – waardoor ik goedkeurend knik richting Arthur en hem een warme glimlach schenk. "Het is ten minste bruikbaar, Arthur. Alles wat bruikbaar is kan ons leven beter maken, het is perfect," complimenteer ik hem dan.
    Na een laatste blik op Finn en Faye te hebben geworpen gris ik met mijn ene hand kort wat uit mijn waterdichte medicijnenkist en sjor ik met mijn andere hand een opgewarmde winterjas van de bladeren.
          "Ruïnes hebben scherpe punten," mompel ik zachtjes, wanneer ik het kruid tussen mijn vingertoppen samen knisper en het uitsteek naar Arthur, gezamenlijk met de jas. "Het verknisperde kruid rond je wond strooien, het helpt de ontstekingen tegen te gaan," zeg ik dan zachtjes – zodat de meiden het niet hoeven te horen.

    [ bericht aangepast op 25 sep 2013 - 13:11 ]


    •

    Arthur Matt McMillan ~ Lid groep 2
    Ik hoor hoe Gabriel vaderlijk advies geeft aan Finn, wat dat groot vertrouwen dat ik al had voor Gabriel, nog extra aansterkte.
    'Het is ten minste bruikbaar, Arthur. Alles wat bruikbaar is kan ons leven beter maken, het is perfect,' zegt hij nadat hij glimlachte.
    Dat zegt hij waarschijnlijk alleen maar om mij geen schuldgevoel te geven, denk ik bij mezelf maar probeer die gedachte weg te duwen. Hij kijkt nog even naar Finn en Faye en ik volg zijn blik. Ze zitten dicht bij elkaar, Finn ziet er breekbaar uit in de veel te grote winterjas en haar kleine lichaam. Ik zie dat ze een boek in haar handen heeft. Ik glimlach als begroeting en langzaam laat ik mijn blik weer wegglijden.
    'Ruïnes hebben scherpe punten.' zegt hij zacht. Gabriel geeft een soort versnipperd kruid en een winterjas. Ik kijk er naar, kijk terug in Gabriels ogen en pak dan voorzichtig de jas en het kruid. 'Het verknisperde kruid rond je wond strooien, het helpt de ontstekingen tegen te gaan,' zegt hij zacht, waar ik hem dankbaar om ben.
    'Hoe...' mompel ik terug en gooi de jas over mijn schouders, het kruid krampachtig in mijn hand gedrukt. 'Bedankt.' zeg ik dan zacht. Daarna kijk ik hem aan met een blik waar waarschijnlijk al mijn gedachtes in zijn te lezen; waarom gebeurt dit, hoe kunnen we ooit overleven. Mijn angst om volgende week al dood te zijn was groot, ook al was iedereen hier sterk en slim. Ik loop langs Gabriel naar buiten. Kort klop ik op zijn schouder met mijn vrije hand, als teken van dank, voor alles. Ik ril, maar toch trek ik mijn shirt uit en bekijk de wond. Rood en dieper dan ik dacht. Wantrouwig bekijk ik het kruid en dan druk ik voorzichtig de stukjes rondom de wond. Ik ga zitten, met mijn rug tegen een boom aan en sluit mijn ogen. Ik probeer uit te rusten, maar de koude wind blijft me irriteren. Tot mijn grote verbazing voel ik de pijn verminderen. Het kruid blijft zitten, er zal vocht in zitten. Het voelt aan alsof het vriest en daarom trek ik snel mijn shirt weer aan en met gevoelloze vingers trek ik de dikke winterjas er over aan. Die jassen waren een zegen, iedereen was er blij mee geweest. Als ik was opgewarmd zou ik hem uitlenen aan een ander die hem vast harder nodig had dan ik. Ik sta op en loop een stukje het bos in, zacht. Diep in mijn hoofd hoop ik op een hert, of een ander beest. Maar het is me te koud en ook al zou ik een beest vinden; het zou dan waarschijnlijk toch een gemuteerde, mensetende zijn en geen hert. Het liefst had ik nu eten kunnen meebrengen, maar er is niks. Moedeloos, maar snel loop ik terug naar het kamp en ga bij de anderen zitten. Ik wist niet wat ik moest doen, ik wachtte op de opdrachten van Gabriel of tot iemand anders mijn hulp nodig had.


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel

    David Mike Daniels || Groep 1
    Met een diepe zucht kijk ik om me heen, geen enkel wezen heeft zin om tevoorschijn te komen op het moment.. Boos gooi ik een tak naar een boom, wat een luide klap op brengt door het woud. Een geïrriteerd geluid rolt over mijn lippen. Als er al een beest in de buurt was dan is die nu weg. Maar hopen dat ze in het kamp al wel te eten hebben. Ik ben dan ook totaal geen jager of zo, maar ach.. ik kan het proberen. Al helemaal in deze tijden is het wel zo handig om te gaan jagen, het zal langzaam aan schaarser worden hier aangezien vele dieren weg trekken naar warmere gebieden of juist in een holletje kruipen om vervolgens voor een aantal maanden te gaan liggen pitten. Als we niet op tijd zijn met eten op slaan voor zover het kan, vlees kan deze tijd van het jaar niet worden opgeslagen maar andere etenswaren wel, zoals bessen en datsoort dingen van planten. Aangezien dat langzaam aan zal afsterven om de winter door te komen.
    Als ik na een tijdje lopen weer terug in het kamp kom gooi ik mijn vecht-handschoenen weg op een tafel, die wonderbaarlijk genoeg nog staat.
    Plots hoor ik een bekende stem die ik herken als die van Aimeé, ze roept dat er eten is en ik loop er vrolijk op af. Meteen is mijn humeur een stuk beter, ondanks dat ik zelf niks heb kunnen vangen.. Niet dat ik ooit iets gevangen heb, ik ben totaal niet goed met geweren en dat soort dingen. Een stok kan ik veel mee, maar dieren vangen? Nee. Dat niet. Maar daar voor zijn er mensen bij die dat wél kunnen. Gelukkig maar, want anders hadden we dit nooit kunnen overleven..
    "Mooi" zeg ik tegen Aimeé, met een knikje naar het hert "Ziet er naar uit dat het dier nog niet misvormd is.. ik heb zelf ook wat proberen te vangen, maar het lukte me niet" dat laatste mompelde ik wat beschaamd. Iedereen weet dat ik niet goed in jagen ben, maar stiekem hoop ik dat ik het ooit wél word. Ook dat is bij zo'n beetje iedereen wel bekend.


    [Ik heb even de naam van hem omgedraaid, ik vind David beter bij hem passen dan Mike :')]


    Little do you know

    Roger Aidan Elric - Geen lid van een groep

    Als ik iets zacht op mijn hoofd voel vallen, kijk ik verschrikt om me heen om te kijken wat datgene was. Door de wilde beweging valt het gene op mijn hoofd er vanaf. Een oranje gekleurd blaadje dwarrelt naar beneden en ik zucht opgelucht. Het was enkel maar een blaadje, Roger, denk ik bij mezelf. De herfst is aangebroken en dat heb ik maar al te goed gemerkt. De bladeren van de bomen beginnen te verkleuren en ik begin het groen al te missen. Het is er nog wel, maar lang niet meer zo aanwezig als in de zomer. Verscheidene oranje en bruine blaadjes liggen ook op de grond en ze knisperen onder mijn schoenen. Ik houd niet van de herfst. Het wordt kouder, het bos verliest zijn kleur en al die blaadjes zorgen ervoor dat je een stuk makkelijker op te merken bent. Iets wat ik juist niet wil. zo is de kans dat ik iets vang nog kleiner.
    Ik loop verder door het bos, vlak voordat de zon onder zal gaan nog op zoek naar wat te eten. Het liefst kom ik een dier tegen, die met een beetje geluk als mijn avondmaaltijd kan dienen. Verder ben ik ook tevreden met wat bessen of ander eetbaar spul. Jammer genoeg zijn die er nauwelijks meer. En als de winter begint zal ik echt niet van het eten verzamelen kunnen leven. Telkens weer vraag ik me af hoe ik dit weet te overleven. Zo in mijn eentje, enkel levend van wat ik in het bos aantref. De stad, daar waag ik me niet. Enkele mensen die ik ben tegengekomen hebben mij er ook niet al te beste verhalen over verteld. De grote gebouwen kunnen instorten en je daarin levend begraven. Ook dwalen er daar mensen rond, die je liever niet tegenkomt. Het enige voordeel is dat je daar soms zeer nuttige spullen kunt vinden. Maar daar waag ik liever mijn leven niet voor. Ik zie wel of een van de mensen die ik wel eens tegenkom nog iets nuttigs voor me meebrengt.
    Als ik opeens ergens geritsel vandaan hoor komen, verstijf ik direct. Zonder geluid te maken kijk ik voorzichtig om me heen, hopend de bron van het geluid te ontdekken. Ik hoor meer geritsel en besluit heel voorzichtig die richting op te lopen. Ondertussen haal ik mijn boog van mijn rug en pak een pijl, die ik alvast op de pees aanleg. Als het een nog niet al te ver gemuteerd dier is, dan betekend dat waarschijnlijk voedsel voor mij. Al moet ik dan natuurlijk dat dier wel neer weten te schieten. Zo geruisloos mogelijk sluip ik in de richting van het geluid, al werken de blaadjes niet bepaald mee. Gekraak komt onder mijn schoenen vandaan en inwendig vervloek ik de blaadjes. Dan zie ik iets anders dan ik verwacht had en ook veel beter. Een val met een konijn daarin! Ik ben degene die die val gemaakt heeft enorm dankbaar. Het is nou niet bepaald netjes om andermans eten te stelen, maar van die netheid is in deze tijd nog weinig over. En ik heb dat konijn echt nodig. Ik heb al een aantal dagen geen normale maaltijd gehad en dat konijn zal voor mij vanavond een feestmaal zijn. Het voordeel van in je eentje leven. Als er iets gevangen is, heb je het helemaal voor jezelf. Een konijn met een groep van 10 man of zo delen, is nou niet het geweldigste. Erg veel eten blijft dan niet over.
    Vol opwinding loop ik naar het konijn in de val. Het beestje is al dood, wat mij weer het doden van een dier scheelt. Ik haak de pijl weer van de pees los en stop deze terug in de koker op mijn rug. Mijn boog houdt ik voor de zekerheid nog bij de hand. Het konijn is gedood door een strik en ik haal het touw van zijn nekje af. Het andere eind van het touw vind ik ook al gauw en dan bindt ik de lus vast om zijn achterpoten. Het uiteinde van het touw bind ik aan mijn riem vast. Als ik op sta, bungelt het konijn aan mijn riem en tevreden kijk ik ernaar. Eindelijk weer een fatsoenlijke maaltijd. Dan zie ik een vrouw voor me staan en ze kijkt niet bepaald blij. Ik ben bang dat deze vrouw degene is, wie de strik gemaakt heeft.
    'Sorry, ik kom bijna om van de honger,' mompel ik verontschuldigend en maak aanstalten om voorzichtig weg te lopen. Ik heb niet bepaald zin in ruzie om een konijn.

    [ bericht aangepast op 27 sep 2013 - 22:40 ]


    Stenenlikker

    | Lalala. |


    •

    Faye Alaina Pryde • Lid groep 2
    Ik keek Gabriël even kort aan; het viel me op dat hij mijn vraag niet beantwoordde. Het bevestigde mijn gevoelens alleen maar, over dat het steeds slechter ging. Ik schonk hem een klein, enigszins geruststellend glimlachje en richtte me toen weer op Finn.
    ''Ja, ja. Ik heb het gelezen, de eerste negen hoofdstukken althans. Matilda, het lijkt eerder een kinderboek dan eerder wat anders. Roald Dahl. Nog nooit een exemplaar van gelezen, wel een fantastische humor. Heb al beter gelezen, misschien door de doelgroep,'' ratelde Finn. Ik glimlachte even; de passie was gewoon uit haar ogen te lezen. Ik knikte en pakte het boek geïnteresseerd aan. ''Gevonden bij de winkel, hier zo'n uurtje vandaan. Ook vond ik deze.'' De enthousiasme brak haast door haar stem.
    ''Je verzameling wordt steeds groter, Finn,'' hoorde ik Gabriël voorzichtig zeggen. Hij sloeg een winterjas om haar fragiele schouders en ik glimlachte even, om vervolgens mijn blik weer op het boek te richten. Het zag er interessant uit en was nog in een verbazingwekkend goede staat. Finn bedankte Gabriël en ik liet mijn hand even over de licht beschadigde kaft glijden. Plotseling voelde ik iets op mijn schouder en toen ik op keek, zag ik dat het Finn was, die haar hoofd op mijn schouder liet rusten. Ik glimlachte en overhandigde haar voorzichtig het boek weer. ''Doe er voorzichtig mee, het is nog bijzonder goed leesbaar,'' zei ik goedkeurend. Ik ging wat dichter tegen haar aanzitten zodat we elkaars lichaamswarmte konden delen en keek op toen Arthur aan kwam lopen. Ik glimlachte naar hem om hem te begroeten en liet mijn blik weer op het vuur vallen. ''Toen ik het winkelpand doorzocht, heb ik me verstopt. Zeker vijf mannen. Groot, gewapend. Vuurwapens, de geur van vernieling. Absoluut helemaal anders dan wij. Meer voedsel, gok ik. Ik ben hen gevolgd. Ze hebben een kamp, in het bos. Er is geen kampvuur, geen tenten, het lijkt wel uitgestorven boven de grond. Kan het dat ze ondergronds leven? Ik hoorde ook geblaf, maar dat kan ook een van die herten zijn. Serieus, er zijn nu ook blaffende herten. Eigenlijk wil ik niet weten hoe die er gekomen zijn,'' zei Finn plotseling. Ik keek haar enigszins geschrokken aan en Gabriël trok zijn mond open. ''Finn, ik heb liever niet dat je dat soort personen volgt – je weet nooit wat er kan gebeuren. Ik waardeer je inzet, enorm zelf ; maar neem alsjeblieft geen onnodige risico's ...'' Hij klonk voorzichtig, wetende dat Finn een gevoelig meisje was. Ik knikte instemmend. Ik keek haar aan en streek liefkozend een haarlok uit haar gezicht. ''Het is goed dat we dit weten, maar wees alsjeblieft voorzichtig. Je weet dat er een grote kans is dat je de volgende keer niet heelhuids terug komt,'' fluisterde ik. Ik sloeg mijn armen om haar heen en zuchtte zachtjes. Er viel een stilte tussen ons, waardoor we het zachte gesmoes van Gabriël en Arthur op de achtergrond hoorden, in combinatie met de dieren in het bos.
    ''Ik denk dat ik vanavond ga jagen,'' zei ik toen op zachte tegen Finn, zodat de rest het niet zou horen - het zal alleen maar voor onnodige problemen zorgen. Ik beet even in mijn onderlip; het was algemeen bekend dat het gevaarlijk was, 's nachts. ''We staan er niet goed voor en we hebben écht eten nodig. 'S nachts valt het meeste te vinden.'' Ik had er redelijk veel vertrouwen in. De laatste dagen heb ik veel geoefend op het jagen en ik ben er al eerder in geslaagd om terug te komen toen ik 's nachts had gejaagd. Ik had inderdaad wat voedsel kunnen vinden, maar sommigen konden het niet waarderen dat ik de nacht was ingedoken. Nu, echter, is de situatie wat anders; de voedselvoorraad raakt op.


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

    Aimeé Noël Cosette - Lid groep 1.

    Mijn omgeving vervaagde langzaam. Alsof alles in vlekken opging. Alleen ik en het hert bestonden nog. Mijn neusgaten vulde zich met een mengsel van bloed en vlees. Ik voelde mijn eigen bloed harder pompen terwijl ik het hert van zijn vacht ontdeed. Toen dat klaar was sneed ik er stukken vlees uit. Als iemand goed was met de vacht konden we het looien en er dekens of andere dingen van maken. De botten konden worden gebruikt als bouillon, wapens of zelfs sieraden als iemand daar behoefte aan had. Het vlees kon als eten dienen maar ook als aas. Misschien wou Samantha wat. Dan kon ze het gebruiken bij haar vallen. De geur van het bloed werd te erg. Mijn bloed pompte en mijn hart klopte sneller. Mijn ademhaling volgde door sneller te gaan. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en hoorde toen een stem. Dit haalde me uiteindelijk uit deze verschrikkelijke hypnose.
    Het was David. Ik vond het fijn om hem te zien. Aangezien ik hem wel een beetje leuk vond, maar goed.
    'Mooi' zei hij. Ik kon het even niet laten om een trost glimlachje op mijn lippen te laten.
    'Ziet er naar uit dat het dier nog niet misvormd is.. ik heb zelf ook wat proberen te vangen, maar het lukte me niet' zegt hij, maar het laatste mompelde hij. Ik wist dat jagen Davids sterkste kant niet was, maar hij wou het wel en dat zou er voor gaan zorgen dat hij het uiteindelijk wel kon. Althans, dat hoopte ik. Ik pakte mijn waterbuizen en spoelde wat water over mijn handen. Dan ging het bloed er wat van af. Ik vroeg me af hoeveel mensen in het kamp het wisten van mijn bloed kicks. Het was echt niet iets wat ik wou. Ik walgde er zelfs soms van. Vooral als andere het zagen. Ik ademde even diep in en kijk David aan.
    'Dankjewel,' zeg ik. Ik moet mijn keel even schrapen vanwege een schorre stem. 'Ik heb een halve dag aan dit beest besteed. Maar ik heb hem wel. En met dat jagen, ik wil het je best wel leren hoor. Een paar kneepjes hier en daar en je bent dan al een heel eind overweg. Ik denk niet eens dat je wapens nodig hoeft te hebben.'
    Ik leg mijn handen op de zijne.
    'Ik heb je wel eens hiermee zien vechten en daar haal je prima een hert mee neer of iets anders.'
    Ik glimlach vriendelijk en laat dan langzaam mijn handen weer zakken. Ik wou niet dat hij zich ongemakkelijk zou voelen. Of zou weten dat ik hem best wel leuk vond.


    "Rebellion's are build on hope"

    | Ik zal Gabriël vanmiddag leven inblazen. |


    •

    Alexa Graves II 23 II Zonderling II Aan de rand van het bos, kamp opslaand
    Alexa had meer tijd dan gebruikelijk nodig gehad om wat bruikbaar hout bijeen te sprokkelen voor een klein kampvuur. De herfst had het meeste sprokkelhout verregend en door de kou was er amper een mogelijkheid voor het hout te drogen. Uiteindelijk had ze dan toch enkele droge takken en afgebroken baststukken gevonden. Het was een kwestie van heel goed zoeken naar beschutte plekken.
          Zonder veel moeite wist Alexa vervolgens een vuurtje te maken en voorzichtig blies ze het kleine vlammetje dat aan het hout likte, meer leven in. Tevreden keek ze op het kleine vuur neer, waarna ze zich ervoor op de grond plaatste en in haar schoudertas grabbelde naar de poncho die haar ’s avonds warm hield. Haar huid was gehard tegen de kou, ondanks dat er geen grammetje vet over haar botten heen lag door het voedseltekort. Daarbij was ze overdag altijd zou in de weer, dat de kou haar niet zozeer deerde. Maar wanneer de avond echter aanbrak in de herfst, en ze daardoor stilviel, voelde zelfs zij hoe de koude zich als een sluier rond haar lichaam wikkelde.
    De zwarte, wollen stof voelde aangenaam warm, ondanks dat motten en de tijd weldegelijk hun sporen hadden nagelaten op het kledingstuk. Tezamen met het kampvuur, leek de kou op afstand te blijven. Alexa trok haar knieën verder op, terwijl ze op een stuk gedroogd vlees knabbelde. Een konijnenvangst van enkele dagen geleden, die ze boven een kampvuur had klaargemaakt en had bewaard voor dagen wanneer ze geen enkel dier in haar strikken vond of eetbare bessen of planten. De smaak was misschien niet bepaald geweldig, maar ze hoefde in ieder geval geen honger te lijden.
          Haar blik vestigde zich op de vlammen, maar ondanks dat, wist ze eveneens haar omgeving in de gaten te houden. Haar gehoor registreerde namelijk ieder geluid dat haar niet bekend was, en haar honkbalknuppel lag dan ook niet voor niets naast zich, binnen handbereik.


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”