• Het jaar is 4995. In de loop van de jaren is het Azmar Koninkrijk drastisch veranderd, de velen oorlogen hebben hun tol geëist en immens veel mensen zijn zich gaan afvragen of magie daadwerkelijk positief is. Hierdoor is de opkomst van de Rueri begonnen, ze zijn al voor jaren in het geheim kracht aan het winnen over het Koninkrijk.
    Hoewel er nog enkele plaatsen zijn waar magie wordt geaccepteerd, hebben de meeste van de menselijke burgers - na de talloze oorlogen, draken aanvallen, invasies, en meer - de Rueri aanvaard. Ze zien immers in wat magie met de wereld heeft gedaan. Aelley is één van de weinige plaatsen in Azmar waar het nog daadwerkelijk welkom is, alleen is het tot de nok toe gevuld met wezens die onderdak proberen te vinden. Het is niet zeker dat ze daar veilig zijn, gezien zelfs daar regelmatig enkele leden van de Rueri opduiken om hun afkeer tegen magie gebruikers als zowel wezens te laten bemerken. Wanneer ze hen ontdekken, zullen ze meegenomen en opgesloten worden om meer kracht te verkrijgen over de landen.
    Echter, niet iedereen vertrouwt de Rueri. Zelfs sommige binnen hun eigen klasse.

    ROLLENTOPIC • PRAATTOPIC

    Rollen ––
    Nikolaevna • Jasmine Al'Ghamdi – Zandelf, rebel • 1,2
    Griever • Jade Sophronia Steele – Mens, Rueri • 1,8
    Dashner • Arabella Mae Lockwood – Mens, Rueri • 1,8
    Glader • Aurea Helene Cordero – ¼ waterelf, Rueri • 1,10
    MissMills • Meghan Ginnifer Carlyle – Heks, rebel • 1,10

    Sigil • Aerion Smithson – Mens, neutraal • 1,6
    Runner • Jace Malachi Steele – Mens, Rueri • 1,7
    Teresa • Henry Reagan – Mens, Rueri • 1,6
    Cashby • Benjamin “Rusty” Paxton – Zandelf, rebel • 1,11
    Yuimaru • Andrew Cam Evallion – Mens, Rueri • 1,10
    NefeIibata • Ravi Samir N'avale – Mens, neutraal • 1,12
    Florentina • Nicolas Servio – Mens, Rueri • 1,12 | Inactief |
    Goldenwing • Athanasius Braulio Wyatt Morton – Mens, Rueri; leider • 1,13


    Tacia ––
    Ze leven hier hoofdzakelijk in vrede, en proberen zich dan ook af te sluiten van de rest. Dit betekent echter niet dat ze het met de Rueri eens zijn, ze willen simpelweg geen oorlog meer starten. De Elfen, want die leven hier in het bijzonder, hebben grote boomhutten gemaakt waar ze in wonen. Echter, er zijn eveneens wezens die zich in de bergen hebben teruggetrokken, welke vlakbij zijn. Tacia bestaan dan ook grotendeels uit bergen, met ondergrondse gangen die een netwerk vormen. Er leven hier gevaarlijke dieren, die een persoon zo aanvallen wanneer je niet uitkijkt. Ze zorgen voor fruit, potten en hebben prachtige edelstenen in het diepste van de aardebergen.
    Azoskad ––
    Het land bestaat voornamelijk uit zand en dat in combinatie met de altijd warme zon die er schijnt, laat planten en bomen verdorren. Waterplassen die er eens waren staan kurkdroog en enkel dieren die dit klimaat aankunnen lopen er nog. Alleen de mensen die hier geboren en getogen zijn, zijn eraan gewend - maar wanneer iemand een gok wil wagen, zorg vooral dat je genoeg water bij je hebt. Het is letterlijk een grote zandbak. Hier resideren voornamelijk zandelfen, maar het is een klein volk en de Rueri die hedendaags regeert, willen ze omverwerpen. Er zijn twee groepen ontstaan: de verraders, die bij de Rueri horen, en de rebellen - die plannen hebben gemaakt om te vertrekken en bondgenoten te zoeken.
    Aelley ––
    In tegenstelling tot de andere landen heb je hier een arena waar mensen voor het amusement (en soms voor een prijs) tegen elkaar vechten. Er zijn veel stenen straten als zowel zandpaden waar de handelaren gebruik van maken. Hier komen vooral de mensen vandaan, die een specialiteit in gevechtskunsten hebben ontwikkeld, gezien ze geen magische kracht hebben. De populatie tegenwoordig is gegroeid - doordat de Rueri zowat elk land heeft overgenomen en er kampen heeft gevestigd. Ze exporteren gereedschap, wapens en dierenvellen.
    Sotan ––
    Zowat niemand durft zich hiernaartoe te begeven, want dat betekent dat ze eerst door het Zwarte Woud moeten begeven - waar zich allerlei duistere wezens huizen. Ironisch gezien, staat aan het rand van dit woud wel een herberg voor reizigers: "the Weeping Witch". Wanneer je genoeg moed hebt getoond, merk je dat - ondanks de kille, macabere sfeer die zich hier vestigt. . . het gezellig kan zijn - op een rustige manier. Misschien durf je zelfs naar één van hun waarzeggers te gaan. Desalniettemin is het niet handig snel iemand te vertrouwen die hier vandaan komt, slinksheid is toch één van de karaktereigenschappen die in hen blijft. Hier komen vooral de Magiërs als zowel Heksen vandaan, waar er niet veel meer van over zijn, en het land exporteert vooral geneesmiddelen.
    Faerlyn ––
    Het is een klein land, wat voornamelijk uit water bestaat - rivieren, meren en liggende aan de Grote Zee - waardoor er eveneens niet veel bevolking is. Toch, ondanks de weinige mensen, is het een bruisende bevolking welke zich graag inzet voor gerechtigheid. De merenhelft van de populatie bestaat uit Half Elves met de affiniteit voor watermagie, maar daarnaast bestaan er nog enkele Elven. Er bestaat een rumoer dat er vlakbij Meerminnen in de zee wonen, maar tot nu toe heeft zowat niemand er één gezien. Faerlyn beschikt over weinig boeken en kruiden, maar exporteren vis, zout en verf.

    [ bericht aangepast op 9 okt 2014 - 14:49 ]

    [ bericht aangepast door een moderator op 24 juni 2014 - 22:51 ]


    •

    Andrew Evallion • Mens, Rueri


    Andrews stemming was er niet beter op geworden, hij dacht ieder minuut weer aan die ene keer. Andrew had geen officiele taken vandaag en zou hoe dan ook snel weer naar huis toe gaan. Of naar een rustige plek waar hij rustig na kon denken.
    Tik.
    Het holle geluid van voetstappen dringt zijn oren binnen. Het is het geluid van hakken die tikken op de stenen grond.
    Tik, tik, tik.
    Het geluid komt steeds dichterbij en door de slechte belichting ziet het er schemerig uit. Het geluid wordt steeds harder en terwijl hij met mijn ogen begint te turen ziet hij een gedaante tevoorschijn komen.
    Het getik stopt en de gedaante staat voor hem. "Pardon." De stem klinkt vrouwelijk en hoog en terwijl Drew de stem probeert te pijlen kijken twee fel blauwe kijkers hem hulpeloos aan. "Ik geloof dat ik verdwaald ben, kun je me wijzen hoe ik weer buiten kom?" Andrew begint te fronzen. De stem klinkt bekend, even als de blauwe ogen die hem bekend voorkomen. Toch kan hij de stem niet plaatsen. Hij kijkt de vrouw goed aan en ziet rode haren vanonder de capuchon ontsnappen.
    Blauwe ogen.. Rood haar..
    Evanjalin! Toch wist hij niet zeker of zij het was. Hij had nooit met de jonge vrouw gesproken laat staan dat hij meteen wist wie ze was. Waarschijnlijk dacht zij dat ik een gewone bewaker was. Hij had die taak op zich genomen, omdat één man dat niet aan kon. "Mag ik eerst weten wie je bent en wat je hier doet?" Het klonk iets aanvallender dan dat hij had willen klinken, maar dat was te verwijten aan zijn stemming. Op dit moment wenste hij dat hij Aurea bij zich had, zij had hem begrepen en geweten hoe hij zich voelde. Ze zou precies weten wat ze moesten doen zodat hij zich er niet mee bezig zou houden en beter nog. Ze had het hem comfortabel gemaakt.
    Het was best vroeg en na mate de seconden voorbij tikte en Andrew besefte dat het ook echt Evanjalin was zei hij : "Waar moet je precies naar toe? Ik ga richting de uitgang van het gebouw." Hij keek haar even aan, wat hij van Evanjalin wist was dat zij wapens en eten bracht naar het Rueri hol, terwijl ze ook nog eens de magische wezens hielp. Ondanks dat hij geen hekel had aan álle magische wezens, was hij het er nog steeds niet mee eens dat ze hier was. Waarschijnlijk kwam dat door zijn eigen verdorven en verwrongen gedachte over de heksen en magiërs.
    Neutraal, dat was wat ze was. Hij vond dat een vreemde conclusie om te trekken, dat iemand neutraal kon zijn. Het klonk alsof je geen mening had over wat er gaande was in het land.
    Toch kon hij Evanjalin daar niet om beoordelen, zo ver hij ook had gehoord was ze iemand met een aardig karakter en ze deed toch veel voor de Rueri. Hij keek Evanjelin afwachtend en verwachtingsvol aan.

    (Het is een hele korte post sorry. )


    The duty of youth, is to challenge corruption.

    haha sorry, mine won't be long either. Ha ha (cat) Het zijn 300-350 woorden en kijk hoe sneu en kort hij lijkt.

    Evanjalin Brentwood II Mens II Neutraal
    Toen de man zich omdraaide viel haar direct op dat zijn zwarte haren bijna wegvielen in de haast even donkere omgeving. Evanjalin sloeg haar armen opnieuw over elkaar terwijl ze de man in haar opnam, terwijl ze dit deed hield ze haar hoofd een beetje schuin. De duisternis maakte het moeilijker voor haar om erachter te komen of ze hem kende, of van hem had gehoord, en na een paar seconden gaf ze het dan ook al op. Het was toen pas dat ze zich realiseerde dat de man haar wat had gevraagd en een knippering met haar ogen later drongen ook de woorden haar hoofd binnen. "Evanjalin Brentwood," beantwoordde ze zijn vraag, "Nicolas had een rapier aangevraagd en ik kwam deze brengen." De aanvallende toon in zijn stem was haar geheel ontgaan en de glimlach, blij dat ze iemand had gevonden die haar wellicht weer naar buiten kon helpen, was niet van haar gezicht te slaan. "Oh ik ook! Is het goed als ik meeloop?" Ze had haar stem iets verheven en ze schrok er zelf van, het klonk zo hard in deze stilte. Nou, bijna stil. Het gekerm en geroep van de gevangenen had ze zoveel mogelijk uit proberen te sluiten en zo nu en dan hoorde ze alleen druppels vallen in deze vochtige ruimtes. "Ik geloof trouwens niet dat ik je ken, mag ik je naam weten?" De woorden waren over haar lippen gekomen zoals ze zich voelde, nieuwsgierig naar deze vreemdeling. Het kwam niet vaak voor dat de roodharige dame iemand niet kende en ze vermoedde dat het kwam doordat de man zijn tijd hier beneden veel tijd doorbracht. Zijn bleke huid verried dit. Toen de man in beweging kwam liep Evanjalin mee en zoals gewoonlijk kon ze haar mond niet houden. "Hoe komt het trouwens dat ik je nooit eerder heb gezien?" Hoewel Evanjalin vaak niks bedoelde met wat ze zei was het wel vaker voorgekomen dat mensen haar woorden verkeerd opvatte. Haar pure interesse werd vaak verward met felheid, brutaliteit en dergelijke, zelfs wanneer ze hier zelf absoluut niet van op de hoogte was.

    [ bericht aangepast op 23 aug 2014 - 19:31 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Andrew Evallion • Mens, Rueri


    • • •


    Andrews vermoedens waren juist. De vrouw stelde zich voor als "Evanjalin Brentwood." Hij gaf haar een kort knikje. "Nicolas had een rapier aangevraagd en ik kwam deze brengen." "Nicolas dus." Nicolas was degene voor wie Andrew inviel bij het bewaken van de cellen. Ze namen de diensten vaak genoeg van elkaar over en het was iemand waarmee hij goed overweg kon gaan. Ook was hij één van de weinige die geen poging deed tot rond commanderen.
    Mijn opmerking over de uitgang had Evanjalin duidelijk bereikt. "Oh ik ook! Is het goed als ik meeloop?" Ze had haar stem iets verheven en ze schrok er zelf van, het klonk zo hard in deze stilte. Nou, bijna stil. Het gekerm en geroep van de gevangenen had ze zoveel mogelijk uit proberen te sluiten en zo nu en dan hoorde ze alleen druppels vallen in deze vochtige ruimtes. Er ontstond een klein glimlachje op mijn lippen. "Ja natuurlijk, hoe ben je überhaupt hier terecht gekomen? Nicolas is als het goed is aan de andere kant van het gebouw?" Ik hield mijn armen over elkaar heen en keek haar met een opgetrokken wenkbrauw aan. "Ik geloof trouwens niet dat ik je ken, mag ik je naam weten?" Er klonk een en al nieuwsgierigheid door haar stem, wat weer een lachje van mij opleverde. "Andrew Evallion." Hij stak zijn hand naar haar uit. "Aangenaam." Hij liet een scheef lachje op mijn gezicht staan
    We liepen richting de uitgang en het was duidelijk dat Evanjalin niet lang stil kon zijn. Volgens mij was ze meer benieuwd naar hem dan de uitgang vinden. "Hoe komt het trouwens dat ik je nooit eerder heb gezien?" luidde haar vraag en hij keek haar aan. "IK heb jou wel gezien hoor, maar gewoon in een drukte even snel." Zei hij luchtig. "Hier naar links." Ze liepen de trap op en hij ging verder met zijn verhaal. "En waarschijnlijk omdat ik vaak genoeg of op missies ben of de diensten van Nicolas overneem." Hij draaide zich om, het gejammer van de gevangenen begon hem te irriteren en hij begon zijn stap iets te versnellen. "Maar, nu is het mijn beurt om vragen te stellen." Hij grinnikte. "Waar moet je precies naartoe?" Hij keek even naar de persoon naast hem. Het doffe licht, verlichte de ruimte miniem, toch kon hij Evanjalins zon gebruinde gezicht nog net zien.

    [ bericht aangepast op 22 aug 2014 - 20:34 ]


    The duty of youth, is to challenge corruption.

    Athanasius ‘Braulio’ Wyatt Morton

    Uiteraard moest zijn vriendin af en toe weer opmerkingen maken over wat hij deed of zei, iets wat hij nog wel eens storend vond maar momenteel kon het hem niet zoveel schelen. Alle energie die hij kon sparen en daarmee overhield voor vanavond, bespaarde hij.
    In de keuken aangekomen drukte Aurea hem op een stoel, met de woorden dat ze wel wat voor hem maakte. De gedachten dat hij het niet erg vond als dat iedere dag zou gebeuren passeerde in zijn hoofd, al wist hij nog niet met zekerheid wat de blondine van plan was te gaan maken voor hem, al hoopte hij poffertjes. Het was misschien vreemd dat het lievelingsgerecht van een volwassen man, van toch alweer 28 jaar, poffertjes was, maar het maakte hem niet veel uit. Poffertjes was het enige gerecht waarvoor je hem zijn nachtrust mocht afnemen, en dat zei wat. In alle andere gevallen zou hij pisnijdig worden, je de huid vol schelden en ermee dreigen dat je verbannen zou worden. Behalve bij poffertjes dus.

    “Wat een goed idee, Aurea.” Merkte hij op, terwijl zijn ogen alle handelingen van de blondine volgden. Aan alles wat de jongedame deed werd hij steeds meer verzekerd van dat hij zijn lievelingsgerecht zou krijgen. Op het moment dat er dan ook werkelijk de geur van poffertjes zich door de keuken verspreidde wist hij het zeker. Een brede glimlach werd op zijn gezicht zichtbaar, al kijkend naar de geur van zijn vriendin. “Je kent me te goed.” Het waren woorden die in deze situatie slechts bewondering waren en geen dubbele bodem bevatten, wat anders nog wel eens het geval was. Hoewel hij het leuk vond om Aurea als zijn vriendin te hebben was hij nog altijd niet erg scheutig met de informatie die hij over zichzelf aan de jongedame vertelde. Het verleden had hem immers haarfijn geleerd dat hoe meer je verteld, op hoe meer vlakken je geraakt kon worden en geraakt zult worden.

    Het wachten op zijn ontbijt gaf hem een mooie gelegenheid om na te denken over wat voor taak hij Aurea zou toe bedelen voor vandaag. Braulio had door de jaren heen heel goed zijn ‘werk’ leren scheiden van zijn privéleven, waardoor het altijd weer even duurde voordat het werk was opgestart. Vaak begon hij de werkdag door te verzinnen wat er gisteren was gebeurd, waar hij ook vaak hulp kreeg van het logboek dat hij bij hield. Veel duidelijks stond er niet in dat een ander zou begrijpen, maar Braulio snapte ieder woord van wat er stond geschreven. De vage zinnen, de raar uitgekozen woorden en de grote hoeveelheid aan cijfers zorgden ervoor dat het wel leek op de niet bestaande geheimtaal van een jong kind. Een geheimtaal was het inderdaad, die nog bestond ook, maar slechts voor Braulio. De taal had hij zichzelf aangeleerd toen hij een klein kind was, met slechts een paar kleine aanpassingen functioneerde hij nu alweer een gehele tijd voor de leider van de Rueri. Nu hij nog niet op zijn kamer aanwezig was moest hij het doen met zijn geheugen en hoewel die nog altijd scherp was moest hij bepaalde beelden er nog uitfilteren. Het zicht van een halfnaakte Aurea bijvoorbeeld, een beeld dat hij gisteravond had mogen aanschouwen voordat ze haar slaapkleding had aangetrokken. Er ontstond een grijns op zijn gezicht bij het terug denken aan het beeld van de gave huid van de blondine, toen ze alleen in haar slipje in zijn kamer stond. “Waarom slaap je niet eens wat vaker zonder shirt?” Vroeg hij terloops. Het mocht wel weer duidelijk zijn dat zijn gedachten een zijspoor waren ingeslagen, want dit had absoluut niets met zijn werk te maken.
    “Ik bedoel, je hebt zo’n prachtig lichaam, dat mag in de slaapkamer zeker gezien worden. Nu kun je er tegenin brengen dat het koud is zonder slaapshirt, maar dat is een ongegronde reden want onder de dekens is het altijd warm. Daarnaast ben ik er altijd nog om je warm te houden. Het argument dat er ieder moment iemand kan binnen komen wil ik ook alvast verwerpen, want dat is niet mogelijk, bovendien slaap je wel eens vaker naakt en dan is er ook nog nooit wat gebeurd.” Het mocht wel blijken dat Braulio zijn best deed om te voorkomen dat zijn vriendin met tegenwerpingen kwam, al zou ze ongetwijfeld nog wel wat kunnen verzinnen. Toch stelde het hem tevreden dat hij de meest voor de handliggende tegenwerpingen alvast van tafel had geveegd.

    Aurea zette het bord met daarop de poffertjes, inclusief room en poedersuiker, voor zijn neus neer, gevolgd door een kom met vers fruit. Zijn hand legde hij kort tegen de heup van de blondine aan, om nog een kus op haar voorhoofd te kunnen drukken voordat ze bij hem vandaan was gestapt. “Dankjewel, Aurea.” Niet veel tellen na die woorden viel hij aan op het ontbijt, wat hem goed smaakte. Ergens tussen twee happen door keek hij op naar de jongedame, om een vraag aan haar te stellen. “Hoe is het eigenlijk gesteld met je samoeraizwaarden?” Informeerde hij, de man hamerde er regelmatig op dat haar zwaarden altijd in uitstekende conditie moesten verkeren en mocht extra onderhoud nodig zijn dan wilde hij ten alle tijden de daarbij behorende kosten op zich nemen. Hij wist dat ze niet over zich heen liet lopen maar Braulio wilde dat ze zich altijd tot het uiterste kon verdedigen, een goede uitrusting hoorde daar voor hem bij. Zelden toonde de man zijn gevoelens, het was dan ook niet geheel duidelijk of hij wel echt om de jongedame gaf, maar het waren de kleine verpakte woorden, zoals deze, die deden vermoeden dat hij toch bezorgd om haar leek te kunnen zijn.

    Tijdens het verder eten van zijn poffertjes en fruit schoot het werk zijn gedachten weer binnen. Braulio was overduidelijk wat afgeleid geraakt door het beeld van een halfnaakte Aurea dat hij het hele werk alweer was vergeten. Nu hij zich er opnieuw opfocuste kwamen de gebeurtenissen van afgelopen week langzaam zijn gedachten weer binnen druppelen. Zijn bestek legde hij neer, toen de gehele maaltijd achter zijn kiezen was om vervolgens zijn hand naar de jongedame uit te steken. Zijn slanke vingers vouwden zich om haar pols heen, aan welke hij haar zacht naar zich toe trok. De stoel had hij al een stukje van de tafel afgeschoven zodat het mogelijk was om haar op zijn schoot te trekken. “Het was heerlijk.” Zijn handen vouwden hij ineen op haar onderrug en Braulio drukte een kus op haar lippen. In zijn ogen werd een ondeugende blik zichtbaar, die zich al snel nader uitleggen. “Ik weet wel wat je vandaag kunt doen voor me, ik kan wel een goede massage gebruiken.” Nu meende hij deze woorden echt, al wist hij zeker dat ze niet had gedacht dat dit een opdracht voor de dag zou worden. Toch was dit meer om haar een beetje te plagen, haar reactie te peilen op zijn woorden. Vandaag was de kans te groot dat hij onder haar handen in slaap zou vallen om niet meer wakker te worden tot de avond, niet echt bevorderlijk voor de Rueri dus. Langzaam verdween de ondeugende blik weer uit zijn ogen.

    “Maar nu even zonder gekkigheid, er is wel wat, wat je voor me kunt doen, “ het volume van zijn stem werd zachter, “ik heb namelijk het vermoeden dat er gesjoemeld wordt met de landingen die binnen komen. Of het gericht is naar ons, als Rueri, of in zijn algemeen omdat we veel producten afnemen, weet ik nog niet. Al vermoed ik dat het een doelbewuste actie is, iemand, waarschijnlijk een rebel, die dingen hier in de war wil schoppen. Ik wil dat je uitzoekt wie de mol is, zonder argwaan te wekken. Betekent het dat je de persoon moet volgen, jezelf in moeilijke bochten moet wringen, dan doe je dat. Wees op alles voorbereid, stel je eigen veiligheid voorop en kom heelhuids terug.” Braulio gaf haar de gelegenheid om vragen te stellen, of eventuele opmerkingen uit te spreken van dingen die haar onduidelijk leken. Na een paar minuten drukte hij zijn lippen op de hare, eigenlijk wilde hij haar nog niet laten gaan op missie, maar hij besefte dat hij hun moment niet veel langer kon rekken, de zaken wachtten.


    Stand up when it's all crashing down.

    Jasmine Kamilah Al'Ghamdi ––
    Rebel, Zandelf
    ° ° °



    Het was daadwerkelijk enorm amusant om voor haar te bemerken dat de jongeman die eerder zo zelfverzekerd in zijn schoenen had gestaan nu een knalrode kleur op niet enkel zijn kaken, maar eveneens zijn wangen had gekleurd.
          ‘Um. Als jij dat zou willen zeggen op een eerste. . . date – dan houd ik je niet tegen. Ik denk dat het voornamelijk belangrijk is dat je jezelf bent. Dus. . . Ik kan je eerlijk gezegd nog geen compliment schenken over je kijkers, omdat ik daar de juiste woorden nog niet voor heb gevonden. Ze zijn vrij complex, als ik heel eerlijk ben. Niet op een slechte manier natuurlijk.’ Er brak een glimlach op haar gezicht door, waarbij een licht gegiechel klonk. Misschien was het dan toch geen goed idee om zoiets te zeggen op “een eerste date”, iets wat ze redelijk ongemakkelijk vond – hoewel ze dat niet liet merken. Haar idee van uitgaan met een jongen had een geheel andere prent in haar gedachtegang, waarvan ze niet bepaald wist of het een positief ofwel negatieve indruk was. Zijn woorden waren niet iets waar ze op antwoordde, maar stiekem waardeerde ze het immens dat hij zoiets tegen haar had gezegd. Het compliment over haar ogen deed haar denken aan haar thuisland, stiekem mistte ze het enorm en kreeg ze een weeïg gevoel in haar maag. Plotseling doemde haar moeder tevens in haar hersenkronkels op, en ze vroeg zich af waar zij momenteel zou zijn als zowel wat ze uitvoerde. Haar vader was enkele jaren geleden gestorven, maar het was nogal vreemd toentertijd – alsof er iets meer aan de hand was.
    Binnen enkele minuten zijn ze tussen de bomen doorgelopen en wanneer de herberg in zicht was gekomen, hield de jonge zandelf als vanzelf halt. Jace was naast een van de bomen aan de rand van het bos gestopt, waardoor eerder haar arm uit de zijne was gegleden op een voorzichtige wijze.
          ‘Ik neem liever niet het risico Ravi of Vaillé tegen te komen. Je kan Alaia altijd meenemen naar mijn huis – het huis van mij en Jade, om precies te zijn.’ Jasmine knikte een enkele keer, besloot hier echter eerst over na te denken. Een flits met de herinnering aan Jade en ze wist precies dat ze nog altijd uit moest kijken. Het waren nu eenmaal mensen, lid van de Rueri – en ondanks het gegeven dat ze Jace een enorm charmante man vond, erkende ze het dringende gevaar ervan. Heimelijk stelde ze zichzelf de vraag waar zijn, en zijn zusjes, huis dan wel mocht staan, welke hopelijk niet dichtbij het kasteel van de onderdrukkers bevond. Alleen al enkele meters dichtbij die plek deed haar opnieuw rillen, en gedachteloos dwaalde haar hand naar haar zij – waar een wonde achtergelaten was vanwege de vlucht. Plotseling vroeg ze zichzelf af of Jace van haar ontsnapping had gehoord en wat precies zijn mening erover was. Alleen al deze abrupte gedachte liet haar voorzichtig de man voor hem opnemen, bestuderen als een gevaarlijk boek. Hij haalde op dat ogenblik een hand door zijn haar, waar ze enkel al door die simpele beweging bijna door bezweek. Naar haar mening had hij vast geen idee hoe aantrekkelijk hij er wel niet uitzag.
          ‘Het compliment over je kijkers zal trouwens iets bevatten over de zon, de maan en de sterren – alleen ik ben niet zo poëtisch aangelegd dus ik denk er nog wat langer over na. Maar ik kan je wel zeggen. . .’ Er verscheen een kwajongensachtige grijns op zijn lippen, wat bij Jasmine resulteerde in een aanlokkelijke halve glimlach, waarbij ze over haar lippen wreef. Afwachtend – en lichtelijk ongeduldig – staarde ze hem aan, hield ging plek over om hem weg te laten dwalen. ‘. . . dat ik het niet erg vind om je. . . achterkant te bekijken wanneer je zo meteen bij me weg loopt.’
          ‘Ze zeggen dat je de bezieling van Azoskad kunt zien in de blik van een zandelf, de vurigheid kunnen voelen. . .’ Jasmine krulden haar lippen om bij deze zin, haar stem had een gewaagde klank als ondertoon, terwijl ze tergend langzaam naar hem toe liep – omdat ze iets voor hem stond. Ondertussen reikte ze naar haar kap, welke ze afzette, en knoopte haar donkere mantel los, om deze vervolgens om hem heen te slaan. Met haar tengere vingers nog om de stof heen, voelde ze zijn schouders tegen haar handpalmen, waarna ze de kap over zijn hoofd plaatste, zodat hij niet herkent kon worden door ongewenste personen. ‘En – als jij mijn. . . achterkant wilt bekijken,’ grijnsde ze speels, op hetzelfde moment dat ze haar ene hand jegens hem liet dwalen. Dit deed ze zodat haar vingers over zijn kaak kon laten glijden – waar ze zachte stoppels voelde. ‘zal ik dat een geheimpje tussen ons houden. Kijk maar goed.’ Haar grijns was alleen maar breder geworden en er kwam zelfs een zacht lachje over haar lippen rollen, waarna ze haar hand balde en hem zacht tegen zijn schouder aanschaafde. Jasmine maakte rechtsomkeert en liep opzettelijk op een charmante wijze weg. ‘Ik ben binnen enkele minuten terug.’

    Alaia was blij haar te zien toen ze de stallen binnen kwam lopen, de zwarte arabier begon te grinniken. Haar bronzen huidkleur smolt samen met de koolzwarte kleur van het paard, waar ze momenteel een zadel opdekte als zowel teugels bij omdeed – nadat ze echter de appel had verorberd. De vrouw suste haar paard zachtjes tot stilte, bang dat iemand zou komen controleren of er iemand in de stallen aanwezig was, waarbij tegelijkertijd haar hersenkronkels jegens haar moeder uitgingen. Waar zou ze hedendaags verblijven? Er zijn al enkele dagen, weken, maanden voorbij gegaan zonder dat ze haar heeft gezien. Ondanks het gegeven dat ze niet wil toegeven aan zichzelf hoe erg ze haar mist, overvalt het haar plotseling en streelt ze haar volle lippen zachtjes over elkaar heen met een weeïge blik in haar poelen.
          ‘Weet je zeker dat ik Alaia mee mag nemen naar jullie huis?’ stelde ze met een lichte glimlach, waarbij ze ondertussen soepel van het paard afgleed en met de teugels in haar hand richting de jongeman liep. De zon begon te schijnen door de schapenwolken, welke eerst de stralen van de zon blokkeerden. ‘Laten we hopen dat ze niet al het groen verslindt.’ Doordat ze haar lippen tegelijkertijd op elkaar drukt en een glimlach haar mondhoeken omkrullen, heeft het een ondeugende uitstraling.
          ‘Heb je bij toeval al een prachtig compliment over mijn kijkers bedacht?’ Ze gniffelt zachtjes, pakt hem bij de hand en trekt hem speels met zich mee. ‘Laten we naar jullie huis gaan – ik ben benieuwd. Ik hoop alleen dat je zus me niet tot moes probeert te rammelen, dat zou een tegenvaller zijn.’

    [ bericht aangepast op 28 aug 2014 - 22:15 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Vaillé Délice N'avale.

    Vaillé reikt haar hand uit naar zijn gezicht en laat haar vingertoppen langs de stoppels op zijn kaaklijn gaan om vervolgens zijn zacht roze lippen aan te raken. Ze voelt de drang om zijn warme groenkleurige ogen opnieuw te ontdekken met de hare, aangezien ze geen genoeg kan krijgen van deze lieflijke blik in zijn ogen waarvan ze weet dat zij één van de weinige is die deze ooit te zien heeft gekregen, maar om voornamelijk Henry te plagen, weet ze haar verlangen opzij te zetten en het nog enkele seconden uit te houden zonder hem aan te kijken.
          Hoewel dit een totaal andere situatie is, verlangt ze op dit moment naar deze lieflijke blik die zij, voor haar doen, al te lang heeft moeten missen. Echter is ze er vrij zeker van dat ze de herinnering die zojuist naar boven kwam drijven, zal moeten koesteren, aangezien ze er niet van overtuigd is dat ze de lieflijke blik in zijn warme ogen nog eens te zien zal krijgen en zeker niet op dit moment waarop hij, volgens haar vermoedens, met een kille blik naar zijn toenmalige vriendin kijkt.
          'Het is ook geen antwoord waard,' Vaillé is gewend aan zijn koude en harde opmerkingen, maar ze raken haar nog altijd diep in het hart. Ondanks het feit dat ze normaliter op deze opmerking had gereageerd, weet ze zich ditmaal in te houden. Vaillé verbaast zichzelf over hoe gelovig zij overkomt, maar dat zou ook aan haar kunnen liggen, aangezien Henry over het algemeen sneller dingen door heeft dan de gemiddelde mens en zeker bij iemand wie hij ruim drie jaar lang ieder dag zag.
          Nadat Vaillé de armband, die ooit als een gift aan haar was gegeven, tegen Henry zijn borstkas aan heeft geduwd en hij hem in een reflex heeft weten op te vangen, heeft ze haar slanke postuur tussen hem en de deurpost langs weten te krijgen, maar voordat ze de kans krijgt om enkel een kledingstuk te zien, houdt ze haar pas door de vloeistof die ze over haar arm voelt kruipen. Hoewel ze nog wat geduld had om op een vallend lijk te wachten, is dit opgeraakt zodra er niets gebeurd. Ze keert zich opnieuw naar Henry en breekt los. Al was het haar bedoeling geweest om vrijwel meteen de confrontatie met hem aan te gaan, kon ze zichzelf er niet toe dwingen om hem meteen aan te vallen met haar woorden. Dit zal wel zijn door zijn verschijning, alhoewel dit niet zo plotseling was, aangezien Vaillé had verwacht dat hij thuis zou zijn door de geruchten waar de herberg mee overspoelt werd. Toch hebben de zes maanden zonder Henry haar meer gedaan dan dat ze zou willen toegeven. Ze is nu eenmaal bezorgd als het om mensen gaat waar ze zowel om heeft gegeven als nog steeds om geeft.
          De kilheid die in zijn ogen valt te bespeuren, wordt nog voor geen miniem moment verbroken door ook maar één van zijn gevoelens en ze weet dat ze hem niet zal doorgronden, tenzij ze hem op een bepaalde plek zal raken en dan heeft Vaillé het niet over een mentaal zwakke plek. Zijn vernauwende ogen zorgen er voor dat haar hart sneller begint te slaan en of ze nu wilt of niet, het gevoel van haar sneller kloppende hart maakt haar zenuwachtig. Zijn uiterste kalmte in combinatie met zijn ogen die verre van lieflijk staan, zijn als een stilte voor de storm en die aankomende storm maakt haar zenuwachtiger dan zijn kalmte of blik.
          'Oh, dus je bent ondankbaar én bezorgd? Wat lief.' Komt er spottend uit zijn mond en voordat Vaillé er op kan reageren, heeft hij haar pols beetgepakt. Bevroren door zijn plotselinge aanraking, denkt ze er geen moment aan om haar pols terug te trekken en laat ze hem de armband om haar pols binden. 'Dit was een geschenk. Het behoort mij niet meer toe, dus als je er vanaf wilt, gooi je het gewoon weg en ga je niet zo laag om het terug te geven.' Vaillé haar arm blijft even in de lucht hangen nadat Henry de armband heeft vastgemaakt en hoewel ze van plan is iets te gaan zeggen, geven haar tong en lippen haar geen kans. Hoe kan uitgerekend hij haar 'laag' noemen na wat hij heeft gedaan. Als ze nu niet versteld was van zijn vingertoppen op haar tere huid, had ze willen gillen en hem willen zeggen dat de Henry die zij kende naar voren moest stappen, uit zijn mannelijke en onbreekbare pantser waar hij zich op zulke momenten onder verschuilt.
          Zorgvuldig volgt Vaillé zijn bewegingen met haar ogen, hoe zijn hand naar haar gezicht reikt en de pluk, die al vanaf het moment dat zij hier aankwam voor haar gezicht bungelt, uit haar gezicht strijkt. Ze slikt en weet haar gezicht weer in de plooi te trekken, vandaar dat ze haar ogen van zijn hand afwend. Haar groene irissen omlijnd door een bruine rand priemen zich doordringend in de zijne, voordat Vaillé zijn hand, zonder ook maar een spier in haar gezicht te vertrekken, van haar gezicht af te duwen.
          'Ik ben teleurgesteld,' De zachte stem die tussen Henry zijn lippen door kruipt, zorgt ervoor dat de haren op haar armen rechtop gaan staan. De wenkbrauwen van Vaillé schieten de lucht in vrijwel direct nadat hij dit heeft gezegd, maar het is volgens Henry geen blik waardig, aangezien hij langs haar naar de tafel loopt. Ze staat met haar rug naar hem toegekeerd en kijkt met haar groene poelen naar buiten. Vaillé heeft geen zin om zich om te draaien, om zíjn bewegingen te volgen. Ze had bij ieder ander al een scherpe opmerking naar zijn of haar hoofd geworpen, maar haar opmerkingen naar Henry zijn nooit goed genoeg of ze durft ze niet uit te spreken.
          'Zoek gewoon je spullen en ga weg.' Enkele seconden geleden was er geen mogelijkheid om een opmerking uit haar mond te houden en was ze daadwerkelijk van plan om haar spullen te pakken en weg te gaan, waarschijnlijk op zoek naar Jace, maar dit is iets wat zij niet door haar vingers laat gaan. 'Ik weet niet of je het weet, Réágan, maar jij zegt mij niet wat te doen.' Ondertussen heeft ze zich toch weten om te draaien, maar niet vanwege het feit om vriendelijk met hem te kunnen praten. Haar voeten brengen haar een stuk naar voren, waardoor zij net op een armafstand van Henry komt te staan. Hierdoor merkt zij echter op dat hij zijn wonde probeerde te hechten, maar dat dit niet lukte door zijn bevende handen. Ze ging bijna geloven dat het hem echt niets deed en dit bewijst het tegendeel. 'Ja,' Vaillé pauzeert kort om na te denken over haar volgende woorden, 'ik was bezorgd om je en dat zal ik altijd zijn, maar je hebt geen enkele reden om mij ondankbaar of teleurstellend te noemen, na wat jíj hebt gedaan.' Haar stem klinkt helder, maar wordt overspoeld door verscheidene gevoelens. Woede is echter het overheersende gevoel. Het volume is vrij hoog en ze zegt het alsof ze hem van een misdaad beschuldigt.
          Vaillé schudt lichtjes haar hoofd, zonder haar ogen van hem af te wenden en laat haar bovenste rij tanden nadenkend over haar onderlip gaan. 'Dit was een vergissing,' prevelt ze dan en haar ogen sluiten voor luttele seconden, maar zodra haar groene poelen weer zichtbaar worden, richt ze deze recht in die van Henry. 'Ik ben verdomme naar een Reagan gekomen in plaats van naar iemand die véél belangrijker voor mij is en er bijna mijn hele leven voor mij is geweest. Ook in die zes maanden waarin jij me onwetend achter liet! Jace was er voor mij en waar,' ze vraagt zich af wat hij in haar ogen zal zien, maar ze hoopt op iets wat nog lang op zijn netvlies gebrand zal staan, 'was jij?!' Zonder het ook maar te beseffen schiet haar gebalde vuist richting zijn wonde, maar Henry zijn reflexen zijn te snel voor haar.
          Het scheelde echter maar een haartje of zij had hem een hoop pijn bezorgd. 'Henry.' Vaillé haar stem klinkt fel, wanneer hij zijn hand voor haar doen te lang om haar pols houd. 'Henry, laat me los' Het volume van haar stem daalt, zodra hij zijn vingers strakker om haar pols houd en de blik in zijn ogen ziet wazig, alsof hij niet in het hier en nu is. 'Henry!' Vaillé zet haar kaken op elkaar en het ritme van haar kloppende hart versneld. Zijn vingers drukken hard tegen haar huid aan, wat zowel pijn doet als een tinteling in haar vingers veroorzaakt. Vaillé is er niet van overtuigd dat hij haar pols los gaat laten en voor ze het weet, bevindt haar andere hand zich op zijn wonde, bang voor zijn reactie.

    [Ik heb toestemming om de reactie van Henry in het laatste stuk te verwerken.]

    [ bericht aangepast op 29 aug 2014 - 15:21 ]


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Jace Malachi Steele
    Rueri – Boogschieten

    •–––•–––•–––•–––•


    Wanneer ik eenmaal de woorden over mijn lippen het laten rollen over het gegeven dat ik het aangenaam zou vinden om Jasmine’s achterkant te bekijken – merk ik dat er plotseling een pijnlijke steek door mijn borstkas schiet. Mijn gezichtsuitdrukking blijft hetzelfde, waardoor ik in stilte de kans kan nemen om na te denken over de redenen waarom de woorden me zo veel pijn konden doen. Wanneer Jasmine eenmaal voor me staat, weet ik mijn gedachten terug te flitsen naar het hier en nu – mezelf beseffend dat ze zojuist enkele woorden heeft gezegd welke totaal langs me heen zijn gegaan. De wijze waar op de vrouwelijke zandelf vervolgens de donkere mantel rondom mijn schouders slaat, maakt me alsmaar verwarder en verbijsterd door de verschillende gevoelens welke door mijn lichaam schieten. Het moment dat Jasmine de kap van de mantel over mijn hoofd laat glijden, is het moment dat ik de spieren in mijn lichaam toe sta om voor een kort moment te ontspannen. Met behulp van deze manier was ik namelijk niet alleen compleet verborgen voor de buitenwereld, maar eveneens voor een gedeelte voor Jasmine. Het scheen alsof mijn emoties en gevoelens hierdoor werden afgeschermd en ik ze voor enkele seconden niet meer hoefde te voelen of te ervaren – waardoor er ook geen pijn door mijn borstkas schoot.
          ‘En – als jij mijn. . . achterkant wilt bekijken zal ik dat een geheimpje tussen ons houden. Kijk maar goed. Ik ben binnen enkele minuten terug.’ Vliegensvlug weet ik de spieren van mijn gezicht te ontspannen wanneer Jasmine een van haar vingertoppen over mijn kaak laat glijden, waardoor ik mezelf er van verzekerd dat ze mijn gemengde emoties en gevoelens niet kan zien of voelen. Wanneer de vrouwelijke zandelf eenmaal van me weg start te lopen, vergeet ik zelfs om mijn woorden aan te houden en naar haar achterkant te kijken. De gevoelens worden alsmaar heftiger en voor een kort moment voel ik het brandende gevoel van tranen achter mijn kijkers.
    Dit was tevens het moment dat ik mijn handen tot vuisten balde en mezelf in mijn gedachten vloekend toe begon te spreken over het gegeven dat ik me zou moeten gedragen als een echte man in plaats van een kleine jongen. Met woeste bewegingen neem ik de donkere mantel van mijn hoofd en schouders en laat hem los over mijn arm hangen, terwijl ik een hand ruw door mijn haren haal om ze meer en meer in de war te brengen. Wat zat me op dit moment zo dwars dat ik alle pijnlijke steken door mijn borstkas voelde schieten? Voorheen was alles goed gegaan met Jasmine en op dit moment scheen het allemaal zo ontzettend fout, alsof ik gedurende ieder moment aangevallen kon worden door personen welke me bij wilde brengen wat ik aan het doen was.
          Wanneer ik mijn kijkers over de herberg laat glijden, slaat de harde waarheid me van het ene op het andere moment in het gezicht. Ik voelde me verlaten – meer dan dat. Zowel Ravi als Vaillé zijn geen moment naar me op zoek gegaan en op dit moment ben ik slechts de vrouwelijke zandelf Jasmine tegen gekomen als afleiding. Alhoewel het gezelschap van Jasmine me in het begin ontzettend veel goed heeft gedaan, had ik liever Ravi of Vaillé voor mijn neus zien staan om alles uit te leggen en alles terug te nemen. Echter, hoogstwaarschijnlijk vonden ze andere personen veel belangrijker en moest ik maar even wachten – terwijl ik de persoon was welke hard in mijn rug was gestoken en op dit moment op het punt stond om in huilen uit te barsten. Ik had nooit gehuild sinds Jade en ik alleen op de wereld stonden, wat meer dan helder aan gaf hoe veel dit met me deed. . . Ik was er aan gewend om niet geliefd te zijn, maar niet bij Ravi en Vaillé. Helemaal niet bij Vaillé. . . Ik had zo veel meer van haar verwacht, maar dat scheen allemaal een grote valse hoop te zijn. Mijn gedachten schoten naar de enige persoon waar ze op dit moment kon zijn en daardoor werden mijn kijkers opnieuw vochtig. Hij was belangrijker dan mij en dat zou hij altijd blijven – ik zou altijd op de tweede plaats blijven staan.
          ‘Weet je zeker dat ik Alaia mee mag nemen naar jullie huis? Laten we hopen dat ze niet al het groen verslindt. Heb je bij toeval al een prachtig compliment over mijn kijkers bedacht? Laten we naar jullie huis gaan – ik ben benieuwd. Ik hoop alleen dat je zus me niet tot moes probeert te rammelen, dat zou een tegenvaller zijn.’
    Woest knipperend tegen de tranen kijk ik voor een kort moment naar Jasmine – mijn gezichtsuitdrukking weer kil en strak als voorheen. Ik mocht dan een tweede keuze zijn voor Ravi en Vaillé, maar ik zou ze nog een simpele kans bieden om goed te maken wat er zojuist is gebeurd. Anders gezegd, ik zou ze nog vijf minuten de kans geven om het goed te maken en daarna zou ik ze nooit of te nimmer meer hoeven zien. Ik zou dat alleen aan Jasmine helder moeten maken aangezien ik haar had beloofd mee te nemen om mijn ‘huis’ te bekijken. Ik hield me altijd aan mijn beloften en dat zou op dit moment eveneens het geval zijn. Ik wilde haar niet zo maar aan de kant schuiven aangezien zij de enige persoon was die er voor me was op het moment dat ik me totaal alleen op de wereld voelde. Dat betekende meer voor me dan ze ooit op een dag te weten zou gaan komen.
          ‘Ja, dat weet ik zeker. Maar. . . Ik wil vijf minuten wachten, hier. Gewoon om er zeker van te zijn dat ze me toch niet komen zoeken. Noem het een valse hoop, maar ik zie het als een tweede kans. Mochten ze over vijf minuten niet komen, gaan we gewoon en dan kom ik hier niet terug. Ik hoop dat – dat niet te veel van je tijd op neemt, maar ik beloof je dat het ik het achteraf goed zal maken. Ik wil gewoon. . . Ik wil gewoon dat Vaillé me komt zoeken of in ieder geval doet alsof ze om me geeft. Vaillé is. . . Ik weet het niet. Het is gewoon moeilijk om uit te leggen.’
    Mompelend stap ik wat naar voren en plaats de donkere mantel over het paard van Jasmine, waarna ik langs haar heen stap en mezelf op de grond laat zakken. Mijn pijlenkoker prikt ongemakkelijk in mijn rug, maar dat besluit ik te negeren. Mijn kijkers zijn strak gericht op de herberg en in gedachten tel ik de seconden af.


    •


    Because just look at that bitchface.
    H E N R Y       R E A G A N       •       26       •       R U E R I


    Hij schold zichzelf mentaal uit. Niet omdat hij Vaillé beledigde, maar omdat hij zijn kalmte niet zo goed als anders leek te kunnen bewaren. Hij moest eerlijk gezegd heel erg zijn best doen. Dat was één van de redenen waarom zijn handen beefden. Het ergerde hem meer dan een klein beetje.
          Ja, Henry's ogen mochten dan wel van staal zijn. In hààr bijzijn was het moeilijk om zijn onbewuste lichaamstaal te onderdrukken. En waarom was het ook alweer nodig om die gevoelens achter te houden? Henry had pijnlijk willen fronsen, als ze niet vlak voor hem had gestaan. Ze stonden zo'n beetje om hun leugens - vooral die van hem, eigenlijk - te dansen en hij raakte meer en meer verwikkeld in leugens die hij haar en zichzelf voorhield, totdat hij ze écht begon te geloven. Nu leken die leugens voor hem gewoonweg de waarheid, ook al zij een stemmetje ver weg in zijn achterhoofd dat hij 'godverdomme wel beter wist dan dat, jij idioot.' Hij negeerde het stemmetje. Misschien was dit een moment waarop mensen gewoonlijk sentimenteel aan herinneringen van het verleden dachten, zoals de talloze keren dat hij haar plagerig in haar zij had geprikt, of die ene keer, wanneer dingen wat emotioneler waren dan ze meestal waren... Henry had meer over zijn verleden verteld dan hij had willen vertellen - iets waar hij nu enorm veel spijt van had - maar Vaillé was die dag heel erg moe en viel naast hem in slaap nog voor hij de helft van zijn verhaal had verteld. Hij wist niet eens hoeveel ze daadwerkelijk gehoord had.
          Misschien was dit een moment waarop hij zou moeten terugdenken aan die melodramatische herinneringen aan het verleden, die talloze keren dat een kus zo intens werd dat hij bijna pijnlijk werd, maar dat ze beiden gewoonweg werden meegesleept en het hen eigenlijk niet echt kon schelen.
          Maar Henry was geen nostalgisch persoon. Hij was niet iemand die vaak terugdacht aan het verleden, sterker nog. Meestal verbande hij die herinneringen uit zijn hoofd. Hij verloor haast nooit focus van hetgeen waarmee hij bezig was. Dit was een zeldzaam geval en het liefst van al had hij iets of iemand in elkaar willen slaan, al was het de persoon die nu het dichtst bij hem stond.
          "Ik weet niet of je het weet, Réágan," er viel een schaduw over zijn ogen wanneer ze zo nadrukkelijk zijn achternaam gebruikte, "maar jij zegt mij niet wat te doen."
          "Ik benadruk alleen het feit dat dit is waar je voor gekomen bent," snauwde hij haar af. "Het is niet alsof jouw belachelijke opmerkingen een verschil voor mij maken," vervolgde hij schamper. Nog maar eens een leugen, maar dat hoefde Vaillé niet te weten. Dit zou een moment moeten zijn waarop Henry zijn fouten inzag en om vergeving vroeg, al ging hij ervoor op zijn knieën, om haar te smeken hem terug te nemen. Henry wilde die vergiffenis niet eens. Of misschien net heel graag, maar als er één ding was wat hij niet wilde dat betrekking had met deze hele situatie, was het zijn egoïsme. Hoe vreemd het ook mocht klinken, Henry kon en wìlde zich geen egoïsme veroorloven in heel dit gedoe, hoe pijnlijk het ook voor hem mocht zijn.
          Vaillé kwam dichterbij. "Ja," begon ze, "ik was bezorgd om je en dat zal ik altijd zijn, maar je hebt geen enkele reden om mij ondankbaar of teleurstellend, na wat jíj hebt gedaan." Henry wilde niet eens meer luisteren, al drongen de woorden nog steeds tot hem door. Hij wilde beginnen schreeuwen, maar dan zou ze weten hoe zwak hij was. Hoe zwak hij zich vòèlde, zelfs. Hij zag vanuit zijn ooghoek hoe Vaillé haar hoofd schudde.
          "Dit was een vergissing," prevelde ze. Daar had ze gelijk in, alles was een vergissing. Het was verdomme een vergissing vanaf het moment hij had toegegeven aan zijn verdomde verlangens en gevoelens toen hij haar had begeleid naar het huis van haar vrienden. Het was een vergissing dat hij haar voor zichzelf had gewild. En waar was het goed voor? Was het het feit dat hij gewoon iemand naast hem in zijn bed wilde? Voelde hij zich eenzaam? Wilde hij weten hoe het voelde om met de gevoelens van een meisje te spelen?
          Nee. Eén ding was heel erg duidelijk en dat was het voor zowel Henry als iedereen die hem ooit naar Vaillé had zien kijken. Het was een blik die hij nu eenmaal niet kon verbergen. Het was een specifieke blik die zijn ogen zelden kregen en hem er jonger deden uitzien, wanneer hij stiekem naar haar keek, gewoon omdat hij het wilde. Gewoon omdat hij het kon.
          Hij hield van haar. En hij haatte zichzelf erom.
          Hij ontweek haar blik.
          "ik ben verdomme naar een Reagan gekomen in plaats van naar iemand die véél belangrijker voor mij is en er bijna mijn hele leven voor mij is geweest. Ook in die zes maanden waarin jij me onwetend achter liet! Jace was er voor mij en waar was jij?" Hetgeen dat volgde, ging nogal in een waas voor Henry, maar zijn reflexen waren nu eenmaal ingesteld om gevaar af te weren. Hij wist niet precies wat er gebeurde dat hem aan... dàt deed denken.

    Henry had een zure smaak in zijn mond en de hele wereld draaide voor zijn ogen. Hij lag languit op de grond, met zijn knieën in de lucht. Zijn vader keek met een gemene blik neer op zijn zoon. Hij leek niet eens te merken dat diens arm gebroken was. Of hij merkte het wel, maar het kon hem gewoon niet schelen.
          "Wat bedoel je, godverdomme, je kunt het niet?" bulderde de man veel te dicht bij Henry's oor. De jongen hapte angstig naar adem en kwam een klein beetje overeind, alleen maar om opnieuw in elkaar te krimpen toen hij zijn vaders dreigende blik zag. Dit had hij niet mogen doen. De pijn in zijn arm klopte hevig.
          Alastair lachte spottend en knielde bij hem neer. Zijn adem stonk naar alcohol. Het deed Henry denken aan daarstraks, hoe hij meegesleurd was geweest om te gaan jagen - omdat hij zich volgens de ladderzatte Alastair niet gedragen had zoals het hoorde en een lesje moest geleerd worden - ondanks de protesten van zijn moeder. Haar kaak zou morgen hoogstwaarschijnlijk blauw uitslaan. Henry stond op het randje van in huilen uit te barsten.
          "Ik tolereer geen zielige lafaards," fluisterde de man vervaarlijk. "Jij... Jij bent mijn zoon niet." Nee, Henry kon het niet. Hij sloeg zijn ogen neer en de tranen brandden achter zijn netvlies. Hij kon niet al fluitend een hert afmaken zonder van zichzelf te walgen. En dat deed hij sowieso al, hoe vaak zijn moeder hem ook het tegendeel probeerde te bewijzen.
          Het leven van een dier betekende niets, zei Alastair zo vaak. Waarom was het dan toch zo moeilijk? Waarom voelde Henry zich al schuldig bij de gedàchte om iemands - al was het 'maar' een dier - leven weg te nemen? Hij mocht al van geluk spreken dat Alastair nog niet zo extreem was doorgeslagen dat hij meegesleurd werd over de grens van Aelley om even voor het plezier van zijn vader elfen te gaan opsporen en hun leven weg te nemen.
          Henry verwachtte nog een uitval van Alastair - deze keer om zijn neus te verbrijzelen, misschien - maar de man stond op en liep naar het halfdode hert. Henry leek zijn ogen niet te kunnen wegscheuren van het tafereel. Waarom had hij niet kunnen wegkijken?
          Het bloed vloeide over Alastairs handen wanneer hij zijn dolk door het hart van het dier dreef. De scherpe, metaalachtige geur van bloed vermengde zich die met de alcoholgeur die Alastair met zich meedroeg. Dit én het feit dat zijn vader hem vijf minuten geleden in zijn maag had geschopt, deden de jongen letterlijk overgeven.
          Het gebeurde voor hij er erg in had. Veel meer dan vieze, zure gal kwam er zijn mond niet uit. Hij klauwde met zijn rechterhand in de bosgrond om zijn lichaam tegen te houden te beven, maar het lukte niet en een ongelofelijke angst en paniek kwam opzetten vanuit zijn maag die al zo overstuur was. Het nam bezit van zijn hele lichaam en het voelde alsof zijn longen hem in de steek hadden gelaten.
          Het gelaat van Alastair leek donkerder en dreigender dan ooit tevoren, hoe het boven zijn zoon uittorende, die wanhopig achteruit probeerde te kruipen. Hij werd brutaal overeind getrokken aan zijn gebroken arm en maakte een piepend geluidje. Hij durfde niet te schreeuwen en beet zo hard op zijn lip dat het begon te bloeden.
          De blik van zijn vader zinderde van withete woede. Zijn gezicht leek alleen deze vorm aan te kunnen nemen als hij gedronken had. Dan raakte hij meestal tien keer zo snel als anders overstuur. Jammer genoeg gebeurde het vaak, maar dat wilde niet zeggen dat het Henry minder angst aanjoeg naarmate het meer voorkwam.
          "Ik heb ook niets aan jou. Het liefst van al zou ik je zien doodvallen." Henry mocht dan doodsbang geweest zijn, deze woorden leken zijn angst om te zetten naar de haat die hij het liefst van al de hele tijd zou voelen. Het gevoel van deze haat was iets dat hem dreef. Het spoorde zijn koppigheid aan niet op te geven en weg te lopen. Het deed de adrenaline door zijn lijf gieren en wanneer Henry's vader hem opnieuw in zijn gezicht wilde slaan, ontwrichtte hij bijna zijn pols.
          Henry mocht zich doodschamen voor wat er die dag was gebeurd, een nieuwe blauwe plek zou zich niet meer op zijn gezicht vormen.


          "Henry!" De felle stem drong amper tot de jongeman door. Eerst leek hij op de welbekende stem die hij al bijna tien jaar lang had gemist, maar toen hij opnieuw zijn naam hoorde, raakte hij verward. De stem en de persoon aan wie hij dacht pasten niet bij elkaar.
          "Henry, laat me los!" Het leek tot hem door te dringen hoe strak hij zijn vingers om Vaillés pols had geklemd en zijn greep verlichtte, al had hij nog steeds niet helemaal door wat er aan de hand was.
          "Henry!" zei de stem dwingend. Een brandende pijn nam plotseling bezit van zijn andere arm en hij hapte naar adem terwijl hij haar pols losliet. De tranen sprongen ongewild in zijn ogen en hij stommelde achteruit - niet wetend wanneer hij zelfs maar overeind was gekomen - tegen de tafel waar de schaal met de spullen die hij nog nodig had op de grond in stukken brak.
          Hij leek zich weer te herinneren waar hij was en hij dwong de tranen weg. De pijn verminderde, maar de woede niet. Na wat jíj hebt gedaan.
          "Je blijft zeggen dat ik je zes maanden in de stéék heb gelaten, je blijft zeuren over het feit dat ik je gekwetst heb en dat anderen veel beter zijn dan mij," zei hij verstikt, maar zijn stem nam toe in volume wanneer hij verder sprak. "Maar je vergeet één belangrijk feit. Ik ben niet meer de persoon bij wie je moet gaan huilen omdat je een zielige ruzie hebt gehad met je broer. Ik heb je duidelijk gezegd dat het gedaan is tussen ons. Is het dan nog niet in je opgekomen dat ik, misschien, héél misschien niet meer om je geef?" Zijn woorden klonken even hard als ze waren. "Waarom zou het mij wat doen als je me zegt dat jij om mij zult geven? Want ik heb jou niet nodig voor zekerheid of bescherming of wat dan ook. Waarom ben je naar hier gekomen?" Hij keek naar haar handen. Haar knokkels waren rood en vuil. "Ik neem aan dat er iets gebeurd is tussen Jace," hij sprak de naam spottend en respectloos uit, "en jou. Jij was degene die hem hebt gekwetst, wat erg tegenstrijdig is met het feit dat je nu hier staat. Waarom ben je hem niet achterna gegaan? Je zegt dat hij er altijd voor jou is geweest, en toch ben je hem niet achterna gegaan? Ik neem aan dat je het geprobeerd hebt, maar je voelde je er te schuldig over. Het was niet moeilijk te raden, je bent nu eenmaal al altijd verschrikkelijk geweest in het verbergen van je gevoelens." Hij hield zijn hoofd schuin en zijn blik was scherp. Zijn ene hand leunde op tafel. "Ik neem aan dat je gefrustreerd was, toen je die boom aanviel met je vuisten," zei hij, knikkend naar het vuil op haar handen. "Ik vraag me alleen af wat er precies is gebeurd dat ervoor zorgde dat je overstuur raakte. En waarom ben je nu hier?" Zijn stem was opnieuw verzacht wanneer hij haar aankeek. "Ik mag je misschien gekwetst hebben, maar om wat voor reden je ook naar hier kwam, een verontschuldiging zul je, zoals je waarschijnlijk toch al door hebt, niet uit mijn mond horen. Je hebt het zojuist helemaal verpest."
    Dat laatste was niet meer dan een fluistering en al klonk hij dreigend, het was niet vanwege de dreiging dat zijn stem was verlaagd. Nee, hij voelde iets vreemds in zijn keel en het was een wanhopige onderdrukking van de beverige klank die zijn stem onwaarschijnlijk zou hebben gehad als hij nog wat meer had gezegd.
          Zij had het niet zonet helemaal verpest. Dat had hij gedaan en dat wisten ze beiden, al liet hij niet zien dat hij dit bedacht. De enige barst in zijn façade was het feit dat hij zijn ogen een fractie van een seconde naar beneden richtte en terug en dat hij zijn kiezen op elkaar had geklemd.
          Het liefst van al zou Henry op zijn knieën vallen en haar om vergiffenis vragen, zich duizendmaal verontschuldigen om iets goed proberen te praten dat niet goed te maken viel. Maar hij deed het niet. En hij zou het liefst van al hebben dat ze nu verdween, voordat hij helemaal brak en tegen haar begon te schreeuwen. Dan pas zou ze écht zien wat hij zichzelf had aangedaan, wat het met hem deed. Zijn geschreeuw zou niet dat dreigende van razernij zijn, met een vinger beschuldigend in haar richting. Zijn blik gleed over haar ogen, neus en bleven even bij haar lippen hangen, al ging hij vrijwel meteen terug naar haar ogen.
          Het zou het soort geschreeuw zijn dat wanhopig klonk, met zijn handen in zijn haren en een verstikkend gevoel dat zich nu al in zijn borst begon te vormen.

    [ bericht aangepast op 30 aug 2014 - 23:50 ]


    help

    • Jade Sophronia Steele •
    24, Rueri - Messenwerpen


    •••


    Overweldigd door eindeloos veel gedachten, betreffende de situatie die zich daarnet aan me ontvouwd had, loop ik verder zonder enig idee waar mijn voeten me heen brengen. Een moment denk ik eraan op zoek te gaan naar de enige persoon die er altijd in geslaagd was mijn gedachten op orde te brengen, zelfs op momenten waarop ik daar zelf in geslaagd was – Jace. Echter weet ik dat ik mijn tweelingbroer tot mijn tegenzin nu een moment alleen moet gunnen, aangezien hij waarschijnlijk nog een grotere band heeft met Ravi dan ikzelf – wat zijn verraad des te groter maakt. Alsnog voelt het, ondanks mijn verlangen alleen te zijn, altijd onwennig Jace niet in mijn buurt te hebben, alsof er een deel van mezelf mist en ik plots veel kwetsbaarder aan de wereld verschijn. Misschien is dat ook wel zo.
          Voor ik het zelf besef, bevind ik me tussen de massa van mensen en dwing mezelf me op iets anders te concentreren – stelen. Ondanks dit meestal een activiteit is die ik met Jace deel, voel ik toch een kleine glimlach om mijn lippen vormen bij de adrenaline die het met zich meebrengt. Daarbij weet ik dat we dringend weer wat eten nodig hebben, dus ieder beetje kan helpen – neem ik mezelf voor. Met een zekere nonchalance laat ik me voorbij enkele kraampjes glijden, waarbij ik telkens een paar dingen in mijn schoudertas laat glijden en kan niet anders dan grinniken wanneer ik zie dat geen van de eigenaren het opgemerkt heeft. Het beeld van Ravi met de zandelf om zijn lichaam gedrapeerd, schiet echter telkens weer in mijn gedachten. ‘Ga uit mijn hoofd,’ fluister ik gefrustreerd in mezelf, zonder baat natuurlijk. De situatie heeft zich in mijn hersenen geplant – en brengt een steek in mijn hart met zich mee. Voor even zou ik zweren dat mijn ogen waterig werden. . . Nee, dat mag niet. Doe normaal Jade.
          Geërgerd met mezelf, in de war door de hele situatie begin ik na een tijdje naar een plaats te lopen, die me – naast het huisje voor alleen mezelf en Jace – altijd enige rust wist te brengen. Het was tevens een bijzondere plek voor me omwille van het feit dat ik er vele uren met Ravi gespendeerd had en ik op dit moment verlangde een goede herinnering aan hem te vinden, vanwege de voorgaande beelden die zich in mijn gedachten blijven herhalen. En het idee hem vergiffenis te schenken vreselijk ver lijkt.
          Maar dat zou ik wel moeten doen. Ravi en Vaillé zijn één van de redenen waarom Jace en ik op dit moment nog in leven zijn, door hun simpele gebaar ons voedsel te schenken in tijden van nood. Ze waren onmisbaar in mijn leven geweest. Maar waarom hebben ze dit dan gedaan, wetende dat het tegen alles waar mijn tweelingbroer en ik voor stonden inging? Hoe kan hij geloven dat het ok is op zulke manier met een onmenselijk wezen om te gaan, ware het zij net zijn die verantwoordelijk zijn voor de dood van mijn ouders?
          Ik laat mijn blik over het oude, maar prachtige gebouw glijden en laat mezelf toe voor enkele seconden mijn ogen te sluiten, waarin ik me het huis weer levendig kan voorstellen in zijn oude glorie. Ramen waar men prachtig meubilair doorheen kon zien, prachtige – levendige – planten die voorheen het huis tentoon gesteld waren. Met een diepe inademing open ik mijn ogen weer en richt mijn blik naar de dicht getimmerde ramen en de klimop die het gebouw zichzelf langzaam toe-eigende. Voor velen is het vervallen, overbodig – maar het slaagt er altijd in me dit vertrouwde, veilige gevoel te geven wat ik zelden zonder Jace terugvind. Ik leg mijn hand voor een kort moment langs de muur en glimlach bij het idee, hoe Ravi en ik ons naar binnen gewaagd hadden na zijn oneindige fascinatie voor het huis. Sindsdien zijn we altijd terug blijven gaan – zonder nog maar enig teken van de eigenaar, waardoor we het niet konden laten de binnenkant wat aan te passen naar onze behoeftes. Het bleef altijd ons plekje, ware alleen Ravi, Jace en ik ervan afwisten.
          Zonder veel moeite laat ik mezelf doorheen het gebroken raam glijden en laat mezelf toe naar de bovenverdieping te gaan, waar ik me in één van de oude slaapkamers op de grond laat zakken – met een zicht op het raam, overheen een klein stukje van Aelley. Mijn schoudertas houd ik dicht bij me, al haal ik er eerst een klein zakje noten uit – waarvan ik er enkele naar binnenwerk. De andere besluit ik te bewaren voor Jace, die net als ik niet al te veel te eten had gekregen deze week.
          Voor een kort moment voel ik de rust onder mijn huid naar binnen kruipen, al kon ik onder geen beding beslissen wat te doen met Vaillé, Ravi en de ongekende zandelf, die ervoor had gezorgd dat mijn broer de herberg zonder veel woorden verlaten had. Ik besef echter dat ook ik tegen al mijn vorige instincten ingegaan ben door weg te gaan en het wezen niet gevangen te nemen, wat zelden voorgevallen was. Verwoed zoek ik mijn gedachten naar een verklaring voor dit alles, mezelf wijsmakend dat Vaillé en Ravi dit niet zomaar zouden doen. Zo waren deze mensen – die een belangrijk plaatsje in mijn hart hadden - nooit geweest. Maar er schiet er geen enkele te binnen. . . Ja, ik had altijd geweten dat ze een neutrale positie bewaard hadden. Echter het feit dat hij zo liefdevol met haar omging – of zij met hem – zat me mateloos dwars.
          Compleet onverwacht wordt mijn gedachtegang onderbroken door het geluid van iemand die zich een weg naar binnen maakt, wat me in een reflex recht laat springen en een mes in handen laat nemen. Ik laat mezelf met snelle, bijna onhoorbare passen van de trap glijden - maar wordt daar vrijwel meteen geconfronteerd met het beeld van Ravi die met het raam worstelt. Een persoon die ik op dit moment als laatste wilde zien, denk ik. . .
          ’Vroeger ging dit vele makkelijker,’ mompelt hij en ik zoek verwoed naar een passende reactie, aangezien ik voor de tweede maal vandaag compleet aan de grond genageld sta. Ik wil hem niet zien. Nee, het is te moeilijk. Echter, het idee dat Ravi naar ons plekje komt, vind ik fijner dan ik zou willen toegeven.
          ’Je wordt oud, ‘ zeg ik mompelend en laat het mes weer in mijn riem glijden, al laat ik er mijn hand onbewust op rusten. Ik kijk met een diepe frons naar hem en blijf onbeweeglijk op mijn plekje staan, mijn blik strak op hem gericht. ‘Ravi. . . Ik kan niet- Hoe..’ Hoe kon je zoiets doen? Ik wil het hem vragen, vooral doelend op het feit dat hij schijnbaar een relatie had met een zandelf – maar er volgt een ongemakkelijke stilte. ‘Je bent gekomen, ik - . . . Waarom ben je hier?’ vraag ik hem dan fronsend, ‘Je kan beter gaan.’


    A girl who wonders.

    Sekani • Premiejager.
          'Wapens herstellen kosten mij geen moeite, een wapen maken ook niet,' was de respons van de man, waarna hij doorging. 'Maar die van mijn vader en mijn broers blijven altijd mooier. Vanochtend heb ik voor het eerst een écht goede en écht mooie zwaard gemaakt, en ik beoefen dit vak al meer dan vijf jaar.'
          Hij knikte en kneep voor even zijn ogen dicht. Zijn mond opende waar de volgende woorden spraken: “Het wordt pas wit als het zwart is geweest,” waarna hij ze ogen open deed en recht naar de smid keek. “Een Arabische gezegde. Het betekend: Voorspoed volgt op tegenspoed.”
          Hij kon een glimlach opvangen van de smid toen hij liet blijken dat hij niet kon wachten om zijn wapens weer een nieuwe beurt te geven.
    Voor hij het dan ook wist, was de smid gestopt met lopen en verteld hij dat het hier is. Met zijn donkere kijkers liet hij ze over de winkel gaan; misschien was dit wel uit automatisme, maar hij wilde het ook zeker weten voor hij hier naar binnen ging.
          De deur stond open en aan het dak van de winkel hing levenloos een bord met het teken van de smid erop. Vrouwen liepen voorbij met waaiers in hun handen en bij de mannen rolden de zweetdruppels van hun voorhoofd. Sekani fronste zijn wenkbrauwen. Hadden deze mensen het warm? Wat merkwaardig, dat zeker. In deze kleding had hij het nauwelijks warm.
          Het was wat koeler buiten. Sekani merkte duidelijk het verschil, maar in tegenstelling tot de rest van de mensen hier, had hij het niet warm. Vanwaar hij geboren was, had hij een boel verschillende klimaten moeten doorstaan; zo ook de intense hitte van zijn land.
          Met een paar simpele stappen, zette hij zijn zwarte laarzen in de winkel stil en keek hij de winkel rond. Er waren mannen bezig met wapens te vervormen in het hete vuur, gereedschap op houten tafels en wapens stonden en hingen tegen de muur aan. Bij sommige wapens kon hij het niet laten om even te blijven staan – omdat het hem wel iets leek. Zijn vinger volgde het lemmet van een zwaard wat hem fantastisch en gemakkelijk leek om mee om te gaan in een gevecht.
          Wanneer de getinte man voor zich kijkt, komt er een wat oudere man met baard in zicht. De ogen van de man waren op hem gericht en zijn donkere kijkers blikken terug. 'Goede dag,' klonk er brommend en zijn hand begaf zich naar de schouder van de jongeman naast zich – die hij een schouderklopje gaf. Zelf had hij zijn rechterhand uitgestoken – niet de linker; dat is zondig, maar deze werd niet aangenomen. 'Ik ga er vanuit dat mijn zoon u goede service zal bieden. Mocht u nog vragen hebben kunt u altijd bij mij of mijn andere twee zoons terecht.'
          Zijn ogen schemerden een zekere verbolgenheid uit. Was hij soms te goed om zijn hand aan te nemen? Hoe beledigend.
          Hij had toch met zijn hoofd geknikt en hij had zijn mond nog geen 1 cm geopend of er klonk een bulderende 'Aidin!' door de werkplek. Al zou een normaal wezen of mens, die enigszins snel geïntimideerd wordt, een meter in de lucht springen bij de hardheid van zijn stem – hij bleef staan met beide benen op de grond. Kom op, hij was premiejager; hij was wel wat meer gewend. 'Dat vuur moet veel heter, wil je de erts laten smelten! Verdomme, dat weet je!'
          En hij was gestopt met luisteren. Hij was hier voor zijn wapens en niet om te luisteren naar het gebrul tussen familieleden.
          De man, waarmee hij mee ging, stond achter een tafel en vertelde hem dat hij zijn wapens op de tafel kon leggen, zodat hij kon zien wat er gerepareerd moest worden en hij zo kon bepalen hoe hij dat moest doen.
          De dolken en messen die hij in zijn hoge laarzen had verstopt, kwamen tevoorschijn en eer hij deze op tafel kon leggen met een zachte klink van het staal dat tegen elkaar ketste, klonk er weer het brullen op de achtergrond. Hij was lawaai gewend, hij wist dat hij in een smidsewinkel stond – toch vond hij het ronduit beledigend. In zijn cultuur was hij dit niet gewend en was het een gewoonte om de mannen te begroeten met een handgroet – de rechter, de linker was onzuiver.
          Met rustige, nonchalante bewegingen haalde hij de strijdtuigen uit zijn riem om die ook, nu met wat hardere klanken van het staal, op de tafel te leggen. Een 'sorry voor de rumoer,' kon hij nog net opvangen en hij glimlachte kort, waarna hij zijn hoofd knikte. Hij had zijn mond geopend om te zeggen dat het niet gaf, echter wist hij dat het niet zo was – en hij was niet de man van het liegen.
          'We leven hier in een smidse,' Ja, daar waren zijn gedachten al bevestigd. Het was of de man zijn gedachten las. '.. en de beschaving is soms nogal ver te zoeken, maar aan de andere kant, anders kun je elkaar niet verstaan.' Weer moest hij zachtjes lachen.
          "Dat klopt, beste man. Dat klopt." Het laatste had hij zachter gezegd.
    'Dus waar kan ik u mee helpen?' Direct had hij zijn sabel opgepakt en het lemmet over zijn vinger gekrast. Er kwam amper een bloeding uit en hij had zijn hoofd weer opgericht, om vervolgens de sabel weer op de tafel te leggen.
          "Zoals u ziet, zijn de wapens niet al te scherp," hij glimlachte wat zachtjes en vervolgde: "Ze vallen haast uit elkaar, zolang dat ik ze al heb. Misschien dat u de wapens kunt repareren en.." Hij stopte, keek vanuit zijn ooghoeken naar links en rechts, en boog toen ietwat naar voren met zijn onderarmen leunend op de tafel. ".. misschien dat u hier en daar wat meer aanpassingen kunt doen?" Zijn ogen blonken geheimzinnig.
          "Ik heb gehoord over een ijszwaard in Faerlyn – die een van de necromancers kan verslaan. U weet net zo goed als ik dat de Rueri aan de macht is," hij stopte weer even en zijn spraak werd zo mogelijk nog zachter. ".. en dat de magie bijna verdwenen is. Ik weet niet of u ervoor bent of van de tegenpartij bent, maar ik heb deze aanpassingen nodig voor mijn baan – anders kan ik het geld wel schudden," voegt hij het laatste er zuchtend aan toe wanneer hij rechtop gaat staan.
          "Ik heb daarstraks trouwens een prachtig zwaard gezien, kunt u me die goed laten bekijken." Hij gaf er een snelle blik op, zonder te wijzen, om te laten zien welke hij bedoelde.

    [ bericht aangepast op 8 sep 2014 - 21:41 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    JASMINE KAMILAH AL'GHAMDI ––
    Rebel † Zandelf
    ° ° °


    Het gegeven dat zijn diepe kijkers een ontroerde expressie hebben gekregen in de tussentijd dat ze Alaia aan het halen was, liet haar in een licht verwarde staat achter. Met een dubieus gevoel in haar onderbuik bleef ze stilstaan en mijmerde zachtjes over de kwestie wat de reden hiervan zou kunnen zijn. Het liet haar echter niet al te prettig voelen, wat bij de zandelf resulteerde in ongemak. De donkere mantel welke ze eerder om hem heen had gedrapeerd als een veilige haven, waarbij hij zich comfortabel kon voelen, lag losjes over zijn arm heen. De karamelkleur van haar poelen bleef er als een mysterieuze ziel naar kijken, en plotseling had ze de neiging de ietwat ruwe stof door haar vingers te laten glijden.
          "Jace. . ." wilde ze over haar lippen laten rollen, maar het klonk als een zielige poging ervan. Haar zelfverzekerde klank van voorheen was omgeslagen richting een frêle zucht, welke nauwelijks te bemerken was. Een haastige analyse liet haar weten dat zijn gelaatsexpressie opnieuw onhartelijk en strikt stond, zijn ogen lieten echter eveneens bespeuren dat ze emotioneel waren.
          "Ja, dat weet ik zeker. Maar. . . Ik wil vijf minuten wachten, hier. Gewoon om er zeker van te zijn dat ze me toch niet komen zoeken. Noem het een valse hoop, maar ik zie het als een tweede kans. Mochten ze over vijf minuten niet komen, gaan we gewoon en dan kom ik hier niet terug. Ik hoop dat – dat niet te veel van je tijd op neemt, maar ik beloof je dat het ik het achteraf goed zal maken. Ik wil gewoon. . . Ik wil gewoon dat Vaillé me komt zoeken of in ieder geval doet alsof ze om me geeft. Vaillé is. . . Ik weet het niet. Het is gewoon moeilijk om uit te leggen." Tijdens deze woorden welke hij met specifieke concentratie leek uit te spreken, nam ze zijn gestalte met een dromerige uitdrukking waar. Geduldig tot hij het onder woorden had gebracht, bedacht ze de al uitgesproken opmerkingen in haar gedachtegang. Na luttele seconden bezinnen, besefte Jasmine zich waar deze zuivere woorden vandaan schenen te komen, het was er immers geen twijfel over mogelijk. Desondanks het feit dat ze zich moest realiseren dat de date nergens op uit zou draaien, gezien de gehele situatie, begreep de jonge zandelf eveneens dat zijn affectie-factor enorm hoog was bij een bepaalde jongedame. Ze kende hem pas enkele uren, de ontmoeting in het verleden niet meegerekend, waardoor ze zich nog prima kon functioneren. Het was nu eenmaal niet voor haar bedoeld, maar voor een ander –– en ze nam hem de liefde absoluut niet af. Zodoende dat ze een glimlach op haar lippen vastplakte, voor een ander niet te zien dat er een gedeelte was dat wél pijnlijk stak.
          "Een zachte zucht was al een teken dat je ermee zat, want het ligt op je hart." Jasmine's stem klonk anders, niet positief ofwel negatief, het had een onherkenbare kalme klank, zoals haar moeder ten alle tijden had gehad. Het moment dat ze enkele stappen vooruit trad naar hem liep hij tegelijkertijd naar haar, om vervolgens de mantel over het paard te leggen en langs haar heen te treden. Binnen een oogwenk had ze de teugels van Alaia rondom een boomstam gewikkeld en voor hem plaats genomen, om hem onvermijdelijk in zijn ogen te kijken. "In het verleden had ik elke avond een gesprek met mijn moeder, waarbij ze me onveranderlijk vertelde over de verschillende kleuren van de liefde. Ik herinner me haar warmhartige woorden in mijn hart, waar ze het koesteren. Ze vergeleek kleuren met allerlei eigenschappen die de liefde nodig had, wat me doet denken aan één specifieke dag." Een serene stilte liet ze voor een kort ogenblik tussen de twee ontstaan, zodat ze hem in die paar seconden een lichte glimlach kon schenden, waardoor hij zou weten dat ze het prima vond. Geleidelijk aan streek ze haar beide handen rondom die van hem, waar ze het op waagde, zelfs al was ze van hart al een persoon die onverschrokken was. "Destijds had ze me verteld dat de hartstocht voornamelijk één kenmerk nodig heeft. Weet je wat dat is, Jace? Lijdzaamheid –– een hemelsblauwe kleur die je leven zal transformeren. Het zal komen als je jezelf volledig durft te openbaren, als je kwetsbaar durft te zijn. Ik ben van mening dat je op haar hoort te wachten, zelfs al duurt het langer dan een kleine vijf minuten. Liefde overkomt je plotseling, zoetjesaan, dat hoor je niet te overhaasten. Vindt je niet dat ze het wachten waard is, als ze zo'n speciaal persoon voor je is?" Ondertussen had ze haar handen bij hem vandaan gehaald, om vervolgens langzamerhand meer afstand te nemen. "Wacht op haar. Het is onweerlegbaar dat je liever Ravi ofwel Vaillé tegen het lijf gelopen was, wat volstrekt logisch is." Net zoals het voor Jasmine duidelijk was hoe zijn gevoelens waren, was het zonneklaar dat haar eerdere woorden voornamelijk over Vaillé als zowel Jace gingen.
    Geen minuut later was er een krakend geluid te horen in de richting van een aantal mosgroene struiken, waarna al snel achter enkele bomen een gestalte tevoorschijn kwam. Jasmine stond langzaam op toen ze bemerkte wie het was: Vaillé, met haar diepe, emotionele ogen en reebruine haarlokken welke over haar schouders draperen. De kleur van haar huid deed de bronzen kleur van Jasmine vervagen en haar poelen deden de goudbruine tinten vergeten. Voor enkele lijdzame seconden voelde Jasmine niets richting haar: geen minachting, geen haat, geen medelijden, niets. . . totdat het allemaal als een bomslag binnenkwam en ze uit haar bevroren toestand ontwaakte. Hetzelfde moment was Vaillé van plan om haar ogen in die van Jace te penetreren, welke ze eerst was ontweken, om daarna haar mond te openen.
          "Jace, het spijt me. . ." Haar teergevoelige toon klonk als een zachte windvlaag die langs je oren streelde. Zonder een blik op één van de twee te richten, beende Jasmine naar het duistere paard toe, maakte deze los en draaide zich nu pas om naar de andere jongedame –– om voor haar tot stilstand te komen.
          "Verknoei het niet, hij wachtte in het bijzonder op jou." De zandelf beet zachtjes op haar onderlip voor ze verder sprak, opzettelijk vermeldde ze niets over haar "date", wat steeds meer als een misser begon te lijken. Ze was vast een lachertje geweest, een geweldige entertainment tot de werkelijke ster op zou dagen. "Hij keek altijd al naar jou uit. Laat hem op een duidelijke wijze weten dat je enkel en alleen voor hem kiest, Vaillé." Alaia brieste zachtjes, wat voor Jasmine betekende dat ze vast haar emoties kon voelen. De zandelf wilde nog zoveel tegen haar zeggen, maar ze besloot het niet te langdradig maken, het was immers niet haar tijd –– het was die van hun: Vaillé en Jace. Hierom nam ze de donkere mantel, welke ze behendig om zich heen drapeerde, om daarna op de rug van het paard plaats te nemen. De vrouwelijke rebel welke zich ten alle tijden tegen de Rueri verzette, herinnerde zich eraan dat het hoogstwaarschijnlijk toch niets tussen hen was geworden –– Jace was nu eenmaal een medestrijder van hen die de magische samenleving onderdrukte en zijzelf was een betoverend wezen, een zandelf. Dat zal ze altijd blijven. Met een glimlach liet ze dit allemaal aan hem weten, waarbij ze een afscheid liet merken door een handeling met haar hand uit te voeren welke ze in haar thuisland uitvoerde.
    Tot in je dromen, glimlachte ze, waarna ze Alaia aanspoorde en weg galoppeerde.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Vaillé Délice N'avale.

    Vaillé heeft haar blik gevestigd op de groene ogen van Henry die plots een stuk donkerder lijken te zijn geworden. Dit wekt echter weer een andere herinnering naar boven, maar deze keer weet ze hem weg te duwen mede door de woorden die uit Henry zijn mond komen. Deze woorden hebben namelijk een groot verschil met de woorden die Henry haar in de herinnering toewerpt en hoe erg deze herinnering zijn best ook doet om naar boven te komen drijven, Vaillé weet het onder water te houden.
          'Ik benadruk alleen het feit dat dit is waar je voor gekomen bent.' Zijn snauwende stem zorgt voor een kleine grijns die Vaillé weet te onderdrukken. Henry raakt gefrustreerd, maar Vaillé kan niet goed plaatsen of dit nu is omdat ze aangeeft geen bevelen van Henry op te volgen of omdat zij nu nog niet is vertrokken. 'Het is niet alsof jouw belachelijke opmerkingen een verschil voor mij maken,' vervolgt hij schamper. Het feit dat hij dit gegeven benadrukt, geeft aan dat het hem wel degelijk iets doet. Henry zou Henry alleen niet zijn wanneer hij dit zou toegeven en zeker niet op dit moment.
          'Ach, man. Doe niet alsof ik achterlijk ben. Je kunt jezelf er misschien wel van overtuigen dat je nooit iets voor mij heb gevoeld, maar mij niet.' Het klinkt niet geïrriteerd, want dat is Vaillé niet. Ook valt er geen verbazing in haar stem te horen, aangezien dit niet iets is wat ze niet van Henry zou verwachten. Zijn opmerking doet haar geen pijn, het zorgt er eerder voor dat er zich een gevoel van medelijden in haar nestelt. Ze heeft nog steeds vragen over waarom hij sommige dingen heeft gedaan, maar ze liegt niet tegen zichzelf over het feit dat ze wel degelijk om hem heeft gegeven en nog steeds geeft. Hij integendeel doet dit wel, dat kan ze aan hem zien.
          Alles wat zij op dat moment voelt, welke gevoelens er door haar aderen heen lopen, brengt ze samen naar haar vuist en ondanks het feit dat Henry haar stomp makkelijk heeft tegen weten te houden, voelde het alsof er een zware last van haar schouders viel zodra zij deze stomp vol emoties op hem had losgelaten. Het voelde voor een moment alsof al haar zorgen verdwenen waren, maar al snel kwam er een sterke emotie naar boven; angst.
          Vaillé haar ogen glijden naar zijn vingers die om haar pols geklemd zijn en ze voelt hoe haar hartslag sneller begint te slaan alsof een drummer op zijn drumstel aan het roffelen is, maar dan op een snel tempo. Haar felle stem waarmee ze Henry zijn naam zegt, lijkt niet tot hem door te dringen. Haar blauwe poelen gaan van haar pols, waar haar huid lichter begint te worden op de plekken rond Henry zijn vingers, naar zijn groene ogen, die nog steeds niet helemaal helder staan. Toch ziet ze een korte twijfeling, maar niet lang genoeg om haar pols los te laten.
          Na zijn naam twee keer herhaald te hebben, laat ze haar andere hand op zijn wonde terecht komen en zodra haar pols is vrijgekomen uit zijn greep, zet ze direct een aantal stappen naar achter en laat ze haar vingers trillend over de achtergebleven vingerafdrukken glijden. Ze wilde hem niet op deze manier pijn doen, maar ze wist op dat moment niet wat ze anders zou moeten doen om hem uit zijn waas te halen. Één keer heeft ze dit eerder meegemaakt, maar dat onderwerp hebben ze altijd ontlopen.
          Het kletterende geluid van een schaal dat in stukken uiteen barst zodra het contact maakt met de grond, vult de kamer. De ogen van Vaillé schieten naar de spullen die van de tafel af vallen, want het is echter niet beperkt gebleven tot deze schaal toen Henry door de pijn achteruit tegen de tafel aan stommelde. Vaillé zou hem te hulp moeten schieten, zijn wonde hechten. Dat was ook haar eerste reactie toen zij zijn wonde te zien kreeg, maar nu weet die drang geen enkele seconden tevoorschijn te komen. Ze zou zich slecht moeten voelen door het feit dat ze hem pijn heeft gedaan, maar dat is wat zij doen.
          Zij doen elkaar pijn.
          'Je blijft zeggen dat ik je zes maanden in de stéék heb gelaten, je blijft zeuren over het feit dat ik je gekwetst heb en dat anderen veel beter zijn dan mij,' Voor iemand waarbij luttele seconden geleden de tranen nog in zijn ogen stonden, weet hij zijn stem anders goed in controle te houden. 'Maar je vergeet één belangrijk feit. Ik ben niet meer de persoon bij wie je moet gaan huilen, omdat je een zielige ruzie hebt gehad met je broer. Ik heb je duidelijk gezegd dat het gedaan is tussen ons. Is het dan nog niet in je op gekomen dat ik, misschien, héél misschien niet meer om je geef?'
          Ze luistert amper naar zijn woorden, want alleen al de klank van zijn stem maakt haar klein. Zo klein dat ze zich als een kind naast hem ziet, iemand die minderwaardig is dan hij. Vaillé blijft zichzelf vertellen dat Henry nog wat voor haar voelt, maar in deze dikke muur beginnen barsten te ontstaan, barsten die vrijwel niet meer te herstellen zullen zijn nadat ze volledig zijn doorgescheurd.
          'Waarom zou het mij wat doen als je me zegt dat jij om mij zult geven? Want ik heb jou niet nodig voor zekerheid of bescherming of wat dan ook. Waarom ben je naar hier gekomen?' Een barst scheurt verder, maar Vaillé bijt door en probeert zich op haar ademhaling te concentreren. Ze verbaast zich iedere keer weer over de manier waarop Henry zich zo goed kan herpakken en zijn afgrijselijke pantser weer aantrekt ter bescherming van de emoties die hij diep heeft verstopt. Ze voelt zich niet zwak door geen antwoord te geven op zijn vragen, om niet toe te geven aan Henry, want dat is immers wat hij wilt, maar sterk voelt zij zich ook niet.
          Zodra zij door heeft waar zijn blik naar toe gaat, krijgt ze de nijging om haar knokkels te verbergen door haar andere hand eroverheen te leggen, maar in plaats daarvan balt ze haar hand om ze te laten zien. 'Ik neem aan dat er iets is gebeurd tussen Jace,' Vaillé brengt een kort en snuivend geluid uit zodra hij zijn naam op een respectloze manier uitspreekt, 'en jou. Jij was degene die hem hebt gekwetst, wat erg tegenstrijdig is met het feit dat je nu hier staat. Waarom ben je hem niet achterna gegaan? Je zegt dat hij er altijd voor jou is geweest, en toch ben je hem niet achterna gegaan? Ik neem aan dat je het geprobeerd heb, maar je voelde je er te schuldig over. Het was niet moeilijk te raden, je bent nu eenmaal al altijd verschrikkelijk geweest in het verbergen van je gevoelens,' Vaillé knijpt haar ogen voor een kort moment samen en kijkt hem aan. Zij mag dan slecht zijn in het verbergen van haar gevoelens, ze is van mening dat – dat nog altijd beter is dan je voordoen als een emotieloos persoon. Henry hield zijn hoofd schuin en had een scherpe blik in zijn ogen, terwijl hij met zijn ene hand tegen de tafel aan leunde. 'Ik neem aan dat je gefrustreerd was, toen je die boom aanviel met je vuisten. Ik vraag me alleen af wat er precies is gebeurd dat ervoor zorgde dat je overstuur raakte. En waarom ben je nu hier? Ik mag je misschien gekwetst hebben, maar om wat voor reden je ook naar hier kwam, een verontschuldiging zul je, zoals je waarschijnlijk toch al door hebt, niet uit mijn mond horen. Je hebt het zojuist helemaal verpest.'
          Voor een moment laat zij Henry's woorden tot zich door dringen en probeert zij zo goed als mogelijk de stekende pijn in haar borst te vermijden. Door naar zijn woorden te luisteren zijn de barsten geen barsten meer en valt de muur geen muur meer te noemen. Hoewel het er bij haar niet in kan gaan dat hij geen gevoelens meer voor haar heeft, besluit ze om zich erbij neer te leggen. Vaillé wilt niet meer voor hen strijden, want ze beseft zich dat er geen 'hen' meer is.
          Vaillé haalt adem en priemt haar poelen in de zijne. 'Je voelt aan als een vreemde, Henry,' ze last een pauze in van luttele seconden om naar de juiste woorden te zoeken, 'En ik zou niet weten waarom ik de vragen van een vreemde zou moeten beantwoorden.' Het lijkt alsof haar kalme stem dodelijker klinkt dan haar schreeuwende en dwingende of emotionele stem ooit zullen klinken.
          De vingertoppen van Vaillé maken de armband los die Henry weer om haar pols had geknoopt. 'Ik ben jou geen verantwoording verschuldigd en ik zit niet op je verontschuldiging te wachten, want deze zal je toch niet menen.' Ze laat de armband in haar hand glijden en een korte twijfeling valt van haar gezicht af te lezen, voordat zij deze zonder woorden op tafel neerlegt.
          'Bedankt, Henry. Zonder jou had ik deze keuze niet kunnen maken.' Vaillé probeert haar adem zo goed als mogelijk in controle te houden, maar de brok heeft zich al in haar keel weten te nestelen. Voordat ze haar lichaam echter om heeft weten te keren, baant een traan zich een weg over haar wang om vervolgens op de grond uiteen te spatten.
          Ze legt haar hand op het handvat. 'Doe de Henry die ik ken de groeten van me, wil je?'

          Vaillé weet niet waar haar voeten haar naartoe brengen, aangezien haar gedachte niet geheel in het hier en nu zijn. Echter is hetgeen waar zij aan denkt in tegenstrijd met wat zij zojuist heeft gedaan. Ze zou kunnen twijfelen over haar beslissing, maar het terugdraaien heeft toch geen enkele zin. Dat is echter niet de enige reden waarom ze niet aan de gehele gebeurtenis van zojuist denkt, haar gedachte zijn namelijk afgedwaald naar diegene die voor haar zoveel betekent en dit altijd heeft gedaan.
          De wazige blik die in haar ogen is verschenen tijdens het lopen, verdwijnt al snel als sneeuw voor de zon, zodra de groene bladeren van de struiken haar buik kietelen waar haar hemd iets omhoog is gekropen. De wind die deze bladeren heeft laten bewegen, doet haar beseffen dat een hemd niet de verstandigste keuze was vandaag. Het doet haar twijfelen aan zichzelf, of ze wel de juiste keuzes heeft gemaakt.
          Haar hand gaat langzaam naar de onderkant van haar hemd om deze naar beneden te brengen om vervolgens zonder krassen door het bosje heen te gaan. Zodra ze haar ogen opslaat van de grond, merkt ze dat zij zichzelf naar de voorzijde van de herberg heeft geleid. Het ziet er niet naar uit dat het erg druk is en zeker niet na de gebeurtenis van vanochtend, maar de altijd gezellige sfeer is zelfs vanaf een afstand te proeven. Echter is dit niet hetgeen wat Vaillé op dit moment op kan vrolijken. Zij denkt niet dat iets of iemand dat kan doen.
          Vaillé haalt een slaphangende tak voor haar gezicht vandaan en voordat ze haar bik ook maar een centimeter kan verplaatsen, bemerkt ze twee personen op in haar ooghoeken. Ze doet niet eens haar moeite om goed te kijken, aangezien zij beide gestaltes vaak genoeg heeft gezien om ze uit de verte te herkennen.
          Jasmine en Jace.
          Een golf van schuldgevoel overspoelt haar lichaam, waardoor zij haar ogen over de grond laat glijden, niet in staat om zowel Jasmine als Jace in de ogen te kijken. Het gevoel doet haar pijn, maar wat haar het meest pijn doet is het zien van Jace. Ze had er niet mee in moeten stemmen om dit idee, om Jasmine en haar 'bende' onderdak te bieden, en harder tegen haar broer in moeten gaan. Niet alleen omwille van Jace en Jade, maar ook om haarzelf. Ze heeft nooit vrede gehad met deze beslissing, maar ze weet dat de schuld niet alleen bij Ravi ligt. Al verwijt ze dit hem wel.
          Het schuldgevoel heeft zowel haar hele lichaam opgeëist als haar gedachte en ze kan het niet de baas worden. Dit is echter ook niet haar bedoeling, want ze vindt dat waar zij zelf voor heeft gezorgd ze mee zal moeten leven. Ondanks dit feit, heeft ze hiernaast nog één enkele keer gehad dat zij er moeite mee had om haar ogen in de zijne te priemen. Dit was het moment waarop zij hem zou moeten vertellen dat zij zijn boog had verloren en hem nergens kon vinden. Ze had niet gedacht dat het ooit zo moeilijk zou zijn om hem aan te kijken, want wat zij ook zou doen, hij zou aan haar hebben gezien dat er iets mis was, dus zat er niets anders op dan het hem te vertellen. Het is echter niet zo dat, wanneer haar ogen geen weerspiegeling van haar ziel zouden zijn, Vaillé het hem niet had verteld.
          Vaillé is hem haar blik verschuldigd, maar zelf heeft zij die van Jace ook nodig. Dit om te zien wat zowel Ravi als zij hebben aangericht. Dit is echter niet iets waar zij op zit te wachten, maar het is een consequentie van een keuze die zij heeft gemaakt, waar zij tot op de dag van vandaag nooit achter heeft gestaan.
          Zodra ze denkt klaar te zijn voor zijn blik, neemt ze zijn blik gevangen in haar groene poelen door middel van de bruine omlijning van haar irissen. Al snel volgen de woorden die ook uit haar mond kwamen toen zij hem over zijn oude boog moest vertellen, de boog die zij echter wel weer heeft terug gevonden na enige inspanning.       'Jace, het spijt me...'
          Haar voeten brengen haar dichter naar hen toe, maar de manier waarop zij Jasmine en Jace benadert, valt zelfs voor een vreemde te beschrijven als terughoudend. Vaillé haar ogen laten zijn blik niet gaan en hoe graag ze hem nu in haar armen zou willen nemen zoals vroeger, weet ze niet zeker of dat een goed idee zal zijn. Ze is bang voor zijn reactie, maar ze wilt de confrontatie aangaan, want ze denkt dat wanneer ze het nu niet doet, ze geen andere kans meer zal krijgen.
          'Verknoei het niet, hij wachtte in het bijzonder op jou.' Jasmine, die zojuist voor me is komen staan, zegt in haar gedachte iets wat zij normaliter niet zou doen. Jasmine en zij horen een onuitstaanbare hekel aan elkaar te hebben, maar hoezeer Vaillé dit van haar apprecieert, is ze wel van mening dat Jasmine haar iets verschuldigd was.
          'Hij keek altijd al naar jou uit. Laat hem op een duidelijke wijze weten dat je enkel en alleen voor hem kiest, Vaillé.' Vaillé weet niet of het haar stem is waarmee ze deze woorden zo zorgvuldig, maar toch zacht en op een bepaalde manier licht emotioneel, of de woorden zijn, die ervoor zorgen dat er zich naast het schuldgevoel een warm gevoel nestelt in haar binnenste.
          Voor een moment vraagt ze zich af wat Jasmine nu eigenlijk bij Jace deed, maar al snel gaat dit over in een gevoel van dankbaarheid, want wie weet wat Jace zou hebben gedaan wanneer er niemand bij hem zou zijn geweest. Voordat ze echt goed over haar woorden heeft na kunnen denken, bedankt ze Jasmine. 'Bedankt' is het enige woord wat tussen haar lippen doorkruipt, maar door zowel het volume van haar stem als de dankbare toon, gaat Vaillé er vanuit dat Jasmine er zelf wel uit zal komen waarvoor ik haar bedank.
          Vrijwel direct nadat Jace en Vaillé voor een kort moment werden gescheiden door de zwarte mantel die tussen hen in vloog voordat het Jasmines lichaam omhulde, steeg zij op haar paard, die nog zwarter als de nacht leek, om vervolgens afscheid te nemen en haar paard aan te sporen om vervolgens steeds verder bij ons vandaan te galopperen.
          Een korte stilte viel, maar al snel zijn de woorden niet meer tegen te houden en volgen ze als een kolkende waterval. 'Het spijt me dat ik het niet eerder heb verteld en dat ik zowel jou als Jade heb gekwetst. Ik weet dat je daar niets aan hebt, maar ik heb verkeerde keuzes gemaakt die niet meer zijn terug te draaien en daar heb ik zo veel spijt van.' De brok die zich in haar keel heeft weten te nestelen, zorgt voor een trillende ondertoon in haar stem, maar Vaillé is niet van plan om dit haar te doen stoppen, want Jace is belangrijk voor haar en dat zal hij altijd zijn.
          'Ik verwacht niet van je dat je me vergeeft, want daar heb je geen enkele reden voor.' Vaillé zoekt naar woorden, maar ze weet niet wat ze tegen hem wilt of kan zeggen. 'Jace, ik weet niet wat ik wil zeggen, want niets voelt goed genoeg voor iemand die belangrijker dan mijn bloedeigen broer is.' Haar stem hakkelt en ze slikt eens, maar niets helpt om de brok in haar keel weg te krijgen.
          'Je bent meer waard dan simpele verontschuldigingen, veel meer.'


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    JACE MALACHI STEELE
    RUERI | BOOGSCHIETEN

    Mijn kijkers richten zich op de oude, bekende herberg welke in een serene stilte te midden van het bos schijnt te staan – alsof alle gebeurtenissen van vandaag nooit hebben plaats gevonden en ze slechts bestonden uit enkele nachtmerries. De stekende pijn in mijn borstkas geeft echter weer dat het geen nare dromen zijn geweest, maar een echt onderdeel van het leven van dat van mij en mijn lieve tweelingzus. Enkel en alleen de gedachten aan Jade maken het dat het beklemmende gevoel in mijn luchtwegen wordt versterkt, waardoor ik besluit me te richten op het hier en nu en me te bekommeren om mijn andere helft wanneer ik deze in mijn armen kan sluiten. Gezamenlijk zouden wij dit overleven, zoals wij ons gehele leven al hebben gedaan – daar twijfelde ik geen enkel moment over en dat zou ik ook nooit gaan doen.
          ‘De zachte zucht was al een teken dat je er mee zat, want het ligt op je hart. In het verleden had ik elke avond een gesprek met mijn moeder, waarbij ze me onveranderlijk vertelde over de verschillende kleuren van de liefde. Ik herinner me haar warmhartige woorden in mijn hart, waar ze het koesteren. Ze vergeleek de kleuren met allerlei eigenschappen die de liefde nodig had, wat me doet denken aan één specifieke dag. Destijds had ze me verteld dat de hartstocht voornamelijk één kenmerk nodig heeft. Weet je wat dat is, Jace? Lijdzaamheid –– een hemelsblauwe kleur die je leven zal transformeren. Het zal komen als je jezelf volledig durft te openbaren, als je kwetsbaar durft te zijn. Ik ben van mening dat je op haar hoort te wachten, zelfs al duurt het langer dan een kleine vijf minuten. Liefde overkomt je plotseling, zoetjesaan, dat hoor je niet te overhaasten. Vind je niet dat ze het wachten waard is, als ze zo’n speciaal persoon voor je is? Wacht op haar. Het is onweerlegbaar dat je liever Ravi ofwel Vaillé tegen het lijf gelopen was, wat volstrekt logisch is.’
          Gedurende de zachte woorden van Jasmine voel ik een warm gevoel rondom mijn handen, maar door het pijnlijke en stekende gevoel in mijn borstkas weet ik me met een mogelijkheid te concentreren. Wanneer het uiteindelijk is verdwenen, knipper ik enkele malen met mijn kijkers – welke hol en duister staan door de stormvloed aan emoties en gevoelens binnen in mijn lichaam. Ergens diep van binnen voelde ik de woorden van Jasmine plaats nemen, maar een betekenis kon ik er niet aan hechten. Ik wist niets van de liefde af, nooit gedaan en dat zal ook nooit gaan komen. Ik was immers nooit of te nimmer geboren voor de liefde en zou het daarom nooit kunnen ervaren, met een grote uitzondering voor mijn liefde jegens Jade – welke alles kon overstijgen.
    Wanneer ik merk dat Jasmine steeds meer afstand tussen mij en zichzelf weet te creëren, fluister ik een zachte en haast onhoorbare ‘nee’ – een teken van zwakte en afhankelijkheid waarvan ik had gedacht het nooit meer uit te spreken. Plotseling heb ik de behoefte om met grote snelheid weg te rennen van mijn eigen leven, terwijl ik aan de andere kant het allerliefst vast gehouden zou willen worden om nooit meer los gelaten te worden. Verward sla ik mijn kijkers neer, niet wetende wat ik zou moeten doen of zeggen om mijn emoties en gevoelens beantwoordt te laten worden door Jasmine – welke inmiddels steeds verder bij me vandaan stond.
          Alhoewel ik het stekende en brandende gevoel achter mijn kijkers in eerste instantie niet thuis kon brengen, herinnerde ik me opnieuw hoe het voelde om op het punt te staan om in tranen uit te barsten. Sinds mijn zevende verjaardag heb ik niet meer gehuild, waardoor het als een donderslag bij heldere hemel komt dat ik op het punt sta dit nu te doen – als een klein en verlaten kind. Maar wat wilde ik er mee bereiken, wat wilde ik er mee vertellen? Natuurlijk wilde ik in eerste instantie dat ofwel Ravi, ofwel Vaillé me achterna waren gekomen in het bos – om alles helder te maken en alles op te lossen tot zo ver als dat mogelijk was. Uiteindelijk was het niemand anders dan Jasmine – de prachtige vrouwelijke zandelf – die me had gevonden en me uit mijn diepe dal had getrokken. Ik heb haar zelfs mee gevraagd op een date, waar ik haar hoe dan ook aan zou gaan houden – als ik het maar voor elkaar zou gaan krijgen om de woorden over mijn lippen te laten rollen.
    Niemand anders dan Jasmine was op dit moment de grote heldin welke me van mijn eigen ondergang heeft gered en wie was ik om daar tegen in te gaan? Zelfs al zou ik alle tranen ter wereld uit mijn kijkers laten glijden, zou ik Jasmine met geen mogelijkheid helder kunnen maken hoe dankbaar is haar was – hoe ontzettend groot ze was in mijn kijkers.
          Mijn automatische oplettendheid neemt mijn lichaam over wanneer het zachte kraken van enkele takken de open plek waar Jasmine en ik ons bevinden weet te bereiken. Binnen slechts enkele seconden heb ik mijn hoofd opgeheven, waardoor ik mijn holle en emotieloze kijkers richt op het struikgewas voor me. Mijn gedachten worden reeds overspoeld door de emoties en gevoelens, maar ik weet hoe ik alles uit kan schakelen gedurende een moment van dreigend gevaar – waardoor ik niets kan laten merken aan de personen in mijn omgeving.
    Wanneer ik uiteindelijk de vertrouwde gelaatstrekken van Vaillé in het zicht krijg, schiet er echter een scheur over mijn facade en glijdt het verdriet en de wanhoop voor slechts enkele seconden van mijn gezicht – waarna ik mezelf weet te herpakken en alles opnieuw weg weet te stoppen.
          ‘Jace, het spijt me. . .’ De woorden van Vaillé bereiken mijn gedachten, waar de gevoelens van verdriet en wanhoop langzaam om worden gezet in gevoelens van woede en onbegrip. Wanneer Jasmine op Vaillé af stapt en enige woorden over haar lippen laat glijden welke ik niet kan verstaan, voel ik mijn lichaam dienst weigeren over het gegeven dat ik op wil staan en weg wil rennen. Echter, het zicht van Jasmine welke plotseling met volle snelheid van me verdwijnt – maakt het dat ik mijn handen als vuisten rondom mijn boog klem. Ik had de vrouwelijke zandelf met de magische kijkers opnieuw door mijn vingers laten glijden en voor het tweede maal was het mijn eigen schuld. De harde woorden over het gegeven dat ik een lafaard ben, galmen al snel door mijn gedachten.
          ‘Het spijt me dat ik het niet eerder heb verteld en dat ik zowel jou als Jade heb gekwetst. Ik weet dat je daar niets aan hebt, maar ik heb verkeerde keuzes gemaakt die niet meer zijn terug te draaien en daar heb ik zo veel spijt van. Ik verwacht niet van je dat je me vergeeft, want daar heb je geen enkele reden voor. Jace, ik weet niet wat ik wil zeggen – want niets voelt goed genoeg voor iemand die belangrijker dan mijn bloedeigen broer is. je bent meer waard dan simpele verontschuldigingen, veel meer.’
          Gedurende de woorden van Vaillé, kom ik langzaam overeind – mijn boog strak in mijn handen geklemd, waarvoor de knokkels inmiddels wit zijn geworden door de kracht waarmee ik ze dicht houd geknepen. Ik recht mijn rug en zorg er voor dat mijn borst voor uit staat, alsof ik op elk moment aangevallen kan worden en op mijn laatste moment sterk en onverschrokken over zou willen komen. Binnen de werkelijkheid zat het geheel anders – ik trachtte mijn gebroken zelf te maskeren door mijn automatische zelf naar voren te laten komen. De woorden van Vaillé kwamen hierdoor binnen in mijn gedachten, maar wisten mijn hart niet te bereiken – dat stond ik simpelweg niet toe. Wanneer ik dit wel zou doen, zou ik zonder enige twijfel in elkaar zakken en nooit meer op kunnen staan.
          ‘Waar was je?’ Mijn stem is hol en bevat geen enkel spoor van de wijze waar op hij normaliter zou klinken wanneer ik tegen Vaillé zou spreken. Mijn concentratie glijdt als vanzelfsprekend naar het gezicht van de jongedame welke ik al mijn gehele leven ken, waardoor ik mijn eigen conclusies gemakkelijk kan treken. Hetgeen wat ik in eerste instantie op weet te merken, is het gegeven dat ze heeft gehuild – wellicht niet veel, maar ze heeft enkele tranen gelaten. Daarnaast merk ik een afwezig blik in haar kijkers, alsof binnen in haar gedachten op het verleden is gericht en niet op het hier en nu waar in we verkeren.
    ‘Ik had het kunnen weten,’ laat ik daarom direct na mijn vraag vervolgen. Vaillé weet dat ik de relatie tussen haar en Henry nooit of te nimmer heb goed gekeurd, doordat hij simpelweg een verschrikkelijke persoonlijkheid had. Vaillé heeft daar echter nooit aandacht aan besteedt, hoe vaak ik mijn zorgen ook uit heb gesproken. Nadat hij was vertrokken, was ik degene welke haar heeft getroost in de vorm van extra lessen rondom het boogschieten. Het ironische was dat – dat andersom nooit het geval zou zijn, dat was op dit moment wel te zien. Vaillé vond het gezelschap van Henry belangrijker dan mij helpen wanneer mijn gehele wereld onder mijn voeten vandaan wordt geslagen.
          Met geoefende handelingen sla ik mijn boog en pijlenkoker over mijn schouder, waarna ik een ruwe hand door mijn lokken haal en kort naar de grond kijk. Wanneer ik mijn blik opnieuw op Vaillé richt, zijn er verschillende emoties en gevoelens te zien – verdriet, wanhoop en vooral verraad. ‘Als je direct voor mij had gekozen, was ik er misschien nog wel in getrapt. Maar nu heb ik niks aan je loze woorden, helemaal niet wanneer je daden je tegen spreken.’ Voor een kort moment knipper ik met mijn kijkers om de tranen weg te houden. ‘Ik had meer van je verwacht, Vaillé. Veel meer.’

    [ bericht aangepast op 25 sep 2014 - 17:13 ]


    •

    Het was weer even wennen om te schrijven.

    Athanasius ‘Braulio’ Wyatt Morton

    Een zacht zoef geluidje maakte zijn vork terwijl hij door de lucht heen vloog, om uiteindelijk op de grond te belanden, in plaats van tegen de deur, zoals beoogt was. Braulio was er overduidelijk niet geheel met zijn gedachten bij, want in plaats van zijn vork te gebruiken om het kommetje met fruit op te eten had hij de afgelopen tien minuten geprobeerd de deur te raken met het voorwerp. Er was slechts één stukje fruit uit de kom verdwenen, al had dat een simpele reden, het stukje was niet goed dus had Braulio het weggegooid. Het was al de gehele ochtend stil in zijn werkkamer, niemand was hem komen storen terwijl hij dit nu juist wel had verwacht. De man wachtte in het bijzonder op één bepaald persoon, Henry. Al anderhalve week geleden was Henry, na een afwezigheid van een half jaar, weer gesignaleerd maar nog altijd had hij het vertikt om langs te komen. Het irriteerde Braulio mateloos. De kans was groot dat hij daarom alleen nog maar bezig was geweest met het gooien van zijn vork, in plaats van het naar binnenwerken van zijn lunch. Tegen Henry had Braulio momenteel überhaupt al veel. Hij kon het alles behalve waarderen dat zijn goede vriend en nota bene rechterhand, was vertrokken zonder wat te laten weten. De man ging er vanuit dat hij ten alle tijden op zijn mensen kon bouwen, maar kennelijk kon hij nog niet eens bouwen op zijn rechterhand. Laat staan op de rest van zijn mensen. Een zucht verliet zijn lippen, tijdens het rechtstaan. De man vond dat hij inmiddels wel lang genoeg had gespeeld met zijn eten, het moest nu of in zijn mond verdwijnen of hij moest het van zichzelf aan de kant zetten tot een later moment. De keuze was vrij gemakkelijk te maken aangezien een grom van zijn buik liet weten dat hij de lunch wel echt nodig had wilde hij zijn energielevel op peil houden.

    Uiteindelijk had het Braulio nog minstens een half uur gekost voordat het volledige kommetje leeg was. Tussen de happen door had hij zich laten afleiden door enkele documenten die zo links en rechts op zijn bureau verspreid lagen. Over het algemeen zat er niet echt veel belangrijks of interessants tussen maar het leidde mooi af van zijn irritatie jegens Henry. De man kwam net terug van de keuken waar hij zijn vuile vaat had weggewerkt. Met nieuwe energie, gegeven door zijn lunch, besloot hij zich weer te buigen over een aantal zaken die hem dwars zaten maar die niets met Henry te maken hadden. De leider van de Rueri kon namelijk niet ontkennen dat de steeds sterkere opkomst van de Rebellen hem zorgen baarde. Hoe sterker ze werden, niet alleen in aantal maar ook in populariteit, hoe meer ze een bedreiging begonnen te vormen voor de Rueri. Hij wist dat er enkele zwakke schakels waren binnen zijn organisatie, momenteel werden die nog goed genoeg verhuld maar tijd zou leren voor hoe lang dat nog het geval was.

    Toen hij net weer plaats nam en de juiste papieren naar zich toeschoof gingen zijn gedachten kort uit naar Aurea. De afgelopen drie nachten had hij haar niet willen ontvangen, of ze was er zelf niet geweest. Hoe hij het ook wende of keerde, ze hadden niet meer in hetzelfde bed geslagen sinds de nacht van zondag op maandag. Ergens miste hij het. Wat hij precies miste was hem zoals wel vaker onduidelijk. Dat hij vooral haar als persoon miste zou hij nooit toegeven, daarom gooide hij het op andere zaken. Het missen van haar warmte in bed, of van de seks die ze hadden, bijvoorbeeld. Braulio besloot dat hij later vandaag zou kijken of hij iemand haar kon laten ophalen, het idee dat ze vanavond weer in hetzelfde bed zouden slapen stond hem immers wel aan.
    Nu hij kort de situatie met Aurea had overdacht riep hij zichzelf ter orde. Er moest werk gebeuren en dat lukte niet als beelden van het ranke lichaam van zijn vriendin, die aan het douchen was, door zijn hoofd spookte. Met alle juiste papieren bij elkaar en een pen in de aanslag begon hij zich op veel belangrijkere zaken te storten, hopend dat Henry misschien vandaag dan zijn kop zou laten zien.


    Stand up when it's all crashing down.

    JASMINE KAMILAH AL'GHAMDI ––
    Rebel † Zandelf
    ° ° °


    Vroeger herinnerde Jasmine's vader haar aan de rigide sfeer, welke er elk moment van de dag rondom hem hing wanneer hij thuis aanwezig was. Om deze reden besloot ze eveneens zo vaak mogelijk van huis afwezig te zijn, zodat ze geen geladen spanning in zich voelde. Het was absoluut geen fijn gevoel, ze wilde op een gegeven punt zelfs van huis wegblijven – de enige verklaring waarom ze bleef, was vanwege haar moeder. Ze gaf haar een positieve lading, waardoor ze het gevoel had dat ze van alles aankon.
    De gebeurtenis stond in haar geheugen gegrift, alsof het gisteren was gebeurd in plaats van vele jaren geleden: Haar vader was op een vroege zomerochtend, wat elke dag wel het geval scheen in Azoskad, verdwenen. Er lag geen briefje, geen verborgen geheimen of geschreven woorden waar dan ook – geen enkel teken wat liet weten waar hij heen was gegaan. Jasmine had een klein gedeelte van opluchting verwacht, in elk geval van haar kant, maar door het zien van haar verontruste moeder kon ze het niet maken. De lastige tijden daarna memoreerde ze in haar gedachtegang, de verschillende expressies van haar moeder. Zo nu en dan kalmeerde het haar, maar merendeels bracht het Jasmine een curieus gevoel.

    Het klimaat in Azoskad is – in tegenstelling tot Aelley – op een fijne manier warm, zwoel bijna. Sinds een dag geleden was ze pas teruggekomen in Aelley, Jasmine miste echter nu al haar geboorteland. Hier had ze zelfs gedacht haar moeder eens te zien, al was het maar voor luttele seconden. Haar slanke vingers gleden door haar koolzwarte haarlokken, welke in de afgelopen weken behoorlijk wat korter waren geworden. Ongeveer een week geleden had ze de schaar erin gezet doordat ze zich niet genoeg kon concentreren op het dagelijkse leven, ze creëerde een geheel nieuwe Jasmine Al'Ghamdi.
    Het voelde vreemd toen ze voor het eerst sinds zowat twee weken opnieuw voet zette in Aelley, samen met Alaia aan haar zijde. In eerste instantie wilde ze graag naar de herberg van Ravi als zowel Vaillé gaan, bij nader inzien echter is het totaal geen goed idee door de situatie wat er eerder gebeurd was. Hierom besloot ze een omweg te nemen en eens voor een wapensmid te zoeken: haar dolken begonnen bot te worden en zagen er niet meer uit. Al lange tijd wilde Jasmine ze graag bijschaven zodat het weer effect zou hebben. Eenmaal ze het gevonden had, bond ze haar paard vast aan een sterk, houten hek wat er stond en liep daarna naar binnen. Het was niet geheel druk, maar ze moest wennen aan de lucht die er hing en sloeg voor een moment dan ook haar hand voor de mond. Het duurde niet lang voor ze een jonge man zag die nog alleen aan het werk was, die ze vast wel eventjes kon storen voor een vraag.
          “Hallo,” begroette ze hem, waarbij ze hem aantikte. “als ik even snel een vraag mag stellen, zal ik je daarna niet meer hinderen.” Ze perste een glimlachje op haar lippen, probeerde niet aan een zeker persoon te denken, en vervolgende daarna haar worden. “Zouden deze dolken opgeknapt kunnen worden?” Jasmine had ze nog van haar moeder gekregen, precies één enorm belangrijke reden waarom ze het bij zich wilde houden.

    [ bericht aangepast op 14 okt 2014 - 19:48 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.