December 2016
Kris
Kris deed Fox’ kamerdeur achter zich dicht. Het was donker. Hij liet een dikke kristallen muur in het midden van de kamer oprijzen zodat Ghost niet wakker werd en hij zakte op de rand van Fox’ bed neer. Zijn hart ging als een razende tekeer, zijn vingers trilden toen hij naar het nachtlampje reikte.
Fox lag opgekruld in bed, met zijn gezicht naar de muur toe en zijn dekens stevig om zich heen. Nu het licht aan was, draaide hij zich om. Zijn gezicht was spierwit en zijn krullen plakten tegen zijn hoofd. Niettemin wist hij een glimlachje op te brengen.
‘Hé,’ zei hij schor. ‘Is het feestje al voorbij?’
Hij streek door Fox’ vochtige krullen. Het was alsof zijn hart in een bankschroef zat. Die vuile hufter had het echt gedaan. Hij had Fox vergiftigd. Hij was zo woest dat hij rechtstreeks naar de Rhino’s wilde lopen om Zebediah voorgoed aan zijn bed vast te nagelen, maar het zou niets uithalen.
Hij moest doen wat Zebediah wilde. Fox’ leven was niet iets waar hij over ging onderhandelen.
‘Een feestje zonder jou is niets aan,’ zei hij, terwijl hij zijn angst achter een muur van kristal probeerde te duwen. Hij trok zijn shirt over zijn hoofd en zijn broek uit en schoof naast Fox onder de dekens. ‘Hoe voel je je?’ Met de rug van zijn vingers streelde hij zijn ijskoude gezicht.
‘Ik heb het zo koud,’ fluisterde hij. ‘Ik heb al extra dekens gepakt.’
Kris kroop dicht tegen zijn vriend aan en sloeg zijn armen om hem heen zodat hij zijn warmte kon delen. Hij kuste zijn slaap. ‘Ik hou je wel warm.’
Fox’ ogen zakten weer dicht en hij gleed weg in een onrustige slaap. Kris kon niet slapen. Er schoten allerlei gedachten door zijn hoofd. Wat voor gif had Zebediah gebruikt? Hoe kwam hij eraan? Wat waren de symptomen? Hoelang duurde het voordat het écht gevaarlijk voor Fox was? Zou hij er iets aan overhouden? En wat als het niet lukte om dat pistool te bemachtigen? Hoe ging hij dat ooit voor elkaar krijgen?
Net toen de vragen hem begonnen uit te putten en hij een beetje indutte, werd Fox weer onrustig. Hij haalde moeizaam adem en af en toe klonk er een zielig, piepend geluidje. Direct was hij weer klaar wakker.
‘Heb je pijn?’ vroeg hij gealarmeerd.
‘Mijn buik,’ antwoordde hij zachtjes. ‘Mijn buik doet zeer.’
Toen hij in Fox’ ogen keek, stonden ze vol tranen.
Kris had zich nog nooit zo rot gevoeld. Als Fox niet samen met hem was geweest, was dit nooit gebeurd. Voor hij het wist, rolde er een traan over zijn wang.
Fox ving hem op met zijn duim. ‘Heb je ook pijn? Misschien is het voedselvergifting.’
‘Nee,’ antwoordde hij. Hij legde een hand tegen Fox’ buik en kuste zijn voorhoofd. ‘Ik haat het als je pijn hebt. Zal ik een warme kruik voor je maken?’
Fox’ vingers verstrengelden zich met die van hem. ‘Het is gewoon een buikgriepje. Maak je geen zorgen.’
Een nieuwe traan kriebelde langs zijn wang. ‘Weet ik,’ zei hij met een dikke keel. ‘Let niet op mij. Het was een heftige avond.’
Fox ging rechtop zitten. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik vertel het je later,’ antwoordde hij. ‘Ik wil gewoon bij je zijn. En jij moet rusten. Ik haal pijnstillers en een warme kruik voor je.’
‘Je bent lief,’ zei Fox met een zwakke glimlach.
Zijn mondhoek trilde toen hij terug glimlachte. Daarna gleed hij uit bed om een warme kruik te maken en pijnstillers te zoeken. Wat hij verder kon doen, wist hij niet. Het maakte hem misselijk, machteloos en dood- en doodsbang.
Every villain is a hero in his own mind.