• Het jaar is 4995. In de loop van de jaren is het Azmar Koninkrijk drastisch veranderd, de velen oorlogen hebben hun tol geëist en immens veel mensen zijn zich gaan afvragen of magie daadwerkelijk positief is. Hierdoor is de opkomst van de Rueri begonnen, ze zijn al voor jaren in het geheim kracht aan het winnen over het Koninkrijk.
    Hoewel er nog enkele plaatsen zijn waar magie wordt geaccepteerd, hebben de meeste van de menselijke burgers - na de talloze oorlogen, draken aanvallen, invasies, en meer - de Rueri aanvaard. Ze zien immers in wat magie met de wereld heeft gedaan. Aelley is één van de weinige plaatsen in Azmar waar het nog daadwerkelijk welkom is, alleen is het tot de nok toe gevuld met wezens die onderdak proberen te vinden. Het is niet zeker dat ze daar veilig zijn, gezien zelfs daar regelmatig enkele leden van de Rueri opduiken om hun afkeer tegen magie gebruikers als zowel wezens te laten bemerken. Wanneer ze hen ontdekken, zullen ze meegenomen en opgesloten worden om meer kracht te verkrijgen over de landen.
    Echter, niet iedereen vertrouwt de Rueri. Zelfs sommige binnen hun eigen klasse.

    ROLLENTOPIC • PRAATTOPIC

    Rollen ––
    Nikolaevna • Jasmine Al'Ghamdi – Zandelf, rebel • 1,2
    Griever • Jade Sophronia Steele – Mens, Rueri • 1,8
    Dashner • Arabella Mae Lockwood – Mens, Rueri • 1,8
    Glader • Aurea Helene Cordero – ¼ waterelf, Rueri • 1,10
    MissMills • Meghan Ginnifer Carlyle – Heks, rebel • 1,10

    Sigil • Aerion Smithson – Mens, neutraal • 1,6
    Runner • Jace Malachi Steele – Mens, Rueri • 1,7
    Teresa • Henry Reagan – Mens, Rueri • 1,6
    Cashby • Benjamin “Rusty” Paxton – Zandelf, rebel • 1,11
    Yuimaru • Andrew Cam Evallion – Mens, Rueri • 1,10
    NefeIibata • Ravi Samir N'avale – Mens, neutraal • 1,12
    Florentina • Nicolas Servio – Mens, Rueri • 1,12 | Inactief |
    Goldenwing • Athanasius Braulio Wyatt Morton – Mens, Rueri; leider • 1,13


    Tacia ––
    Ze leven hier hoofdzakelijk in vrede, en proberen zich dan ook af te sluiten van de rest. Dit betekent echter niet dat ze het met de Rueri eens zijn, ze willen simpelweg geen oorlog meer starten. De Elfen, want die leven hier in het bijzonder, hebben grote boomhutten gemaakt waar ze in wonen. Echter, er zijn eveneens wezens die zich in de bergen hebben teruggetrokken, welke vlakbij zijn. Tacia bestaan dan ook grotendeels uit bergen, met ondergrondse gangen die een netwerk vormen. Er leven hier gevaarlijke dieren, die een persoon zo aanvallen wanneer je niet uitkijkt. Ze zorgen voor fruit, potten en hebben prachtige edelstenen in het diepste van de aardebergen.
    Azoskad ––
    Het land bestaat voornamelijk uit zand en dat in combinatie met de altijd warme zon die er schijnt, laat planten en bomen verdorren. Waterplassen die er eens waren staan kurkdroog en enkel dieren die dit klimaat aankunnen lopen er nog. Alleen de mensen die hier geboren en getogen zijn, zijn eraan gewend - maar wanneer iemand een gok wil wagen, zorg vooral dat je genoeg water bij je hebt. Het is letterlijk een grote zandbak. Hier resideren voornamelijk zandelfen, maar het is een klein volk en de Rueri die hedendaags regeert, willen ze omverwerpen. Er zijn twee groepen ontstaan: de verraders, die bij de Rueri horen, en de rebellen - die plannen hebben gemaakt om te vertrekken en bondgenoten te zoeken.
    Aelley ––
    In tegenstelling tot de andere landen heb je hier een arena waar mensen voor het amusement (en soms voor een prijs) tegen elkaar vechten. Er zijn veel stenen straten als zowel zandpaden waar de handelaren gebruik van maken. Hier komen vooral de mensen vandaan, die een specialiteit in gevechtskunsten hebben ontwikkeld, gezien ze geen magische kracht hebben. De populatie tegenwoordig is gegroeid - doordat de Rueri zowat elk land heeft overgenomen en er kampen heeft gevestigd. Ze exporteren gereedschap, wapens en dierenvellen.
    Sotan ––
    Zowat niemand durft zich hiernaartoe te begeven, want dat betekent dat ze eerst door het Zwarte Woud moeten begeven - waar zich allerlei duistere wezens huizen. Ironisch gezien, staat aan het rand van dit woud wel een herberg voor reizigers: "the Weeping Witch". Wanneer je genoeg moed hebt getoond, merk je dat - ondanks de kille, macabere sfeer die zich hier vestigt. . . het gezellig kan zijn - op een rustige manier. Misschien durf je zelfs naar één van hun waarzeggers te gaan. Desalniettemin is het niet handig snel iemand te vertrouwen die hier vandaan komt, slinksheid is toch één van de karaktereigenschappen die in hen blijft. Hier komen vooral de Magiërs als zowel Heksen vandaan, waar er niet veel meer van over zijn, en het land exporteert vooral geneesmiddelen.
    Faerlyn ––
    Het is een klein land, wat voornamelijk uit water bestaat - rivieren, meren en liggende aan de Grote Zee - waardoor er eveneens niet veel bevolking is. Toch, ondanks de weinige mensen, is het een bruisende bevolking welke zich graag inzet voor gerechtigheid. De merenhelft van de populatie bestaat uit Half Elves met de affiniteit voor watermagie, maar daarnaast bestaan er nog enkele Elven. Er bestaat een rumoer dat er vlakbij Meerminnen in de zee wonen, maar tot nu toe heeft zowat niemand er één gezien. Faerlyn beschikt over weinig boeken en kruiden, maar exporteren vis, zout en verf.

    [ bericht aangepast op 9 okt 2014 - 14:49 ]

    [ bericht aangepast door een moderator op 24 juni 2014 - 22:51 ]


    •


    HENRY REAGAN
    TWENTY-SIX • RUERI


          Henry moest zichzelf dwingen om haar te blijven aankijken, om niet naar zijn eigen verwondde handen te kijken, het bloed dat eraan kleefde. Hij wist niet eens of het zijn eigen bloed was of dat van iemand anders. De spetters op de zijkant van zijn gezicht deden hem vermoeden dat het een mengeling van beiden was.
          "Je voelt aan als een vreemde, Henry," zei Vaillé en de toon in haar stem vertelde Henry dat het hem gelukt was. Hij had haar hoop met grof geweld gebroken, de grond in gestampt en het voelde alsof er een gapend gat in zijn borstkas zat bij die realisatie. Zijn kiezen waren nog steeds op elkaar geklemd en dit was zodanig hard, dat hij haast bang was dat hij er een stuk van zou bijten. "En ik zou niet weten waarom ik de vragen van een vreemde zou moeten beantwoorden." Haar stem klonk kalm en Henry zei niets. Ze maakte de armband opnieuw los. "Ik ben jou geen verantwoording verschuldigd en ik zit niet op je verontschuldigingen te wachten, want deze zal je toch niet menen." Oh, maar hij meende ze wel, met heel zijn hart. Hij wilde ze alleen niet zeggen. De armband gleed in haar hand en ze leek even te twijfelen. Toen legde ze hem uiteindelijk toch, in stilzwijgen, op tafel neer. "Bedankt, Henry. Zonder jou had ik deze keuze niet kunnen maken." Ze leken beiden moeite te hebben met ademen. Het gat in zijn borstkas was niet bepaald een gat. Het was meer een beklemmend gevoel, pijnlijk en de traan die hij over Vaillés gezicht zag rollen vlak voordat ze zich omdraaide, maakte dit alleen maar erger. Ze liep naar de deur en legde haar vingers op het handvat. Henry stak zijn hand uit, om dan, twee centimeter van haar schouder verwijderd, van gedachten te veranderen. Hij trok zijn vingers terug en fronste pijnlijk.
          "Doe de Henry die ik ken de groeten van me, wil je."
          "Vaillé..." maar hij betwijfelde of ze het gehoord had, want de deur sloeg al achter haar rug in het slot.
          "Godverdomme, Henry," vloekte hij tegen zichzelf. Hij liep naar de deur en staarde naar de klink, weifelend. Toen schudde hij zijn hoofd. Dit was niet iets om goed te praten. Hij moest haar laten gaan, al was het tegenover zichzelf net op zo'n manier waarop hij haar net als een baksteen op de grond had laten vallen. Hij keerde zijn hoofd weg van de deur en sloot zijn ogen, waarna hij zich volledig omdraaide en zwaar ademend terug naar de tafel liep. "Wat ben je toch een rasechte klootzak." Hij dacht terug aan zijn vader, aan hoe hij tegen zichzelf had gezegd dat hij nooit zoals die verschrikkelijke, amper menselijke man, zou worden. Toen raakte het hem. Hij was niet op zijn vader gaan beginnen lijken, zoals hij zichzelf verachtend altijd in het hoofd haalde. Hij was zijn vader geworden.
          De gefrustreerde razernij overspoelde Henry en hij wilde het uitschreeuwen. In plaats daarvan, hield hij zijn lippen stijf op elkaar en gooide hij simpelweg de hele tafel om. Hij staarde naar het bloed op zijn arm. Het drupte langzaam op de grond.


    Henry zette de kraan van zijn douche uit en tastte naar de handdoek die ergens over lag gedrapeerd. Drie minuten later was hij min of meer aangekleed en hij haalde de handdoek nog eens door zijn haar terwijl hij naar zijn woonkamer liep en zich aan tafel neerzette. De handdoek bevond zich even later ergens achter zich. De afgelopen dagen was hij voornamelijk bezig geweest met de hele boel hier op te ruimen, al was die grote opkuis meermaals onderbroken geweest door het werk dat hij eigenlijk al lang geleden had moeten afhandelen.
          Henry keek naar de slordige hechtingen in zijn pols en raapte de naald van tafel die hij daar zo even geleden had gelegd. Hij schoof de punt onder de draad om er betere grip op te krijgen en het eruit te trekken. De wond leek goed genoeg geheeld. Het was een litteken, maar daar had hij er al teveel van om er zich zorgen over te maken.
          De man trok een document dichter bij zich en bladerde er even doorheen. Hij had zo min of meer een briefing opgesteld over wat hij de afgelopen zes maanden had uitgespookt. Hij had informatie verzameld - of beter gezegd anderen hadden voor hem informatie verzameld - en die daarin opgeschreven. Wat er aan de hand was in zo'n beetje alle windrichtingen en hoe het zat met die mysterieuze zaak over de verdwenen wapens die zes weken geleden hadden moeten gearriveerd zijn in Aelley. Veel ontbrak er niet, al stond er ook niet veel in dat echt nuttig was.
          Wat betrof de zaak van de verdwenen zandelf, daar had Henry zo'n beetje zelf maar de touwtjes in handen proberen te nemen, omdat die idioot van een gevangenisbewaker ook nog nergens iets interessants leek te hebben gevonden. Ze leek onzichtbaar te zijn geworden, al leken verscheidene mensen haar te hebben gezien. Ze was blijkbaar erg goed in zichzelf verstoppen, maar het kon niet anders dan dat ze op een dag zou gevonden worden. Henry was de dag voordien zelfs naar een naburig dorp geweest waar een goede vriendin van hem woonde. Die had blijkbaar problemen gehad met geldwolven, want de cafébazin had al weken niets meer van haar gehoord. Iedereen dacht dat ze dood was. Jammer, hij mocht haar best wel.
          Dat was dan nog maar eens een bezoek dat op niets had uitgedraaid. Ze moest hier nog steeds in de buurt zijn, anders hadden ze haar daar ook wel gespot. Een bevallige verschijning als die van haar was nu niet echt te missen. Het kon echter ook heel goed zijn dat Henry de verkeerde plaatsen verkende. De zandelf zoeken was een kleinigheid waar hij zich nu mee bezighield omdat hij niets anders te doen had. Het was momenteel wel zijn enige zaak, maar als hij er echt op gebrand was geweest haar te vinden, zat ze al lang ergens achter een muur ingemetseld.
          Henry raapte de bladeren van tafel bijeen en liep de deur uit. De zon stond al hoog aan de hemel. Henry was gisterennacht pas laat terug thuis gearriveerd en had blijkbaar iets langer ingeslapen dan hij in eerste instantie dacht. Hij voelde zich nog steeds doodmoe, maar misschien was het dan toch maar eens tijd om zich te gaan melden bij Braulio.
          De reden daarvoor was niet dat hij zich voelde alsof hij de man iets verschuldigd was, maar gewoonweg omdat hij zich doodverveelde en geen idee had wat hij moest doen. Misschien lagen er toch nog interessante taken op hem te wachten. Een tijd later stond hij voor de deur van zijn beste vriend - die hem waarschijnlijk wel een oog wilde uitsteken op dit moment - en klopte hij aan.

    Wauw. Dit is echt shit. Het spijt me. :') Hopelijk kan je er toch wat mee. :'D Als het je echt niet lukt, hoor ik het maar en probeer ik wel iets bij te verzinnen. ^^

    [ bericht aangepast op 14 okt 2014 - 23:10 ]


    help



    Aerion Smithson ~Smid~Neutraal~

    Ondanks dat hij de man wat raar vond, had Aerion hem vriendelijk geholpen zodat hij uiteindelijk tevreden de winkel verliet, en Aerion zijn vader weer een reden had gegeven om trots op hem te zijn.
    Enige tijd was verstreken sinds die man in de winkel was. Aeric was getrouwt en Aidin zijn verloving was uitbundig gevierd. Hierdoor was er des te meer oog op mij, wanneer ik eindelijk eens een keer het juiste meisje zou gaan vinden. Ik zie de haast er niet van in. Ik ben pas de derde in rij om ook maar iets te erven als mijn ouders overlijden. Tevens verwacht niemand veel van mij, waarom zou ik een goed meisje aan mijn zijde moeten hebben? Oke het kan best eenzaam zijn zo alleen maar hé ik heb geen haast. Mijn ouders daarin tegen..

    Ik ben alleen in de smidse. Het vuur staat aan, maar niet loeiend aangezien er niets vandaag af hoef te zijn. Echter kan ik dat zo veranderen als er iets tussen komt. Aeric komt overmorgen pas terug van zijn huwelijksreis. Waar Aidin is mag god weten en mijn vader slaapt uit aangezien die zich niet zo lekker voelde.
    Ik sta bij de balie een dolk te poetsen die ik deze ochtend heb afgemaakt. Vader moet alleen nog even nakijken of hij goed is. Ik voel een zacht tikje op mijn arm gevolgd door een "Hallo!"
    Nieuwsgierig kijk ik op. Voor me staat een niet al te lange slanke jongedame met donkere lokken. Ik vind haar ogen nog wel het meest opvallend. Ik pers een glimlachje op mijn lippen. "Hai" Hai? Wat is dat nou voor iets, je staat in de winkel stomme idioot. Je mag blij wezen dat je vader er niet is! "Als ik even snel een vraag mag stellen, zal ik je daarna niet meer hinderen" zegt de jongedame, gevolgd door een glimlach. "Natuurlijk, geen probleem. Daarom ben ik hier" ik glimlach weer vriendelijk. "Zouden deze dolken opgeknapt kunnen worden?"
    Ik pak de dolken aan en bekijk ze stuk voor stuk. Ik glijd met mijn duim langs het lemmet en merk dat ze vrij bot zijn. Ook zitten er aardig wat krassen op. "Ja ik kan deze wel opknappen voor je" Antwoord ik terwijl ik de dolken nog bekijk. "Ik kan ze voor je slijpen, en polijsten. Hierdoor worden ze weer scherp en gaan ze glimmen" Ik pak een groot dik boek van onder de balie vandaan en blader er even in tot ik bij de dag van vandaag kom. Zo te zien niks belangrijks, en dit is een klusje van niks. "Als u wilt kan ik er zo wel mee aan de slag. Dan zijn ze vanmiddag klaar" Ik glimlach weer vriendelijk naar de jongedame.


    [i]Help always come when people fight for right - Tonto [/i]

    JASMINE KAMILAH AL'GHAMDI ––
    Rebel † Zandelf
    ° ° °


    Een nieuwsgierige expressie schittert in zijn lichtblauwe kijkers wanneer de jonge man opkijkt, hij schijnt niet ouder dan dertig te zijn. Hij heeft – volgens de jongedame – ook een redelijk jonge uitstraling, maar raden hoe oud haar gesprekspartner is doet ze momenteel niet. Bovendien verwacht ze dat dit snel afgehandeld is en wil ze zo weer op weg, er zijn enkele zaken die nog geregeld horen te worden. Op de balie ligt een dolk met een schitterende glans eroverheen – en hoewel het niet bepaald haar “ stijl “ is, besloot ze dat het toch een mooie uitstraling had.
          'Natuurlijk, geen probleem. Daarom ben ik hier,' glimlachte de jongeman vriendelijk, waarna ze van wal was gestoken met haar vraag. Er klonk een kalme, doch krachtige klank in haar stem door terwijl ze de woorden over haar lippen liet rollen. Ze bestudeerde de man naar wie ze toegekomen was voor hulp, welke momenteel haar speciale dolken vasthield en ze stuk voor stuk aandachtig bekeek. Plotseling vroeg ze zich af of hij het werk wat hij deed fijn vond, of hij er met passie over sprak wanneer iemand er interesse in toonde.
          'Ja, ik kan deze wel opknappen voor je,' haalde hij haar uit gedachten. Ze liet haar goudbruine poelen naar de zijne dwalen, maar die waren nog op de dolken die ze van haar moeder had gekregen gefixeerd. 'Ik kan ze voor je slijpen, en polijsten. Hierdoor worden ze weer scherp en gaan ze glimmen.' Jasmine knikt maar; hoewel ze begrijpt wat hij verteld, heeft ze niet zoveel geduld en wil ze simpelweg dat ze opgepoetst worden. Bij de gedachte aan de gehavende dolken verscheurt haar hart een beetje. . . Voor luttele seconden raakt haar blik verdrietig, hierdoor wendt ze haar gezicht af. Zelfs als ze wat geblader hoort aan zijn kant, kijkt ze niet op. 'Als u wilt, kan ik er zo wel mee aan de slag. Dan zijn ze vanmiddag klaar.'
          'Als dat zou kunnen, graag. Dus. . .' Ze likte haar rozige, volle lippen even en streelde haar ranke, getinte vingers door haar korte, inktzwarte haren – wat tot nog toe vreemd aanvoelde. 'hoeveel goudstukken krijg je van me? Vijftien, zestien?' Jasmine was een jaar geleden in haar eigen land – Azoskad – geweest voor de reparatie, waar ze maar twaalf goudstukken vroegen. En het jaar daarvoor was ze in Sotan geweest, maar die vuile bedrieger van een Elijah had twintig muntstukken gevraagd – twintig! En dat voor een “ vriendenprijsje “, verdomme. Ze kreeg die verraderlijke vampier nog wel! 'Wanneer je de dolken vanmiddag klaar zou kunnen hebben, zou dat heel fijn zijn – ik vertrek namelijk vanavond weer, zie je.'


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Slotje op aanvraag.


    Deep inside, I've never felt alive