• Het jaar is 4995. In de loop van de jaren is het Azmar Koninkrijk drastisch veranderd, de velen oorlogen hebben hun tol geëist en immens veel mensen zijn zich gaan afvragen of magie daadwerkelijk positief is. Hierdoor is de opkomst van de Rueri begonnen, ze zijn al voor jaren in het geheim kracht aan het winnen over het Koninkrijk.
    Hoewel er nog enkele plaatsen zijn waar magie wordt geaccepteerd, hebben de meeste van de menselijke burgers - na de talloze oorlogen, draken aanvallen, invasies, en meer - de Rueri aanvaard. Ze zien immers in wat magie met de wereld heeft gedaan. Aelley is één van de weinige plaatsen in Azmar waar het nog daadwerkelijk welkom is, alleen is het tot de nok toe gevuld met wezens die onderdak proberen te vinden. Het is niet zeker dat ze daar veilig zijn, gezien zelfs daar regelmatig enkele leden van de Rueri opduiken om hun afkeer tegen magie gebruikers als zowel wezens te laten bemerken. Wanneer ze hen ontdekken, zullen ze meegenomen en opgesloten worden om meer kracht te verkrijgen over de landen.
    Echter, niet iedereen vertrouwt de Rueri. Zelfs sommige binnen hun eigen klasse.

    ROLLENTOPICPRAATTOPIC

    Rollen ––
    NikolaevnaJasmine Al'Ghamdi – Zandelf, rebel • 1,2
    GrieverJade Sophronia Steele – Mens, Rueri • 1,8
    DashnerArabella Mae Lockwood – Mens, Rueri • 1,8
    GladerAurea Helene Cordero – ¼ waterelf, Rueri • 1,10
    MissMillsMeghan Ginnifer Carlyle – Heks, rebel • 1,10

    SigilAerion Smithson – Mens, neutraal • 1,6
    RunnerJace Malachi Steele – Mens, Rueri • 1,7
    TeresaHenry Reagan – Mens, Rueri • 1,6
    CashbyBenjamin “Rusty” Paxton – Zandelf, rebel • 1,11
    YuimaruAndrew Cam Evallion – Mens, Rueri • 1,10
    NefeIibataRavi Samir N'avale – Mens, neutraal • 1,12
    FlorentinaNicolas Servio – Mens, Rueri • 1,12 | Inactief |
    GoldenwingAthanasius Braulio Wyatt Morton – Mens, Rueri; leider • 1,13


    Tacia ––
    Ze leven hier hoofdzakelijk in vrede, en proberen zich dan ook af te sluiten van de rest. Dit betekent echter niet dat ze het met de Rueri eens zijn, ze willen simpelweg geen oorlog meer starten. De Elfen, want die leven hier in het bijzonder, hebben grote boomhutten gemaakt waar ze in wonen. Echter, er zijn eveneens wezens die zich in de bergen hebben teruggetrokken, welke vlakbij zijn. Tacia bestaan dan ook grotendeels uit bergen, met ondergrondse gangen die een netwerk vormen. Er leven hier gevaarlijke dieren, die een persoon zo aanvallen wanneer je niet uitkijkt. Ze zorgen voor fruit, potten en hebben prachtige edelstenen in het diepste van de aardebergen.
    Azoskad ––
    Het land bestaat voornamelijk uit zand en dat in combinatie met de altijd warme zon die er schijnt, laat planten en bomen verdorren. Waterplassen die er eens waren staan kurkdroog en enkel dieren die dit klimaat aankunnen lopen er nog. Alleen de mensen die hier geboren en getogen zijn, zijn eraan gewend - maar wanneer iemand een gok wil wagen, zorg vooral dat je genoeg water bij je hebt. Het is letterlijk een grote zandbak. Hier resideren voornamelijk zandelfen, maar het is een klein volk en de Rueri die hedendaags regeert, willen ze omverwerpen. Er zijn twee groepen ontstaan: de verraders, die bij de Rueri horen, en de rebellen - die plannen hebben gemaakt om te vertrekken en bondgenoten te zoeken.
    Aelley ––
    In tegenstelling tot de andere landen heb je hier een arena waar mensen voor het amusement (en soms voor een prijs) tegen elkaar vechten. Er zijn veel stenen straten als zowel zandpaden waar de handelaren gebruik van maken. Hier komen vooral de mensen vandaan, die een specialiteit in gevechtskunsten hebben ontwikkeld, gezien ze geen magische kracht hebben. De populatie tegenwoordig is gegroeid - doordat de Rueri zowat elk land heeft overgenomen en er kampen heeft gevestigd. Ze exporteren gereedschap, wapens en dierenvellen.
    Sotan ––
    Zowat niemand durft zich hiernaartoe te begeven, want dat betekent dat ze eerst door het Zwarte Woud moeten begeven - waar zich allerlei duistere wezens huizen. Ironisch gezien, staat aan het rand van dit woud wel een herberg voor reizigers: "the Weeping Witch". Wanneer je genoeg moed hebt getoond, merk je dat - ondanks de kille, macabere sfeer die zich hier vestigt. . . het gezellig kan zijn - op een rustige manier. Misschien durf je zelfs naar één van hun waarzeggers te gaan. Desalniettemin is het niet handig snel iemand te vertrouwen die hier vandaan komt, slinksheid is toch één van de karaktereigenschappen die in hen blijft. Hier komen vooral de Magiërs als zowel Heksen vandaan, waar er niet veel meer van over zijn, en het land exporteert vooral geneesmiddelen.
    Faerlyn ––
    Het is een klein land, wat voornamelijk uit water bestaat - rivieren, meren en liggende aan de Grote Zee - waardoor er eveneens niet veel bevolking is. Toch, ondanks de weinige mensen, is het een bruisende bevolking welke zich graag inzet voor gerechtigheid. De merenhelft van de populatie bestaat uit Half Elves met de affiniteit voor watermagie, maar daarnaast bestaan er nog enkele Elven. Er bestaat een rumoer dat er vlakbij Meerminnen in de zee wonen, maar tot nu toe heeft zowat niemand er één gezien. Faerlyn beschikt over weinig boeken en kruiden, maar exporteren vis, zout en verf.

    [ bericht aangepast op 9 okt 2014 - 14:49 ]

    [ bericht aangepast door een moderator op 24 juni 2014 - 22:51 ]


    Vaillé Délice N'avale.

    Vaillé had zich, voordat Ravi terug was van het dorp, teruggetrokken in hun eigen vertrek wat achter de herberg staat gevestigd. De huishoudelijke taken die Ravi meestal op zich neemt, omdat hij Vaillé niet wilt belasten, heeft zij nu eens verricht en de komende dagen zal zij dit blijven doen, aangezien ze wilt dat Ravi wat minder gaat doen. Hij doet te veel voor mensen, terwijl hij dat zelf niet door heeft en dat is waar Vaillé zich iedere dag weer aan irriteert. Echter heeft het geen zin om het naar hem uit te spreken, omdat hij toch niet zal veranderen en dat weet zij maar al te goed.
    Het zoete spul wat zich tussen het broodje bevind die Ravi voor haar had meegenomen, laat ze smelten op haar tong om er langer van te genieten. We nemen niet vaak speciale broodjes mee voor elkaar, maar hij was het haar nog verschuldigd en wie zou Ravi zijn als hij zonder beloning een zoet broodje van zijn zusje aan zou nemen?
    Terwijl Vaillé na geniet van het broodje, begroet ze Garret op weg naar de trap. De vuile kledingstukken van Ravi en Vaillé wachten in hun vertrek op een wasbeurt, maar Vaillé had zich voorgenomen om eerst de verlaten kamers van de herberg na te gaan op vuile was voordat zij aan hun eigen kledij begon. Op haar gemak verschoont ze de kamer van Garret en legt ze de vuile was buiten op een hoopje. Zo heeft Vaillé ook de rest van de kamers gedaan waarvan de gasten al zijn vertrokken. Veel mensen die hier overnachten hebben een kort verblijf, maar de meesten komen wel om de zoveel tijd weer terug.
    'Wát?' klinkt een brommende stem van beneden. Ondanks dat haar stem niet luid is, herkent Vaillé het vanaf boven. Geïrriteerd trekt zij de deur van de laatste kamer hard achter zich dicht, iets wat zeker te horen is vanaf beneden. Al had zij nog zo'n goed ochtend humeur, deze is vrijwel meteen verdwenen bij het horen van haar stem. De stem die ze al vanaf het eerste moment verafschuwde, heeft samen met haar menselijke, of hoe je dat lichaam van haar ook wilt noemen, lichaam haar entree in de herberg gemaakt, iets wat Vaillé haar nadrukkelijk had verboden en waar ze zeker spijt van zal gaan krijgen, want hier zal Vaillé het niet bij laten.
    Door de vuile was in een laken te stoppen, is het voor Vaillé handiger om mee naar beneden te nemen. De irritaties en frustraties die bij Vaillé naar boven zijn gekomen, zou ze het liefst op iemand af willen reageren en laat de persoon waar zij de meeste afkeer voor heeft nu net beneden staan, maar met Ravi in de buurt lijkt dit haar geen goed plan, al zou ze Ravi nu ook wel wat woorden naar zijn hoofd willen smijten. Het zal voor hem niet uitmaken of Jasmine nu drie maanden of twee weken weg is geweest, hij zal haar altijd met plezier ontvangen. Zijn manier van denken en sommige daden van hem schieten bij Vaillé het verkeerde keelgat in en zijn voor haar dan ook niet te begrijpen. Hoe kun je niet in zien dat Jasmine gewoonweg gebruik maakt van zijn gastvrijheid en behulpzaamheid? Voor Vaillé is het wel duidelijk hoe zij in elkaar zit, aangezien ze lang genoeg met haar in contact is geweest om dit te weten.
    Eenmaal beneden doet Vaillé zo goed mogelijk haar best om rustig langs hen te lopen om vervolgens de was binnen in hun eigen vertrek neer te leggen. Normaal zou Vaillé niet rustig kunnen blijven, wanneer ze bij iemand in de buurt is wie ze niet kan uitstaan, maar bij Jasmine zal ze dit wel moeten, aangezien ze haar geen plezier gunt. Ze heeft Ravi al een hele tijd geleden aan haar kant weten te krijgen, waar Vaillé nog altijd veel moeite mee heeft en wat haar op sommige momenten nog steeds erg diep raakt, en dat is al meer dan dat ze ooit zou verdienen. De was zal even moeten wachten, aangezien Ravi bezig is met een brons stuk metaal wat niet van ophouden weet en er dus niemand in de herberg overblijft wie de gasten bediend.
    Zodra Vaillé weer terug in de herberg is, loopt ze direct door naar één van de rode tafels waar ze aan een man vraagt of hij nog iets zou willen hebben. Terwijl ze de tafels langsgaat, probeert ze oprecht te glimlachen naar de mensen, maar dat gaat vrij lastig als je de drang om je frustratie op iemand af te reageren probeert te onderdrukken.
    Om de gasten hun bestelling te geven, zal zij zich toch echt naar de bar moeten weten te werken. Zonder wat te zeggen loopt ze langs Jasmine en Garret om vervolgens naast Ravi te gaan staan en de bestellingen uitvoert. Vanuit haar ooghoeken ziet ze hoe Ravi zijn onderarm ontspannen op de bar neerlegt en zijn gezicht wat dichter naar Jasmine brengt. Vaillé slikt even als ze merkt dat ze is gestopt met wat ze aan het doen was en haalt dan een hand door haar haren heen om het te proberen verbloemen dat ze zich bezighoudt met Jasmine's aanwezigheid, maar ze weet wel zeker dat de nadruk op 'proberen' blijft liggen.
    “Bedankt voor het broodje, Raaf” Vaillé legt haar hand voor luttele seconden op zijn schouder en loopt dan weg om de gasten van hun drinken te voorzien. Het feit dat Ravi Jasmine en Garret van informatie voorziet over de inval van gisteravond en er waarschijnlijk niets voor terug zal krijgen, doet haar humeur ook niets goeds.
    Net nadat ze de laatste beker op tafel heeft gezet en de daarvoor betaalde munten in de zak van haar schort heeft laten vallen, wordt de rechterzijde van haar lichaam bedekt met zonlicht. Een mannelijke gestalte met een breed postuur heeft de deur geopend, waardoor er lichtstralen langs zijn lichaam naar binnen gaan. Vaillé knijpt haar ogen tot spleetjes om te kunnen zien wie hij is en daar krijgt ze al snel spijt van. De meeste gasten kennen Ravi en Vaillé, omdat ze hier wel vaker komen. Ze weten dus ook dat Vaillé ze niet aan zal kijken en de meesten hebben het geaccepteerd, maar er zijn altijd mensen die het onbeleefd vinden. Zo ook de man die nu in de deuropening staat. Vaillé draait haar hoofd naar de bar, waar haar groene poelen die van Ravi treffen. Na een aantal veelzeggende blikken uit te wisselen, komt het er op neer dat zij ze zal moeten gaan bedienen of beter gezegd dat zij bij ze in de buurt zal moeten blijven om interessante informatie te kunnen verkrijgen.
    Vaillé neemt de lege bekers van de tafels af en vraagt of de mannen nog iets willen hebben. Dit keer maakt de man geen opmerking over haar ogen, want hij is te druk bezig met vertellen over iets wat hij eerder deze dag heeft meegemaakt.
    Haar gedachte zijn bij Jasmine en Ravi, maar toch glipt er een woord van de man tussendoor; 'Henry'. Na zes maanden te zijn weggeweest zonder ook maar iets te zeggen, is hij teruggekeerd naar Aelley. Vaillé is er zeker van dat hij niet voor haar is teruggekeerd, want zo is Henry niet en in die ruim drie jaar samen te zijn geweest, is ze daar wel achter gekomen. Hij was immers degene die een punt achter hun relatie had gezet, al moet Vaillé wel zeggen dat ze vaker ongelukkig was dan gelukkig in hun relatie, maar er was iets aan hem wat zij niet kon laten gaan. Die klootzak heeft ervoor gezorgd dat zij zes maanden met vragen is blijven zitten. Hij heeft haar alleen maar vage redenen toegeworpen voor het feit dat hij er een punt achter zette en toen is hij verdwenen. Als hij denkt dat hij haar zo kan laten zitten, heeft hij het mis.
    Wanneer Vaillé zich omdraait naar de bar, voelt ze hoe haar mondhoeken naar beneden zakken. Ze hoopt vurig dat het tafereel wat zich voor haar neus afspeelt niet waar is. De arm van Jasmine die om zijn middel ligt en haar hoofd op zijn borstkas. Van Jasmine kijkt Vaillé naar Ravi. Hoe kan hij haar, haar gang laten gaan? Wat is er soms mis met hem? Vaillé blijft Ravi strak in de ogen aan te kijken, maar dat is vooral om Jasmine niet het plezier te gunnen door haar in haar ogen te laten kijken. Ze wilt niet eens weten hoe haar blik nu staat, maar ze weet wel zeker dat het Jasmine niet teleur zal stellen.
    Vaillé wend haar blik af naar haar hand, waarvan de knokkels wit zijn weggetrokken. Ze had niet door dat ze het dienblad zo stevig had vastgepakt. Het is echter wel logisch, want er is niet echt iets anders waar ze zich op kan af reageren.
    'Ravi – zet de tap maar open, we...' de stem van Jace overrompeld haar en zorgt ervoor dat ze vrijwel direct naar de deuropening kijkt, waar Jace en Jade staan. Zoals al eerder is vermeld, kijkt ze mensen niet snel in de ogen aan, zelfs niet als ze zo vertrouwd voelen als deze twee. Op dit moment zijn haar gedachte niet op haar ogen gericht, waardoor ze Jace vrijwel meteen recht in zijn ogen aankijkt. Zijn houding, zijn blik en dan vooral zijn stem zijn hartverscheurend. Vaillé vindt dit al moeilijk om aan te zien, maar ze kan zich niet voorstellen hoe Jace zich zou moeten voelen, Jade eveneens.
    Ze opent haar mond, maar er volgt geen geluid, want er is niets wat goed genoeg zou zijn om tegen Jace of Jade te zeggen. Ze heeft ze nog nooit zo gezien en dat zou ze het liefst zo hebben willen houden, maar daar is het nu te laat voor. Het onbeschrijfelijke gevoel wat zich had gevormd, maakt plaats voor woede, zodra ze Jace met wankelende passen de herberg uit ziet lopen en Jade haar hand ziet rusten op het lemmet van één van haar messen. Vaillé heeft Jace zijn lippen zien bewegen voordat hij wegliep, maar ze heeft niet kunnen verstaan wat hij zei. Het is echter wel iets geweest waar Jade niet op had gerekend, aangezien ze aan de grond staat genageld. Vaillé is er van overtuigd dat Jade hem anders achterna zou zijn gegaan.
    'Ravi...' komt er ongelovig uit Jade haar mond. Vaillé volgt haar blik naar Ravi en ze slikt even. Haar handen zijn tot vuisten gevormd en als ze niet zo overrompeld zou zijn, weet ze bijna zeker dat ze Ravi of Jasmine iets had aangedaan. Ravi mag dan wel haar broer zijn, híj heeft hier voor gezorgd. Het feit dat het zijn schuld is en Vaillé er sterk op tegen was om zich in te laten met magische wezens, daar moet ze Jade en Jace echter nog van zien te overtuigen. Veel vertrouwen heeft ze daar niet in, al heeft ze haar ogen ditmaal als hulpmiddel. Dat is echter niet voor haar het belangrijkste. Vaillé wilt niet eens weten hoe Jace en Jade zich nu zullen voelen. Bij de gedachte hieraan ontstaat er een steek in haar borstkas. 'Ik wil jullie vragen wat er aan de hand is, wie deze personen zijn – maar niet nu' klinkt Jade haar stem mompelend. De blik die ze naar Vaillé werpt, zorgt ervoor dat ze zich niet meer dan klein voelt. Klein en schuldig. Haar gebroken blik staat op haar netvlies gebrand en zal haar de komende dagen achtervolgen. 'Jade...' de naam van haar dierbaarste vriendin rolt over haar lippen, maar zonder effect. 'Dit,' Vaillé voelt hoe haar nagels zich in de muis van haar hand drukken, 'is allemaal jou schuld'. Haar groene irissen priemen in die van Ravi en zonder nog maar iets te zeggen, verlaat ze de herberg.
    Beide zijn ze nergens te zien, maar ze kan het hier niet bij laten. Toch zal ze eerst haar boosheid ergens op af moeten reageren, tenzij ze vier straaltjes bloed langs haar arm wilt laten lopen, want dat is wat er zal gebeuren als ze haar boosheid niet op een andere manier kwijt kan krijgen.
    Haar gebalde vuist beukt ze tegen de eerst volgende boom aan die ze kan vinden, maar voordat ze de tweede stoot uit wil delen, krijg ze een pijnlijke uitdrukking op haar gezicht en laat ze haar hand heen en weer wapperen. 'Oké, laten we dat niet nog eens doen.' mompelt ze, terwijl ze de kleine stukjes boomschors tussen haar knokkels vandaan haalt. 'Verdomme!' Ondanks dat ze net tegen haarzelf zei dat ze het beter niet nog eens kon doen, deelt ze toch een tweede stoot uit aan de boom en hard ook. Ze denkt echter niet dat de boom hetgeen is waar ze haar boosheid aan kwijt kan. Ze heeft iemand nodig waar ze tekeer tegen kan gaan en laat die persoon nu net teruggekeerd zijn. Toch houd iets haar tegen om naar hem toe te gaan. Ze zou nu het liefst naar Jace of Jade willen zoeken, maar misschien is het beter om eerst haar boosheid kwijt te raken.


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Haha damn, ik voel me echt een groentje met Garrett (cat)

    Garrett Ryder II Mens II Rebel
    Garretts wenkbrauwen trokken bedenkelijk samen in een lichte frons terwijl hij deze nieuwe informatie verwerkte. Drie mensen in het centrum van Aelly, het werd tijd om eens te kijken of er mensen waren die hier meer over wisten. "En verder weet je helemaal niets, Raaf?" De dame was hem voor met het stellen van de vraag waar Garrett het antwoord al op dacht te weten. Ravi kon met zijn neutrale rol niet zijn steun betuigen aan één groep door het verschaffen van veel en gedetailleerde informatie. Net toen hij afscheid wilde nemen keek hij verbaasd, maar lichtelijk geamuseerd, naar hoe Jasmine de ruimte tussen haar en Ravi overbrugde.Het was hem, nadat hij haar blik had gevolgd, maar al te duidelijk dat de actie voortkwam uit de haat voor Vaillé. Zodra die twee bij elkaar in de buurt kwamen kon je de spanning op grote afstand nog merken. "Ik zie dat je het druk hebt, Raaf, ik spreek je later wel." Hij stak kort zijn hand op bij wijze van afscheid en draaide zich om, om direct twee leden van de Rueri tegemoet te treden. Het was wel duidelijk dat het tweetal bestaande uit de broer en zus Steele alles behalve blij waren met wat ze aantroffen. Alsof Ravi hen bezit was en tot hun grote ergernis in handen van de rebellen was beland, het ongenoegen was echter geheel wederzijds en om geen lucht te hoeven krijgen van het tweetal bewoog hij zich soepel tussen de mensen door richting de uitgang.
    Eenmaal buiten stak hij zijn handen nonchalant in zijn zakken en wierp hij kort een blik op de lucht. Het weer was heerlijk en zijn irritatie die was opgeborreld bij het zien van de Rueri zakte snel. Met kalme passen liep hij een stuk van de herberg vandaan, maar hield niet veel verderop in de schaduwen weer stand. Hij leunde met zijn rug tegen het gebouw aan en hield zwijgend de omgeving in de gaten. Hoewel hij de herberg had verlaten was hij erg nieuwsgierig naar wat Jade en Jace kwamen doen en of zij wellicht iets te maken hadden met de door Ravi genoemde inval. Zijn armen had hij inmiddels over elkaar geslagen, maar voor de rest bleef hij doodstil staan. Als je hem had zien vechten zou je het niet denken, maar ongeduldig was hij absoluut niet en wanneer het zou moeten zou hij zich uren staande kunnen houden zonder zich te verroeren.
    Hij stond nog niet lang wanneer Jace naar buiten kwam, eerst wat wankel en onzeker, maar hij zette het al gauw op een rennen. Even speelde Garrett met het idee om de man te achtervolgen, maar besloot uiteindelijk te blijven waar hij was Het duurde niet lang voordat Jace gevolgd werd door zijn zus, die echter, eenmaal buiten, een andere kant op beende. Kort haalde Garrett een hand door zijn bruine haren en besloot dat het misschien beter was toch te beginnen bij het centrum, aangezien broer en zus gesplitst waren en hij ze weinig kostbaar achtte nu ze alleen waren. Wanneer zij samen waren zouden zij elkaar waarschijnlijk de meeste informatie toevertrouwen, terwijl het er nu naar uit had gezien dat ze ieder een ander doel voor ogen hadden. Eén dat hem weinig kon schelen op het moment. Hij wilde net in beweging komen toen een brunette die haar weg naar buiten gevonden had hem tegenhield en er dus voor zorgde dat hij haar zwijgend volgde met zijn blik. Tot zijn verbazing liep Vaillé richting een boom en liet hier haar woede op los, waarna ze iets mompelde wat hij maar net kon verstaan. "Dat lijkt me inderdaad het handigst," merkte hij droog op en kwam naar voren. Dat Vaillé neigde naar Rueri hield hem niet tegen om haar aan te spreken. Toen hij voor haar stond hield hij stand en zag eens en te meer dat Vaillé korter was dan hijzelf. "Je moet het je niet te veel aantrekken, je weet dat zij er alleen maar van geniet als je zo reageert," zei hij met een hoofdknikje richting de herberg, doelend op Jasmine. De mens zijn emoties waren niet alleen een gift, maar tevens een vloek in de ogen van Garrett, aangezien het mensen soms tot waanzin dreef. Hoewel woede ook voor hem geen onbekend gevoel was had hij geen andere benaming voor het slaan tegen een boom, zelfs als hij zichzelf er meerdere malen schuldig aan had gemaakt.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Ik heb weinig directe acties richting Arabella, dus misschien is het handiger om Nicolas - Bells te doen, maar dat laat ik verder aan jullie. Enjoy :')

    Evanjalin Brentwood II Mens II Neutraal
    Gevangenisbewaker. Het woord leek zich te herhalen in haar hoofd terwijl ze de uitgesleten traptreden afliep. Met elke stap leek het kouder te worden en de vochtige omstandigheden zorgden ervoor dat de uiteinden van haar rode lokken meer krulden dan anders. Dit was echter niet hetgeen wat haar dwars zat, de gevangenen daarentegen wel. Evanjalin wilde niet zien hoe slecht ze er aan toe waren, hun noodkreten niet horen, aangezien zij niks voor heen zou kunnen betekenen. Zoals altijd wanneer ze op deze duistere plek kwam blokkeerde ze alles om haar heen en hield ze haar blik gevestigd op het enige anker dat aanwezig was, Arabella. Het zien van Nicolas zorgde er dan ook voor dat ze iets meer ontspande en ze schonk hem een waterig glimlachje toen hij haar begroette. Toen hij voorstelde om naar een plek te gaan met meer licht hoefde ze niet lang na te denken alvorens ze hem volgde. Ze kon zich niet voorstellen dat ze beneden zou moeten verblijven, in een waarschijnlijk kale en veel te kleine cel met enkel vieze ratten als gezelschap. Hoewel haar huid snel verbrandde ging er geen dag voorbij waarop ze wenste dat ze niet buiten was in de frisse lucht. Ook nu was ze blij de wind te voelen zodra ze voet buiten de deur zette. Haar vingers sloten zich aan de weerszijden van de kap om haar hoofd die ze vervolgens naar achteren schoof, niet alleen uit beleefdheid, maar ook omdat ze alleen waren en er niks was waarvan ze zichzelf wilde afschermen. Ze hoopte vurig dat het vocht haar rode lokken niet al te rebels en springerig had gemaakt. "Goed om weer buiten te zijn," mompelde ze zacht terwijl ze voor de zekerheid toch een hand door haar haren haalde. "Ik hoop dat de rapier je bevalt," zei ze vervolgens. Nicolas' blik was genoeg geweest om te weten dat hij nieuwsgierig was en met een glimlach reikte ze hem de nog ingepakte rapier aan. Hij had mazzel dat haar hoofd niet naar gekkigheid stond op het moment, want anders had ze hem graag op mysterieuze en uitgebreide manier verteld hoe ze met gevaar voor eigen leven naar het Zwarte Woud was getrokken om te onderhandelen met een heks. Dat de rapier gemaakt zou zijn met het bloed van halflingen, gesmeed in het heetste vuur van de draken en dat er een vloek op zou rusten die ieder die erdoor gewond zou raken zou treffen.

    De grootste onzin was het, natuurlijk, maar Evanjalin had zo van tijd tot tijd een gekke bui en ook acteren was iets wat ze vaak niet kon laten. Nu koste dit haar toch geen enkele moeite, omdat de gevangenis toch een donkere stempel had gedrukt op haar humeur. In beperkte mate dan, want Evanjalin lichtte altijd op wanneer zij in het gezelschap van anderen, met name nieuwe mensen, verkeerde en dat was ook nu het geval. "Jij bent dus gevangenisbewaker? Betekent dit dat je hele dagen daar beneden doorbrengt?" Ze liet haar blik kort over de man glijden en de blanke huid zei voor haar genoeg. Er rolde een zucht over haar roze lippen en haar blik was op de verte gericht toen ze met oprecht verdriet sprak: "Het doet me altijd pijn om te zien wat jullie jezelf en anderen aandoen. Ik keur noch de zaken waarin de Rueri verstrikt geraakt zijn noch de onrust die de rebellen stoken goed, maar ik bewonder de passie waardoor sommigen van jullie gedreven zijn, zelfs als ik denk dat deze beter ingezet kan worden voor andere doeleinden. Ik hoop alleen dat jullie dat ooit zelf inzien." Het puntje van haar tong gleed vluchtig over haar lippen en ze keek het tweetal weer aan. "Ach, het is veel te mooi weer om te treuren," besloot ze en ze glimlachte, haar humeur even wisselvallig als altijd. "Ik had trouwens nog wat meegenomen van thuis, hopelijk dient het jullie beter dan mij," sprak ze verder en haar hand verdween in de lederen tas die ze droeg. Eerder die dag had ze Rusty op pad gestuurd om brood te halen, zodat hij wat om handen had. Om te voorkomen dat hij het idee kreeg dat ze hem een zinloze taak had gegeven had ze het brood uit huis gehaald, maar dit detail liet ze voor het gemak achterwege.
    Voorzichtig haalde ze het stuk ingepakt brood eruit en hield deze voor zich uit zodat ze deze aan zouden kunnen pakken. "Ik had thuis nog een stuk brood over. Er zitten noten in wat ik niet lust en ik dacht dat jullie misschien wel honger hadden van het werk," ze haalde kort haar schouders op, "maar als jullie het niet lusten, doe me dan een plezier en probeer wat aan de gevangen te geven als dit lukt." Dit laatste was, wist ze, gevaarlijk, en het laatste wat ze wilde was het tweetal in gevaar brengen. Toch hoopte ze dat er een kans zou zijn waarop het zou lukken en al was er maar één gevangene die hiervan kon profiteren, dan was er toch één mensenleven dat weer even de moeite waard had geleken.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Aurea Helene Cordero
    ¼ waterelf, Rueri
    •••••

          'Het zijn altijd degene die dicht bij je staan die het opstandigst zijn...' zegt hij Braulio met een lichte grijns. Plagerig steek ik mijn tong naar hem uit. 'Duiveltje.' Ik glimlach lichtjes wanneer hij een kus op mijn neus drukt. 'Oh, dus ik ben opstandig?' merk ik onschuldig op. 'Hmm, dat heb ik nou nooit geweten.' Echte bevelen en opdrachten van hem kan ik natuurlijk lastig niet weigeren of niet uitvoeren. Henry zou daar nog wel mee wegkomen, gezien zijn hoge positie, maar door mijn positie bij de middenmoot kan ik niet ongestraft iets doen. In de bedkamer kan ik hem echter natuurlijk wel weigeren, al probeer ik dat niet te vaak te doen, gezien hij dan nogal chagrijnig kan worden en een chagrijnige Braulio is niet erg prettiger. Boos is hij nooit echt heel erg. Hij is slechts een enkele keer ontzettend woedend geworden op me en hoewel ik het liever niet toegeef, was ik toen wel echt bang voor hem.
          'Als je het niet uit je hoofd weet dan zal het wel niets urgents zijn, dus kan het wel wachten,' fluistert hij in mijn oor, wanneer ik hem gemeld heb dat ik eerst in mijn agenda zal moeten kijken om te zien of ik vanavond niks hoef te doen. Het gefluister wordt gevolgd door enkele zachte kusjes in mijn nek. 'Hmm, dat weet ik niet. Ik zal het toch even moeten controleren. Je hoort het antwoord wel van mijn assistente,' antwoord ik plagerig. Inmiddels heb ik hem in zijn zij geprikt, waarop hij een wat spastische beweging maakt en mij aankijkt met fonkelende ogen. Ik kan het niet laten om hem nog een paar keer te prikken. Zijn wenkbrauwen schieten uitdagend omhoog wanneer ik hem vermeld dat hij niet zo triomfantelijk moet kijken. 'Waarom niet? Het is toch prachtig dat als ik hier,' zijn hand op mijn rug glijdt naar mijn nog vrije borst, waar hij hetzelfde spelletje begint te spelen. Wederom kan ik een zacht, genietend geluidje niet onderdrukken. 'Wrijf dat dan dat niet alleen je adem je kort wordt ontnomen maar je hart ook intenser gaat kloppen?' vervolgt hij. 'Ja, heel prachtig,' mompel ik hees en een tikkeltje sarcastisch. 'Het is alleen niet eerlijk dat ik niet hetzelfde bij jou kan doen.' Ik kijk hem aan met een pruillipje en laat mijn handen over zijn borstkas dwalen. Ik blijf nog enkele seconden zo staan, waarna ik me uit zijn armen probeer te wurmen, wat niet lukt. 'Zou je je niet om moet kleden?' opper ik dan. Hij zal vandaag vast weer een hoop te doen hebben en als hij het niet op tijd af heeft, kan onze nog niet-bestaande afspraak van vanavond misschien niet door gaan. 'We kunnen dit vanavond wel voortzetten, als ik nog plek heb in mijn agenda tenminste,' vervolg ik met een lichte grijns.
          Braulio laat me uiteindelijk los, waarop ik met een glimlach een kus op zijn kaak druk, om vervolgens naar de kledingkast te lopen en daar een blouse van Braulio uit te plukken. Met de blouse in mijn handen loop ik terug naar Braulio. 'Als je wilt douchen, dan heb je pech. Dat moet je vanavond dan maar doen.' Ik werp een korte blik op zijn gezicht, met een blik in mijn ogen die zegt dat we dat dan samen kunnen doen. Hierna begin ik hem zijn blouse aan te trekken, eerst zijn armen en daarna de knopen. De knopen doe ik expres iets langzaam, waarbij ik af en toe mijn vingers over zijn huid laat strelen. 'Zal ik je boxer ook veranderen, of doe je dat zelf?' vraag ik liefjes.

    [ bericht aangepast op 8 juli 2014 - 0:12 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Jasmine Kamilah Al'Ghamdi ––
    Rebel, Zandelf
    ° ° °



    De vrouw haar mondhoeken zakken naar beneden bij de aanblik, die ze vast en zeker direct uit haar geheugensysteem zou willen wissen. Gezien het een persoon was die Vaillé absoluut niet mocht – en de zandelf stuurde dezelfde minacht eveneens terug. De paar seconden dat ze elkanders blik hadden opgemerkt, was al snel weer verdwenen, want haar blik doolde af naar die van haar broer. Het deerde niet veel voor Jasmine; ze was immers al vergenoegd met haar impulsieve reactie op de gebeurtenis. Haar karamelbruine poelen dwaalden over Vaille’s gestalte als een slang die langzaam naar zijn prooi glijdt, om vervolgens razendsnel aan te vallen. Het gegeven dat de desbetreffende haar tengere vingers zo strak rond het dienblad had gekruld dat de knokkels wit zagen, deed de bronsgekleurde jongedame dan ook veel plezier. Echter, ze kon er niet op reageren of haar handeling vervolgen, om de doodsimpele reden dat de deur van de herberg opeens openging. Nu was dat niet zo speciaal, alleen het ging op de wijze waarop het kabaal in de herberg dimde ietwat bij het bespeuren van de personen. De zandelf had haar blik net zoals de anderen haastig jegens de deuropening laten snellen. Haar geheugen probeerde zo hard mogelijk te kraken waar ze de jongeman van herkende, gezien ze een dergelijk gevoel had dat dit niet de eerste keer was geweest – het sloeg daarna in als bliksem op een heldere dag.
          ‘Ravi – zet de tap maar open, we. . .’ Midden in de desbetreffende zin stokten zijn woorden en bleef hij stokstijf stilstaan, de vreemdeling die haar hersenkronkels teisterde als geen ander. De man die haar de vrijheid had geschonken door enkel een simpele, maar intense, blik in haar heldere kijkers. Voor luttele seconden blikte hij richting de jongedame, en ze heeft al snel zijn penetrerende ogen gevonden, die haar het eerste moment van hen samen laat herinneren. Dezelfde expressie die ervoor zorgde dat haar gehele gedachtegang plots storing kreeg, niet in staat om inzichtelijk na te denken.
    Het volgende dat er gebeurde, had ze niet gedacht dat er zou gebeuren: de man die ze herkende van een tijd geleden, maakte rechtsomkeert, nadat hij wat tegen de jongedame had gepreveld. Jasmine kende hem dan wel degelijk niet zo goed als ze wellicht zou willen, alleen zijn betreurde gelaatsexpressie liet haar rillen en daarbij borrelde er een vreselijke emotie binnen in haar. Schuldgevoel. De jonge rebel had het idee dat ze zichzelf tientallen keren aan hem zou moeten gaan verontschuldigen – waarom, dat begreep ze niet. Net zoals de verschillende gevoelens waar ze zichzelf op betrapte, alsof ze zich verloren voelde.
          ‘Ravi. . .’ Ditmaal kwam het van de jongedame, die een uiterst herkenbare vergelijking met de jongeman van daarstraks had. Ze had haar vingers rondom haar wapen gelegd, maar ze deed er verder niets mee. De man die het tweetal zojuist had benoemd, de naam die over hun lippen waren gerold, had de zandelf enkele seconden na hun aankomst al weggeduwd. Zonder er wat op te vermelden, verduurde ze het, omreden dat ze de situatie begreep. Jasmine kon dan wel als “impulsief” beschreven worden, wanneer er een dergelijke situatie bezig was, kon ze prima zichzelf naar de achtergrond drukken. ‘Ik wil jullie vragen wat er aan de hand is, wie deze personen zijn – maar niet nu.’ De gebroken als zowel woedende blik deed me eraan denken dat ze elkaar moesten kennen. Ravi en Vaillé. . .ze kenden deze mensen? Dit gegeven wordt enkel des te meer een feit wanneer ze de emotionele stem van het zusje van Ravi door de ruimte hoort, het zorgde ervoor dat de stemmen tot een dodelijke stilte veranderen.
          ‘Jade. . .’ Haar geprevel raakte verloren in de stilte toen de genoemde jongedame zich uit de voeten maakte, alsof ze hier geen stap binnen meer wilde zetten. Jasmine begreep niet wat ze ervan hoorde te denken, maar momenteel was ze sprakeloos. ‘Dit is allemaal jou schuld,’ bekritiseerde ze haar broer, die net zo aangedaan was door het hele geval. Ze zouden elkaar al jaren moeten kennen, bespeurde de zandelf zich, waarna ze opmerkte hoe Vaillé de herberg uitstormde – en Garrett volgde. Lichtelijk ongemakkelijk slikte ze een brok haar keel door, waarbij haar blik naar de houten vloer afdwaalde. Ze zou hier beter weg kunnen gaan, voor Vaillé ook nog eens terug komt en besluit haar ogen uit te krabben. Werkelijk waar – die meid haalde het bloed onder haar scherpe nagels vandaan. En als ze nu niet zo slecht in magie zou zijn geweest, had ze haar allang veranderd in een stinkend zandhoopje.

    Haar voetstappen klonken zacht op de lichtbruine aardegrond, terwijl zij haar verdwenen hersenspinsels bij elkaar probeerde te zoeken. Misschien had ze beter weg kunnen blijven, problemen schenen haar altijd wel te vinden en dit had ze niet gewenst. De enige reden waarom ze daar naartoe was gekomen, was voor Ravi – en oké, wellicht om Vaillé een poets te zetten. Het zanderige papier kraakte in haar stevige greep, tegelijkertijd dat ze zichzelf voorzette om uiteindelijk bij een soort opsplitsing in het bos te komen. Jasmine besloot de linkerpad te volgen, zonder er bewust een reden voor te hebben. Ondanks dat haar gehoor elk licht geluidje in zich opnam, drong het niet snel door. De donkere kap die ze eerder op had gehad voor haar veiligheid om niet herkend te worden, was ze vergeten om opnieuw op te zetten, waardoor haar huid in het directe zonlicht lichter scheen dan normaal. Het duurde niet lang voor ze uitkwam bij de kerkers van de Rueri, waar ze zeker een paar weken zat te creperen. Ze kon niet eens op de woorden komen hoe verschrikkelijk het daar was geweest: verschrikkelijk voedsel, wat niet eens zo genoemd kon worden, krakende, ijselijke geluiden, en daarbij werd je door het duister opgeslokt. Voor iemand die zowat elk stonde van de dag het felle zonlicht gewend was, betekende deze beklemmende duisternis een daadwerkelijke hel. Jasmine had dagen als zowel nachten aaneen liggen rillen, want de cel waarin ze verkeerde was in immens slechte staat – erger dan de anderen – waardoor de kille briesen haar huid telkens teisterde. Ze had nog altijd een ongelofelijke wrok over het feit dat ze een immense somberheid zichzelf over had laten nemen.
    Het was alleen zo kil geweest, ze had het idee dat de gloeiende ogen van haar medegevangene toentertijd gaten in haar hadden weten te brandden. Een onwillekeurige tinteling welke onaangenaam voelde, joeg zich over haar ruggenwervel – die eveneens haar adem voor kort benam. Jasmine had niet doorgehad dat ze gloeiend aanvoelde en er een lichte transpiratie over haar gebronsde lichaam verscheen – welke je kreeg het ogenblik dat je in een nachtmerrie verkeerde. Abrupt bleef ze als bevroren staan, waarbij ze een angstige schreeuw slaakte, kort in elkaar dook en haar vingers in haar inktzwarte haarlokken wikkelde. Hierbij viel de zandbruine zak met de karmozijnrode appels op de aardegrond. Nooit ofte nimmer had ze het toe willen geven, maar ze was ontzettend bang daar weer terecht te komen. Onaangekondigd had ze het onmiskenbare gevoel alsof iemands ogen in haar waren geboord. Haar karamelgekleurde kijkers, waarin de bezieling van het goudbruine zand uit Azoskad erin weerspiegeld lag als zowel haar wakkerende vuur, werden schoteltjes.
          ‘Jij. . .’ rolde er gefluisterd over haar lippen – ze had geen idee hoe de klank in haar stem klonk, maar in haar ogen scheen ontzag. Ineens stond ze razendsnel op, zich eraan herinnerd dat hij haar vast zo gezien had – hopend dat hij er geen ding over zou vermelden. Vanwege de plotse verandering, verdween de nachtmerrie van eerder zo goed mogelijk, waardoor ze nu haar armen over elkaar sloeg wegens de koude en haar handen over haar armen streken voor warmte. Het was een aangename warme dag voor mensen uit bijvoorbeeld Aelley, alleen het was nu wel duidelijk dat zij het soms nog koud had. Geen flauw idee wat ze verder had moeten vervolgen, pakte ze de zak op en omvatte met haar slanke vingers een appel, welke ze muisstil naar hem uithield. Hierna pakte ze een andere appel, waar ze een hap van nam en luisterde naar het geruis tussen de bomen.
          ‘Hm. . .’ doorbrak het, haar ogen afgewend terwijl ze vervolgde: ‘Er is iets wat ik niet begrijp –– namelijk dat jij, een lid van de Rueri, mij – een eenvoudige zandelf – gemakkelijk gevangen had kunnen nemen. . . of grofweg vermoorden. Het dwaalt al een tijdje door mijn gedachtegang, alleen nu het punt is gekomen,’ fluisterde ze zachtjes, een emotionele ondertoon in haar stem, die ze had willen maskeren. Geleidelijk aan waren haar karamelgekleurde poelen naar de zijne gedoold, om zich er vervolgens in vast te gronden.‘Waarom had je mij toentertijd de vrijheid gegund?’ Er sijpelde een verwarrende, maar tegelijkertijd dankbare blik in haar ogen. Redelijk op haar hoede plotseling, stapte ze enkele passen achteruit – bij hem vandaan, om haar lippen enkele millimeters te openen. ‘Als je me maar niet komt halen om me terug te brengen. . . ik ga nooit ofte nimmer meer terug naar die hel.’ Fel schudde ze haar hoofd hierbij.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Athanasius Braulio Wyatt Morton

    ‘Oh, dus ik ben opstandig? Hmm, dat heb ik nou nooit geweten.’ Hoewel ze een onschuldige toon aansloeg wist ze waarschijnlijk wel waar hij op doelde. “Je wilt nog wel eens dingen iets meer naar je hand zetten, ja.” Reageerde hij, al schepte hij daarmee niet veel meer helderheid. Beiden wisten ze dat Aurea niet veel van Braulio kon weigeren, als hij de rol had van haar leider dan kon ze helemaal niets weigeren, terwijl als hij haar geliefde was dan kon ze hem nog enigszins tegenhouden. Niet dat ze dat te vaak kon doen, want het werkte niet erg goed op zijn humeur. Toch had ze zo nu en dan de ruimte om dingen net iets meer naar haar eigen hand te zetten, zodat ze er zelf voordeel uitkon halen en het bij Braulio niet al te erg op zijn humeur werkte. ‘Hmm, dat weet ik niet. Ik zal het toch even moeten controleren. Je hoort het antwoord wel van mijn assistente.’ Uiteraard moest ze hem weer even plagen, dat kon ook haast niet anders. Voor een moment overwoog hij haar te dwingen om te komen, maar hij besefte goed genoeg dat het niet de juiste manier was. Ondanks dat hij de manier soms toepaste, als zijn humeur ontzettend gedaald was, keurde hij het meestal niet goed om zo met zijn vriendin om te gaan. Hij wilde immers dat ze bij hem bleef, daarnaast had hij ook nog wel respect voor de grenzen die ze stelden. “Laat die assistente het dan maar zo spoedig mogelijk doorgeven, dan kan ik daar rekening mee houden.” Mompelde hij nadat hij enkel kusjes in haar nek had gedrukt.

    Hoewel er meerdere prikken in zijn zij volgden wist hij zich na de eerste steeds beter te voorkomen dat hij in een reflex bewoog. Het geluidje dat ze produceerde toen hij met haar andere borst precies hetzelfde trucje uithaalde klonk als muziek in zijn oren. De dame reageerde licht sarcastisch op zijn woorden, maar dat kon hij hebben, want de hese toon van haar woorden overstemden. ‘Het is alleen niet eerlijk dat ik niet hetzelfde bij jou kan doen.” De woorden die ze sprak met een pruillipje lieten de grijns op zijn gezicht nog wat langer doen aanhouden. Hij drukte een kus op haar voorhoofd. “Tsja, verschil moet er wezen, hé, duiveltje.” Plagend kwamen de woorden over zijn lippen terwijl hij registreerde hoe haar warme handen over zijn borst heen gleden.
    Als Aurea wilde dan kon ze ook vast wel een manier verzinnen waardoor ze hem net zo hard terug kon plagen, het was alleen de vraag of haar hoofd momenteel nog helder genoeg was om daar over na te kunnen denken. Grappig was het wel hoe ze probeerde te ontsnappen uit zijn armen, wat overduidelijk niet lukte. Een onschuldige blik sierde zijn gezicht, terwijl Aurea moeite bleef doen om los te komen, wat hij voorkwam door zijn armen weer terug rond haar lichaam te slaan.

    ‘Zou je je niet om moeten kleden?’ Daar had de dame een goed punt, hij zou eigenlijk bezig moeten met zijn werk, hij had eigenlijk al lang bezig moeten zijn maar zijn vermoeide lichaam had de zaak wat vertraagd. Daarnaast wilde Braulio de situatie eigenlijk ook niet verstoren, ergens lichtelijk bezorgd dat hij vanavond als een blok in slaap vallen voordat er überhaupt wat was gebeurd, ook al had zijn vriendin dat eigenlijk al lang gedaan. “Ik wil niet.” De worden konden zo van een klein kind zijn geweest, ondanks dat ze afkomstig waren van een volwassen man. Nog heel even mocht hij van zichzelf haar beet houden in zijn armen, doen alsof er buiten deze muren geen Rueri was die hij moest leiden en vooral geen rechterhand die maanden vertrok en niet liet weten waarom en waarheen. Zijn hoofd liet hij rusten op haar smalle schouder en kort sloot hij zijn ogen terwijl hij haar geur tot zich liet doordringen.
    ‘We kunnen dit vanavond wel voortzetten, als ik nog plek heb in mijn agenda tenminste.’ De woorden drongen zijn gehoorgang binnen maar het duurde even voordat hij de betekenis van de woorden tot zich door had laten dringen. Langzaam opende hij zijn ogen weer en na nog een laatste kus te hebben gedrukt in haar hals, maakte hij haar bh weer vast om haar daarna los te laten. “Dan hoop ik maar dat die agenda van je mee werkt.”

    De kus op zijn kaak deed zijn mondhoeken lichtjes omhoog trekken. Het verbaasde hem niet dat ze zich verplaatste zodra ze daar de kans voor kreeg. Zijn handen gleden even over zijn gezicht, om de laatste slaap uit zijn ogen te wrijven. Braulio hoefde het maar tot vanavond vol te houden, vanavond zou hij weer mogen gaan slapen, als een roos dit keer en hopelijk zag hij er dan morgen beter uit. Na kort het gordijn te hebben bekeken draaide hij zich om, wat hem het beeld opleverde van zijn vriendin die in zijn kledingkast stond te neuzen. Met een donkerblauw artikel uit zijn kast, een blouse om precies te zijn, kwam ze teruggelopen. Zijn hoofd kantelde hij een beetje naar links, zijn ogen gleden over het gezicht van de jongedame heen. ‘Als je wilt douchen, dan heb je pech. Dat moet je vanavond dan maar doen.’ Vanwege haar blik, die vertelde dat ze dat dan wel samen zouden doen, protesteerde Braulio geen minuut. “Des te meer reden om ervoor te zorgen dat je assistente met een goed antwoord op mijn vraag komt. Misschien mag je mij dan wel plagen.” Merkte hij enkel op. Eigenlijk had hij ook wel zin om vanavond in bad te gaan maar de kans was dan waarschijnlijk te groot dat hij in slaap zou vallen, dus was de douche een betere keuze. Al verwachte hij dat mocht hij vanavond het bad boven de douche prefereren dat Aurea er dan hoogstpersoonlijk voor zou zorgen dat hij wakker bleef. De man liet zich aankleden door zijn geliefde, waarbij hij genoot van de aanrakingen over zijn borst die hij af en toe kreeg. Deze behandeling zou hij niet iedere dag willen maar voor nu voelde het wel uitstekend.

    ‘Zal ik je boxer ook veranderen, of doe je dat zelf?’ Kort ontstond er een grijns op zijn gezicht bij de gedachte van wat er kón gebeuren als hij haar de toestemming gaf om zijn boxer te veranderen, al betwijfelde hij ten zeerste dat ze hem dat plezier momenteel zou gunnen. Braulio besloot niet op het aanbod in te gaan, waarbij zijn woorden alle uitleg gaven die nodig was. “Dat klinkt aanlokkelijk, maar het gaat twee keer zo snel als ik het zelf doe en hoe eerder deze dag voorbij is, hoe beter.” Hij drukte zijn lippen kort op die van zijn vriendin alvorens langs haar heen naar de kast te lopen. “Dankjewel, Aurea, voor het aandoen van mijn blouse.” Kort gleed zijn blik over de inhoud van de kledingkast, waar alles netjes in opgehangen was of opgevouwen op een plank lag. Zijn boxer verwisselde hij snel en kundig voor eentje in dezelfde kleur zwart om de vieze vervolgens in de wasmand te gooien. Braulio deed een paar sokken aan, gevolgd door een broek waar hij zijn blouse bij in stopte. De sleutels van een paar vertrekken in dit gebouw liet hij in zijn broekzak glijden. Kort haalde hij zijn handen door zijn haar, niet dat het daar beter van zou zitten, om dan terug te lopen naar Aurea. De gordijnen opende hij. “Veel te fel.” Kwam er over zijn lippen gerold, met zijn ogen dicht geknepen door de plotselinge aanwezigheid van veel licht in zijn kamer. Door het weg draaien van de gordijnen werd het een heel stuk beter, waardoor hij zijn ogen weer opende. Zijn toch enigszins grote hand omvatte de kleinere hand van Aurea, om haar dan zachtjes mee te trekken naar de deur van zijn kamer. “Kom, schoonheid, we zullen de wereld eens tegemoet treden.” Met die woorden opende hij de deur van zijn slaapvertrek om de gang op te lopen, vanaf nu was hij weer de leider van de Rueri. Zijn vertrek sloot hij nog zorgvuldig af alvorens zijn vriendin te volgen, in de richting van de keuken, om de opgekomen staking in zijn buik neer te gaan slaan. Hun handen waren alweer los van elkaar, maar zijn gedachten waren al bij hun moment vanavond.


    Stand up when it's all crashing down.

    ° ° °
    Jace Malachi Steele
    Rueri – Boogschieten

    Alhoewel ik normaliter een kalme jongeman ben – voel ik op dit moment mijn hart bonzen tegen mijn ribbenkast, terwijl mijn longen hun uiterste best doen om lucht door mijn lichaam te verspreiden. Vrijwel alle vormen van emoties en gevoelens zijn mij onbekend, waardoor ik op dit moment wordt overdonderd door een stekende pijn in mijn borst. Geheel automatisch steek ik mijn hoofd tussen mijn knieën om het onaangename gevoel te laten verdwijnen. Echter, wanneer de stekende pijn slechts heviger schijnen te worden en alle lucht uit mijn lichaam schijnt te vloeien – besef ik me plotseling dat het onaangename gevoel geen fysieke oorzaak heeft, maar een puur emotionele oorzaak.
          Met een onbekend gevoel van wanhoop wikkel ik mijn vingers in mijn ietwat lange haren, om de emotionele pijn op deze manier te vervangen door middel van fysieke pijn. Wanneer ik in de gaten heb dat mijn plan op geen enkele manier aan het werken is of dat ook maar zal gaan doen, laat ik mijn handen verslagen naar beneden glijden. Het gevoel van de zachte aarde welke zich onder mijn handpalmen bevindt, weet me voor enkele seconden te kalmeren en een diepe teug lucht in mijn longen te nemen. Mijn gehele leven heeft het bos en de aarde we weten te kalmeren wanneer ik me op wat voor manier ongemakkelijk voelde of in de problemen zat. Verschillende malen in mijn jeugd heeft mijn moeder me de huid onder gescholden doordat ik compleet onder de modder het huis binnen kwam lopen, waardoor ik alles in mijn pad besmeurde. Uiteindelijk – na een urenlang bad waarbij alles meerdere malen geschrobd moest worden – nam mijn moeder me in haar armen en noemde me haar ‘moddermonster’, waarbij alle voorgaande scheldwoorden direct uit mijn gedachten werden geband en ik slechts kon genieten van haar warme liefde.
          Wanneer ik aan de warme liefde van mijn overleden moeder denk, komen mijn gedachten vrijwel automatisch bij het verraad van Ravi – waar ik geen enkele woorden over uit kan spreken zonder de brandende tranen achter mijn kijkers te voelen. Ravi is vanaf het allereerste moment de broer geweest welke ik nooit of te nimmer heb gehad. Alhoewel ik meer dan genoeg heb aan mijn uitzonderlijke band met Jade, had ik altijd al een broer willen hebben. Ravi was de persoon welke deze behoefte uiteindelijk heeft kunnen vervullen en welke dat met veel liefde en genegenheid heeft gedaan. Wellicht was de stekende pijn in mijn borst een simpele uiting van het verraad dat ik op dit moment van Ravi in mijn gezicht gesmeten heb gekregen.
          Verschillende malen heb ik tot midden in de nacht met Ravi zitten discussiëren over de handelingen van de Rueri, waarbij ik heb vragen heb gesteld over wat ik zou moeten doen om een operatie zo goed mogelijk te laten verlopen en de winst zo groot mogelijk te laten zijn. Ravi heeft hierbij nooit of te nimmer laten merken dat hij tegen de Rueri is of dat hij juist een voorstander was van de magische wezens. . . Ik kon vrijwel niet geloven dat de vrouwelijke zandelf de enige persoon is welke Ravi in zijn dichte kringen heeft zitten, helemaal niet met zijn functie als een van de eigenaren van een bekende herberg. Het was deze morgen dat Jade en ik hebben zitten lachen over het gegeven dat Ravi onderdak zou schenken aan magische wezens ; we konden het simpelweg niet geloven dat onze vriend – onze familie – tegen ons zou staan in een gevecht wat al immens veel jaren aan de gang is en waar geen einde aan schijnt te komen.
          Hetgeen op dit moment het meeste pijn schijnt te doen, is het gegeven dat Ravi me op mijn meest zwakke momenten heeft gezien en in het algemeen weet wat mijn zwaktes zijn. Ik ben meerdere malen compleet ingestort op het moment dat het café – gedeelte van de herberg was gesloten en Ravi en ik allebei rondom een grote mok bier zaten. Alhoewel ik nooit of te nimmer heb gehuild – nadat mijn ouders zijn overleden heb ik geen traan meer gelaten – heeft Ravi me wel gezien op kwetsbare manieren en het gegeven dat hij deze informatie door zou kunnen spelen, maakte het dat er koude rillingen over mijn rug naar beneden liepen. Daarnaast. . . Vaillé zou eveneens af moeten weten van de werken van Ravi en zijn magische wezens en zij heeft eveneens niets tegen mij of Jade gezegd. Het verraad kwam daardoor van twee kanten en het leek alsof ik opnieuw twee familieleden heb moeten laten gaan zonder afscheid te kunnen nemen ; een flashback naar het verleden welke ik niet graag opnieuw had willen maken.

    Wanneer ik van het ene op het andere moment een angstige schreeuw in mijn gedachten hoor weerklinken – weet ik vrijwel zeker dat het de schreeuw is van mijn moeder welke ik onbewust aan het herhalen ben. Uiteindelijk merk ik met mijn scherpe blik enige beweging voor me op, waardoor ik binnen een halve seconde omhoog ben geschoten en een van mijn scherpe pijlen op de pees van mijn boog heb geplaatst. Alhoewel zowel mijn boog als mijn pijlen enorm ‘armmoedig’ genoemd kunnen worden, zijn ze dodelijk van zowel een lange als korte afstand. De training welke ik heb gehad vanaf het moment dat ik slechts een kleuter was, heeft daarbij voornamelijk een grote rol weten te spelen.
          Uit gewoonte heb ik mijn pijl op de grond gericht en niet op de persoon, aangezien ik het tevens een bekende zou kunnen zijn. Ergens diep in mijn gedachten had ik op z’n minst Ravi of Vaillé verwacht, maar de karamelkleur welke me aan staart behoort tot geen van hen. Zowel haat als verraad schieten door mijn lichaam wanneer ik me bedenk dat beide personen geeneens moeite doen om mij achterna te komen en de gehele situatie op te helderen. Voor mij was dit slechts een extra bevestiging van het gegeven dat er helemaal niet op te helderen viel en dat het inderdaad was zoals ik in eerste instantie had gedacht. Van alle personen welke me achterna zouden kunnen komen uit de herberg van Ravi en Vaillé – was het de persoon welke meerdere malen in mijn dromen terug kwam zetten en welke me meerdere slapenloze nachten heeft bezorgd.
          ‘Jij. . .’
          Geruisloos tracht ik haar handelingen en bewegingen te volgen en merk uiteindelijk dat ze niets kwaad in haar zin heeft wanneer ze een van de rode appels naar me uit steekt. Hierdoor wordt ik haast gedwongen om mijn pijl los te laten en hem voorzichtig in zijn koker te laten glijden en mijn hand om de appel te vouwen – waarbij ik er voor zorg dat mijn huid de hare absoluut niet aan zal raken. Argwanend wacht ik op het moment totdat de vrouwelijk zandelf zelfstandig een hap heeft genomen van een van de appels, voordat ik mijn witte tanden er in weg laat zinken. Vrijwel direct voel ik de hap zwaar in mijn maag komen te liggen, waardoor ik er van overtuigd ben dat ze hem op de een of andere manier vergiftigd moet hebben. Het besef dat het gevoel in mijn maag enkel te wijten is aan Ravi en Vaillé, zorgt ervoor dat ik opnieuw een hap neem en hem dapper door mijn keel richting mijn maag laat glijden.
          ‘Hm. . . Er is iets wat ik niet begrijp –– namelijk dat jij, een lid van de Rueri, mij – een eenvoudige zandelf – gemakkelijk gevangen had kunnen nemen. . . of grofweg vermoorden. Het dwaalt al een tijdje door mijn gedachtegang, alleen nu het punt is gekomen. . . Waarom had je mij toentertijd de vrijheid gegund? Als je me maar niet komt halen om me terug te brengen. . . Ik ga nooit of te nimmer meer terug naar die hel.’
          Woordeloos houd ik mijn kijkers op de karamelkleurige kijkers van de zandelf gericht, terwijl ik meerdere happen van de appel neem en me plotseling bedenk dat ik uitgehongerd was en in de afgelopen vierentwintig uur slechts een halve kop soep op heb. Het klokhuis van de appel laat ik uiteindelijk met een wijde boog achter me in het bos belanden, waar hij enkele malen door rolt en uiteindelijk tot een van de bomen tot stilstand komt te liggen. Evenals mijn zicht is mijn gehoor ook steeds beter ontwikkeld door mijn periode bij de Rueri.
          Met een zachte zucht weet ik mijn eigen emoties en gevoelens weg te drukken en voor een moment niet meer aan Ravi te denken, waardoor tevens het brandende gevoel achter mijn kijkers verdwijnt en de tranen naar een van mijn duistere hoeken zakken. ‘Ik weet het antwoord op je gestelde vraag niet – dat is iets waar ik nachtenlang aan heb moeten denken. . . Daarnaast vermoord ik geen personen, in ieder geval niet totdat ik zeker weet dat ze geen misdaad hebben gepleegd. En. . . als ik je in de gevangenis had willen gooien, had ik je de voorgaande keer simpelweg meegenomen.’
          Met een norse blik op mijn gezicht laat ik me opnieuw langs de boom naar beneden zakken. Wanneer ik eerlijk was, zou het me op dit moment niet kunnen schelen wanneer de vrouwelijke zandelf een handeling zou proberen te maken om me uit te schakelen – ik zou me niet gaan verweren. Mijn gedachten over het gigantische verraad van Ravi waren veel te overheersend en voor een kort moment kijk ik met een wanhopige blik in mijn kijkers naar het gezicht van de vrouwelijke zandelf. Vrijwel direct richt ik mijn blik weer op de grond voor me, waar ik mijn gehavende laars in het zand druk en zo enkele figuren weet te produceren.
          ‘Kom je vaker bij de herberg?’ Mijn vraag is ontwijkend en het gegeven dat ik Ravi’s naam niet noem zegt in mijn gedachten genoeg. Ik wilde niet dat de vrouwelijke zandelf zou weten wat voor band ik met Ravi had en wat haar handelingen van zojuist met me hadden gedaan. Vreemd genoeg was dit zowel zo over de handelingen van Ravi als de handelingen van de vrouwelijke zandelf zelf. . . ‘Bedankt voor de appel,’ brom ik dan kort – terwijl ik mezelf in mijn gedachten een standje geef door het gegeven dat ik op dit moment een magisch wezen aan het bedanken ben.


    Vaillé Délice N'avale.

    'Dat lijkt me inderdaad het handigst,' de stem van Garrett doet haar opschrikken en instinctief zoekt ze hem met haar ogen, maar zoals zij zichzelf heeft aangeleerd kijkt ze hem niet in zijn ogen aan. De groene irissen die zoveel informatie over Vaillé weggeven, zitten gevangen in de twee bruine cirkels die haar ogen bevatten. Volgens Henry is dit een tevergeefse manier van haar lichaam om haar gevoelens te beschermen door het gevangen te houden, evenals haar uiterlijk een omhulsel is van haar innerlijk, maar bij haar ogen werkt dit niet. Om zichzelf, qua gedachte en gevoelens, zo ver mogelijk bij Garrett vandaan te houden, laat ze haar blik over hem heen glijden in plaats van hem aan te kijken. Haar ogen zijn ten hoogte van zijn kin en de stoppelbaard is dan ook het eerste wat haar ogen van hem te zien krijgen, zodra ze hem met haar ogen heeft gevonden. Terwijl hij zich voor haar neerzet, gaan haar ogen van zijn stoppelbaard naar het warrige haar bovenop zijn hoofd. Niet alleen het warrige haar van Garrett is haar bekend, maar ook de rest van zijn gespierde lichaam. Ze heeft hem vaker in de herberg zien rondscharrelen en heeft dan ook enkele gesprekken met hem gevoerd, al bleven deze wel kort en meestal zakelijk. 'Het verstandigste helpt echter niet altijd' Vaillé plukt de stukjes nieuwe schors tussen haar knokkels vandaan nadat ze de tweede stomp op de boom heeft uitgeoefend en dept de rode vloeistof die de harde stukjes boomschors heeft vervangen tussen haar knokkels weg met de zoom van haar shirt.
    'Je moet het je niet te veel aantrekken, je weet dat zij er alleen maar van geniet als je zo reageert,' de hoofdknik naar de herberg ontglipt haar al weet ze maar al te goed over wie Garrett het heeft. 'Dat weet ik. Het is gewoon...' Vaillé zoekt naar de juiste woorden, maar het enige wat haar mond verlaat is een geïrriteerde zucht. Haar handen heeft ze in elkaar gevlochten om haar trillende vingers te verbergen. Ze heeft nu geen zin in een rustig gesprek, ze wilt naar iemand kunnen schreeuwen en uithalen, maar Garrett is hier in haar ogen niet de juiste persoon voor. Hij is niet diegene die het op dit moment verdiend. Plots bedenkt ze zich dat Garrett aan Jasmine haar kant staat en hoe graag ze een van haar dodende blikken op hem wil richten, ze weet dat haar ogen meer dan alleen woede zullen tonen, dus richt ze haar blik strak op de tatoeage die op zijn arm staat.
    'Sorry, maar ik heb wel wat beters te doen dan met jou praten, Ryder,' haar kille stem laat de vogels stoppen met fluiten en zorgt voor een korte echo tussen de bomen. Vervolgens snauwt ze hem toe dat hij zijn vriendin 'de zandkorrel' misschien van Ravi zijn lichaam af kan peuteren en als afscheid vermeld ze hem luchtig dat ze naar Henry gaat. Al zal ze geen informatie over de ondergedoken magische wezens aan Henry zijn neus hangen, want dan is Jasmine niet de enige die in de problemen komt.
    Haar vingertoppen glijden langs het gladde stuk steen en volgen de gladgevijlde randen, terwijl haar blik recht vooruit in de muur priemt.
    Vaillé heeft zich na het gesprek met Garret teruggetrokken in haar vertrek achter de herberg en heeft ze zichzelf op haar bed geplaatst, waar ze de armband rond haar boog, de twee dingen waar zij de meeste waarde aan hecht, vanaf heeft gehaald en het in haar handen heeft geplaatst.
    Vaillé voelt hoe de spitse neus overgaat op twee paar spitse oren en hoe deze oren overgaan naar de kleine, maar sterke, rug. De korte staart zit tegen zijn achterpoot aan en bevat een aantal ribbels. Van zijn staart glijden haar vingertoppen naar de poten en de dunne buik van het beest om vervolgens weer terug te komen bij de neus. Een vos. De vos die in tegenstelling tot haar uiterlijk wel een weerspiegeling voor haar innerlijk is. Vaillé draait de vos een aantal keren rond in haar handen en negeert hierbij het lichtbruine touw wat aan de vos bevestigd is en over haar pas opengehaalde knokkels schuurt. Veel hoeft ze hier niet voor te doen, aangezien ze al snel in haar gedachte verzinkt.
    Zowel de boog als de armband betekenen veel voor haar. Beide zijn ze ooit als een geschenk aan haar gegeven, maar ook van beide weet ze niet zeker of het voor hen nog evenveel betekend als voor haar.
    Henry heeft de armband zonder enige aanleiding speciaal voor haar laten maken, maar of het nu nog steeds wat voor hem betekend, weet ze niet. Niet nadat hij haar zonder enige duidelijke reden heeft laten zitten en vervolgens voor zes maanden, die voor haar veel langer lijken, vertrekt en niets van zich heeft laten horen. Nee, Vaillé weet niet of de armband nog een enkele betekenis voor hem heeft.
    Haar ogen glijden door haar kamer van de houten muur, waar houten planken aan gevestigd zijn waarop een klein aantal boeken staan, de boeken van haar moeder, naar de houten vloer waar haar benen boven bungelen. Van haar bungelende benen glijden haar ogen naar de boog die naast haar benen tegen haar bed aanstaat. Meestal staat de boog in een standaard op haar kledingkast, maar daar heeft ze hem bij binnenkomst vanaf gehaald. Ze bindt de armband niet weer om de boog heen, want ze is niet van plan om de boog te gaan gebruiken vandaag. De vos echter wel, aangezien ze voor zichzelf de duidelijkheid nodig heeft, maar iets zegt haar dat Henry haar dit niet zal geven en om iedere dag naar een geschenk van hem te kijken, doet haar alleen maar pijn. Meer pijn dan ze toe wilt geven. In plaats van dat ze de armband om de boog heen bindt, pakt ze de boog stevig vast in haar handen waardoor de vos op haar schoot belandt. Haar vingertoppen glijden langs het hout van de boog en vervolgens langs het strakgespannen touw. De vraag of Jace haar ooit nog zal vertrouwen in combinatie met de aanraking met de boog, zorgt voor een steek in haar borst. Zal ze hem ervan kunnen overtuigen dat zij er fel op tegen was en is? Een rilling gaat door haar lichaam als ze zich de kriebelende grassprietjes onder haar voeten herinnert, terwijl ze een schietende Jace bewonderenswaardig bestudeerd.
    Opnieuw ziet ze de wankelende benen van Jace de herberg uitlopen en vullen haar gedachte met plaatsen waar Jace zou kunnen zijn en wat hij nu zou kunnen doen. Een traan is ongemerkt uit haar ogen gekropen, maar de behoefte om hem weg te vegen, heeft ze niet. Al probeert ze wel met alle macht de rest van haar tranen binnen te houden, want ze weet dat ze dan instort. Iets wat ze al lang niet meer heeft gedaan en wat ze nu ook niet wil laten gebeuren. Om dit te voorkomen zal ze deze stekende pijn in haar borstkas moeten zien weg te werken. Alhoewel ze, ondanks dat ze niet weet wat ze in godsnaam tegen Jace zou moeten kunnen zeggen om hem ook maar iets te kalmeren, niets liever wilt dat naar hem toe gaan, wilt ze hem op de manier kunnen benaderen die hij verdiend en een schreeuwende Vaillé verdiend hij zeker niet.
    Met een vlugge beweging staat ze voor haar kast met de boog. Voorzichtig plaatst ze deze in de houder en grist de armband van het bed af. Haar vingers klemt ze om het beest heen en het voelt alsof de steen haar tranen veranderd in de woede die ze net was kwijtgeraakt.
    Door middel van haar grote en snelle passen, belandt ze als snel voor het hol van de leeuw, Henry's huis. Het huis wat ze drie jaar lang als haar huis heeft gezien, voelt op de een of andere manier weer vertrouwd nu zijn eigenaar is teruggekeerd. In de zes maanden dat hij weg was, is ze hier één keer geweest, maar het gevoel wat dat haar gaf, wilde ze liever niet nog eens voelen.
    Twee harde beuken tegen zijn deur zal de leeuw vast uit zijn hol halen, maar om er zeker van te zijn dat hij komt, laat ze haar stem horen. 'Reagan!' nog een bons op de deur. Vaillé is vrijwel nooit impulsie bezig, maar dit komt toch aardig in die richting. Ze heeft onderweg hier naartoe haar vocabulaire doorgenomen, maar niets was goed genoeg om naar zijn hoofd te smijten. 'Bang voor een vosje?' Vaillé haar stem klinkt allereerst vrij kalm, maar als je beter luistert kun je de achterliggende gevoelens waarnemen.
    De zes maanden dat hij niet in haar bijzijn is geweest, lijkt veel langer geduurd te hebben dan de drie jaar die zij samen hebben doorgebracht. Er zijn weleens gedachte door haar hoofd gegaan met de vraag of zij zonder Henry gelukkiger zou zijn en deze vraag heeft ze in deze zes maanden kunnen beantwoorden. Nee, Vaillé is niet gelukkiger zonder Henry, maar met Henry evenmin. Toch zal hij altijd wat hebben wat haar aandacht zal trekken, hoe vaak ze ook heeft geprobeerd om hem uit haar hoofd te zetten.


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Sevina -- Madden.


    but do you feel held by him? — does he feel like home to you? ( Anatomy » Midsommar )

    Jasmine Kamilah Al'Ghamdi ––
    Rebel, Zandelf
    ° ° °



    Ze had niet eens opgemerkt dat de jongeman die haar nachtrust verslechterde in de buurt was, zo diep in gedachten was ze geweest. Er had zelfs een eenhoorn met een meermin op z'n rug voorbij kunnen lopen en ze had het niet bespeurd. Alleen dit, dit kwam zo plotseling dat ze er lichtelijk van schrok. De wijze waarop hij kundig zijn wapen tevoorschijn had getoverd, om razendsnel de pijl op de pees van zijn boog te plaatsen, liet haar lichtelijk rillen. Jasmine begreep niet waar het vandaan kwam, aangezien zijzelf momenteel wel het geschoten wild leek, alleen de bedreven handeling maakte emoties in haar los waarvan ze niet eens wist dat ze het had. Of het überhaupt bestond, gezien haar hart een sprongetje maakte. Langzaamaan, alsof de man daadwerkelijk zou schieten, maakte ze aanstalten om op te staan. De jonge zandelf stond al redelijk sterk op haar benen met de appelzak in haar hand, die mocht natuurlijk niet ontbreken. Het was een verboden ontmoeting die ze gedeeltelijk spannend vond – in de zin van zinderend als zowel uitdagend. Jasmine mocht het niet laten blijken aan eenieder, het was immers al fout om zoiets te denken, maar het feit was dat de ongepaste afspraak haar liet tintelen. Het gegeven dat ze hier stiekem naar uit had gekeken, omdat ze wellicht antwoorden op haar vragen zou ontvangen, liet haar vanbinnen glimlachen. Om geheel eerlijk te zijn, had ze niet gedacht dat hij überhaupt de appel aan zou nemen. Ze had zichzelf dan eveneens in moeten houden om geen opmerking erover te maken, zoals: “Ik heb geen moordactie op je gepland door gif in de appel te doen, dus eet het met een gerust hart op”. Desalniettemin had ze vandaag één van haar momentjes dat ze eens wat binnen kon houden, dus deed de jongedame dat wijselijk. Net zoals dat een verborgen deel van haar hoopte dat zijn blanke huid langs de hare streek, bij het aanpakken van het stuk fruit. Ze begreep de gehele situatie van daarnet niet, maar wat ze eruit snapte, was dat de herbergeigenaren wel bevriend moest zijn – op welke wijze dan ook – met het tweetal. Anders zouden ze een geheel andere aanpak hebben gekozen, daar was ze zeker van. Was ze ergens tussen gekomen? Moest ze zichzelf verontschuldigen bij iemand? Zo'n dergelijk gevoel had ze namelijk wel. Ze wierp een een sluikse blik naar de jongeman, waarna ze het snel afwendde. Misschien wel tegen hem. . . dacht ze, terwijl ze de laatste paar happen van de appel nam en eveneens de appelkern weggooide. Bij nadere inspectie kwam ze erachter dat zijn kastanjebruine haren door de war zaten, alsof er zojuist een stevige windvlaag doorheen was geraasd. En zijn donkerblauwe kijkers blikten verdrietig voor zich uit – In zijn poelen zag ze de zee, die momenteel niet heen en weer deinde op de muziek van de wind, maar op een woeste manier bedroefd tegen de rotsen kapot sloeg.
          'Ik weet het antwoord op je gestelde vraag niet – dat is iets waar ik nachtenlang aan heb moeten denken. . . Daarnaast vermoord ik geen personen, in ieder geval niet totdat ik zeker weet dat ze geen misdaad hebben gepleegd. En. . . als ik je in de gevangenis had willen gooien, had ik je de voorgaande keer simpelweg meegenomen.' Hij had gelijk, begreep ze – wanneer hij haar in het gevang had willen gooien, had hij haar de vorige keer wel meegesleurd. Alleen hij was zo. . .menselijk om het niet te doen, waar ze hem in stilte voor bedankte. Niet bepaald zeker wat ze nu van dit antwoord moest vinden, liet ze het voor even rusten, totdat ze een andere (betere) vraag kon verzinnen. Ze had enkele tellen geleden besloten zich langzaam naast hem te nestelen, niet te dichtbij vanzelfsprekend. De jongeman waarvan ze de naam helaas niet kende, had bekend gemaakt dat hij niets kwaad in de zin had – in elk geval nu niet, en anders kwam ze er snel genoeg achter. Hierdoor settelde ze zich naast hem, maar blikte niet naar hem; ze keek naar de verschillende kleuren bladeren van de bomen en hoe de schors oplichtte in het zonlicht. Het punt dat ze had bespeurd hoe hij haar richting op blikte, liet haar direct terug staren. Het was maar voor een kort moment, alleen het was voor haar genoeg om te zien hoe radeloos hij eraan toe was. Hard beet ze op haar onderlip, net niet genoeg om het bloed op te laten wellen uit een wondje.
          'Kom je vaker bij de herberg?' De toon in zijn mannelijke stem klonk twijfelend, en Jasmine besefte dat ze het met hem te doen had. Zelfs al was dat volslagen onnodig eigenlijk, aangezien (laten we wel wezen) hij een lid van de Rueri was en zijzelf een gerespecteerd lid van de rebellen. Daarbij voelde ze absoluut geen schaamte om hetgeen dat ze was, ze vervloekte haar afkomst niet en weigerde zich bij hen aan te sluiten. 'Bedankt voor de appel,' bromde hij vervolgens kort, waar ze toch een zacht gegrinnik op liet horen – niet in staat om het te onderdrukken.
          'Geen probleem,' bepaalde ze om als eerste op terug te reageren. Een snelle blik in de zak vertelde haar dat er nog precies vier inzaten, wat ze gemakkelijk kunnen delen. 'Je mag de laatste appels wel met me delen, als je dat tenminste wilt.' De zandelf rommelde al in de zak om er twee uit te halen, welke ze goedhartig in zijn handen drukten. Er speelde een glimlach op haar lichtrode lippen, terwijl ze verder sprak: 'Hier, vitamientjes voor je lichaam – en absoluut geen enkel greintje vergif.'
    Oeps, ze had zich uiteindelijk niet weten in te houden, maar was als grapje bedoeld. Misschien kijkt hij eroverheen en speelt hij mee – wie weet! Haastig haalde ze het stuk fruit voor zichzelf uit te zak, waar ze een grote hap van nam. om het na flink te kauwen door te slikken. Een soort wijze om te laten zien dat ze toch gelijk had, hoewel ze daarstraks natuurlijk al een gehele appel op hadden gegeten samen. Het gezellige moment tussen de twee was al snel verdwenen toen het volgende onderwerp de proppen op kwam, tenminste, het was fijn voor haar geweest.
          'Dat klinkt alsof er een addertje onder het gras zit, meneer,' uitte ze met een meegaande ondertoon in haar anders felle stem. Desondanks had het een serieuze wending gekregen door de manier hoe haar karamelgekleurde kijkers zijn woeste, zeeblauwe poelen penetreerden. 'Luister, het spijt me hoe het gegaan is daarnet. Jullie schijnen elkaar goed te kennen, en daar wil ik niemand tussen laten komen. Alleen Ravi is de enige die er voor me was in de tijden dat zowat niemand een schepsel nog onderdak wilde geven, bang om eveneens opgepakt te worden.' Haar blik week niet van zijn gelaatsexpressie af, er scheen een vastberaden sprankeling in haar ogen, welke de bezieling van haar vuur sterker liet wakkeren. Tegelijkertijd speelde haar slanke vingers met de appel waar tot nog toe één enkele hap uit was genomen, een soort nervositeit tic, maar ze weigerde van hem weg te kijken. 'Hij heeft voor me gezorgd toen ik zo verwond was dat ik amper kon lopen, hij heeft bij me gezeten en me gevoed. . .' Jasmine kon naarmate het gesprek vorderde het niet meer aan, waardoor ze hard haar best deed geen tranen te laten zien door de herinneringen eraan. Langzaam stond ze op en opende haar donkere mantel met een bepaalde handeling zodat hij niet zou denken dat de jongedame hem opeens aanviel. Hierna streek ze langs de lichtblauwe, zijden stof om het opzij te duwen en zo de gehavende plek te laten zien – als bewijs. 'Het is overbodig om te vragen hoe dit kwam.' Haar stem klonk fluisterend, bijna breekbaar, terwijl ze haar vingertoppen zacht over het grote litteken op haar zijde liet dwalen. Het was niet te raden hoe gevoelig dit onderwerp voor haar was, en eerste instantie had ze het ook absoluut niet kwijt gewild, maar ze had een schuldgevoel alsof ze iets goed moest maken. Als een bliksemslag op een heldere dag streek ze de mantel weer goed voor zich en nam opnieuw naast hem plaats, waarbij ze hem dit keer niet aankeek. De reden was simpel geweest: ze was een zandelf, en dat zou niet veranderen.


    Quiet the mind, and the soul will speak.



    H E N R Y       R E A G A N       •       26       •       R U E R I


    Het duurde een tijdje vooraleer Henry de sleutel van zijn voordeur had gevonden. Hij zat verstopt tussen de kreuken van de kleren die hij aan had, in één van de zakken waar hij altijd overheen keek als hij iets zocht. Door het oog van de sleutel zat een snoertje. Het drong pas een paar seconden later door dat dit Vaillé's sleutel tussen zijn vingers was en dat hij het kettinkje er nog steeds niet had van gehaald. De twijfel die hij de afgelopen maanden af en toe over zich heen had voelen spoelen, verdween meteen met dit voorwerp. Het feit dat hij die sleutel nu vast had, betekende duidelijk dat het voorbij was. Arion stond opnieuw in zijn vertrouwde stal haver te eten en alles leek buitengewoon normaal. Alleen was het stiller dan in zijn herinneringen, die belachelijk ver leken. Het voelde alsof hij in geen jaren dit huis bezocht had.
          De deur kraakte wanneer deze open zwaaide en Henry keek binnen in de rommel die zijn huis voorstelde. Rommelig, maar niet smerig. Her en der lagen spullen verspreid. Kleren die hij gewoon ergens had neer gegooid, brieven die hij waarschijnlijk had moeten lezen en spullen van Vaillé die stof aan het verzamelen waren. Henry trok zijn jas uit en gooide hem over de zetel die voor de donkere haard stond. Zelf had hij hem amper aangestoken. Hij had nooit echt behoefte gehad aan de warmte die het gaf. Hij had overigens ook niet zo vaak in de comfortabele zetel gezeten of in het zachte bed geslapen. Vaker kwam het voor dat hij aan tafel in slaap viel bovenop een stapel papieren die hij aan het bestuderen was, met als gevolg dat hij de volgende morgen inkt aan zijn wang had kleven. Waarom had hij dan een huis als dit gekocht? Geld teveel? Misschien wel een beetje...
          Henry gooide de gordijnen open en staarde even naar buiten, waar de lucht helderblauw was en de gebouwen van Aelley op hem neer keken. De man draaide zich opnieuw om en trok zijn gehavende hemd uit om beter zicht op de wonde te krijgen. De vuile doeken die er rond hadden gezeten om het bloeden te stelpen, gooide hij in een kom. De wonde was langwerpig en verticaal. Het was een wonder dat hij niet doodgebloed was, maar blijkbaar had God hem dan toch lief, want de elf had zijn slagader gemist. Dat betekende echter niet dat de wonde niet diep was. Henry voelde pas toen hij neerzat dat hij duizelig was van het bloed dat hij verloren was. De adrenaline die hem al de hele tijd opjaagde begon duidelijk uit te werken en hij voelde zich plotseling doodmoe.
          Snel stond hij weer op om in de kastjes te gaan rommelen om het benodigde materiaal te vinden en algauw moest hij de tafelrand vastgrijpen toen de brandende pijn die het ontsmettingsmiddel veroorzaakte, zich door zijn lichaam verspreidde als de warmte die sterke drank je meestal schonk. Dat kon geen goed teken zijn, maar met een diepe ademhaling was het alweer voorbij. De grote teug alcohol die hij had binnengespeeld, speelde natuurlijk ook een rol. Een paar momenten later kon hij alweer zijn huid zien en de wonde bleek eigenlijk minder erg te zijn dan hij dacht. Beter dan dit geraakte het vuil er niet uit. Het zou een ernstig litteken worden, maar daar had Henry er al zodanig veel van, dat het er eigenlijk echt niet meer toe deed.
          De man had amper de naald verhit en door zijn gevoelloze huid gestoken, wanneer er op de deur werd gebonkt. Henry zuchtte en besloot de bezoeker even te negeren, totdat hij de stem hoorde en zijn ogen zich vernauwden.
          "Reagan!" Het was duidelijk Vaillé's stem, die hem van buiten toeschreeuwde. Ze gebruikte nooit zijn achternaam en al zeker niet op een toon als deze. Het feit dat het ook maar weer eens de naam van zijn vader was, sloeg Henry nog maar eens in zijn gezicht. Hij kwam overeind en griste een shirt van een stoel die aan tafel stond. Hij was niet echt vertoonbaar op dit moment, met de bloedspetters die nog steeds aan de zijkant van zijn gezicht kleefden en het stof in zijn haar. In de verduisterde gevangenis daarstraks had dat natuurlijk niet opgevallen. Hij rook naar aarde en bloed, maar dat kon hem even niets schelen.
          "Bang voor een vosje?" Henry kon de lichtelijke trilling in haar stem al van in de woonkamer horen. Het was er geen van verdriet. Ze was duidelijk kwaad. Hij wist hoe ze nu probeerde kalm te klinken, maar hij wist ook dat hij haar gekwetst had en dat hoorde hij, ook al probeerde ze het weg te stoppen. Meestal waren Vaillé's ogen de enige twee dingen die haar gevoelens verraadden, maar Henry had haar weten te doorgronden en kon al snel afleiden wat ze voelde door wat ze zei, al leek hij nu niet echt te kunnen vertellen of haar razernij daadwerkelijk de overhand had, of het nu een verdriet was die daar gewoon in werd omgezet. Misschien was het gewoon dit allebei of misschien was ze teleurgesteld. Dat was natuurlijk ook een mogelijkheid.
          Met zijn wonde nog steeds niet dichtgenaaid en het heldere bloed dat nu opnieuw over zijn pols liep, zwaaide Henry de deur een heel stuk dramatischer open dan de bedoeling was geweest, op een kordate en krachtige manier. Zijn appelgroene ogen stonden hard en onleesbaar, met die gewoonlijke ene wenkbrauw spottend opgetrokken. Hij probeerde haar blik te vangen vanaf het moment dat hij haar zag, omdat zijn ogen anders vast en zeker zouden afgeleid worden door haar bevallige verschijning die hij amper kon weerstaan. Ze was zes maand lang niet meer dan een herinnering geweest en nu stond ze hier plots weer voor hem. Het leek wel alsof het die ene avond was, haast vier jaar geleden. Alleen was de spanning er nu om een geheel andere reden.
          "Vaillé N'avale. Wat denk je dat je hier te zoeken hebt?"


    help

    Jace Malachi Steele
    ° ° °
    Rueri – Boogschieten


    Alhoewel ik verschillende malen gewond ben geweest – zelfs levensbedreigend gewond – kwam niets in de buurt van hetgeen wat ik op dit moment door mijn lichaam voelde glijden. De stekende pijn in mijn borst werd alsmaar groter, voornamelijk wanneer ik de vertrouwde gezichten van zowel Ravi als Vaillé in mijn gedachten zie verschijnen.
    Met mijn lichaam op de automatische piloot, neem ik enkele happen van de appel welke ik van de vrouwelijke zandelf heb ontvangen. Grotendeels door het gegeven dat ik al enkele dagen geen vast voedsel binnen heb gekregen, weet mijn lichaam het voor elkaar te krijgen om niet te protesteren tegen de machtigheid van het voedsel. Uiteindelijk staat het element overleven boven alles – zelfs boven relaties welke een geheel leven lang stand hebben weten te houden en binnen enkele seconden compleet zijn tot de grond zijn afgebroken.
    [tab‘Geen probleem. Je mag de laatste appels wel met me delen, als je dat tenminste wilt. Hier, vitamientjes voor je lichaam – en absoluut geen enkel greintje vergif.’ Alhoewel ik compleet machteloos op de grond zit, verzet ik me niet wanneer de vrouwelijke zandelf twee appels in mijn handen drukt en vervolgens van een eigen exemplaar start te eten. Grotendeels door middel van haar vergif – opmerking, laat ik mijn tanden direct in de appel weg zinken. Vervolgens merk ik dat mijn maag gretig de appel binnen in zich opneemt, waardoor het klokhuis van de appel binnen enkele seconden in de struiken belandt en ik aan mijn derde en laatste exemplaar begin. Vreemd genoeg heb ik niet het idee dat de vrouwelijke zandelf de honger kent welke mijn zuster en ik hebben moeten aanvaren in het leven. Ik vraag me voor een minimaal moment af of zij in winterse tijden tevens op bladeren heeft moeten kauwen om überhaupt wat energie binnen te krijgen – of dat er binnen de groep van rebellen geheime voorraden zijn waar iedereen van kan profiteren.
          ‘Dat klinkt alsof er een addertje onder het gras zit, meneer. Luister, het spijt me hoe het gegaan is daarnet. Jullie schijnen elkaar goed te kennen en daar wil ik niemand tussen laten komen. Alleen Ravi is de enige die er voor me was in de tijden dat zowat niemand een schepsel nog onderdak wilde geven, bang om eveneens opgepakt te worden. Hij heeft voor me gezorgd toen ik zo verwond was dat ik amper kon lopen, hij heeft bij me gezeten en me gevoed. . .’
    Gedurende de woorden van de vrouwelijke zandelf heb ik mijn handen als vuisten gebald en voel ik de kleur uit mijn gezicht glijden. Ravi heeft haar niet alleen onderdak geboden, hij heeft hij verzorgd alsof ze familie was en ze onder geen bedwing zou mogen overlijden. De zachte stem in mijn gedachten vertelde me dat de vrouwelijke zandelf niet de enige persoon was welke Ravi onderdak heeft geboden gedurende zijn tijd als baas van de herberg. De vrouwelijke zandelf sprak over hem alsof hij een heilige was welke hem heeft gered op de momenten dat ze half dood in de goot lag en personen slechts tegen haar schopten en haar geen blik waardig gunden. De neiging om op te staan, terug te gaan naar de herberg en Ravi compleet toe te takelen – komt voor een kort moment in mijn gedachten op, maar wordt direct weggedrukt door een overweldigend verdriet.
          Wanneer de vrouwelijke zandelf opstaat, denk ik voor een kort moment dat de woede in mijn kijkers haar heeft weg weten te jagen. Echter, wanneer ik merk dat ze de zijden stof van haar mantel opzij schuift en op die manier een gehavende plek op haar been toont – weet ik dat ze me tracht te laten zien waarom Ravi haar heeft moeten helpen. ‘Het is overbodig om te vragen hoe dit kwam.’
    De ondertoon in haar stem laat me voor een kort moment fronsen, aangezien ze zojuist ontzettend sterk en zelfverzekerd over is gekomen en ze op dit moment het allerliefst weg zou willen kruipen onder mijn blik door haar onthulde geheim. Voor een kort moment krijg ik een blik van haar welke me naar haar doet kijken als een ‘mens’ in plaats van een ‘vrouwelijke zandelf’. Voor het allereerste maal in mijn leven is de jongedame voor me geen doelwit, maar een medemens waar ik op dit moment mijn problemen aan kwijt zou willen. Diep van binnen hoop ik dat Jade, Ravi of Vaillé door de bomen komen stappen om me te redden van hetgeen wat ik op het punt sta om te doen – maar ik weet dat dat niet zal gaan gebeuren. Hoogstwaarschijnlijk zal Jade uiteindelijk bij Ravi uitkomen door hun ontzettend hechte band, maar Vaillé zou mij niet achterna gaan aangezien er een persoon zal zijn welke altijd belangrijker voor haar is dan ik ben.
          ‘Het spijt me om te zien dat een persoon je dat heeft aangedaan – hij of zij zou gestraft moeten worden.’ Voor een minimaal moment schiet er een onzekerheid in mijn kijkers, maar ik besluit de vrouwelijke zandelf een blik binnen in mijn persoonlijkheid te schenken. ‘Ik straf alleen personen welke andere personen iets aan hebben gedaan – mens of geen mens. Je zou denken dat de Rueri daar niet voor staat, maar ik zit ook niet bij de Rueri om de beoogde redenen. Mijn. . . Ik ben personen uit mijn leven kwijt geraakt door magische wezens en dit is mijn manier om wraak te nemen. Daarnaast weet ik op deze wijze een blik te houden op de gehele omgeving en hetgeen wat er aan de gang is.’ Voor een kort moment laat ik lucht over mijn lippen rollen en besluit haar een reden te geven waarom het gebeuren in de herberg me zo aan weet te grijpen.
          ‘Jij bent niet de enige persoon welke Ravi heeft geholpen in moeilijke tijden. Hij heeft mij en mijn zuster meerdere malen weten te helpen door middel van kleine hoeveelheden voedsel.’ Mijn blik glijdt voor een minimaal moment naar de halve appel in mijn hand, waarna ik hem opnieuw op het prachtige gezicht van de zandelf richt. ‘Je moet weten dat hij vanaf het allereerste begin aan heeft gegeven achter mij en de Rueri te staan, waardoor mijn gehele relatie met hem een grote leugen is. Nog erger is dat. . . Zij jongere zus – Vaillé – heeft altijd een speciale plaats in mijn leven gekregen en zij heeft mij op dit moment een mes in de rug gestoken, wat ze nooit meer zal kunnen goed praten. Ze heeft geeneens de moeite genomen om achter mij aan te komen, waardoor ik slechts kan hopen dat ze achter mijn zuster aan is – wat ik betwijfel. Ik hoef haar of haar broer in ieder geval niet meer te zien. . . Niemand meer, eigenlijk.’
          Met een wijds gebaar laat ik de halve appel in de struiken belanden en sta met een soepele beweging op, waarbij ik mijn boog en pijlen laat liggen. Door het gemis van mijn favoriete wapens – ik had namelijk verschillende messen in mijn kledij verborgen – voelde ik me naakt, maar ik besloot door te zetten en voor de vrouwelijke zandelf tot stilstand te komen. Met slechts een aantal centimeters tussen ons in, laat ik mijn lichaam opnieuw op de grond zakken – waarbij er een minimaal glimlach rondom één van mijn mondhoeken verschijnt.
    ‘Mijn naam is Jace – Jace Steele. Wanneer ik heel eerlijk ben, heb ik je vaker gezien in mijn dromen dan in het echt. Maar, op dit moment ben jij de enige persoon met wie ik zou willen praten. Ik ga je niets doen, dat beloof ik.’ Mijn kijkers fonkelen bij mijn laatste woorden, aangezien ze niets meer zijn dan de waarheid. Mijn bezorgde gevoel over de vrouwelijke zandelf is plotseling opmerkelijk aanwezig en alle woede jegens Ravi en Vaillé schijnt compleet verdwenen te zijn – de jongedame voor me kon me alles afnemen en me tegelijkertijd alles geven.

    [ bericht aangepast op 22 juli 2014 - 22:05 ]


    Aurea Helene Cordero
    ¼ waterelf, Rueri
    •••••

    'Ik wil niet,' vermeld Braulio kinderlijk wanneer ik aan hem vraag of hij niet eens om moet kleden. Onwillekeurig glimlach ik om zijn antwoord. Hij klinkt nu net als een klein kind dat niet in bad wil of niet wil gaan slapen, iets wat erg amuserend is gezien het normaal gesproken lastig voor te stellen is dat Braulio ooit kind is geweest, met zijn - bijna - altijd serieuze gedraag. Hij laat bij deze woorden zijn hoofd op mijn schouder rusten, waarvoor hij een stuk door zijn knieën moet gaan, en ik woel zachtjes door zijn haar. Na nog enkele woorden van mij drukt hij een kus in mijn hals en maakt hij bh vast, gelukkig. Hoewel ik die dingen zelf al lang draag, kan ik het nog steeds niet voor elkaar krijgen om ze zelf op mijn rug vast te klikken, enkel losmaken lukt. 'Dan hoop ik maar dat die agenda van je mee werkt.' Hij heeft me inmiddels losgelaten en ik stap bij hem vandaan, voordat hij van gedachten kan veranderen. 'Dat zullen we vanzelf wel zien,' glimlach ik opgewekt.

    Ik heb inmiddels al een blouse uit zijn kledingkast gepakt en sta weer voor zijn neus. Terwijl ik hem mededeel dat hij vanavond maar moet douchen, met een overduidelijk blik dat we dat dan wel samen kunnen doen, trek ik hem zijn blouse aan. Hij protesteert niet, zoals te verwachten was. Hij is en blijft tenslotte een man. 'Des te meer reden om ervoor te zorgen dat je assistente met een goed antwoord op mijn vraag komt. Misschien mag je mij dan wel plagen.' Een zachte, geamuseerde lach komt over mijn lippen. 'Ik plaag je ook wel wanneer het niet mag,' grinnik ik uitdagend.

    'Dat klinkt aanlokkelijk, maar het gaat twee keer zo snel als ik het zelf doe en hoe eerder deze dag voorbij is, hoe beter,' zegt hij, ondanks de grijns op zijn gezicht. Ondeugend steek ik mijn tong naar hem uit. 'Your loss,' meld ik hem zangerig nadat hij zijn lippen om de mijne heeft gedrukt. Ondanks dat er toch niks gebeurd zou zijn, blijft het leuk om hem te plagen. Het is altijd leuk om hem te plagen. Ik heb duizendmaal liever de persoon die hij is wanneer we alleen zijn, dan de Braulio de Ruerileider. 'Dankjewel, Aurea, voor het aandoen van mijn blouse.' Hij trekt de rest van zijn kleding aan, allemaal donker natuurlijk. Ik vind het soms nog weleens jammer dat Rueri voornamelijk donkere kleding dragen. Ik prefereer wel donkere kleding boven kleurige kleding, maar soms is het ook wel eens leuk om iets fleurigs te dragen. Je valt daar vaak echter gelijk mee op, en dat hoeft voor mij niet zo nodig. Ik hoef niet iedereens ogen op me gericht te hebben.

    Braulio loopt naar de gordijnen, om die vervolgens te openen. 'Veel te fel.' Hij draait zich weg van de gordijnen en ik zie dat hij zijn ogen weer opent, die hij tijdens het open doen van de gordijnen dus blijkbaar gesloten had. 'Niet zo zeuren jij. We kunnen beter zonneschijn dan regen hebben, dan zet je maar een zonnebril op,' meld ik hem terwijl hij mijn hand vast pakt en mij richting zijn kamerdeur trekt. 'Kom, schoonheid, we zullen de wereld eens tegemoet treden.' Enkele seconden later staan we op de gang en we lopen richting de keuken. De keuken is, net zoals de gangen waar we door heen liepen, verlaten, wat waarschijnlijk te verklaren valt aan het feit dat het toch al wel laat in de ochtend is en de Rueri die in het hoofdgebouw slapen al wel bezig zullen zijn. Ik ben er in ieder geval wel blij mee dat de keuken al verlaten is. Nog iets met z'n tweetjes, al betekent de verlaten keuken waarschijnlijk ook dat we ons misschien iets moeten haasten. Ik ben dan ook eerst van plan om gewoon een simpel ontbijt te maken, maar dan hoor ik Braulio's maag knorren. Zachtjes duw ik hem op één van de keukenstoelen. 'Ik maak wel iets,' glimlach ik, waarna ik in de keukenkastjes begin te rommelen, opzoek naar de ingrediënten voor poffertjesbeslag. Melk, bakmeel, suiker en een ei. Ik gooi alles in een kom, mix het en begin daarna aan het pakken van de kleine pannenkoekjes. Tijdens het bakken van de poffertjes, verzamel ik ook fruit uit de koelkast, om het vervolgens in kleine stukjes te snijden en in een kom te gooien. Wanneer het beslag op is, verspreid ik de poffertjes over één bord, strooi ik er wat poedersuiker over en spreid ik er room over. Ik pak wat bestek, het bord met poffertjes en de kom vol fruit op en zet ze voor Braulio's neus neer. ''Eet smakelijk,' glimlach ik, waarna ik een kus op zijn wang druk. Ik maak zo meteen voor mezelf wel gewoon een broodje, ik ben niet echt een eter in de ochtend.

    [ bericht aangepast op 24 juli 2014 - 23:18 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Jasmine Kamilah Al'Ghamdi ––
    Rebel, Zandelf
    ° ° °



    De man scheen niet blij te zijn met haar opbiechten, maar de waarheid was dat het haar vrij weinig deerde. Ze was tenminste eerlijk geweest en ze wilde niet liegen over zo’n emotionele gebeurtenis, dat had ze hem wel verschuldigd. Het zorgde er in elk geval niet voor dat haar schuldgevoel minder door, als ze dat al zou verwachten, want dit bonsde alsnog hard in haar ribbenkast.
          ‘Het spijt me om te zien dat een persoon je dat heeft aangedaan – hij of zij zou gestraft moeten worden. Ik straf alleen personen welke andere personen iets aan hebben gedaan – mens of geen mens. Je zou denken dat de Rueri daar niet voor staat, maar ik zit ook niet bij de Rueri om de beoogde redenen.’ Ze was nieuwsgierig geworden, hoewel ze het niet liet beletten om naar hem verder te luisteren. In eerste instantie had ze in de aanval willen gaan, omdat ze er immers anders over dacht, maar ze besloot haar mond te houden voor een keer. Deze gehele gebeurtenis was al curieus genoeg en vreemd op zich, waardoor ze geduld met hem zou moeten hebben – iets wat ze wel overhad. ‘Mijn. . . Ik ben personen uit mijn leven kwijt geraakt door magische wezens en dit is mijn manier om wraak te nemen. Daarnaast weet ik op deze wijze een blik te houden op de gehele omgeving en hetgeen wat er aan de gang is.’ Jasmine kon het niet laten; ze werd met de seconde benieuwder naar zijn levensverhaal, naar de reden waarom hij zo geflipt was daarnet. Onbewust zochten haar goudbruine kijkers zijn poelen, die plotseling anders waren dan ze voorheen gezien had. . . Hij scheen wel meer openhartig naar haar toe te zijn, alsof hij haar verhaal toch apprecieerde en dit in ruil daarvoor kreeg. Zonder nadenken was er een zachte glimlach op haar lippen neergestreken, terwijl haar slanke vingers alsnog de appel verkenden.
          ‘Jij bent niet de enige persoon welke Ravi heeft geholpen in moeilijke tijden. Hij heeft mij en mijn zuster meerdere malen weten te helpen door middel van kleine hoeveelheden voedsel. Je moet weten dat hij vanaf het allereerste begin aan heeft gegeven achter mij en de Rueri te staan, waardoor mijn gehele relatie met hem een grote leugen is. Nog erger is dat. . . Zij jongere zus – Vaillé – heeft altijd een speciale plaats in mijn leven gekregen en zij heeft mij op dit moment een mes in de rug gestoken, wat ze nooit meer zal kunnen goed praten. Ze heeft geeneens de moeite genomen om achter mij aan te komen, waardoor ik slechts kan hopen dat ze achter mijn zuster aan is – wat ik betwijfel. Ik hoef haar of haar broer in ieder geval niet meer te zien. . . Niemand meer, eigenlijk.’ Na zijn woordenstroom haalt ze haar wenkbrauwen op bij het verhaal, waarna ze even de woorden bij elkaar probeerde te zoeken die ze hem kwijt wilde. Uiteindelijk, na enkele momenten van stilte, dacht ze het te hebben en daarom deed ze haar mond ook open.
          ‘Wow. . .’ rolde er over haar lippen, ten teken dat het nogal wat was om in te nemen. Ze voelde zich vreemd genoeg nogal geïntimideerd door het gegeven dat hij dit plotseling aan haar toevertrouwd had, en daarom probeerde ze het zo voorzichtig mogelijk te brengen. Ondanks ze daar niet bepaald om bekend stond, soms tot haar ergernis. Toch zou ze het niet veranderen, mocht ze dat kunnen. ‘Wat vreselijk voor je. . . dat je – je dierbaren op zo’n wijze kwijt bent geraakt. Magisch wezen of niet, dat is niet aanvaardbaar. . .’ vervolgde ze, twijfelend of ze het volgende wel moest zeggen, wat ze uiteindelijk toch deed. ‘Wat ben je van plan met de daders te doen wanneer je ze hebt gevonden? Martelen, vermoorden?’ Haar gelaatsexpressie had een ondoorgrondelijke blik gekregen, omdat ze wist dat ze op gevaarlijk vaarwater zat en voorzichtig haar woorden moest uitkiezen. ‘Ik wens dat je dat niet zal doen, want wanneer je jezelf naar hun verlaagd, zal je net zo’n beest zijn. . . En hoe ik het zie, ben jij een edelmoedig, dapper persoon.’ Jasmine doorboorde haar tedere blik geleidelijk aan in die van hem. De woorden van de jongeman gleden opnieuw in haar hersenspinsels, waardoor ze zich bedacht dat hij zijn ouders niet benoemd had.
          Ik ben personen uit mijn leven kwijt geraakt door magische wezens. . . Hij heeft mij en mijn zuster meerdere malen weten te helpen door middel van kleine hoeveelheden voedsel.
          Het was onherroepelijk: de personen die hij verloren had, moesten zijn ouders wel zijn geweest. Hierdoor brak er klam zweet op haar voorhoofd uit, die ze iets weg depte met de achterkant van haar handen. Ze voelde zich nog slechter dan voorheen wanneer ze aan dit geheim dacht, en hoeveel pijn hij wel niet had moeten verdragen. De zandelf had zijn vrienden – welja, Ravi, want Vaillé behoorde in een geheel andere categorie – afgepakt, zo scheen het in elk geval. ‘Het spijt me. . .’ rolde er plotseling uit haar mond, nog voor ze er erg in had. ‘Het spijt me van daarnet en van het overlijden van je. . .eh, jullie ouders.’ Met een haastige, redelijk nerveuze blik in de zak pakte ze de overgebleven appel eruit en legde deze zacht in zijn handen. ‘Hier, deze is voor je zus. Volgens mij heet ze Jade, toch?’ De naam had ze murmelend over Vaille’s lippen gehoord, alleen helaas was dat niet de naam van de man voor haar geweest, waar ze plotseling wel erg nieuwsgierig naar was. Al was het maar om een naam bij het knappe gezicht te plaatsen, het gezicht die haar meerdere malen in haar slaap geteisterd had.
    Abrupt stond hij op om voor haar neer te gaan zitten, waar ze al verbaasd genoeg over was. Maar met een paar centimeters tussen hen in kon Jasmine een zware, maar tegelijkertijd aangename geur ruiken, die ze onmiskenbaar aan hem koppelde. Wat het zijn aftershave? Zonder enige schaamte gleden haar karamelkleurige poelen over zijn gezicht, over zijn scherpe kaaklijnen om uiteindelijk opnieuw bij zijn ogen te eindigen. Er lag een glimlachje op zijn lippen die ze niet kon doorgronden, waardoor ze ondertussen vast een rare expressie had gekregen. God, ze zag er vast charmant uit zo! Haastig trok ze haar gezichtsuitdrukking in een vertrouwde expressie terug.
          ‘Mijn naam is Jace – Jace steele.’ En daar was het, als donderslag in een heldere hemel, een tinteling die van top tot teen schoot. Jace Steele, probeerde ze in gedachten uit. Het sierde hem wel. ‘Wanneer ik heel eerlijk ben, heb ik je vaker gezien in mijn dromen dan in het echt. Maar, op dit moment ben jij de enige persoon met wie ik zou willen praten. Ik ga je niets doen, dat beloof ik.’ Ze wist dat het de waarheid was door de fonkeling in zijn kijkers, en het scheen alsof hij niet meer boos was over het hele voorval. Hoewel dat natuurlijk een masker kon zijn, want zo goed kende ze hem nog niet.
          ‘Ik geloof niet dat Ravi iets kwaad in de zin heeft, hij is een goed persoon. Wat Vaillé betreft: we kunnen elkaar wel schieten, maar ik heb niet het idee dat ze dit opzettelijk heeft gedaan. Ze heeft immers vaak genoeg laten weten dat ze aan de kant van de Rueri staat, en. . .’ Ik wil het niet zeggen, ik wil het niet, ik wil het niet – dacht ze, waarna ze na enkele seconden toch haar mond opendeed. ‘het was een vergissing dat ik vandaag terug kwam: mijn verschijning is namelijk verboden bij de herberg. Ik was zo koppig als een ezel om wel een stap binnen te zetten, waardoor jouw - als zowel je zusters - verbintenissen verpest zijn. Om het feit dat ik dit naar de filistijnen heb geholpen, zal ik je helpen. Het feit dat Vaillé en ik als water en vuur zijn, belet me daar niet van. Hierom zal ik je helpen je romance en vriend terug te krijgen, zodat je de zon weer in het water kan zien verschijnen.’ Niet te geloven dat ze het nu voor die heks opnam, dat had ze nooit ofte nimmer gedacht. Maar ja, die blik in Jace zijn ogen maakte haar misselijk – ze wilde niet dat hij pijn leed, ook al had ze hem pas net beter leren kennen. Ze wist niet waarom maar haar wangen kleurden lichtelijk rood bij deze bekentenis, en zeker de laatste paar woorden. Wie had gedacht dat er ooit iemand, behalve harteloze klootzakken, op Vaillé zou kunnen vallen? Jasmine wist niet bepaald wat ze ervan moest vinden, maar ze moest die verdomde heks wel helpen. Ze was niet enkel Jace dat verplicht, maar nu haar ook. Waarom moest ze dan ook precies deze geweldige jongeman aan de haak slaan? Welja, Jasmine was de slechtste nog niet, dus trok ze haar mond weer open.
          ‘Accepteer je dit aanbod?’ Ze toverde een brede glimlach op haar lippen tevoorschijn en in haar goudbruine poelen fonkelde er een schittering. ‘O, en mijn naam is Jasmine – Jasmine Al’Ghamdi.’ Zei ze als laatste met dezelfde sprankelende glimlach, terwijl haar ogen die van hem ontmoette. Ze hield zichzelf in om niet haar gebruikelijke begroeting welke bij de elven gewend was, uit te voeren. De jongedame betrapte zichzelf erop dat hij haar adem wegnam, wat ze absoluut niet tegen kon gaan.

    [ bericht aangepast op 26 juli 2014 - 16:39 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Meghan Ginnifer Carlyle ~ Heks ~ Rebel



    Nadat ik het uiltje had behandeld met de zalf en hem een nieuw verband om had gedaan besloot ik om nog maar even wat kruiden te verzamelen in mijn tuintje achter mijn huis. Ik was dan wel niet zo’n held in tuinieren maar ik kon toch nog wel een paar kruiden verbouwen die in het bos niet te vinden waren.
    Het uiltje alleen achterlatend liep ik de trap af waardoor ik in de kamer achter de winkel kwam, hier lag het ook nog eens vol met kruiden waardoor het echt een rommel leek. Ik nam me voor om morgen maar eens te beginnen met een grote schoonmaak.
    Nadat ik nog een blik in de winkel had geworpen om er zeker van te zijn dat er niemand was, liep ik mijn tuintje in terwijl ik onderweg nog even mijn gieter pakte. De kruiden waren al flink gegroeid maar de meesten waren nog niet klaar om geplukt te worden. Ik liep langs de rijen met kruiden en gaf ze de hoeveelheid water waarvan ik dacht dat goed voor ze was. Nadat ik nog wat planten had geplukt die wel klaar waren om geoogst te worden liep ik weer naar binnen. Ik zette de gieter weer onder een van de tafels die bomvol lag met kruiden en liep de winkel in, waar ik de kruiden die ik net geplukt had op de toonbank legde.
    Ik had eigenlijk geen idee wat ik kon doen, dus liep ik maar naar boven om even bij het uiltje te kijken. Toen ik de trap op liep hoorde ik hem al piepen, of eigenlijk haar, verbeterde ik mezelf. Toen ik de deur opendeed probeerde ze net weer omhoog te vliegen, wat niet lukte vanwege de wond. Snel liep ik naar het uiltje toe en pakte het op. De wond was weer een beetje begonnen met bloeden, maar het viel mee door het zalfje dat ik erop had gesmeerd. Maar het uiltje kon voorlopig nog niet vliegen.


    'Your happy ending may not be what you expect. That's what will make it so special.' ~ Mary Margaret