• The Avalon Tradition.
    De wereld waarin het zich afspeelt is een magische wereld. Het zit vol mensen van verschillende rassen, magische wezens en gekke drankjes. De tijd waarin het zich afspeelt is de vergelijken met de Middeleeuwen, maar then again, het is een fantasiewereld.
    Deze wereld is opgedeeld in acht provinciën: Fincayra, Varigal, Rodirraen, Dahngard, Lund, Aondir, Tintagel en Dragenfeld, en verschillende eilanden.

    Er is een traditie dat de provincies om de vijf jaar vier uitverkorenen moeten voortbrengen, twee jonge mannen en twee jonge vrouwen, de Wachters van de Provinciën. Deze traditie gaat eeuwen terug en de meesten weten niet meer precies hoe de traditie is ontstaan, toch hebben de uitverkorenen vaak veel aanzien.
    Het verhaal gaat dat toen de provinciën nog in oorlog waren er duizenden en duizenden mensen sneuvelden in de strijd. Daarom besloten de koningen van die tijd een select gezelschap te gaan trainen, vier mannen in het bezit van een machtig en magisch wezen. Dit laatste om tijd te sparen, zo hoefden de mannen niet meer te trainen met een wezen en er een band mee te scheppen, op deze manier bleef er meer tijd over om de vier te trainen op andere vlakken. Snelheid, kracht, conditie, maar ook bijzondere onderdelen zoals overleven in de wildernis, bespioneren en ga zo maar verder. Deze vier mannen werden erop uit gestuurd om te strijden en zo werd jarenlang bepaald welke provincie de meeste macht zou krijgen. Elke vijf jaar moesten de provincies opnieuw strijden om hun macht te behouden, of om eindelijk meer macht te krijgen.

    Door de jaren heen veranderde de mensen en zo veranderde ook deze traditie mee, maar hij verdween niet. Voortaan waren er ook vrouwelijke uitverkorenen en ook was het niet langer een eis dat de uitverkorene in het bezit was van een machtig en magisch wezen. Het belangrijkste verschil was nog wel dat er uiteindelijk vrede werd gesloten en vandaag de dag hoeven de uitverkorenen niet meer tegen elkaar te strijden tot de dood erop volgt.

    De uitverkorenen, meestal gewoon De Wachters (van de Provinciën) genoemd, zijn tegenwoordig vooral bedoeld als voorbeeld voor het volk. Door deze voorheen gewone dorpelingen hogerop te laten komen, worden zij een idool en blijven de dorpelingen hopen op deze kans. Het volk zou zich beter gaan gedragen en de heerschappij van de koning sneller accepteren. De Wachters hebben dus naast de normale trainingen zoals die van vroeger ook een andere taak, die minstens even lastig is, geliefd worden bij het volk.

    Gelukkig staan de Wachters er niet alleen voor, ze hebben immers een trainer. De twee vrouwelijke uitverkorenen delen er één en de mannelijke ook. Dit was ook jarenlang geleden geregeld, zodat de uitverkorene niet in de weg gestaan zouden worden door gevoelens zoals liefde.

    De Wachters die voorheen net zo gewoon waren als ieder ander, worden ineens voor de leeuwen geworpen, hoe reageren zijzelf en alle anderen hierop?


    Deze RPG:
    Deze RPG kan naast deze simpele verhaallijn wel wat pit gebruiken, maar het leek mij saai als ik zelf alles al van te voren vast zou leggen. Daarom laat ik jullie heel erg vrij in het verzinnen van allerlei leuke wendingen. Maak een huurmoordenaar, laat sommigen personages samen komen om het bestuur dwars te zitten, laat mensen elkaar saboteren en gebruiken, jaloerse broers/zussen etc. Zorg voor een hoop drama en actie, ik laat jullie hier helemaal vrij in (:

    Lijst om mee te doen:
    Rol:
    Volledige naam:
    Geslacht:
    Leeftijd: 16-30
    Uiterlijk:
    Karakter:

    Afkomst:
    Geschiedenis:
    Extra:


    Regels:
    Het lijkt mij niet nodig deze te herhalen behalve deze:
    Post minimaal rond de 300 woorden in ABN met gebruik van goede interpunctie en dergelijke, gebruik desnoods een spellingcheck.
    Je post moet in het Nederlands en je mag meerdere personages.




    Rollen:
    De Heer: Wensekornik: Hendrik II Constatijn Vermond - 26 (3,7)
    Oudste zoon heer: Cashby: Quinten Vermond - 25 (2,20)
    Nauwe verwanten heer:
    Sivan: Olivia Isabella Amelia Vermond - 18 - Dochter (1,3)
    Florentina: Camille Ariane Vermond - 20 - Dochter (1,4)
    Naerys: Ameline Rose Ermengard - 21 - Nichtje vd heer, hofdame (1,17)

    Trainers:
    Cas: Scythe Mylo - 29 (1,6)
    Delahaye: Sarnek Learco Saye - 29 (1,19)

    Uitverkorenen:
    Ubiquitous: Esmée Hawthorne - 23 (1,6)
    Wensekronik: Sebastian "Bash" Stark - 25 (3,7)
    Vrij1 vrouwelijke

    Personeel heer:
    Jaeger: Sora Revaille - 22 - Bediende, huurmoordnaar (1,7)
    Cas: Mirre Adaira - 16 - Dienstmeid (1,20)
    Naerys: Andrew "Drew" Greyjoy - 27 - Stalknecht (1,19)
    Goldenwing: Phelan Laoidheach Aedán Ruadh - 26 - Bakker (2,20)
    Marhsall: Violet Calla - 24 - Tuinierster (3,11)
    Cashby: Vini Sanches - 20 - Tuinier (3,11)
    Wensekronik: Kenrick Paster - 25 - Kok [/grey](3,9)[/grey]
    Florentina: Daniel Skylar - 25 - Arts (2,2)
    Onbeperkt

    Dorpelingen:
    Ubiquitous: Eleanor Collins - 21 - Op reis (2,8)
    Jaeger: Skye Xerxes Lunar - 24 - Magiër (1,19)

    Onbeperkt

    Overig:
    Nikolaevna:Kathryn Maegan Gervais - 24 - Zus van Evelyn (2,2)
    DreamerN: Casper Felix Barathane - 23 - Bastaardzoon koning (1,20)
    Rider: Scarlett Lupe Red - 25 - Bandiet/heks (2,20)
    Onbeperkt

    [ bericht aangepast op 7 dec 2013 - 19:12 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Kathryn Maegan Gervais

    De man waarvan ze pas een uur of wat geleden, had leren kennen als haar jeugdvriend, had niets vermeld over haar eerdere uitspattingen. Bijvoorbeeld haar opmerking over dat de anderen niet uitmaakten, niet als ze samen waren in elk geval. Of was zij de enige van de twee die het zo voelde? Zij zou zo, nu nog altijd, afstand van alles doen voor hem – juist nu, aangezien ze er hedendaags meer weet van had dan eerder. Maar het zag ernaar uit alsof Phelan twijfelde daarover, toch sprak ze hem er niet op uit. Haar tranen begonnen al lichtelijk op te wellen vanwege dit feit alleen al, laat staan dit hele gebeuren en de situatie dat alles wel alleen om de rijken scheen te gaan. Kathryn’s ouders bewezen dat nog eens dunnetjes over.
          Al haar ledematen voelden na die flashback direct tien keer zwaarder te zijn geworden, haar bewegingen waren stroef en traag. Het leek zelfs wel in slowmotion te gaan, al was dat eerder de gedachte van Kathryn dan van Phelan. De hersenspinsels gingen maar door, de ene na de andere, in haar hoofd stopte het niet. Het was eigenlijk wel spijtig; Kathryn voelde zich eenzaam, want zoveel mensen had ze niet eens waaraan ze dingen kwijt kon. Ze had in elk geval niet het gevoel alsof mensen op haar zaten te wachten. En de mensen van Adel kon ze al totaal niet vertrouwen, daar ging ze dan eveneens niet naartoe. Eigenlijk vertelde ze het aan niemand, behalve haar kamermeisje, die ze niet veel toevertrouwde, maar wel wat.
          Ze wil hem al die gevoelens laten merken, het tegen hem fluisteren, zeggen, roepen, het lukt echter niet. Er zitten zoveel gevoelens binnenin haar, alleen bij sommigen weet ze niet eens hoe ze het moet noemen. Hoewel de jonge vrouw veel sterker is dan de meeste mensen willen geloven, kan ze dit daadwerkelijk aan. Haar ouders hebben dan wellicht geen flauw idee hoe hun dochter werkelijk in elkaar steekt, let maar op, wanneer haar kans daar is, zou ze hen laten zien!

    Zijn blik ging naar het shirt dat ze nog altijd stevig vasthad, de tranen waar ze tegen vocht wonnen op een gegeven moment. Kathryn leek door zijn harde pantser te doorbroken hebben, dit was echter niet opzettelijk bedoelt, ze had niet geweten hoe het zou uitpakken. Het enige wat ze wist, was dat ze zich beroerd voelde, misselijk en niet in staat om wat te doen vandaag. Zeker niet toen ze eenmaal op de schoot van Phelan zat, de jeugdvriend waar ze ontzettend veel om gaf. Zelfs nu. Zelfs na al deze jaren, en zelfs na wat zij gedaan had. Hoe kon hij dit überhaupt voor haar doen? Misschien was zij wel simpelweg oppervlakkig, maar ze was allang opgelucht dat hij tegen haar wilde praten.
          Zijn ene arm sloeg hij stevig om haar heen, Kathryn kon er niets aan doen, ze voelde zich direct een heel stuk veiliger. Het voelde zoals vroeger, bedacht zij zich. Ze dacht terug, terug in de tijd wanneer ze bijvoorbeeld pijn had aan haar knie of hand omdat ze zo klunzig was om te vallen over iets onbenulligs, Phelan had de wonde verzorgd. Of dat ze naast elkaar naar de steeds donkere lucht keken, soms hield Kathryn – impulsief genoeg – zijn hand vast. Na die tijd werd het een soort gewoonte. Er waren eveneens tijden geweest dat ze op zijn schoot ging zitten om getroost te worden, al deed ze het soms als grapje. Dit was echter alles behalve grappig bedoeld. Maar ze was niet meer zo naïef en klein als vroeger; als iemand zulke dingen voor haar deed ofwel tegen haar zei, wist ze dat het niet per sé goed kon komen. Niet direct in elk geval, en in zelden gevallen wel helemaal niet meer. Toch voelde het goed genoeg om even niets uit te spreken. Het voelde anders aan, hij was vanzelfsprekend groter geworden dan het jochie van vroeger, maar hij had ook duidelijk spieren gekregen. Niet dat ze het niet fijn vond, integendeel, dit was één van de redenen dat ze stil bleef.
          ‘Stt…,’ kwam er fluisterend bij hem vandaan, ‘het is al goed.’ Het bracht haar al een rustgevend gevoel, al helemaal omdat ze zijn hart kon horen kloppen. Het stopte echter niet direct haar tranen, die biggelden nog altijd over haar bleke wangen heen. Haar groene poelen waren kort dichtgegaan, nadat ze een onopmerkzaam, kort knikje had gegeven op wat hij haar had toegefluisterd. Toen Kathryn zijn duim over haar lippen voelde gaan, stopte ze voor luttele seconden met ademen en werden haar wangen iets rood. Wat hij verder deed, om haar te kalmeren, merkte ze wel op, alleen ze kon voor een moment niets anders uitbrengen dan het miezerige huilen van haar. Ergens voelde zij zich zo ongelofelijk zwak, dit was niet van haar geoorloofd en ze wilde Phelan dit niet aandoen. Aan de andere kant luchtte het erg op en kon ze het niet stoppen, ze wilde het niet stoppen.
          ‘We komen er wel uit.’ Ze begroef haar gezicht in zijn shirt, verder dacht ze er niet totaal over na dat de stof nu wel vochtig werd door haar tranen. ‘Ik laat hem je niet aanraken, nooit niet.’ Alleen al bij dit kleine zinnetje flitste de man door haar hoofd heen, en voor een klein moment voelde ze zich bitter. Mooi niet dat hij met zijn vieze… Nee, het gaat simpelweg niet gebeuren. Wat haar moeder, vader en zijn ouders ook afgesproken hebben, Kathryn Gervais heeft er nog niets over vermeldt!
          ‘Ik verlaat je niet.’ Kwam er uiteindelijk fluisterend uit zijn mond, vlakbij haar oor, om vervolgens zijn lippen kort tegen haar wang aan te drukken. Hierdoor moest ze echter enkel maar harder huilen, ze kroop zichzelf als een soort balletje in elkaar, helemaal tegen hem aan. De snikken vulden de ruimte, steeds harder en luider, totdat er niets anders meer te horen was. Toch probeerde ze het alsnog onder toom te houden, want niemand mocht hier buiten deze ruimte weet van hebben. Haar handen lagen ondertussen op zijn zijde en borstkas, waar ze op bleven liggen. Zo nu en dan greep zij zijn shirt wel weer vast, meer deed ze er ook niet mee.
          Wat na een eeuwigheid leek te zijn voor haar, waren in werkelijkheid zeker tien minuten, en ze begon langzaamaan kalm te raken. Kathryn snikte nog wel wat na, er was zelfs een punt geweest dat ze zowat geen adem meer haalde, maar toen ze uiteindelijk kon stoppen, veegde ze met de achterkant van haar handen de tranen van haar wangen weg. En onder haar ogen, die momenteel wel rood zagen. Het was niet één van haar charmantste aanzichten in elk geval, ze kon er echter wel om grinniken.
          ‘Ik zie er niet uit,’ kwam er dan ook zacht grinnikend over haar ietwat rode lippen terecht. Nogmaals wreef ze in haar ogen, die al snel afdwaalden naar zijn shirt. ‘O Hemel, kijk nu eens!’ Zei ze verschrikt, want ze zag dat zijn shirt nu ook al nat was door haar tranen, zeker op borsthoogte. ‘Het spijt mij, Phelan, ik denk dat ik nog ergens wel wat heb liggen voor je. Zal ik het je halen?’ Echter, ze stond niet op, aangezien ze al veel te gehecht was geraakt aan hem en hoe ze zat, het was te vertrouwd en dat zou ze niet zo snel opgeven. Langzaam maar zeker kwam er wat kleur in haar gezicht, kreeg ze weer een wat rozige kleur terug. Nu gleden haar handen over zijn borstkas, waar ze lagen, door naar boven over zijn hals, kaak en vervolgens wangen – waar ze kort bleven liggen.
          ‘Ik hoop dat er ruimte voor mij is in jouw leven, Phelan,’ sprak ze toen naar waarheid uit. ‘Hopelijk begin je in te zien hoeveel je voor mij betekent.’ Haar handen gingen tergend langzaam door zijn lichte haren, waarbij haar vingers ineengestrengeld in zijn nek belandden. Kathryn bracht zich tegelijkertijd naar voren, om een zachte kus op zijn voorhoofd te planten.

          Hierna plaatste ze een kus op zijn wang, die al snel afdwaalde naar zijn kaak. Haar lippen dralen over zijn kaak heen en ondanks dat ze niet wilde stoppen, deed ze het toch. Ze wist namelijk niet waarom ze het überhaupt deed, in al die jaren missen resulteerde dat in curieuze dingen wellicht. Alhoewel haar mond afdwaalde naar zijn oor, waar ze in fluisterde; 'Geloof je dat ik zoveel om je geef? Eigenlijk deert het niet zoveel als ik eerst dacht, want ik zal elke dag aan jou bewijzen hoeveel ik dat wel doe. Jij bent tenslotte de enige reden waarom zelfs de verdrietigste kant in mijn hart glimlacht.' Ze glimlachtte zwakjes, waarna ze besloot om verder te praten, maar ze keek hem nu wel weer aan en nu zonder zijn blik te verliezen. Dit moest ze aan hem kwijt, anders zou ze zich de hele tijd vervloeken dat ze het niet gedaan had. Kathryn kon de verschillende kleuren in zijn kijkers nu onderscheiden, en hij die van haar.
          'Ik weet maar al te goed dat je de mijne niet bent, Phelan, maar ik had gewild van wel. Als die Lancaster aan wie ik beloofd was een beetje op jou leek, zal het wat draaglijker zijn... Echter, hij is jou alsnog niet.' Er lag een stille minuut tussen waarin Kathryn hem enkel aankeek, haar adem iets duidelijker door dit emotionele gedoe. Er zat een brok in haar keel vast, dat hield haar niet tegen om niet verder te praten. Ondertussen streelde ze met haar duim over zijn wang, aangezien haar ene hand momenteel op zijn wang lag. De andere had ze nog in zijn nek liggen.
          'Laten we weg rennen, samen. Of als jij ooit weggaat, om welke reden dan ook, neem mij met je mee.' Ja, ze wist hoe impulsief ze klonk en dat Phelan het wellicht helemaal niet zou willen, maar ze had een hekel aan dit kille leven, de geheimen die ze niet alleen van haar ouders stil moest houden, ook van anderen. Haar leven bestond uit zwijgen en gehoorzaam eisen opvolgen. Ze had er niet werkelijk last van gehad totdat ze die vreselijke woorden tegen Phelan moest zeggen. Daarna, eerlijk gezegd, had ze hem proberen los te laten, ze had geprobeerd niet meer aan haar jeugdvriend te denken. Dat alles mislukte echter, omreden dat ze het niet wilde. En nu ze hem terug gevonden had na al die tijd, werd het gevoel enkel sterker.

    [ bericht aangepast op 7 jan 2014 - 20:46 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Hendrik II Constatijn Vermond

    Hendrik schreef wenkte een jonge page naar hem toe.
    'Stuur bericht naar de heer Sarnek Learco Saye, met bericht dat er hij een nieuwe leerling heeft.' De page knikte, 'En snel!' Mompelde Hendrik toen de jongen niet al te snel zich uit de voeten maakte.


    (sorry ik weet echt niets om meer te schrijven, maar zo heeft iig Sarnek bericht over zijn nieuwe leerling)

    Daniel Skylar~ Hofarts

    Vandaag was een rustige dag. Enigszins verwonderlijk vond hij dit wel. Na het feest, waar hij met tegenzin zijn gezicht had laten zien, had hij wel verwacht dat er het een en het ander zou binnen lopen –of strompelen-. Zijn kamer wisten ze wel te vinden, al moest men daar soms meerdere dienstmeisjes voor aanspreken. Omdat hij niet van adel was kwam hij niet in aanmerking voor een kamer op de begaande grond. Hoewel hij zelf vond dat het van belang was dat zijn kamer goed te vinden moest zijn, leek het personeel van het hof het daar niet mee eens te zijn. Met wat moeite had hij het voor elkaar gekregen om niet in een van de meest hoge vertrekken terecht te komen, maar daar hield het dan ook mee op. Nadat je een aantal trappen had beklommen en een paar hoeken had afgeslagen was het nog dolen door de lange gangen om erachter te komen waar zijn kamer zich bevond. Gelukkig had hij wel een naamplaatje naast zijn kamer. Daarop stond, in goudgekleurde krullerige letters: ‘Daniel Skylar ~ Hofarts’, met als onderschrift: ‘Gespecialiseerd in medische en alternatieve geneeskunde’. Zelf vond hij het ding afschuwelijk, die sierlijke letters pasten niet bij hem. Weer zoiets dat hij niet kon veranderen. Simpelweg omdat hij de macht er niet voor had en het hem zijn baan zou kosten als hij te veel zeurde. Hij had zich inmiddels neergelegd bij het feit dat hij sommige dingen niet kon veranderen.

    Daniel Skylar had zich een momentje van rust gegund. Ook zoiets dat niet vaak voorkwam. Hij was niet brak van het feest maar had absoluut geen zin om ander –administratief- werk te verrichten. Dat vond hij geen geschikt werk voor hemzelf. Op dit moment zat hij op de sofa die eigenlijk bedoeld was voor zijn patiënten. Zijn werkkamer was tegelijkertijd zijn slaapkamer, maar dat kon een buitenstaander niet zien, doordat in de helft van de kamer een groot doek een scheiding vormde. Een witte muur leek het net, al was het geen muur maar kon je je zo via de zijkanten naar de andere helft van de kamer verplaatsen. Zijn slaapkamer bevond zich aan de raamkant, zijn werkkamer stapte je meteen in op het moment dat je de deur open zou doen. Af en toe zorgde vond hij het heel onpraktisch dat hij genoodzaakt was om te verblijven vlak naast zijn werkkamer. Zo waren er keren geweest dat zijn kamer behoorlijk stonk door het gebruik van bepaalde geneesmiddelen en die geur was zijn slaapkamer dus ook niet uit te krijgen. Maar hij klaagde niet, zijn verblijf hier was in principe ‘gratis’. Al snel had hij genoeg van zijn rustmomentje en begon hij aan een aantal sportoefeningen. Het geklop op de kamer deed hem zijn sportoefeningen meteen doen staken. De dienstmeid hoefde niet zo hysterisch te roepen, hij wist al bij de manier van kloppen op zijn deur, dat hij geacht werd om snel te komen. Bovendien was hij ervan overtuigd dat die diensmeiden snel hysterisch werden bij het minste en geringste beetje bloed.

    Bijna wilde hij de deur open gooien, maar hij hielp zichzelf er nog net aan herinneren dat hij zijn werkkleding niet aan had. Het was dat de dienstmeid erbij stond, anders had hij zich wel zo vertoond, enkel in een half versleten broek, en een wit hemd. Hij griste snel zijn werkkleding van een stoel en kleedde zich zo snel mogelijk om. Hij opende de deur en keek recht in het gezicht van een jonge vrouw. Snel gleed zijn blik over haar onderzoekend, en hij zag al snel dat haar bovenarm bloedde. “Oh, dat is niet iets ernstigs” merkte hij droogjes op, waarbij hij even een blik uitwisselde met het dienstmeisje. Zij zou er vast anders over denken. Uitverkorenen, die beschouwden ze altijd als heilig hier. Het viel hem pas later op dat de vrouw er nogal verslonst bij liep. Zonder wat te zeggen had hij al haar mouw omhooggetrokken om de wond nader te bekijken. “Dat kost niet zoveel tijd, even ontsmetten, verbandje erop, en je kunt er weer tegenaan” deelde hij haar mee. Het kwam in hem op dat hij zog niet voorgesteld had. “Heer Skylar, en u bent?” vroeg hij, waarbij hij zijn hand uitstak, aannemend dat ze wel in staat was om zijn hand te schudden. De deur van zijn kamer stond nog open, en hij nam aan dat ze wel wist dat het de bedoeling was dat ze met hem moest meekomen.


    Aan niets denken is ook denken.

    Andrew "Drew" Greyjoy - Stalknecht

    "Nu maar hopen dat ze mijn vingers spaart." Daar had ik alle vertrouwen in. Het was tot nu toe nog niet gebeurd dat één van de draken iemands vingers had afgebeten, of andere ledematen. Wat wel dikwijls gebeurde was dat ze hun tanden lieten zien als iets niet ging zoals ze het wilden, maar daar trokken we ons weinig van aan. De draken waren opgeleid om zich voorbeeldig te gedragen en ze wisten duidelijk wat hen te wachten stond als ze niet deden wat er van hen verlangd werd. Net een beetje zoals bij circusdieren eigenlijk, maar dan groter. Veel groter.
    Ik keek toe hoe ze naar de tralies wandelde en hoorde hoe het beest gromde uit ongeduld. Het bleef me echt een raadsel waar die wezens hun eetlust vandaan bleven halen, maar het leek wel alsof ze elk uur van de dag honger hadden. Gelukkig was ons budget groot genoeg om elke dag voldoende vleesafval te gaan halen bij de slager, maar ik vroeg me af wat er zou gebeuren als we hier op zouden moeten bezuinigen. Moesten we dan de criminelen uit de kerkers aan deze beesten geven? Het was een gruwelijke gedachte, en het leek me ook niet echt zo'n goed plan om eerlijk te zijn. Ik had ergens het gevoel dat als ze mensenvlees hadden geproefd, ze niets anders meer zouden willen en we ze ook niet langer in de hand zouden kunnen houden. En we zouden waarschijnlijk veel te snel door onze voorraad criminelen zitten.
    "Wow." Zelfs ondanks het maar gemompeld was, had ik het maar al te duidelijk verstaan. Ze was duidelijk onder de indruk van deze ervaring en ergens deed me dit wel goed. Ik had net zoals haar gereageerd wanneer ik voor het eerst in contact was gekomen met draken. Alleen had zij wel het geluk dat het enorme beest niet op haar had geniesd zoals bij mij. Ik kan je wel vertellen dat het eigenlijk niet zo erg leuk was geweest. Eigenlijk was het zelfs enorm smerig en stonk het best. Iedereen had me uitgelachen en tot op de dag van vandaag werd ik er nog steeds aan herinnerd.
    Nadat ze klaar was met de draak te voeden, reikte ik haar een doek af zodat ze haar handen af kon vegen en haar jurk niet zou besmeuren. Ik kende mijn manieren nog wel, dat was wel het minste dat ik kon doen voor haar.
    "Ik ben blij dat ik nog nooit een draak ben tegengekomen in-" Ze zweeg abrupt en liet de doek die ik haar had gegeven op de grond vallen. "Nee!" In een paar snelle passen liep ze langs me heen en tegen de tijd dat ik me had omgedraaid, zag ik dat ze naar haar mandje was gelopen dat ze eerder even opzij had gezet. Bij het mandje zat een uitgemergelde kat en zonder dat ze het hoefde te zeggen, had ik het vermoeden dat ik al wist wat er zonet was gebeurd.
    "Ksst!" Hoorde ik haar naar het dier roepen, maar de schade was al gericht. Ik keek toe hoe de kat geschrokken opkeek en er snel nog vandoor ging met iets uit de mand. Het gebeurde allemaal zo snel dat ik niet eens kon zien wat hij juist had meegenomen uit haar mandje. "Nee hè."
    Ik raapte de doek op die ze had laten vallen en wandelde rustig naar haar toe. "Phelan zal wel boos worden," Bedenkelijk perste ik mijn lippen even op elkaar en hing de doek aan de haak waar hij thuishoorde. "Zeg hem dat er geen kaas meer was op de markt. Misschien merkt hij het wel niet." Probeerde ik haar een beetje aan te moedigen. "Of je kan altijd zeggen dat ik het uit je mandje heb genomen omdat ik dacht dat het voor mij bedoeld was." Ik probeerde een beetje te glimlachen, maar staakte mijn poging aangezien ze misschien wel zou denken dat ik haar aan het uitlachen was.
    "Ik wil de schuld gerust op mij nemen, weet je." Ging ik verder en keek haar hierbij even aan terwijl ik tegen een steunbalk van de stal leunde. "Zeg hem desnoods dat ik je tegen heb gehouden, dan is hij kwaad op mij en niet op jou. Mij kan het toch niet veel schelen dat hij boos op me is, hij kan me immers niets maken."
    Ik was bereid om de schuld op mij te nemen aangezien ik Eleonore wel mocht. Ze was één van de weinigen die vriendelijk tegen me deed en dat waardeerde ik wel. Daarbij wilde ik niet dat ze in de problemen zou komen omdat ik haar zo nodig de draken moest laten zien. Dus technisch gezien was het eigenlijk wel allemaal mijn eigen domme fout die ik nu probeerde recht te zetten. Maar wad had ik te verliezen?


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Sarnek Learco Saye

    'Ik weet het zelf niet,' zei ze zacht, waarna ze me weer aankeek 'Ik zou het gewoon jammer vinden. Misschien omdat ik ook weet hoe het voelt om iemand te verliezen en omdat ik weet hoe rot je je daar over kan voelen. Ik wil niet dat je er net zoals mij alleen voor staat bij het verwerken. Toen ik steun nodig had, was er niemand en ik wil ergens niet dat jij dat ook meemaakt.' Ik had niet geweten, dat zij ook iemand had verloren. Eigenlijk was ik wel nieuwsgierig, maar ik vond het nu niet het goede moment om erover te praten. Het nare gevoel dat ik al had sinds ik wist van de dood van Neal wilde ik eigenlijk het liefst kwijtraken en ik wilde niet in het verdriet blijven hangen, door met haar over de dood te praten. Misschien later, maar niet nu.
    'Enkel een gevoelsreden,' zuchtte ik. 'Maar het doet me goed om te horen dat je een beetje om me geeft.' Het was nog even stil tussen ons en ik merkte dat Ameline steeds bleker begon te worden.
    'S-sorry,' hakkelde ze, waarna ze een paar stappen achteruit deed en zich omdraaide. Verbaasd trok ik mijn wenkbrauwen omhoog en ik deed een paar stappen dicherbij, zodat ik haar zou kunnen opvangen, stel dat ze flauw zou vallen. 'Waar ga je heen als je toch niet hier wil blijven?' vroeg ze toen, maar ze bleef met haar rug naar me toe staan.
    'Gaat het wel?' vroeg ik haar echter eerst. Ze had bleek gezien en ze bleef nu met haar rug naar me toe staan, wat me zorgen baarde. Ik legde zachtjes mijn hand op haar schouder, maar ik gaf haar zelf de keus om zich weer om te draaien. 'Ik denk trouwens dat ik wat ga rondreizen, wat nadenken over de afgelopen gebeurtenissen en dan weer terug naar huis. Terug naar daar waar mijn hart eigenlijk licht.' Ik wilde nog geen uitleg geven, maar wat ik ermee bedoelde was dat ik weer het leger in zou gaan. Ondanks dat ik daar ondertussen al aardig wat leed had gezien, lag mijn hart daar wel. Het verdedigen van het rijk van mijn heer, mijn vaardigheden volledig kunnen benutten en inzetten voor het goede. Dat was wat ik echt wilde, niet in een kasteel vastzitten en niets doen. En zelfs als ik wel een leerling had gehad, dan zou ik daar niet echt voldoening uit kunnen halen, tenminste, dat was wat ik van mezelf dacht. Ik had actie nodig, ik kon niet tegen stilzitten.
    Toen zag ik in mijn ooghoek iemand naar ons toekomen. In ieder geval viel de persoon me op, omdat er hier zo'n beetje niemand was en daarna zag ik pas dat hij onze kant op kwam. Ik haalde mijn hand weer van Ameline's schouder en keerde me naar de man. Eigenlijk was het nog maar een jongen.
    'Heer Sarnek?' vroeg hij met onzekerheid in zijn stem.
    'Dat ben ik, ja,' antwoorde ik doodkalm, erg benieuwd naar wat de jongen mij te vertellen had.
    'Ik moest u van Heer Hendrik berichten dat u een nieuwe leerling heeft.' Mijn hart stond even stil en met grote ogen en halfopen mond van verbazing keek ik de jongen aan. Een nieuwe leerling, waar had mijn heer nou weer een nieuwe leerling voor mij vandaan gehaald? Ik wist eigenlijk niet echt wat ik hiervan moest vinden. Ik had net mijn besluit genomen, maar ik moest mijn plannen toch wijzigen. Ik kon het echt niet maken om er nu toch vandoor te gaan, niet nu er een nieuwe leerling op mijn rekende. Het was goed om toch weer een duidelijk doel voor ogen te hebben, maar een nieuwe leerling kon Neal niet vervangen. Door Ameline haar woorden, doordat ze mij bezig had gehouden, had ik mijn verdriet voor de jongeman even kunnen vergeten, maar het kwam nu weer in volle hevigheid terug. Mijn nieuwe leerling zou hem echt niet kunnen vervangen, het maakte niet uit dat ik Neal maar 1 dag gekend had.
    'Dank je, je kunt gaan,' stamelde ik en de jongen vertrok. Daarna liet ik me weer op het bankje vallen, waar ik eerder had gezeten, en dwong mezelf even rustig na te denken en me niet te laten leiden door mijn gevoelens. Ik moest nu duidelijkheid hebben en die zou ik niet krijgen door naar mijn gevoelens te luisteren.


    Stenenlikker

    { Na veel na te hebben gedacht schrijf ik me hierbij uit de RPG, Ik heb amper tot weinig inspiratie over voor mijn personage ): }


    Credendo Vides

    Hmm, jammer! Maar begrijpelijk (: Als je wilt, voel je vrij een ander personage aan te maken, misschien dat je daar meer bij voelt. But it's up to you!

    Ik schrijf nu eerst een post bij OosOom, dan binnenkort voor een ORPG en daarna zal ik hier eindelijk schrijven met Eleanor. Sorry guys, examenjaar. Never even thought I would come this far en moet me nu dus wel uit de naad werken om het te redden!
    Assassin, vergeet je Mylo niet? I'm curious (cat)


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Sorry, hij is kort en wat afgeraffeld. Héél erg afgeraffeld en slecht eigenlijk. Really. Maar ik had een post beloofd en jullie wachten allemaal op me.. Dus sorry, hier moeten jullie het even mee doen, maar dan kunnen jullie iig verder. Nu ga ik deze post uit mijn geheugen wissen en me in een hoekje zitten schamen :') Volgende post zal ik weer met alle liefde schrijven, hahaha.

    Eleanor Collins
    Andrew stelde haar voor dat hij de schuld op zich zou nemen, maar Eleanor schudde gauw haar hoofd. "Nee. Nee, dat is heel erg lief, maar het is mijn eigen schuld," zei ze vastbesloten en raapte het mandje op. "Ik zal het hem gewoon eerlijk zeggen, hij leek me immers de kwaadste niet.." Een wat moeilijk glimlachje verscheen op haar gezicht. "Misschien valt het wel mee," haar stem klonk deze keer minder zeker. Ze kende hem net en ze zou het kunnen begrijpen als hij besloot haar weer op straat te zetten. Door dit gedoe zou ze Phelan vast het idee geven dat ze niks kon, wat alles behalve waar was, maar die indruk zou ze zeker bij hem wekken en waarom zou hij zijn tijd in een nietsnut steken? Nee, ze zou het echt begrijpen als hij haar op straat zette, maar dat betekende niet dat ze tegen hem zou gaan liegen. "Dan -uhh, ga ik maar weer. Ik zie je later nog wel, toch?" Ze wachtte zijn antwoord niet af en liep de stallen al uit, wel stak ze nog kort haar hand naar hem op bij wijze van een groet.

    Haar hart klopte in haar keel toen ze richting de keuken liep, het gevoel dat ze gefaald had knaagde aan haar. Als het op klusjes voor anderen aankwam was Eleanor altijd erg perfectionistisch, maar vandaag was ze er te slordig mee omgesprongen en had ze haar kans op een verblijf hier vergooid. Bij binnenkomst liet ze de stempel (dat was het toch?) die ze van Phelan had gekregen aan de wachters zien, alvorens zij haar binnen lieten. Toen ze echter in de keuken aankwam was het niet Phelan die ze daar aantrof, maar een hele keuken vol mannen en vrouwen aan het werk. Wat ongemakkelijk bleef ze staan toen ze zich besefte dat het al te laat was om zich nog gauw om te keren, aangezien sommigen haar al hadden opgemerkt. Eén van de mannen, duidelijk de souschef, kwam op haar afgelopen. "Wie ben je en wat doe je hier?" vroeg hij, duidelijk niet helemaal blij met haar onverwachtse bezoek. Even kon ze hem alleen maar aanstaren, voordat de woorden tot haar doordrongen. "Oh het spijt me. Eleanor, Eleanor Collings en ik zoek Phelan." Nog voordat ze zich had kunnen afvragen of het wel slim was Phelans naam te noemen was het kwaad al geschied. Zacht beet ze op de binnenkant van haar wang terwijl de sous-chef bedenkelijk over zijn kin wreef en vervolgens één van de bakkers bij zich vroegen. "Heb jij Phelan vandaag gezien?" vroeg hij de jongeman die vervolgens zijn hoofd schudde en toegaf dat hij Phelan al die tijd nog niet had gezien. Misschien kon ze nu gauw wegglippen, schoot het plots door haar hoofd, maar nadat de sous-chef de jonge bakker weg had gestuurd om Phelan te vinden en ervoor te zorgen dat hij weer aan het werk ging was de aandacht al weer op haar gevestigd. "En jij, jij komt hier ook niet zo maar mee weg, dus ik wil dat je hier blijft wachten." Ze wilde haar mond openen in protest, maar bedacht zich dat ze verder geen plaats had om heen te gaan, dus bleef ze hulpeloos staan. "Waarom zocht je Phelan trouwens?" vroeg de man haar plots en opnieuw stond ze met haar mond vol tanden. Bij Rastullah's staart, Phelan mocht wel opschieten!

    [ bericht aangepast op 29 jan 2014 - 19:13 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Scythe Mylo

    "Ik weet het heus wel hoor!" snauwde ze me toe toen ik haar opnieuw verbeterde. "Het is gewoon.. Argh," gromde ze zacht. Plotseling verstrakte ze vastbesloten haar grip om het zwaard en maakte ze een uithaal naar me. Het verbaasde me, maar verraste me nog meer omdat er behoorlijk wat kracht inzat, meer dan ze tot nu toe gegeven had. Hij was behoorlijk ongecontroleerd waardoor ik hem op een rare manier af moest weren en het zwaard richting haar bovenarm ging. Ze liet een kort gilletje horen toen het zwaard haar daar raken en ze haar evenwicht verloor. Het zwaard viel op de grond, samen met Esmée zelf waardoor ze op haar knieën neer zonk.
    "Bij Rastullah's staart!" vloekte ze, iets wat ik vrouwen weinig hoorde doen en normaal wel vermakelijk vond, nu maakte ik me enkel meer zorgen om Esmée en haar bovenarm. Ze krabbelde overeind van de grond terwijl ik ondertussen al weg was gelopen om mijn shirt te pakken die ik eerder uit had getrokken om haar aan te kunnen bieden omdat ik zag hoe de wond flink begon te bloeden. Ze rukte de stof los en bloed stroomde over haar hand heen. Ze probeerde een reep stof van de onderkant te scheuren, wat haar niet lukte. "Geweldig," zuchtte ze, maar ze weigerde het shirt dat ik haar aanbood. Zelfverzekerd stond ze op en keek ze mij aan. "Ik ga het schoonspoelen en zoek een stuk verband, alleen," voegde ze dat laatste eraan toe met een veelbetekenende blik naar mij toe. Nog voordat ik iets kon zeggen stond ze al op en liep ze snel weg.
    Ik zuchtte zachtjes en besloot om haar te volgen. Ik kon haar moeilijk gewoon aan haar lot overlaten. Personeel wuifde ze eveneens weg, alsof ze geen hulp wilde. Ik vroeg me af wat ze dan van plan was en wachtte maar af tot het fout zou gaan, dan kon ze niet anders dan mijn hulp accepteren. Ik had genoeg ervaring met wonden opgedaan, maar een echte arts was ik nou ook weer niet. Plotseling bleef ze staan om met iemand te praten en haar vervolgens te volgen. Ik nam aan dat ze nu naar de arts ging. Ze liepen haastig en ik volgde ze, niet op mijn normale tempo want dan zou ik ze allang weer kwijt geraakt zijn, ik liep altijd zo traag en rustig omdat ik eigenlijk nooit echt haast had. We gingen een trap op na een heel doolhof aan gangen door te zijn gelopen.
    "Heer Skylar, de uitverkorene is gewond," riep de dienstmeid terwijl ze op de deur klopte. Ik bleef vlak achter hen op mijn gemak wachten tot de deur open ging. Esmée wierp nog een blik naar mij, maar zuchtte toen ze me zag en keek terug zonder een woord te zeggen. Ze is mooi wel mijn verantwoordelijkheid en als ze denkt dat ik niet verantwoordelijk ga doen heeft ze het mooi fout. Ondertussen trok ik het shirt dat ik in mijn handen meedroeg maar weer aan, omdat het wel zo netjes was. Nu ze bij de arts aan waren gekomen was het shirt verder ook nergens meer voor nodig. De naam van de arts stond in sierlijke letters op de deur geschreven.
    De deur ging open en Daniel, een blonde jongeman, stond in de deuropening. Hij droeg zijn werkkleding, al zag hij er gehaast uit. Gelijk bekeek hij Esmée van top tot teen en bleef zijn blik hangen bij haar bovenarm. "Oh, dat is niet iets ernstigs," melde hij en hij keek naar het dienstmeisje. Hij trok de mouw omhoog en bekijkt de wond. "Dat kost niet zoveel tijd, even ontsmetten, verbandje erop, en je kunt er weer tegenaan." deelde hij haar mede. "Je kunt gaan," zei ik tegen het meisje dat snel knikte, nog eens naar Daniel en Esmée keek om vervolgens weer gehaast weg te lopen. “Heer Skylar, en u bent?” vroeg hij aan Esmée terwijl hij zijn hand uitstak.
    "Esmée Hawthorne, uitverkorene," antwoordde ik snel en ongeduldig terwijl ik tussen de twee door liep zijn werkkamer in. "Goed dat het zo snel opgelost kan worden, bedankt heer Skylar. Esmée, ga zitten en laat hem gewoon zijn gang gaan. Geen eigenwijs gedoe dit keer. Je vertraagd onze training ermee." beval ik haar terwijl ik me naar haar omdraaide, na een korte blik door de werkkamer geworpen te hebben. Ze moest niet denken dat ze zich elke keer zo kon blijven gedragen en alles kon doen wat ze wilde. Dat hoorde ook bij haar training.


    Your make-up is terrible

    haha sorry, Esmée heeft even haar frustraties en die uit ze op Scythe :Y)

    Esmée Hawthorne ~ Uitverkorene
    Scythe had haar, tot haar grote ergernis, de hele weg gevolgd, alsof ze een klein meisje was dat niet voor zichzelf kon zorgen. Ze had zich er vreselijk om op lopen winden en weigerde nog aan hem te denken als 'heer Mylo'. Scythe was genoeg voor nu. Toen ze uiteindelijk toch iemand gevonden leek te hebben en ze voor de deur stond te wachten zag ze dat Scythe er nog altijd was en Esmée rolde een keer uit pure frustratie met haar ogen. Natuurlijk snapte ze dat hij verantwoordelijk voor haar was en waarschijnlijk zou hij er ook op aan gekeken worden als er iets met haar gebeurde, maar dit betekende niet dat ze zo behandeld wilde worden. Nooit was er zo naar haar uitgekeken en het gaf haar een ongemakkelijk gevoel, alsof ze hulpeloos was, terwijl ze naar de vrijheid snakte die ze thuis altijd had.
    Wat verveeld keek ze om zich heen terwijl ze wachtte, de dienstmeid leek echter nog steeds in paniek. Net toen Esmée hier wat van wilde zeggen ging de deur open. In de deuropening stond een jongeman met donkerblond haar, zijn kleding zag eruit alsof hij die in alle haast had aangetrokken. "Oh, dat is niet iets ernstigs," zei de arts die, had ze kunnen lezen op de deur, Daniel Skylar heette. Direct ontspande Esmée meer en ze besloot dat ze hem wel mocht. "Klopt, maar het zelf behandelen was onmogelijk, omdat de drank hier buiten de feesten om ver te zoeken lijkt," grijnsde ze kort. Uit zijn woorden had ze geconcludeerd dat hij minder panisch zou doen vanwege het feit dat ze nu een zogenoemde uitverkorene was. Voor haar was ze nog altijd Esmée en zo wilde ze behandeld worden, als Esmée waar tegenop gekeken werd voor wat ze had bereikt en gedaan, niet vanwege haar titel. Sowieso mocht ze de arts gelijk omdat hij had gereageerd zoals de mensen thuis gedaan zouden hebben. Zelfs toen een keer een man uit hun dorp aan was komen strompelen met zijn vingers die nog maar net aan zijn hand hingen waren de zogenoemde artsen rustig gebleven. Uiteindelijk had de man bijna geen vingers meer overgehouden aan zijn hand, maar hij was alsnog erg oud geworden en had zich altijd prima kunnen redden, ondanks zijn beperking.
    Nog voordat Esmée haar mond open kon trekken had de arts haar mouw al omhoog getrokken. Door de plotseling beweging ging er een lichte pijnscheut door haar arm, maar niet erg genoeg om haar te kunnen deren. Wat haar meer stoorde was dat Scythe nu bij hun stond, al was hij zo slim de dienstmeid, die eruit zag alsof ze flauw ging vallen bij het zien van de wond, weg te sturen. "Heer Skylar, en u bent?" zei de arts met uitgestoken hand. Esmée's hand hing al in de lucht en haar lippen waren al van elkaar geweken toen Scythe bruut binnen kwam vallen. Vanuit haar ooghoeken zond ze hem een kwade blik toe. "Voor zover ik weet ben ik nog altijd niet mijn tong verloren," antwoordde ze, kalm maar duidelijk geïrriteerd, alvorens ze de arts aankeek. "Esmée, gewoon Esmée is goed." Ze schonk hem kort een glimlachje en stapte de kamer binnen, er hing een groot, wit doek die de kamer scheidde van een andere ruimte. Direct vroeg ze zich af wat zich daarachter zou bevinden, maar haar aandacht werd al gauw weer getrokken door iets anders. Scythe, om precies te zijn, die haar terecht wees alsof hij het tegen een 7-jarige had. Haar hand kriebelde om eens wat zinnigheid in hem te slaan, om hem eens duidelijk te maken dat zijn aanpak averechts werkte bij haar. Om zo een gebeurtenis te voorkomen keerde ze zich maar op de arts. "Doe wat je moe- doe wat u moet doen," zei ze en ging zitten. Ze had heimwee, erger dan ze in eerste instantie had verwacht te hebben. Niet zozeer had ze heimwee naar een plaats die ze thuis noemde, maar naar de mensen. De mensen, de cultuur, hoe iedereen met elkaar omging. Hier voelde ze zich op haar vingers gekeken, maar ze zou niet buigen onder het gewicht dat op haar schouders rustte. In tegendeel. Alsof ze dit tegenover zichzelf moest bewijzen rechtte ze haar rug en keek ze vanuit haar ooghoeken naar wat de arts deed. Scythe's blik ontweek ze op het moment, om te voorkomen dat de woede weer op zou komen zetten. Ze zou hem later wel zeggen dat ze de manier waarop hij haar behandelde niet waardeerde, maar eerst wilde ze nog langsgaan bij Sammael als ze daar de tijd voor kreeg, want tot nu toe had ze nog weinig zelf mogen beslissen. Zelfs haar kleding werd voor haar klaargelegd en wat ze zou eten werd ook al tijden van te voren uitgestippeld. Toch was ze vastbesloten tijd en ruimte te vinden om haar eigen beslissingen te kunnen maken en haar eigen tijd in te delen.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Daniel Skylar~ Hofarts

    "Oh, dat is niet iets ernstigs," had hij gezegd, waarop de gewonde vrouw al snel haar mond opendeed. "Klopt, maar het zelf behandelen was onmogelijk, omdat de drank hier buiten de feesten om ver te zoeken lijkt," had ze met een grijnsde ze kort en hij had haar een zuinige glimlach geschonken als blijk van begrip. Het was ook beter dat ze naar hem toe kwamen in plaats van dat de burgers zelf vage alternatieve methodes gingen verzinnen voor hun eigen kwaaltjes, wat genoeg idioten deden.

    De luttele seconden die hij gebruikt had om snel de wond, en de patiënt in zich op te nemen, had hij de aanwezigheid van een ander figuur niet zo snel opgemerkt. Hij had wel meteen doorgehad dat het dienstmeisje zich snel uit de voeten had gemaakt. Ze had vast aangevoeld dat ze niet meer gewenst was op de plek waar ze zich begaf en bij hem zelfs voor ergernis kon zorgen. Het geluid van de looptrend van de dienstmeisjes kon hij van mijlen ver herkennen. Of het een onderdeel was van hun training wist hij niet, maar hij vermoedde sterk dat ze geacht werden allemaal hetzelfde te lopen, op hetzelfde tempo en dat ze hun voeten lichtjes moesten optrekken, maar niet hard moesten laten neerkomen. Als meerdere dienstmeisjes in de gangen liepen was er meestal maar één uniform geluid te horen, zo synchroon konden ze soms lopen.

    De wond van de uitverkorene bleek niet met spoed te moeten worden behandeld. Dat gaf hem de tijd om rustig aan en grondig te werken, maar toch verkoos hij de snelle en volgens hem grondige methode. Zijn blik liet hij even glijden over de heer en hij gaf hem een hoofdknikje ter begroeting. Meestal hield hij niet van pottenkijkers en nam hij de patiënt apart, ook al was er altijd aanhang aanwezig. Het maakte hem dan niet uit of moederlief haar dochter haar handje wilde vasthouden of dat de geliefde zijn lief niet voor een moment alleen kon laten. Dit soort aanhang zorgde er volgens hem alleen maar voor dat de patiënt zich meer druk ging maken of hij stoorde zich gewoonweg aan hun burgerlijke gedrag. Maar in dit geval leek de heer hem niet zo’n verstorend geval, dus liet hij zijn aanwezigheid toe. Het was niet moeilijk om te zien dat dit de trainer was van de uitverkorene.

    Het zou eenieder opvallen dat het gezelschap in de kamer nogal varieerde. De jongedame zag er exotisch uit maar maakte een smoezelige indruk, de heer Mylo was breed en gespierd en aardig lang te noemen, terwijl de arts een stuk kleiner was maar ook redelijk gespierd leek te zijn. "Esmée Hawthorne, uitverkorene," had de trainer voor zijn uitverkorene geantwoord. Het was niet zijn zaak om haar voor te stellen, maar dat deerde hem niet genoeg om er wat van te zeggen. De jongedame zelf leek het echter wel een kwalijke zaak te vinden. "Goed dat het zo snel opgelost kan worden, bedankt heer Skylar. Esmée, ga zitten en laat hem gewoon zijn gang gaan. Geen eigenwijs gedoe dit keer. Je vertraagd onze training ermee." “Geen probleem, vandaag heb ik toch niet zoveel te doen” antwoordde hij eerlijk. Bij binnenkomst had hij zijn bedenkingen bij het gezelschap, het idee dat hij de meeste adel, maar ook trainers en uitverkorenen, niet mocht, bleef in zijn hoofd zitten. Al snel had hij gezien dat deze twee echter anders waren. Ze leken beide niet oorspronkelijk uit de omgeving van het hof te komen en doordat ze er niet uitzagen alsof ze veel aandacht aan hun uiterlijk besteedden, hadden ze bij hem wel een streepje voor.

    "Voor zover ik weet ben ik nog altijd niet mijn tong verloren," had de dame, duidelijk geïrriteerd, over haar lippen laten rollen. "Esmée, gewoon Esmée is goed." Hij knikte. “Prima, Esmée, probeer je zoveel mogelijk te ontspannen, dan zul je ook het minste pijn ervaren” raadde hij haar aan. Hij had geen stoel voor haar hoeven te pakken, ze was zelf al op het idee gekomen om te gaan zitten. Het ontsmettingsmiddel en verband kon hij vrij snel vinden. "Doe wat je moe- doe wat u moet doen,". Iets anders was hij ook niet van plan geweest, dacht hij zonder deze gedachte hardop uit te spreken. Hij had, terwijl hij bezig was om een geneeskrachtig kruid door het ontsmettingsmiddel te mengen, vanuit zijn ooghoeken wel gezien dat de jongedame niet helemaal ontspannen oogde, en de rechte rug verried dat ze het momenteel niet zo op had met haar trainer. Nadat hij klaar was met het geneeskrachtig ontsmettingsmiddel pakte hij zelf een willekeurige stoel en zette hij deze tegenover die van zijn patiënt. “Ik zal een stukje van u kleding moeten beschadigen om goed bij de wond te komen” deelde hij haar mee. Enige ruimte om te protesteren gaf hij haar echter niet, want hij had al een schaar bij zich om, wel heel voorzichtig, de stof door te knippen. Het was nodig om de wond helemaal bloot te leggen, zodat deze goed kon worden ontsmet en behandeld. Bovendien plakte de kleding veels te veel aan de wond door het vuil wat hoogstwaarschijnlijk ook in de wond zelf zou zijn terecht gekomen. Op het moment dat de wond blootlag haalde hij een doekje tevoorschijn en depte hij eerst voorzichtig met het ontsmettingsmiddel op de wond, om vervolgens grondiger te werk te gaan.


    Aan niets denken is ook denken.

    Amerigo Vieri

    Zweet liep in straaltjes langs zijn gezicht naar beneden en verdwenen een voor een in zijn shirt. Amerigo had eigenlijk nooit gedacht dat hij echt kon zweten. Hij had misschien een volledig menselijk lichaam, maar zelf was hij niet direct menselijk te noemen waardoor hij er niet erg zeker van was geweest dat zijn lichaam ook echt zou functioneren als het hoorde. Het zweet dat nu op zijn voorhoofd prijkte en langs zijn hals naar beneden druppelde, liet dus zien dat zijn lichaam wel normaal functioneerde als het in aanraking kwam met hitte, zo’n hitte die bijna alleen in een smederij te vinden was door de hete vuren die de hele dag door brandden. Voor een kort moment stopte Amerigo met het bedienen van de blaasbalg om zijn natte rode haren uit zijn gezicht te vegen. Voordat hij straks door het dorp zou gaan struinen, zou het misschien een goed idee zijn om zich eerst even te wassen, anders zou het nog wel eens kunnen gebeuren dat hij mensen wegjoeg omdat hij grofweg gezegd stonk.
    Ogen die in zijn rug leken te branden, zorgde ervoor dat de jongen het vuur waarmee hij bezig was geweest de rug toekeerde om te kijken wie er juist achter hem stond. Zijn nieuwsgierigheid leek het altijd te winnen van zijn gezond verstand. Misschien zou hij daar eens aan moeten gaan werken, aan de kunst om zijn nieuwsgierigheid de kop in te drukken als hij aan het werk was. Zijn mondhoeken krulden toch om in een vrolijke glimlach toen hij een klein jongetje aan het raam zag toekijken, maar die glimlach verdween al snel weer toen de stem van de smid bulderend doorheen de smederij klonk en duidelijk maakte dat het vuur bijna uit was omdat het niet genoeg zuurstof kreeg. Zo snel mogelijk begon Amerigo terug met het duwen op de blaasbalg zodat het vuur weer hoog zou kunnen oplaaien. Er was best veel kracht nodig voor dat werkje, kracht waarvan mensen dachten dat de jongen die niet bezat. Doordat hij er qua bouw een beetje vrouwelijk uitzag en er amper spieren in zijn armen te zien waren, onderschatten mensen hem best vaak. Het wilde niet zeggen omdat hij er zwak uitzag dat hij dat ook direct hoorde te zijn, hetzelfde met menselijk zijn. Als hij eerlijk moest zijn, verschoot Amerigo er wel van dat er nog niemand was die door had dat hij niet was wat hij leek door de hoeveelheid wezens die hier rond leken te lopen/vliegen/kruipen, maar misschien kwam het ook wel door het feit dat hij niet echt een soort had. Voor zover hij wist was hij de enige ‘lichtbundel’ die een echt lichaam en bewustzijn had. Misschien maar goed ook dat nog niemand het ontdekt had, wie weet wat er allemaal zou kunnen gebeuren.
    Zo’n halfuur later liep Amerigo fris gewassen door de straten van het dorp heen. De kraag van zijn tuniek een stukje opgetrokken terwijl zijn blauwe kijkers toch nog wat schuw langs iedereen die hem passeerde, gleden. Hij was het nooit echt gewoon geweest om omringt te zijn door een heleboel mensen waardoor hij zich toch altijd een tikkeltje onwennig voelde. Het zachte licht dat altijd wel om hem heen leek te hangen, had hij tevergeefs weg proberen te werken. Spijtig genoeg had hij daar niet echt controle over waardoor hij er ’s nachts altijd voor moest zorgen dat hij binnenbleef omdat mensen anders vragen zouden kunnen gaan stellen. Voor een klein kruidenwinkeltje, bleef Amerigo staan en gefascineerd keek hij naar de dingen die voor de ruit uitgestald waren. Allemaal potjes die waarschijnlijk stuk voor stuk inhoud bevatte dat vanalles kon veroorzaken.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    Een trieste glimlach sierde zijn lippen toen ze haar hoofd verder in zijn shirt drukte. Twee hoopjes ellende waren ze, twee hoopjes die momenteel totaal de weg kwijt waren. De scheidslijn tussen heden en verleden was compleet zoek. Nadat hij had gefluisterd dat hij haar niet zou verlaten kroop ze nog dichter tegen hem aan, hij wist zeker dat als ze op dat moment de kans had gekregen om in hem te kruipen dat ze dat dan had gedaan, om samen te smelten tot één geheel. Ying en Yang. Hoewel haar tranen ervoor zorgden dat zijn shirt nog natter werd hield hij er wijselijk zijn mond over, op zijn kamer lag nog wel een shirt dat hij straks aan zou trekken. De ruimte werd alleen nog gevuld met haar snikken terwijl zo een aantal minuten verstreken. Phelan zat ontzettend met zich zelf in de knoop en wilde die knoop ontwarren maar snapte dat het niet mogelijk ging zijn zo lang hij bij haar in de buurt was. Hij had totaal niets tegen haar, maar hij moest in zijn eentje zijn om na te denken over wat er allemaal het afgelopen uur was gebeurd, van zijn kapot geslagen handen tot het ontbijt dat hij ging brengen. Het liefst zou hij een wandeling buiten gaan maken, om aan de wind zijn problemen toe te vertrouwen in de hoop antwoorden te vinden. Hij had echter zelden tijd voor een goede wandeling in de buitenlucht dus zou hij dat ook nu wel kunnen vergeten. Zijn ogen gleden over haar gezicht heen toen ze klaar was met huilen.

    ‘Ik zie er niet uit.’ De woorden veroorzaakten een warme glimlach op zijn gezicht, ze zag er inderdaad niet helemaal super uit maar het had wel iets. Het aanzicht had hij bovendien al vaker bij haar gezien. Met zijn duim veegde hij de laatste restjes tranen weg, waarna ze alleen nog rode ogen en iets wat rode lippen had. ‘O Hemel, kijk nu eens! Het spijt mij, Phelan, ik denk dat ik nog ergens wel wat heb liggen voor je. Zal ik het je halen?’ Traag schudde hij zijn hoofd voordat er weer woorden over zijn lippen kwamen rollen.
    “Het geeft niet, ik trek straks op mijn kamer wel een schoon shirt aan, doe maar geen moeite.” Zijn handen verplaatste hij naar haar middel waar ze rustig bleven liggen. De duimen streken zacht over de stof heen, in de hoop dat ze het er door heen kon voelen. Phelan liet haar handen toe, ze was door zijn pantser heen waardoor van de brute opmerkingen van eerder geen spraken meer was.
    ‘Ik hoop dat er ruimte voor mij is in jouw leven, Phelan. Hopelijk begin je in te zien hoeveel je voor mij betekent.’ Een zacht hummend geluidje kwam over zijn lippen bij het horen van de woorden en het voelen van de kus die daarop volgde, zijn ogen had hij kort gesloten. Wat hij op deze woorden moest zeggen wist hij niet, hij wilde het juiste zeggen maar wat dat was wist hij alles behalve. De tijd zou leren of ze weer terug in zijn leven zou kunnen komen zoals ze ooit aanwezig was geweest. Dat het nooit meer hetzelfde zou worden wisten ze beide waarschijnlijk wel, maar dat betekende nog niet dat alles voorbij was. De kussen die ze op de rest van zijn gezicht achterliet bezorgden hem een licht tintelend gevoel op de plekken waar haar lippen net waren geweest. Zelf deed hij niets terug, hij wilde het moment namelijk niet verpesten. Daarnaast genoot hij ontzettend van de aandacht die hij kreeg, zonder direct gedwongen te zijn om terug te geven.

    'Geloof je dat ik zoveel om je geef? Eigenlijk deert het niet zoveel als ik eerst dacht, want ik zal elke dag aan jou bewijzen hoeveel ik dat wel doe. Jij bent tenslotte de enige reden waarom zelfs de verdrietigste kant in mijn hart glimlacht.' Traag knikte hij, Phelan begreep maar al te goed hoeveel ze om hem gaf, dat bewees ze nu met iedere kus die ze op zijn huid drukte. Het tintelende gevoel dat het bij hem achterliet bewees voor hem hoeveel hij van haar hield, maar dat onder woorden brengen durfde, maar vooral kon, hij niet. Hij zat gevangen in haar betoverende ogen die hem indringend aankeken. Ze waren nog even mooi als vroeger, als ze al niet mooier waren geworden. 'Ik weet maar al te goed dat je de mijne niet bent, Phelan, maar ik had gewild van wel. Als die Lancaster aan wie ik beloofd was een beetje op jou leek, zal het wat draaglijker zijn... Echter, hij is jou alsnog niet.' De woorden liet hij goed tot zich door dringen, hij hoopte maar dat Kathryn het kon begrijpen dat hij misschien niet terug sprak. Zijn woorden zouden nog wel komen, dat was echter niet nu.

    'Laten we weg rennen, samen. Of als jij ooit weggaat, om welke reden dan ook, neem mij met je mee.' Een trieste glimlach verscheen op zijn gezicht bij het horen van die woorden, voordat hij reageerde. “Kathryn, weet dat ik niet kan weglopen, hoe graag ik het ook zou doen. Ik heb hier mijn dingen en jij ook. Daarnaast zullen ze achter ons aan komen, hoe ver we ook weg gaan, ze zullen ons vinden en je van me afpakken. Wie weet wat ze dan met me zullen doen, ik kan immers jou gemakkelijk hebben gedwongen mee te gaan.” Kort zweeg Phelan terwijl hij de woorden in zijn hoofd overdacht. Hij twijfelde of hij de woorden uit moest spreken, alvorens dat dan toch te doen. Het was slechts een fluistering, maar toch. “Als ze definitief van me af willen, dan zullen ze me beschuldigen van verkrachting, als die woorden eenmaal rond circuleren dan hang ik, letterlijk. Die pijn, dat wil ik jou echt niet aan doen.” Met haar ontvoeren zou hij misschien voor de rest van zijn leven gevangenisstraf krijgen, maar als hij van verkrachting van een dame van adel werd beschuldigd dan zouden ze hem zonder twijfel een kopje kleiner maken. Dat was nou juist wat hij haar niet wilde aan doen, dat hij haar definitief zou verlaten omdat hij uit het leven werd gegrepen. Phelan drukte een kus op haar voorhoofd. Samen zouden ze niet weglopen, maar hij zou wel een andere manier verzinnen om haar dicht bij zich te houden.

    Phelan schrok op toen er op de deur werd geklopt, dat was foute boel. Gelukkig hadden ze de tijd om te verbloemen wat hier gaande was. Voorzichtig liet hij Kathryn los die ervoor zorgde dat ze er goed genoeg uit zag om iemand te laten zien dat er geen vreemde dingen hadden plaats gevonden. Het verband dat nog op de tafel naast hen lag nam hij beet om dat vervolgens aan Kathryn te geven, terwijl hij de woorden fluisterde; “Doe alsof je mijn handen nog aan het verbinden bent terwijl je zegt dat er open mag worden gedaan.” Ze nam het verband van hem aan en deed wat hij voorstelde. Nieuwsgierig blikte hij naar de deur die langzaam open ging, een dienstmeid stond in de deuropening. “Vrouwe, heeft u per toeval bakker Phelan gezien? Hij wordt namelijk in de bakkerij verwacht.” De dienstmeid stelde de vraag alsof ze hem niet had opgemerkt maar dat kon haar haast niet zijn ondergaan. “Dat ben ik, ik zal me spoedig mogelijk naar beneden geven.” Antwoordde hij vriendelijk. Het dienstmeisje leek nog iets te willen zeggen maar bedacht zich en verliet na een knikje de kamer weer, de deur terug in het slot trekkend.

    Zijn blik ging naar Kathryn en hij stak zijn hand uit om het verband dat te veel was weer terug te leggen op het tafeltje. “Ik kan maar beter gaan ..” Kwam er twijfelend over zijn lippen. Het liefst bleef hij bij haar maar hij wist dondersgoed dat hij al veel te lang weg was geweest. Waarschijnlijk zou hem in de bakkerij een preek te wachten staan, iets waar hij nou niet echt naar uit keek. Langzaam stond hij recht, waarbij hij zich eerst nog naar Kathryn toe boog. “Laat je niet onder de duim houden, straal zoals je dat zo ontzettend goed kan. Laat ze zien dat ze Kathryn niet klein krijgen ondanks alle regels. Doe het voor mij.” Fluisterde hij in haar oor, zijn hand gleed vederlicht over haar wang heen, voordat hij een kus onder haar oor drukte. Daarna pakte hij haar hand en drukte daar nog een kus op, zoals een echte heer betaamde. “Het was me een genoegen om met u kennis te maken, vrouwe Kathryn.” In tegenstelling tot eerder als hij haar vrouwe noemde sprak hij de woorden nu warm uit, daarnaast lag er een lichte grijns rond zijn mondhoeken. Een beetje plagen mocht hij haar wel. Ja, hij hield nog steeds van haar. Om zich aan de etiquette te houden liep hij achteruit naar de deur toe, al was het meer om nog langer zijn blik op haar te kunnen houden. Een galante buiging maakte hij voordat hij de kamer dan toch echt uitliep.

    Op de gang liet hij een zucht ontsnappen, dat kon beter maar ook zeker slechter. Phelan haalde een hand door zijn haren alvorens vluchtig terug te lopen naar de bakkerij, hij was al veel te lang weg geweest. Terwijl hij het hele gebouw door liep op weg naar beneden bekeek hij zijn ingepakte handen, wat voor excuus ging hij daar voor verzinnen? De keuken was drukker dan toen hij daar voor de laatste keer was geweest en in de bakkerij stikte het ook weer van de mensen. Zijn ogen vielen al vrij snel op de jongedame die de nacht had door gebracht in zijn bed, Eleanor. Hoewel hij zelf nog totaal verward was door wat er allemaal was gebeurd in zo’n korte tijd snapte hij maar al te goed dat ingrijpen noodzakelijk was. Met vastberaden tred liep Phelan op het tweetal af, de souschef en Eleanor. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was gaf hij de souschef een klop op zijn rug.

    “Hallo William, ik zie dat je Eleanor al ontmoet hebt.” De woorden kwamen met een glimlach over zijn lippen terwijl hij even naar Eleanor blikte. Al snel gleed zijn blik naar de mand die Eleanor beet had, hij hoopte maar dat daar alles in zat wat hij had gevraagd, nog meer gedoe kon hij er even niet bij hebben. Het was maar goed dat hij normaal ook nog wel eens geneigd was zich te gedragen op deze manier, anders was het zeker opgevallen. Dat zijn shirt nog nat was merkte hij nu pas weer, daar moest hij straks even iets aan doen. “Eleanor, is het gelukt in het dorp?” Hij probeerde het zo nieuwsgierig mogelijk te vragen, maar eigenlijk interesseerde het hem totaal niet, momenteel niet. Zijn gedachten waren nog bij de vrouw boven in het kasteel, Kathryn. Hij vroeg zich af hoe lang ze het verborgen zouden kunnen houden, hij wist in ieder geval dat hij er alles aan zou doen. Helemaal zo lang hij nog niet zeker wist hoe hij precies met de situatie om moest gaan. Ergens, heel diep van binnen, was hij blij dat hij zijn oude vriendin terug had gevonden, al zou hij dat niet zo snel toegeven.


    Stand up when it's all crashing down.

    Camille Vermond ~ Van adel

    Het liefste had ze nog een eeuwigheid in haar warme bed gelegen. De zonnestralen die in haar ogen schenen irriteerde haar echter genoeg om zichzelf ertoe te zetten uit bed te komen. Het nieuws dat er een dode op hun hof was aangetroffen, was ingeslagen als een bom. Natuurlijk zou het nieuws zich binnen de kortste keren verspreiden, dienstmeisjes en ander personeel hadden een neus voor roddels. Zelf had ze het niet op roddels, het liefst meed ze ze maar dat was in de omgeving waarin ze leefde gewoonweg onmogelijk. Dus liet ze hen hun gang maar gaan maar zelf nam ze meestal geen positie in.

    Ze hield zichzelf voor dat ze er niets aan had kunnen doen, dat ze meer dan voldoende beveiliging hadden maar dat er altijd wel wat mis kon gaan op zo’n groot feest. Toch voelde ze een zekere druk op haar schouders. Alsof zij toch gedeeltelijk verantwoordelijk was voor wat er gebeurd was. Het was immers wel één van haar feesten geweest. De adel was weergaloos. Ze hadden geen zin of geen tijd om naar een uitleg te luisteren van omstanders, als er iets gebeurd was. Ze geloofden roddels meestal klakkeloos, omdat dit het gemakkelijkste is. Het zou voor haar dan ook geen verbazing zijn als haar naam in verband werd gebracht met de moord, al had ze er helemaal niets mee te maken. Het feest had wel onder haar naam gestaan. Bij dit soort gebeurtenissen moest er altijd een schuldige aangewezen worden en ze hoopte maar dat zij dit niet zou zijn. Er waren wel genoeg mensen die op het hof rondliepen en nog beschikte over een goed verstand, en daar zou naar moeten worden geluisterd.

    Ze was in gedachten verzonken op het moment dat ze haar kleding aantrok, waardoor een arm in een verkeerd gat terecht kwam, en ze het kledingstuk weer uit kon trekken. Een zucht rolde over haar lippen. In haar kamer kon ze dit soort ergernissen volop uiten. Meestal hoorde niemand het. Haar hoofd was zwaar, een kater verdween niet bij toverslag. Vandaag had ze geen dringende taken die ze moest uitvoeren. Dit had ze altijd niet na een feest, want ze kende zichzelf onderhand wel goed genoeg om te weten dat het niet handig was om na een feest meteen aan het werk te gaan. De drang om een beetje eenzaam op haar kamer boeken te gaan lezen onder het genot van de resterende wijn, was groot. Maar ze hield zichzelf in. Zin om op het hof aanwezig te blijven had ze echter niet, vooral niet na wat er gebeurd was. Ze zou geen vrolijk gezicht kunnen opzetten en net kunnen doen alsof er niets gebeurd was. Met haar huidige humeur kon ze het wel voor elkaar krijgen om sarcastische opmerkingen uit te delen, chagrijnige blikken uit te wisselen met anderen en met tegenzin zou ze misschien nog naar een verhaal van iemand kunnen luisteren. Op het hof blijven was geen optie, dus besloot ze om naar het dorp te gaan. Om haar kater aan te pakken. Of in ieder geval poging doen tot. Ze wist dat er een kruidenwinkeltje zat, waar ze wel vaker was geweest. Sommige kruiden hadden werkelijk geen effect op haar, maar inmiddels was ze erachter gekomen dat een mengsel van sterkere kruiden wel effect had.

    Vandaag wilde ze niet herkend worden. Ze had genoeg kleding om voor een goede vermomming te zorgen. Dit was wel nodig als ze door het dorp liep, want als ze daar niet herkend wilde worden moest ze flink uitpakken met mantels en poeder voor op haar gezicht. Ze trok een zwarte broek aan, een simpel witte blouse met knoopjes, een rafelig sjaaltje voor rond haar nek, een herenhoedje van stro, zwarte platte schoenen met veters die zijn beste tijd wel gehad hadden en de zwarte mantel met muts zorgde ervoor dat ze niet snel zou opvallen tussen de massa. Met één blik in de spiegel kon ze zien dat ze er al uitzag als een totaal ander persoon. Het was een mengeling tussen een zwerfster en een simpele arbeidster die de kleren van haar man had geleend. Op haar gezicht had ze poeder gesmeerd, en zwarte poeder rond haar ogen. De opvallende groene kleur van haar ogen kon ze niet verbergen, maar ze hoopte dat de zwarte ‘eyeliner’ de aandacht zou afleiden van de enorme wallen onder haar ogen. Met een versleten zwarte tas liep ze haar kamer uit. Haar ogen gingen gelijk naar de trappen, de hoeken, alle mogelijke plekken waar iemand kon staan. Binnen het hof bestond de kans altijd nog om te worden herkend.

    Nadat van binnen naar buiten was geslopen wist ze dat ze niet zoveel meer hoefde op te letten. Niemand die hier van haar aanwezigheid zou opkijken, dacht ze zo. In een snelle tred liep ze richting de kruidenwinkel. God, ze had echt hoofdpijn. Het liefst wilde ze naar de winkel rennen, maar dan zouden mensen haar wel nakijken en dat was niet de bedoeling. Erg oplettend was ze niet bezig, ze wilde vooral zo snel mogelijk naar binnen, om hem vervolgens weer te peren. Bij een ander winkeltje zou ze iets van drank moeten regelen, want welk kruidenmengsel je ook nam, ze waren bijna allemaal erg smerig van smaak. Het zou niet mogelijk zijn om haar mengsel naar binnen te werken zonder het ergens in te verwerken, dan zou ze over haar nek gaan. Ze was in de veronderstelling dat ze zo het winkeltje binnen kon wandelen, totdat ze opeens ergens tegenaan botste. Het liefst was ze zo doorgelopen, maar toen ze keek naar waar ze tegenaan was gebotst besefte ze dat het een mens was. Haar groene kijkers gingen naar het figuur. “Sorry” zei ze snel, maar toch wel wat geïrriteerd. “Maar je staat hier nogal in de weg” sprak ze daarna, doelend op het feit dat hij half voor de deur stond van het kruidenwinkeltje, en hierbij simpelweg de doorgang voor iedere potentiële klant versperde. Ze had snel naar hem gekeken, maar haar ogen bleven even op hem hangen. Het was een aparte verschijning, de man of beter gezegd: jongen, die naar de kruiden had zitten staan kijken. Hij zag er niet mannelijk uit, maar datgene wat het meest opviel was dat het leek alsof er iets om hem heen hing, een soort uitstraling die haar even in de war bracht. Waarschijnlijk was ze niet goed in haar hoofd. Het kwam door de kater, of had de drank nog steeds invloed op haar?

    Een tikkeltje verward draaide ze zich snel om en liep de kruidenwinkel binnen. Bijna even snel was ze weer buiten. De jongen zag er apart uit, misschien dat hij haar kon vertellen waarom er in godsnaam geen kruidenspecialist aanwezig was in de winkel. Afgezien van dat jonkie, hoogstwaarschijnlijk in opleiding bij de specialist, maar die vertrouwde ze echt niet. Ze vond het best dat hij daar in opleiding was, maar hij zou met een foutje in haar kruidenmengsel haar nog wel kunnen doden, en dat wilde ze niet. “Weet jij waar de kruidenspecialist is?” vroeg ze de apart uitziende jongen, hopend dat hij wel vaker langs de kruidenwinkel kwam.


    Aan niets denken is ook denken.

          Kathryn Maegan Gervais

          De warme glimlach die op zijn lippen verscheen, liet haar gedachten – die momenteel overuren aan het maken waren – voor een kort moment stoppen. Ondanks dat het voor luttele seconden waren, was het voor haar goed genoeg; hij had immers haar verwarrende hersenspinsels onderbroken. En daarbij staarde ze bijna hypnotisch naar de warmte ervan, het was dan wellicht niet hetzelfde als vroeger alleen het kwam er al dichterbij in de buurt. Ze kwam weer tot leven toen hij met zijn duim de laatste paar tranen wegveegden, nu had Kathryn enkel nog ietwat rode ogen en lippen. Zo rustig dat haar hoofd en hart waren, zo razend versnelde deze toen de jongedame zijn aanraking voelde. Hopelijk zou hij dat niet opgemerkt hebben, aangezien ze nu niet bepaald bekend wilde staan dat ze al bezweek onder een lichte aanroering van deze man. Wie weet wat hij ervan zou denken.
          Al snel begon zij over zijn shirt, waar natte plekken op zaten vanwege de tranen die zij eerder gelaten had. Phelan schudde echter zijn hoofd op haar woorden, hierom bleef ze geduldig afwachten.
          “Het geeft niet, ik trek straks op mijn kamer wel een schoon shirt aan, doe maar geen moeite.” Ze had hem willen vertellen dat ze moeite voor hem wilde doen – graag zelfs, alleen ze hield zich in. De jonge vrouwe wilde zich niet aandringen, een gevoel dat ze toch lichtelijk kreeg, hij had immers vermeld dat het niet deerde en hij zich op zijn kamer zou verkleden. Geen reden tot paniek dus, besloot ze, maar een klein schuldgevoel stak toch de kop op bij Kathryn. Dit verdrong ze zo goed mogelijk en richtte haar aandacht terug op de man die haar jeugdvriend was, en die zijn handen verplaatste naar haar slanke taille. Hier bleven ze kalm liggen, zijn duimen bewoog hij echter wel zacht over de stof heen. Opnieuw voelde ze die warmte, de affectie die ze had gemist van een individu – niet zomaar een persoon ; een warme ziel. Op haar moeder ofwel vader hoefde ze in elk geval niet te rekenen, dat deed ze al een hele tijd niet meer. Momenteel kon ze Phelan slechts aanblikken met haar diepgroene poelen, de kijkers die hem waarnemen namen elk klein stukje in zich op. Wanneer ze uiteindelijk haar lippen van elkaar kon halen, slikte ze eerst alvorens te praten – ze was immers in hem verloren geraakt. De jongedame vertelde hem hoeveel hij wel niet voor haar betekende, ze vroeg zich hierbij af of hij er wel weet van had.
          Zacht en hummend, zo klonk het geluid dat over zijn lippen rolde en terwijl Kathryn lichte kussen op zijn huid plantte, sloot hij hierbij zijn betoverende ogen. De stilte duurde voort tot een vredigheid. Beide spraken ze niet, iets wat de roodharige niet erg vond, haar mond tintelde lichtjes door de aanraking van zijn huid. Echter, ze had niet opgemerkt dat hij traag had geknikt op haar woorden, aangezien ze al in een speciale droomwereld was verzonken. Kathryn begreep waarom hij niet terug antwoordde, ze moest dit gewoonweg zelf kwijt raken aan hem, anders ging het haar opvreten. Dan zat ze er nog een hele tijd mee, dat wilde ze liever niet. Als Phelan hier niets op kon reageren, nam ze het hem niet kwalijk, mocht hij toch wat willen zeggen, dan kon het ook. Een trieste glimlach vernietigde haar gedachtekronkel, het spatte uiteen en ontsnapte in de eindeloze zwarte diepte.
          “Kathryn, weet dat ik niet kan weglopen, hoe graag ik het ook zou doen. Ik heb hier mijn dingen en jij ook. Daarnaast zullen ze achter ons aan komen, hoe ver we ook weg gaan, ze zullen ons vinden en je van me afpakken. Wie weet wat ze dan met me zullen doen, ik kan immers jou gemakkelijk hebben gedwongen mee te gaan.” Haar rozige lippen perste ze op elkaar, waarbij ze hem nog aanblikte, daarna sprak ze.
          “M-maar –” probeerde ze, wat al snel stopte, want ze hoorde zijn stem en de fluistering die het voortbracht.
          “Als ze definitief van me af willen, dan zullen ze me beschuldigen van verkrachting, als die woorden eenmaal rond circuleren dan hang ik, letterlijk. Die pijn, dat wil ik jou echt niet aan doen.” Hij gaf haar een kus op de voorhoofd, waar zij dit keer kalm haar ogen bij sloot, alvorens zelf te beginnen.
          “Phelan, je dwingt me niet, dat zal je niet doen, en ik zal uit eigen wil meegaan,” reageerde ze direct, met een stem die – ondanks dat het nog redelijk rustig over kwam – een koppige ondertoon erin had. Haar ogen echter, groeiden opnieuw lichtelijk bedroevend en kwetsbaar. De gedachte dat hij de waarheid sprak, het een feit was dat ze hem hiervan zouden beschuldigen, liet een koude rilling over haar rug gaan. Kathryn was eigenlijk wel teleurgesteld, al had ze zo’n antwoord wel kunnen verwachten van hem. Toch – een deel in haar – zou niet stoppen voor hij met haar zou instemmen, want wellicht dat het net zoals vroeger zou kunnen worden. Maar beter – veel beter. “Niemand zal ons te pakken krijgen, en zelfs al lukt het hen wel; ik zal het voor je opnemen en blijven vermelden dat de beschuldigingen leugens zijn,” vervolgde ze, gedurende zij hem indringend aankeek met een vasthoudende blik. Een dergelijk antwoord had hij wel van haar kunnen verwachten, ze was nogal volhardend soms.
          “Echter,” kwam er kleintjes uit, veel zachter dan bedoeld was, waarbij ze haar poelen neersloeg. Die pijn wilde ze hem niet geven, alleen wanneer het erop aan zou komen, mochten ze wat met Phelan doen, zou ze in staat zijn zichzelf aan te geven. Kathryn zou tot drastische dingen toe in staat zijn, dingen die ze niet aan hem vertelde, gezien hij dan al totaal niet in mee zou stemmen. Nee, dit zou ze voorlopig voor zichzelf houden. Nu ze hem weer teruggevonden had, merkte ze wat voor effect het op haar had, ze was in een soort spiraal gevangen – één die haar tergend langzaam erin meesleepte, om vervolgens helemaal door hem opgezogen te worden. Kathryn wist nu dat deze man, Phelan, haar in zijn ban had, als het krachtigste soort magie dat deze wereld kende. Haar blik schoot omhoog, terug zoekende naar die van hem, waarop ze licht met haar hoofd schudde. “…ik wil –” Het werd ruw onderbroken door het geklop op haar deur, waar haar mosgroene poelen naartoe schoten. Phelan had haar voorzichtig losgelaten, waarop zij zich ervoor zorgde dat ze goed genoeg toonbaar was. Hier was niets vreemds gaande, niets dat erop zou wijzen wat er ook maar tussen hen was – iets waar de vrouwe zelfs geen weet over had.
          Het verband nam zij aan, deed wat hij van haar wenste, namelijk doen alsof ze zijn handen aan het verbinden was, terwijl degene aan de andere kant binnen mocht treden. De persoon bleek een dienstmeid te zijn, die naar bakker Phelan vroeg, hij werd in de bakkerij verwacht. Klaar om hem te laten gaan, deed ze in feite niet, maar ze wist dat hij niet de gehele tijd bij haar kon vertoeven. Hij had immers, zoals hij al had vermeldt, zijn eigen dingen. De stem van haar jeugdvriend, de stem die ze zo goed herkende als een vertrouwde toon, klonk door de ruimte heen en na dit verdween de dienstmeid. Ze merkte bij zichzelf op hoe ze nu al naar de blik van Phelan verlangde, hoe hij zijn ogen in die van haar liet doordringen.
          “Ik kan maar beter gaan…” Haar mosgroene kijkers dwaalden naar de grond af, tegelijkertijd dat haar slanke vingers over de zachte stof van haar witte jurk streken. Wanneer hij echter zich richting haar toe boog, ontsnapte er een zacht zuchtje over haar rozige lippen heen. Onbewust had ze zijn aanlokkelijke poelen weer opgezocht.
          “Laat je niet onder de duim houden, straal zoals je dat zo ontzettend goed kan. Laat ze zien dat ze Kathryn niet klein krijgen ondanks alle regels. Doe het voor mij.” Had hij gefluisterd. Zijn hand die vederlicht over haar wang heen gleed, lieten tintelingen na die de magie nog maar eens voor haar duidelijke stelde, waarna hij een kus onder haar oor drukte. Dit zorgde echter toch voor een zachte rilling over haar ruggengraat, een warm gevoel die in haar binnenste plaatsnam. Kathryn voelde de zwachtels die ze eerder nog om zijn handen had gebonden, en ze vroeg zich af hoe hij dat op zou lossen in de bakkerij. Deze hersenspinsels verdwenen echter al snel naar de achtergrond wanneer hij haar hand pakte en hier nog een kus op plaatste. “Het was me een genoegen om met u kennis te maken, vrouwe Kathryn.” Zachtjes beet ze op haar onderlip, om vanonder haar wimpers naar de man te kijken die het woord ‘vrouwe’ nu warm uitsprak, en daarbij een lichte grijns op zijn lippen had. De jongedame kon het niet laten, er kwamen abrupt hele lichtgekleurde blosjes op haar wangen tevoorschijn. Samen met een giechel wat eerder als een fluistering over haar lippen kwam rollen. Pas toen ze werkelijk doorhad wat hij had vermeldt, hield ze hem tegen.
          “Wacht,” Kathryn pakte één van zijn handen vast om hem te stoppen, voor hij al weg liep. “Phelan, wanneer zie ik je weer?” Het was vreemd om voor haar te bemerken hoe ze nu zowat aan iemands lippen hing, terwijl ze in feite niet zoveel van ‘prinsen op ’t witte paard’ wilde weten. Dat was hij dan eveneens niet, maar voor haar betekende hij onbeschrijfelijk veel. Ergens was ze nog altijd niet over hem heen, over het feit dat ze vroeger bijna elke dag samen doorbrachten en elkaar dingen vertelden die ze niemand anders hadden gezegd. Na zijn antwoord, liep hij achteruit richting de deur, ze verloor zijn blik niet – ze wilde het vasthouden, deze betoverende schakeling tussen hen twee, tot hij de ruimte verliet. Haar achterlatende, en ze besefte nu opeens hoe eenzaam ze wel niet was. Ze had Phelan gevonden, de jongen waar ze vreselijke dingen tegen had gezegd, maar tegelijkertijd wist ze dat in dit uurtje samenzijn, hij haar al meer had gegeven dan haar familie.
          De zwijgzame stilte overdonderde haar, het brak haar, om vervolgens alles in zichzelf op te zuigen. Ze voelde zich opnieuw alleen – geïsoleerd zelfs, alsof ze niet bestond. Bij Phelan voelde ze zich gewaardeerd, iets dat ze in lange tijd niet gevoeld had, ze voelde zich een mens. Een lange tijd, voor haar leek het zo eigenlijk, bleef ze zo staan – naar de deur starende, in de hoop dat hij terugkwam, om haar desnoods te beloven dat hij wel met haar weg wilde rennen. Maar ze wist dat het enkel bij haar hersenspinsels zou blijven, alhoewel ze alsnog niet zo gemakkelijk op zou geven; dat was zij immers niet. Daarna, na wat wel uren leken, maar in feite iets van twintig minuten, besloot ze naar de stallen te gaan. Kathryn wilde niet alleen tijd doorbrengen en bovendien had ze zin om te rijden, haar zusje had een paard en die mocht ze nog lenen. Het zou vast en zeker niet zonder chanteren gaan, want dit zal Evelyn niet vergeten. Als ze dan iets nodig had, kon ze tegen Kathryn zeggen dat zij haar paard mocht lenen. Daarbij wilde ze Andrew haar verontschuldigingen aanbieden voor gisteravond, aangezien ze zich als … haar moeder gedroeg. Ze herinnerde dat hij had vermeldt een stalknecht te zijn, dus hij zal zich bij de stallen bevinden.
          Eerst maakte ze een mandje klaar met verschillende etenswaar, die ze van haar familie had ‘gestolen’, wat ze meestal aan een ander gezin gaf. Die hadden het namelijk eerder nodig dan haar familie, die al genoeg had. Daarna blikte ze nog even snel in de spiegel om te kijken hoe ze eruitzag, wat nog vrij bevallig was, ze had in elk geval geen rode ogen meer en haar blanke huidje was terug. Wel haalde ze kort een hand door haar roodbruine lokken heen, alvorens een cape om te doen en zich richting de stallen te begeven. In haar gedachtegang dwaalde Phelan, de bakker, nog altijd rond, die zou immers ook niet snel eruit gaan, maar ze probeerde zich zo normaal mogelijk te gedragen. Het duurde niet lang of ze zette al voet binnen in de stallen, waar ze na even doorlopen niet enkel de man zag die ze zocht, dat gold ook voor Raven – het paard van haar jongere zusje, Evelyn. Haar vingers omkrulden het handvat van het mandje, waar ze een kleed overheen had gelegd, om vervolgens wat meer naar hem toe te stappen.
          “Goedemiddag Andrew,” sprak zij op haar bevallige manier, haar rug recht en met elegante passen. “Graag zou ik mijn excuses willen maken voor gisteravond, het is geheel je recht als je nu boos op me zou zijn. Bovendien wil ik mezelf ook verontschuldigen dat ik abrupt verdwenen was, het feest scheen toch niet een fijne gelegenheid om bij te zijn,” vervolgde ze, waarna ze even rond zich heen keek en de ruimte in zich opnam. Er kwam een kleine glimlach op haar lippen toen ze Raven zag, die hinnikte toen ze werd opgemerkt, daarna blikte ze nogmaals naar de stalknecht. “Ik heb wat voor je meegebracht,” vertelde ze met een glimlach, waarbij ze het mandje voor zich uithield, naar hem toe. Deze duwde ze lichtelijk tegen hem aan, zodat hij het wel aan moest pakken. Ondanks dat ze zich nu zo vrolijk voor probeerde te doen, zag ze alsnog Phelan voor zich. Doe het voor mij. En dat zal ze doen, ze zal – voor Phelan – zich niet klein laten krijgen door alle bekrompen regels die er waren. Het moment dat hij deze woorden uitgesproken had, begon het al een plaats in haar hart te nemen, deze gingen er niet meer uit, dat wilde ze eveneens niet.


    Quiet the mind, and the soul will speak.