• The Avalon Tradition.
    De wereld waarin het zich afspeelt is een magische wereld. Het zit vol mensen van verschillende rassen, magische wezens en gekke drankjes. De tijd waarin het zich afspeelt is de vergelijken met de Middeleeuwen, maar then again, het is een fantasiewereld.
    Deze wereld is opgedeeld in acht provinciën: Fincayra, Varigal, Rodirraen, Dahngard, Lund, Aondir, Tintagel en Dragenfeld, en verschillende eilanden.

    Er is een traditie dat de provincies om de vijf jaar vier uitverkorenen moeten voortbrengen, twee jonge mannen en twee jonge vrouwen, de Wachters van de Provinciën. Deze traditie gaat eeuwen terug en de meesten weten niet meer precies hoe de traditie is ontstaan, toch hebben de uitverkorenen vaak veel aanzien.
    Het verhaal gaat dat toen de provinciën nog in oorlog waren er duizenden en duizenden mensen sneuvelden in de strijd. Daarom besloten de koningen van die tijd een select gezelschap te gaan trainen, vier mannen in het bezit van een machtig en magisch wezen. Dit laatste om tijd te sparen, zo hoefden de mannen niet meer te trainen met een wezen en er een band mee te scheppen, op deze manier bleef er meer tijd over om de vier te trainen op andere vlakken. Snelheid, kracht, conditie, maar ook bijzondere onderdelen zoals overleven in de wildernis, bespioneren en ga zo maar verder. Deze vier mannen werden erop uit gestuurd om te strijden en zo werd jarenlang bepaald welke provincie de meeste macht zou krijgen. Elke vijf jaar moesten de provincies opnieuw strijden om hun macht te behouden, of om eindelijk meer macht te krijgen.

    Door de jaren heen veranderde de mensen en zo veranderde ook deze traditie mee, maar hij verdween niet. Voortaan waren er ook vrouwelijke uitverkorenen en ook was het niet langer een eis dat de uitverkorene in het bezit was van een machtig en magisch wezen. Het belangrijkste verschil was nog wel dat er uiteindelijk vrede werd gesloten en vandaag de dag hoeven de uitverkorenen niet meer tegen elkaar te strijden tot de dood erop volgt.

    De uitverkorenen, meestal gewoon De Wachters (van de Provinciën) genoemd, zijn tegenwoordig vooral bedoeld als voorbeeld voor het volk. Door deze voorheen gewone dorpelingen hogerop te laten komen, worden zij een idool en blijven de dorpelingen hopen op deze kans. Het volk zou zich beter gaan gedragen en de heerschappij van de koning sneller accepteren. De Wachters hebben dus naast de normale trainingen zoals die van vroeger ook een andere taak, die minstens even lastig is, geliefd worden bij het volk.

    Gelukkig staan de Wachters er niet alleen voor, ze hebben immers een trainer. De twee vrouwelijke uitverkorenen delen er één en de mannelijke ook. Dit was ook jarenlang geleden geregeld, zodat de uitverkorene niet in de weg gestaan zouden worden door gevoelens zoals liefde.

    De Wachters die voorheen net zo gewoon waren als ieder ander, worden ineens voor de leeuwen geworpen, hoe reageren zijzelf en alle anderen hierop?


    Deze RPG:
    Deze RPG kan naast deze simpele verhaallijn wel wat pit gebruiken, maar het leek mij saai als ik zelf alles al van te voren vast zou leggen. Daarom laat ik jullie heel erg vrij in het verzinnen van allerlei leuke wendingen. Maak een huurmoordenaar, laat sommigen personages samen komen om het bestuur dwars te zitten, laat mensen elkaar saboteren en gebruiken, jaloerse broers/zussen etc. Zorg voor een hoop drama en actie, ik laat jullie hier helemaal vrij in (:

    Lijst om mee te doen:
    Rol:
    Volledige naam:
    Geslacht:
    Leeftijd: 16-30
    Uiterlijk:
    Karakter:

    Afkomst:
    Geschiedenis:
    Extra:


    Regels:
    Het lijkt mij niet nodig deze te herhalen behalve deze:
    Post minimaal rond de 300 woorden in ABN met gebruik van goede interpunctie en dergelijke, gebruik desnoods een spellingcheck.
    Je post moet in het Nederlands en je mag meerdere personages.




    Rollen:
    De Heer: Wensekornik: Hendrik II Constatijn Vermond - 26 (3,7)
    Oudste zoon heer: Cashby: Quinten Vermond - 25 (2,20)
    Nauwe verwanten heer:
    Sivan: Olivia Isabella Amelia Vermond - 18 - Dochter (1,3)
    Florentina: Camille Ariane Vermond - 20 - Dochter (1,4)
    Naerys: Ameline Rose Ermengard - 21 - Nichtje vd heer, hofdame (1,17)

    Trainers:
    Cas: Scythe Mylo - 29 (1,6)
    Delahaye: Sarnek Learco Saye - 29 (1,19)

    Uitverkorenen:
    Ubiquitous: Esmée Hawthorne - 23 (1,6)
    Wensekronik: Sebastian "Bash" Stark - 25 (3,7)
    Vrij1 vrouwelijke

    Personeel heer:
    Jaeger: Sora Revaille - 22 - Bediende, huurmoordnaar (1,7)
    Cas: Mirre Adaira - 16 - Dienstmeid (1,20)
    Naerys: Andrew "Drew" Greyjoy - 27 - Stalknecht (1,19)
    Goldenwing: Phelan Laoidheach Aedán Ruadh - 26 - Bakker (2,20)
    Marhsall: Violet Calla - 24 - Tuinierster (3,11)
    Cashby: Vini Sanches - 20 - Tuinier (3,11)
    Wensekronik: Kenrick Paster - 25 - Kok [/grey](3,9)[/grey]
    Florentina: Daniel Skylar - 25 - Arts (2,2)
    Onbeperkt

    Dorpelingen:
    Ubiquitous: Eleanor Collins - 21 - Op reis (2,8)
    Jaeger: Skye Xerxes Lunar - 24 - Magiër (1,19)

    Onbeperkt

    Overig:
    Nikolaevna:Kathryn Maegan Gervais - 24 - Zus van Evelyn (2,2)
    DreamerN: Casper Felix Barathane - 23 - Bastaardzoon koning (1,20)
    Rider: Scarlett Lupe Red - 25 - Bandiet/heks (2,20)
    Onbeperkt

    [ bericht aangepast op 7 dec 2013 - 19:12 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Eleanor Collins
    "Oké, je kunt een slaapplaats krijgen maar als je niet blijkt te slagen in de klusjes die ik je geef op die manier zoals ik wens dan zul je weer moeten vertrekken.” Er verscheen een grote glimlach op mijn gezicht die ik, zelfs toen Phelan vertrokken was en ik buiten moest wachten. Ik zag er vast idioot uit, maar het was een hele opluchting dat me vandaag eindelijk eens iets mee zat. Toen hij me later mee naar binnen nam had de glimlach plaats gemaakt voor een verwonderde en nieuwsgierige uitdrukking. Zo'n grote bakkerij en zoveel bakkers bij mekaar had ik in mijn hele leven nog niet gezien en waarschijnlijk was het door de bedrijvigheid dat ik niet opgemerkt werd. Phelan had me een tweepersoonsbed aangeboden, ik had geweigerd, maar ik was me er al gauw van bewust dat mijn protesten weinig verschil zouden maken en stiekem verlangde ik naar een heerlijk, groot bed voor mijzelf.

    Het had inderdaad niet lang geduurd voordat ik in slaap was gevallen en het was lang geleden dat ik zo heerlijk en lang had liggen slapen. "Goedemorgen Eleanor, ik hoop dat je een goede nachtrust hebt gehad." De vreemde stem klonk als donderslag bij heldere hemel en ik zat direct rechtop, de droom die ik zojuist had verdween snel naar de achtergrond en de deken hield ik beschermend voor mijn lichaam. Kort schoot er een golf van paniek door me heen bij het zien van de vreemde omgeving en man op de rand van mijn bed, maar al gauw herinnerde ik mij de vorige avond weer en ontspande ik wat. Ik liet met één hand de deken los en haalde deze kort door mijn losse haren, in de hoop het ergste te temmen. Uit ervaring wist ik dat mijn haren 's ochtends erg warrig konden zitten, een sterk contrast met hoe netjes ik ze de rest van de dag altijd hield. Toen ik wat beter wakker was viel het mij pas op hoe de zon al naar binnen scheen. "Mijn hemel, hoe laat is het? Het was niet mijn bedoeling zo lang te slapen, ik-" Mijn woorden stierven weg toen mijn blik op het brood en drinken viel. "Oh.." kwam er zacht over mijn lippen, "maar dat is veel te lief van u, echt waar," zei ik wat verbaasd. Slechts mijn moeder had vroeger, toen ik nog een klein meisje was, wel eens de moeite genomen mij ontbijt op bed te brengen als ik ziek was. John niet, hij stuurde mij altijd vroeg het bed uit om alles klaar te zetten en een bedankje kon er dan nooit af. Nee hoor, want meneer had ochtendhumeur en had altijd knorrig aan tafel gezeten. Gelukkig wende dingen snel en zo zelfs de knorrige man die bij me aan tafel had gezeten, die geen woord met me sprak in de ochtend en mij achteraf alles ook weer op liet ruimen, omdat hij 'zaken te regelen had'. Met andere vrouwen zeker ja.
    Aangezien ik niet van plan was de deken te laten zakken, ik was nog altijd redelijk preuts aangelegd, zei ik hem dat hij het wel op het tafeltje kon zetten dat er stond. "Echt heel erg bedankt," zei ik met een bescheiden glimlachje en voegde er toen aan toe dat ik er zo snel mogelijk aan zou komen, als subtiele hint dat hij wel weer mocht vertrekken. Toen ik alleen was stapte ik uit bed en nam eerste de tijd mezelf op te frissen. Ik borstelde mijn haren en keek vervolgens naar de kleding die ik over de stoel had gehangen. Ik nam de rok in mijn handen en bekeek hem kort, er zaten nog kleine bloedspettertjes op door de botsing met Andrew gisteren en ik besloot dat ik hem zou wassen zodra ik de tijd kreeg. Ik wilde hem net wegleggen toen me nog iets te binnen schoot en ik haalde voorzichtig de ring uit de zak van de vuilige rok en liet deze tussen mijn vingers rollen. Ik verafschuwde het ding, zag het als een symbool dat me mijn vrijheid had afgenomen, ondanks dat dankzij John mijn vaders bakkerij had kunnen blijven bestaan. Toch zou ik het ding nog nodig kunnen hebben, het was waarschijnlijk veel geld waard en dat zou ik zeker nog wel kunnen gebruiken. Zoekend keek ik rond en besloot hem uiteindelijk maar in mijn tas te leggen, gewikkeld in een schone doek die ik mee had genomen. Zo, daar lag hij wel veilig. Toen ik de ring veilig had opgeborgen pakte ik een schone rok uit dezelfde tas die ook nog een paar spullen van mijzelf bevatte, en combineerde deze met de blouse die ik gisteren gedragen had, maar nog schoon was. Mijn haren stak ik netjes op en toen ik ook mijn schoenen aan had besloot ik het gebrachte ontbijt te nuttigen. "Het is nog warm.." zei ik zachtjes tegen mezelf toen ik het brood vastpakte en glimlachte kort. Blijkbaar had hij er meer moeite in gestoken dan ik gewend was en zulke kleine dingen deden me gloeien van geluk. Mijn humeur was dan ook opperbest toen ik het ontbijt genuttigd had en met het nu lege plankje en beker in mijn hand verliet ik de kamer, waarna ik al gauw wat besluiteloos bleef staan. Ik keek links en rechts en zag slechts een uitgestrekte en verlaten gang, maar ik had het lef niet Phelan te roepen en liep dus de richting op waar we gisteren vandaan waren gekomen. Mijn hakken klikte zachtjes op de vloer, ondanks dat ik uit automatisme al zo zachtjes mogelijk liep. Thuis en later bij John in huis was ik vaak de eerste geweest die opstond en ik was altijd bang de anderen wakker te maken. Gelukkig kwam ik al gauw ik een, op Phelan na, lege keuken terecht. Hij kauwde op een stuk brood terwijl hij met zijn vrije hand naar mijn mening het deeg wat halfbakken kneedde, het irriteerde me lichtelijk iemand, hoe vreemd het ook klonk, zo om te gaan met deeg, maar ik wist dat ik niet het recht had om kritiek te hebben. "Het ontbijt was heerlijk en het bed lag zalig, echt, ik weet niet hoe ik u kan bedanken. Is er misschien iets dat ik kan doen?" vroeg ik en voegde er toen nog gauw aan toe: "Oja, waar zal ik dit laten?" doelend op het plankje en de lege beker in mijn handen.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Scarlett Lupe Red "Rode Wolf" || Bandiet & Heks || Vijand van de koning

    Ik kreeg al redelijk snel na de eerste woorden die ik mee had gekregen door dat hij haar toch wel gewoon binnen ging laten en dat hij niks slechts met haar van plan was. Verveeld stopte ik weer met luisteren en richtte mijn blik op het kasteel. Het liefst zou ik er naar binnen gaan en er voor flink wat opschudding zorgen. Verveling was niet goed voor mij. Het zorgde ervoor dat het heftige verlangen naar wraak sterker aanwezig was, omdat afleiding ontbrak. Mijzelf ervan weerhouden om het kasteel alsnog binnengaan, was daardoor ontzettend lastig op het moment. Vooral nu waarschijnlijk het grootste gedeelte van de gasten zoveel alcohol in hun bloed hadden, waardoor het toch niemand zou opvallen als ik nu naar binnen zou gaan. Het zou zo makkelijk zijn en geen ziel die het zou merken.
    Langzaam kwam ik overeind en liep richting de bewaking bij de poort. De grap was dat deze mannen de koning niet zouden kunnen beschermen tegen degenen die hem echt pijn wilden doen zoals ik. Misschien dat goed getrainde Wachters de volkeren waar ik vanaf stamde tegen konden houden, maar zij waren op het moment nog ongetraind. Daarbij waren ze nu slechts een voorbeeld om de onderdrukte arbeiders te stimuleren de koning te aanbidden. Zij waren voorbeelden van mensen die toebehoorden aan de dood als het aan mij lag. Ik zou met alle plezier een einde maken aan hun leven.
    ‘Mevrouw, als u geen uitnodiging heeft, bent u niet bevoegd om door te lopen en de tuinen van het kasteel te betreden,’ hoorde ik de stem van één van de wachters. Een glimlach verscheen om mijn lippen en ik draaide mij in zijn richting. Bij het zien van de vreemde lichtgevende kleur van mijn ogen, leek hij ietwat ineen te krimpen, maar hij was een dapper man: zijn gezicht bleef in plooi. Natuurlijk was de magie waarop ik mij voorbereidde niet het duisterst van soort, maar het zorgde toch voor een angstaanjagendere uitstraling dan normaal.
    ‘Ik geloof niet dat u in de positie bent om mij niet door te laten,’ kwam er over mijn lippen en terwijl beide heren besloten naar hun zwaard te grijpen, hief ik mijn hand op. 'Oh, godin van de duisternis, geef mij uw kracht en laat deze wachten slapen gedurende de gehele nacht.' Voor mij zakten de twee heren ineen, diep in slaap. Het waren burgers die hun werk deden, dus ging ik op een humane manier met ze om. Het was voor mij niet nodig om meer pijn en onheil te brengen dan noodzakelijk was.
    Ik hulde mij in de schaduwen van het kasteel en begaf mij richting de hoofddeur. Het lucht dat uit de locatie van het grote feest scheen, was zwakker geworden sinds mijn eerste blik erop. Het zou heel goed kunnen dat velen al hun bed hadden opgezocht, maar hopelijk was er nog iemand over, iemand die als waarschuwing kon dienen voor ieder die achter de koning stond. Ik was immers verveeld en dat leek mij wel een goed idee, een boodschap achterlaten voor de mensen die het normaal vonden zichzelf beter te achten door hun rijkdom.
    Ik sloeg geen acht op de onbelangrijke dronken mensen om mij heen en gelukkig letten de meesten ook niet op mij, waren aan het creperen in hun eigen rijkdom. Hoewel ze dachten dat hun stand hoger was dan die van mij, voelde ik mijzelf nu stukken grootser. Toch vonden mijn ogen iemand die wel overduidelijk meer waard was dan de meeste zielige zieltjes om mij heen. Een uitverkorene in een haast uitgestorven grote zaal. Zonder te aarzelen liep ik op hem af. Hij leek ook lichtelijk aangeschoten, maar het was niet zo erg als de meesten. Hij was nog helder genoeg om mij op te merken.
    ‘Was u al de hele avond aanwezig op het feest? Ik kan mij u niet herinneren,’ merkte hij op, waarop er een lichte grijns op mijn gezicht verscheen, terwijl ik de laatste drie stappen in zijn richting zette. Zonde, hij zag er nog best leuk uit. Helaas zou dat snel veranderen.
    ‘Ja, ik hoor hier ook helemaal niet te zijn, maar de wachters bij de poort konden helaas niet op tegen mijn charmes,’ antwoordde ik hem, waarop hij lachte. ‘Nacht, omhels mij met uw kilte en vervul hem met gehele stilte.’ Ik keek om mij heen en leidde de jongeman richting de donkerste hoek van de zaal. Daar wachtte ik geduldig tot de zaal helemaal leeg was gelopen. De Wachter was machteloos tegen mijn kracht. Hij kon niet schreeuwen en zich verzetten had geen zin. Als mijn hart niet zo vol zat met wraakzucht en boosheid jegens de koning zou ik misschien zelfs nog medelijden met hem hebben gehad.
    ‘Rustig, ik zal ervoor zorgen dat het een pijn zal doen. Ik breek eerst je nek,’ fluisterde ik hem daarom zachtjes in, voor ik dit daadwerkelijk deed. Daarna sneed ik voorzichtig de halsslagader door, waardoor het bloed meteen uit zijn nek stroomde. Ik keek even eerbiedig toe hoe de rode levensvloeistof het levensloze lichaam verliet, om vervolgens mijn vinger er doorheen te halen en mij richting de muur te begeven. Daar schreef ik met bloedrode letters “Dit is het begin van een nieuw tijdperk”.
    Ik werkte snel en in stilte. Zijn gezicht takelde ik zodanig toe dat hij amper nog herkenbaar was en op zijn buik kerfde ik het teken dat onlosmakelijk verbonden stond met hekserij: een pentagram. Toen ik klaar was, wiste ik mijn sporen uit en verliet onopvallend het kasteel om meteen richting de herberg te lopen.

    (Hope you liked it)

    [ bericht aangepast op 9 nov 2013 - 21:02 ]


    Happy Birthday my Potter!

    Scythe Mylo

    Ik word wakker van een zacht, bonkend geluid. Ietwat verward open ik mijn ogen en onderdruk ik een gaap. In mijn verwarring besef ik dat ik in mijn kamer ben op het paleis, maar het duurt even tot het tot me doordringt wat het geluid nou is. Ik knipper een paar keer tegen het licht dat langs de kier van het gordijn naar binnen valt en dan snap ik het, iemand is op de deur aan het kloppen. "Binnen," mompel ik schor. De deur gaat open en een dienstmeid komt binnen. Ze draagt een zilveren plateau met ontbijt erop en ik grijns, dat kan ik wel gebruiken. "Bedankt." zeg ik als ze het neerzet en weer weggaat. Dan pas herinner me dat ik had gevraagd om een bepaalde tijd wakker te worden gemaakt met ontbijt, anders slaap ik zo de rest van de dag door. Niet gek na gisteren, ik ben behoorlijk lang gebleven en heb behoorlijk wat gedronken.
    Op mijn gemak kom ik mijn bed uit en loop ik naar de tafel om te kijken wat voor ontbijt ik heb. Niet dat het veel uitmaakt want ik eet toch wel alles. Ik schuif aan en begin te eten, om me daarna zoals gewoonlijk te wassen en mezelf aan te kleden in mijn typische kleding. Wat ik gister aanhad was redelijk netjes voor mij. Een beige blouse van stevig linnen, een donkerbruine broek en mijn favoriete, soepele laarzen. Mijn mouwen stroop ik op tot mijn ellebogen. Straks maar eens op naar de eerste training, maar ik was eerst van plan om Sarnek te vinden, de andere trainer. Ik heb gister niet echt de kans gehad om met hem te praten, behalve dan toen hij zijn Uitverkorene aan me voorstelde.
    Op mijn gemakje kuier ik mijn kamer uit door de gangen van het kasteel. Mensen zijn alweer druk bezig met hun dagelijkse bezigheden en met dingen van gisteravond op te ruimen. Als ik door de grote zaal loop waar het feest plaats heeft gevonden is hij al een stuk leger, maar zeker nog niet echt opgeruimd. Ik kijk fronsend een beetje rond en heb eigenlijk geen idee waar ik hem moet zoeken nu. Ik loop door de zaal heen en besluit om er aan de andere kant maar weer uit te lopen omdat ik hem niet zie hier, maar dan valt me iets vreemds op. Ik herken de plakkerige vloeistof gelijk, het is bloed. Fronsend loop ik erop af, het lijkt onder een gordijn vandaan te komen.
    Ik kniel erbij neer en doop mijn vinger erin. Het is plakkeriger dan vers bloed, dikker, niet warm. Het zal dus wel van gisteravond geweest zijn, maar ik kan me geen incidenten herinneren. Hierdoor trek ik het gordijn in zijn geheel weg. Ik schrik van het beeld wat ik nu voor me zie, het is gruwelijk en absoluut niet wat ik verwacht had. Nu komt de zoete stank van het bloed me gelijk tegemoet. Er ligt een jongeman op de grond, maar hij is bijna onherkenbaar verminkt. Zijn hoofd ligt in een rare hoek wat betekent dat zijn nek gebroken is, het bloed wat ik net vond is uit zijn nek gelopen. Zijn kleding is van zijn bovenlichaam afgescheurd en in zijn buik staat een pentagram gekerfd. Op de muur is een tekst te vinden in dezelfde kleur, rood.
    'Dit is het begin van een nieuw tijdperk'
    Ik kniel bij hem neer en zie dat er een snee in zijn nek zit. Dan sta ik weer op en deins ik iets achteruit. Hekserij, dat is wel duidelijk. De weinige mensen die in de zaal aan het werk waren zijn stilgevallen. Ik grijp de dichtstbijzijnde vast. "Informeer Quinten Vermond direct. En haal trainer Sarnek." beveel ik hem met mijn lage stem, waarop hij knikt en de zaal gehaast verlaat. Ik herken de jongeman ondanks zijn verminkingen. Het is de Uitverkorene. Ik kan het zien aan zijn verscheurde kleding, maar ook aan de haarkleur waar ondertussen opgedroogd bloed in vastgeplakt zit.


    Your make-up is terrible

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    Een grinnik wist Phelan nog net achterwege te laten toen Eleanor met een ruk overeind in zijn bed zat. Op zijn gezicht was alleen een geamuseerde glimlach te zien doordat ze zo snel was wakker geworden. De haren van Eleanor zaten woest door elkaar heen wat haar een beduidend wildere look gaf dan het nette wat ze gisteravond had geoogd. ‘Mijn hemel, hoe laat is het? Het was niet mijn bedoeling zo lang te slapen, ik-‘ Ze viel stil toen haar blik op het ontbijt viel dat hij voor had gemaakt.

    “Het is halverwege de ochtend, maar maak je niet ongerust, het is niet erg dat je zo lang hebt geslapen je had het hard nodig.” Met die woorden probeerde hij haar excuses weg te wuiven, dit keer vond hij het absoluut niet erg dat ze nog had liggen slapen. ‘Maar dat is veel te lief van u, echt waar.’ Hij lachte kort. “Wees maar gerust, het zal niet veel vaker voor komen, dus geniet er maar lekker van.” Toen ze vertelde dat ze er zo snel mogelijk aan kwam wist hij dat het tijd was om op te stappen. Na nog een laatste blik op haar gezicht te hebben geworpen liep hij zijn kamer weer uit, terug naar de bakkerij waar hij thuis hoorde. Nog steeds was het stil in de ruimte wat hij ontzettend kon waarderen. Hij haalde een brood uit de oven wat hij er voor zijn bezoek aan Eleanor in had gelegd. Terwijl hij het liet afkoelen focuste hij zich alvast op een nieuw brood waarvan hij het deeg begon te kneden op een tafel waar hij net wat bloem overheen had gestrooid. Af en toe onderbrak hij het kneden om een stuk brood af te scheuren en dat in zijn mond te steken voordat hij weer verder ging. Hij hoorde zacht het geluid van hakken op de grond naderen maar hij besteedde er geen aandacht aan totdat hij de stem van Eleanor hoorde. ‘Het ontbijt was heerlijk en het bed lag zalig, echt, ik weet niet hoe ik u kan bedanken. Is er misschien iets dat ik kan doen?’ ‘Oja, waar zal ik dit laten?’ Phelan keek naar haar op en stopte met het kneden van het brood.

    “Je kunt me bedanken door wat kleine klusjes voor me op te knappen, niets bijzonders maar het moet nou eenmaal wel gebeuren en eigenlijk heb ik er zelf de tijd niet voor.” Zijn blik gleed naar het bord en de beker in haar handen voordat hij naar de spoelbak wees. “Daar kun je het naast zetten, dat wordt er verder voor gezorgd. Owh, zeg alsjeblieft gewoon je, dat u is me iets te formeel.” Hij nam de laatste hap van zijn brood voordat hij wat dingen uit de keuken bij elkaar begon te rapen, een mand, een doek die hij in de mand legde, een zakje met wat geld en een zwart geverfde pion van een schaakbord met daarin zijn naam gekerfd in sierlijke letters. Om de letters wat duidelijker te maken waren ze wit geverfd. Het geheel zette hij neer op de tafel, naast elkaar zodat ze het kon bekijken.

    “Je mag voor mij een aantal dingen gaan halen in het dorp. Kun je lezen?” Bij het horen van een ontkennend antwoord knikte hij, het werd dan wat meer onthouden voor haar maar het zou op zich wel kunnen. Hij wende zijn blik naar Eleanor om uit te leggen wat hij nu precies van haar verwachtte. “Deze mand kun je meenemen om de boodschappen in te doen. Dit is een zakje met wat geld voor het fruit op de markt.” Hij overhandigde het zakje met geld, zodat ze het ergens kon verstoppen zodat niemand het in de gaten had. “Deze pion,” begon Phelan terwijl hij het zwarte ding oppakte, “is voor gebruik van de winkels. Als je deze laat zien aan degene die je helpt dan weten ze dat het op rekening van de bakkerij moet worden gezet. Bovendien laten ze je bij de poort dan weer binnen als je terug komt.” De pion gaf hij ook aan haar. Hij somde langzaam voor haar op wat hij allemaal wilde hebben uit het dorp, in de hoop dat ze het zou kunnen onthouden. Hij draaide zich nu langzaam om, naar de aan de andere kant van de ruimte. “Als je door die deur heen gaat en dan de gang uitloopt kom je uiteindelijk bij de deur naar buiten, vanaf daar zul je het waarschijnlijk wel kunnen vinden tot de poort.” Hij keek terug naar Eleanor en glimlachte. “Succes, Eleanor.”

    Zwijgend keek hij toe hoe de jongedame die sinds gisteravond zijn assistente was vertrok met de instructies die ze van hem had gekregen. Even bleef hij kijken in de richting waarin ze was vertrokken voordat hij het brood in wording met de houtenplank oppakte en in de oven legde. Phelan wilde net beginnen met de zoete koeken die vanmiddag bij de lunch zouden worden genuttigd toen een hulpje uit de keuken hem kwam storen. Hij luisterde naar het verhaal van de jongen voordat hij knikte en zijn plannen omgooide. Aangezien één van de dames al eerder wakker was en haar ontbijt wilde moesten de koeken wachten. De keuken zou zorgen voor het beleg, fruit, thee en de sap voor de jongedame. Aan hem de taak om brood te maken en omdat hij er zin in had was hij ook van plan twee pannenkoekjes te maken.

    Het duurde niet lang of het brood was klaar, net als de pannenkoekjes. De onderdelen van het ontbijt bracht hij naar de keuken waar ze het geheel mooi zouden opmaken. In de keuken was het iets drukker maar nog niet veel in vergelijking met gisteravond. Hij bleef nog even staan praten met een hulpje en net toen hij weer wilde vertrekken werd hij terug geroepen door de kok.

    “Hé Phelan, kun jij niet even het ontbijt brengen? Dat is normaal het werk van de dienstmeisjes maar ik heb geen idee wat ze aan het uitspoken zijn maar ze komen telkens maar niet, waarschijnlijk liggen ze nog te slapen.” De irritaties over de afwezigheid van de dienstmeisjes was Phelan zeker niet ontgaan, toch keek hij lichtelijk verbaast naar de kok.
    “Weet u dat wel zeker? Ik ben nou niet bepaald juist gekleed lijkt me zo.”
    “Dat geeft niet, als je het meel een beetje van je afklopt zie je er goed genoeg uit en dan krijgen we in ieder geval geen klachten over dat het eten te laat komt en daardoor koud is.” Even twijfelde Phelan om vervolgens toch maar in te stemmen. Hij had niet veel beters te doen en dan kwam hij ook nog eens ergens in het kasteel. Het meel klopte hij van zijn kleren af en haalde hij zo goed mogelijk uit zijn haar, al bleef daar toch altijd wel iets in zitten terwijl hij luisterde naar de uitleg van waar hij moest zijn. Het dienblad nam hij op om vervolgens naar de kamer van vrouwe Gervais te gaan.

    Op zijn weg naar haar kamer kwam hij heel af en toe een dienstmeisje tegen die hem dan even vriendelijk toe knikte om vervolgens door te lopen. Phelan wist het zelfs nog voor elkaar te krijgen om de verkeerde gang te nemen waar hij gelukkig zelf achter kwam doordat hij zijn volgende afslag niet kon nemen. Het zou wel heel beschamend zijn geweest als hij bij de verkeerde persoon naar binnen zou zijn gewandeld. Uiteindelijk stond hij voor de kamer die als het goed was van Vrouwe Gervais was. Het dienblad ondersteunde hij met één hand om op de deur te kunnen kloppen. Pas toen hij had gehoord dat hij binnen mocht komen opende hij de deur en zette een stap in de kamer. De deur sloot hij weer achter zich voordat hij met het dienblad in zijn handen een buiging maakte voor de Vrouwe in de kamer.

    “Goedemorgen Vrouwe Gervais.” Het leek hem beter om haar maar zo formeel mogelijk aan te spreken al zag ze er niet ouder uit dan dat Phelan zelf was. “Wilt u het ontbijt op uw bed nuttig of liever aan tafel?” Vroeg hij terwijl hij een paar stappen meer de grote kamer in zette. “Mijn excuses dat niet één van uw dienstmeisje er is. Er kon zo snel niemand gevonden worden en de kok wilde u niet langer laten wachten.” Wat Phelan niet in de gaten had was dat hij nu in de kamer stond van het meisje dat vroeger zijn vriendinnetje was geweest en die hem op een harde manier had laten vallen.


    Stand up when it's all crashing down.

    Quinten Vermond

    De avond was nog best goed verlopen met de drank die rijkelijk gevloeid had. Voor zover ik wist was iedereen oftewel tevreden naar huis teruggekeerd oftewel ladderzat naar een van de gastenverblijven die het kasteel telde gestrompeld. Ikzelf had me ook best geamuseerd en was een paar dingen over Esmée te weten gekomen, zo ook dat ze absoluut niet op haar mond gevallen was. Op het moment zelf had ik er niet echt iets over gezegd, maar ik had mezelf wel voorgenomen om haar eens op te zoeken. Niet echt om haar te straffen of iets dergelijks. Meer om haar erop te wijzen dat er edellieden waren die er absoluut niet mee zouden kunnen lachen en wel eens zouden kunnen eisen dat ze verbannen werd of iets dergelijks terwijl ze maar al te goed wisten dat dat niet kon. Je kon de Wachters gewoon niet wegsturen, ookal deden ze dingen die eigenlijk niet zouden horen. Zolang het bij woorden bleef, zou het nog niet zo erg zijn.
    Ik was een van de laatste mensen geweest die naar zijn bed was vertrokken nadat ik me had verontschuldigd of ik dacht tenminste dat ik me tegenover de mensen die er nog waren had geëxcuseerd. Mijn geheugen vertoonde namelijk een paar gaten door de hoeveelheid drank die ik gedronken had. Ach ja, de mensen die toen nog aanwezig waren geweest, waren zelf ook al niet heel nuchter meer waardoor ze het zich waarschijnlijk ook niet meer konden herinneren. Ondanks het feit dat ik dus laat naar bed gegaan was en een gigantische kater had, was ik wel redelijk vroeg opgestaan om naar de keukens te gaan en ontbijt voor zowel mij als voor mijn zusjes te regelen. Ik had de laatste dagen veel te weinig aandacht aan hen geschonken en het leek me wel een goed idee om hun kater die ze vandaag waarschijnlijk zouden hebben wat te verlichten met een heerlijk ontbijt. Met een glimlach om mijn gezicht, bedankte ik de mensen die het ontbijt hadden samengesteld en liep met de grote plank naar de vertrekken van Camille. Met mijn voet tikte ik een paar keer tegen de deur zodat ze niet zou schrikken als ik de deur ineens zou opengooien. Na wat onhandige pogingen, lukte het me toch om de klink met mijn elleboog naar beneden te drukken. “Ben je al wakker?” Voorzichtig liep ik verder de kamer in en een grijnsje vormde zich om mijn lippen toen ik Camille nog in haar bed zag liggen. “Ietsje teveel gedronken gisteren?” Rustig zette ik de plank op een van de tafeltjes neer om daarna naar het bed te lopen en plaats te nemen naast mijn zusje. Ik was eerder naar bed gegaan dan Camille, dus het kon best goed zijn dat ze heel wat meer drank naar binnen had gewerkt dat mij. Geklop op de deur zorgde ervoor dat ik me iets of wat geïrriteerd omdraaide en uit automatisme zei dat die persoon binnen mocht komen. Pas toen de woorden mijn mond al hadden verlaten, kwam ik terug tot het besef dat ik me niet in mijn eigen vertrekken bevond en iets of wat verontschuldigend keek ik Camille aan voordat ik mijn aandacht op de bediende richtte. “Heer, Vrouwe. Meester Scythe heeft me gestuurd nadat hij een lijk in de grote zaal gevonden heeft. Iemand heeft een moord gepleegd tijdens het feest.” Met stomheid geslagen, bleef ik de bediende even aanstaren om hem daarna met een simpel gebaar weg te wuiven. “Had jij iets gemerkt gisterenavond? Misschien moeten we toch maar wat meer wachters inschakelen en dan vooral om ervoor te zorgen dat de Wachters veilig blijven.” Het was duidelijk aan me te zien dat ik het eigenlijk niet echt geloofde. Hoe kon het zijn dat er iemand binnen de muren van het kasteel vermoord was?


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher

    Weinig zin om het nu over te lezen op fouten oid, sorry :')

    Esmée Hawthorne ~ Uitverkorene
    Al lang voordat de eerste zonnestralen mijn kamer binnen piepten had ik al wakker gelegen en al die tijd had ik wat naar het plafond liggen staren. Ik was het niet gewend uit te slapen en ook vandaag had mijn biologische ritme mij vroeg gewekt. Vanaf die tijd had ik liggen wachten tot iemand naar mijn kamer zou komen met ontbijt en de informatie over de plannen van vandaag, maar er kwam niemand. Na een poos was ik het beu en stapte ik uit bed, met mijn voeten in de luxe, zachte sloffen muiltjes, begon ik wat te ijsberen door de kamer. Toen ik ook dit beu was ging ik zitten aan het tafeltje dat er stond en dacht aan de vorige avond. Volgens mij had ik een aardige indruk gemaakt en later was ik erachter gekomen dat Quinten de oudste zoon van de Heer was en daarmee ook de belangrijkste van de familie. Alhoewel ik dit niet had geweten, en daardoor misschien wat dingen eruit had gegooid die ik beter voor mij had kunnen houden, had ik voor mijn gevoel ook bij hem een goede indruk achter gelaten. Niet dat mij dat veel interesseerde, maar ik was mij ervan bewust dat ik, nu ik niet meer in mijn vertrouwde omgeving was, ik de mensen om mij heen beter te vriend kon houden. Toch had ik niet zo vrolijk meegedronken met de rest, niet omdat ik het niet lekker vond, maar vanwege het simpele feit dat ik niet goed tegen alcohol kon en daarbij het op veilig had willen spelen die avond.
    "Waar blijft hij toch.." mompelde ik en liep naar de deur, wetende dat er een wachter zou staan zodat er geen ongenodigde gasten mijn kamer binnen konden komen. Alsof ik mijzelf niet kon verdedigen. "Wachter," zei ik luid en duidelijk, toen ik vervolgens een antwoord kreeg vervolgde ik, "stuur een dienstmeid naar mijn kamer." Even was het stil aan de andere kant van de deur, waarna hij eindelijk antwoordde dat hij het zou regelen. Ik zuchtte zacht en liep naar het raam waar ik het gordijntje van opzij schoof. De zon scheen al fel mijn kamer binnen en ik stond te trappelen om naar buiten te gaan, om mijn slaperige lichaam wakker te schudden en de energie te voelen razen door mijn aderen. "Vrouwe, " hoorde ik plots en ik draaide me om naar de deur. "Kom binnen," gaf ik de dienstmeid toestemming de kamer te betreden en bedacht me tevreden dat ik het er al beter vanaf bracht dan gisteren. Er kwam een jonge vrouw binnenstappen en ik had het idee dat ze hier nog niet heel lang was. "Breng mij mijn trainingskleren en een jurk," beval ik haar en kreeg een verbaasde blik als antwoord. "Maar.. Maar u heeft nog niet gegeten.." stamelde de jonge vrouw en ik haalde mijn schouders op. "Dat maakt me niet, breng ze me." Ik was geïrriteerd geraakt van het lange wachten en het feit dat ik niet langer alles kon doen waar en wanneer ik het wilde, ik was totaal afhankelijk van anderen en dat paste niet bij me. Gelukkig was de vrouw net zo snel terug als ze vertrokken was, ze legde de kleding op het bed neer en stelde voor dat ze mijn haren en make-up eerst zou doen, maar ik schudde gauw mijn hoofd. "Ik ga trainen, niet naar een feest toe," vertelde ik en voordat ze verder kon protesteren stuurde ik haar weg. De jurk zou slechts voor korte duur zijn en ik nam aan dat daarna de training zou beginnen, dus verdere bijzonderheden waren naar mijn mening niet nodig. Niet veel later had ik de jurk, die niet zo spectaculair als die van gisteren, maar nog altijd zichtbaar van hoge kwaliteit, aan en schoof ik mijn voeten in de bijhorende schoenen. Mijn haren borstelde ik en bond ze samen in een lange, wat slordige vlecht. Geen poespas, gisteren was meer dan genoeg geweest voor de komende paar weken.

    Zodra ik de kamer verlaten had vroeg ik een wachter waar ik heer Mylo kon vinden. "Ik heb gehoord dat hij zich in de Grote Zaal bevind en dat er niemand toegelaten wordt," vertelde hij me en ik knikte kort. "Dat is jammer, dan zal ik op hem moeten wachten, bedankt," loog ik. Met zekere tred liep ik richting de Grote Zaal waar gisteren het feest gehouden was. Hoewel het gebouw groter was dan alle gebouwen die ik ooit gezien had bij mekaar, wist ik mij de weg van gisteren nog goed te herinneren. Voordat ik de laatste hoek omliep gluurde ik even en zag twee wachters staan, de eerdere wachter die ik gesproken had, had mij verteld dat ze verder niemand binnen lieten en ik vermoedde dat ik met mijn pas verworven status ook niet binnen zou komen. "Dan maar op de ouderwetse manier," zei ik zachtjes en trok de voorkant van mijn jurk iets meer omlaag voordat ik de hoek om liep, richting de wachters.
    Mannen waren zulke simpele zielen, bedacht ik me terwijl ik vluchtig mijn jurk weer wat omhoog hees toen ik de zaal binnenliep. Een paar lieve woordjes, een zoete glimlach en een verleidelijke blik. Het had niet veel moeite gekost ze over te halen, dus ik nam aan dat ze al een poos droog stonden door het gebrek aan een vriendin en het gebrek aan tijd om langs de dames van plezier te gaan. Spijtig voor hun, maar mij was het goed uitgekomen. De sfeer die er in de grote zaal hing viel al gauw als een koude deken over me heen en vlug nam ik de omgeving in me op. Op een enkele paar bediendes en wachters was er geen personeel van de heer meer te bekennen en hoewel ik het idee kreeg dat ze eerder druk bezig waren geweest met de laatste restjes van de feestvreugde van gisteren uit te wissen, stonden ze er nu wat ongemakkelijk bij. Mijn blik viel op de man die ik zocht en ik liep op hem af, maar bij elke stap leek een steeds viezer wordende geur zich mijn neusgaten binnen te dringen. Het was een misselijkmakend, maar bekende geur. "Heer," groette ik mijn trainer en nog voordat ik kon vragen wat er gebeurd was viel mijn blik op het levenloze lichaam op de grond. Hoewel het lichaam ernstig toegetakeld was, herkende ik de jongeman zeker wel. Ik slikte en moest mijn gezicht in de plooi trekken, want hoewel ik best tegen wat gruwelheden kon, k had immers ook vaker mensen ernstig toegetakeld gezien, zou ik geen mens zijn als me dit niks deed. Naast het feit dat ik de jongeman gisteren nog springlevend had gezien, werd ik me door de tekst op de muur mij ervan bewust dat dit niet slechts op de jongeman was gericht, maar op een veel groter scala aan mensen. Ik wende me van het lichaam af en keek mijn trainer aan. "Hoe is dit gebeurd?" vroeg ik, het feit of ik hier wel gewenst was negerend. Ik was niet iemand die braaf ging zitten afwachten en daarbij was het de fout van de wachters dat zij mij naar binnen hadden gelaten, nietwaar?

    [ bericht aangepast op 10 nov 2013 - 18:00 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Sarnek Learco Saye

    De rest van de avond was ik prima doorgekomen. Ik bleef mijn ogen openhouden voor mijn familie, zodat ik ze kon ontlopen. Nooit had ik lang op één plek gestaan en met verschillende mensen had ik een praatje aangeknoopt. Toen ik mijn leerling tegengekomen was, vond ik het wel een goed idee om hem aan de andere uitverkorene voor te stellen en aan haar trainer. Ook meteen de eerste keer dat ik met Scythe sprak, met wie ik vast ook nog wel vaak te maken zou krijgen. Hij was tenslotte net zoals ik een trainer. Lang hadden we echter niet gesproken. Toen het gesprek niet echt meer over iets belangrijks ging, had ik weer een van mijn familieleden in mijn ooghoek gezien. Ik werd toch wel een beetje gek van het feit dat ik ze telkens weer probeerde te ontlopen, het verpestte mijn avond wel een beetje. Maar ik had gewoon echt geen zin om met ze te praten.
    Hoe verder de avond vorderde, hoe meer drank ik binnen kreeg, ik gebruikte het als uitvlucht voor mijn zorgen en natuurlijk ook omdat ik het gewoon lekker vind. Het maakte me echter wel wat onoplettend en suf en aan het einde van de avond was ik niet meer tot veel in staat. Met moeite had ik mijn kamer en mijn bed weer terug weten te vinden. Ik kon me toen nog maar weinig herinneren van wat er die avond gebeurd was.

    De volgende ochtend word ik wakker met een flinke hoofdpijn en ik voel nou niet bepaald geweldig. Ik blijf nog even gewoon liggen en ik besef me dat ik de vorige avond toch iets te veel had gedronken. Vandaag moet ik beginnen met de training van Neal, maar ik twijfel of ik daar wel toe in staat zal zijn. Eerst maar even rustig wakker worden en mijn ding doen, dan zie ik wel verder. Ik hoop maar dat Neal het niet al te erg vindt als ik wat aan de late kant ben. Hoe laat is het trouwens? Ach, dat is een zorg voor later, Neal red zich wel zonder mij. We kunnen ook wel na het middaguur beginnen.
    Langzamerhand begin ik weer wat in te doezelen en mijn gedachten worden vaag en gaan alle kanten op. Er zit geen logica meer in en een plotseling gebonk doet mij weinig. Totdat dat gebonk blijft aanhouden en ik vaag ergens 'Meester Sarnek!' hoor roepen. Dan besef ik dat dat gebonk niet tot mijn warrige gedachtes behoort, maar echt is. Kennelijk heeft iemand mij nodig.
    'Geduld, ik kom eraan!' roep ik naar degene achter de deur en langzaam doe ik mijn ogen open om daarna overeind te komen. De wereld draait voor mijn ogen en ik moet even stil blijven zitten tot het beeld weer stilstaat. Die verdomde alcohol ook. Over het algemeen kan ik er aardig goed tegen, wat mij weer al te duidelijk maakt dat is gister toch echt te veel had gedronken. Ik doe een paar wankele stappen voor ik met een wat vastere tred naar de deur loop. Het maakt me op het moment niet heel veel uit hoe ik eruit zie, al hoop ik dat het niet te erg met me is gesteld. Gauw veeg ik nog wat plukken haar naar achter die half voor mijn ogen hangen.
    Als ik de deur open doe staat er een bediende voor me en waarschijnlijk is hij niet al te blij met het feit dat ik hem zo lang heb laten wachten. 'Sorry, ik sliep nog,' verontschuldig ik me maar even, maar het klinkt nog niet erg vriendelijk. Ach, wat wil je, ik ben nota bene wel door die man wakker gemaakt. 'Wat is er, waardoor je me uit mijn slaap moest wekken?' brom ik nog wat slaperig.
    'U moet zo snel mogelijk naar de grote zaal komen. Er is daar iets wat u moet zien.' De bediende maakt nog gauw een buiging en loopt dan weg. Mijn hersenen werken nog niet al te snel en wanneer ik me bedenk dat ik graag nog wat meer wil weten, is hij al weg en kan ik hem niet meer terug roepen voor verduidelijking. Verdomme, dat betekent dat ik me maar wat meer toonbaar moet gaan maken en gauw naar de grote zaal zal moeten gaan. Ik hoop dat ze me voor wat belangrijks hebben laten halen, want ik had graag iets rustiger goed willen wakker worden.
    Na een paar minuten loop ik mijn kamer uit richting de grote zaal. De hoofdpijn is de hele tijd blijven zeuren sinds ik wakker ben en ik probeer het te negeren, maar dat is nou niet bepaald gemakkelijk. Ik heb mezelf iets gefatsoeneerd, maar ik maak nog steeds niet echt een wakkere indruk. Het duurt even voordat ik de grote zaal gevonden heb. Ik ken het kasteel nog niet erg goed en mijn dufheid helpt nou ook niet bepaald mee in het vinden van de weg. Bij de ingang van de zaal staan enkele wachters die mij direct doorlaten, ik ben dus verwacht. In de zaal zie ik Scythe ergens bij een hoek staan en een aantal andere mensen staan bij hem. Ze kijken ergens naar. Wat is hier aan de hand? Hoe dichterbij ik kom, hoe sterker ik een bekende geur ruik. Een geur die ik ken van de enkele keren dat ik op het slagveld heb gestaan. Bloed, de geur maakt me meteen een stuk helderder en vrijwel direct kan ik al raden wat hier is gebeurd, hier hoef ik niets voor te zien: Er is iemand vermoord, anders zou de geur niet zo doordringend zijn. Ik baan me een weg tussen de mensen door en dan zie ik het lijk liggen. Een vlaag van misselijkheid welt in me op als ik zie hoe toegetakeld het lichaam is. Maar ook omdat ik al gauw begrijp wie het slachtoffer is: Neal, mijn leerling... Een van de eerste gedachtes die in me opkomt is dat me tenminste niet meer zorgen hoef te maken of ik wel in staat ben om te beginnen met Neal zijn training. En ik wil mezelf erg graag slaan om het feit dat dat een van de eerste gedachte is, maar ik besluit om me in te houden.
    'Waarom Neal, waarom mijn leerling,' mompel ik verslagen en ik wend mijn blik af van zijn lijk. Ik heb al genoeg verminkte lichamen gezien, van doden en van levenden, maar dit wordt me toch even te veel. Ondanks dat ik de jongeman pas sinds gister ken, voel ik veel verantwoordelijkheid voor hem. Ik ben, nee ik was zijn trainer en ik had hem juist moeten helpen zulk soort dingen te overleven. En nu had hij toch de dood gevonden.


    Stenenlikker

    Kathryn Maegan Gervais

    Al een paar uur lag ik wakker, te piekeren over gisterenavond. Vooral het gesprek met mijn moeder deed me zuur, over wat ze nogmaals over mijn leven te vertellen had, hoe ik me moest gedragen en met wie ik boven alles niet om mocht gaan. Dat ik een dans gedeeld had met een jongeheer zou haar niet uitmaken, maar wel als die jongeheer eigenlijk een stalknecht was. Toen ik thuis was gekomen, had ik nog een hele preek van hier tot ginder gekregen. Uiteindelijk besloot ik maar iemand te laten komen om te vermelden dat ik wakker was en graag mijn ontbijt zou willen. Mijn voeten kwamen op de grond terecht terwijl ik uit bed stapte en mijn kamerjas aantrok, om vervolgens mijn roodbruine lokken te kammen en te bedenken of ik het zwaard wel of niet zou pakken om het even te bekijken. Iets wat ik tenslotte toch deed, omdat ik mijn nieuwsgierigheid niet meer kon inhouden. Ik had het natuurlijk wel al eerder gezien, maar het was alsnog een mooi zwaard en ik zou er graag weer eens mee trainen. Al had ik daar gisterenavond niet de kans toe.
    Terwijl ik het zwaard in mijn handen hield, wat ik helemaal onderin de la van mijn kledingkast verstopt had met allerlei kledij erover heen, bestudeerde ik elke centimeter ervan. Het was werkelijk een prachtig zwaard, ietwat zwaar, maar je was er al snel aan gewend. Ik moest en zou er zo snel mogelijk mee trainen, wellicht had ik vanmiddag daar de kans toe. Ten minste, als ik van mijn moeder niet bij één of ander saai, formeel feest moest opdraven. Weigeren zou ik namelijk niet kunnen of mogen, mijn moeder kennende zou ze me gewoonweg meeslepen en vertellen dat ik me moest gedragen als een dame van Adel. In gedachten ging ik met het desbetreffende zwaard op bed zitten, terwijl ik erover streek met mijn slanke vingers alsof het één of ander bijzonder relikwie van iemand was. De kloppen op de kamerdeur lieten mij uit mijn hersenspinsels schrikken, waardoor mijn groene poelen zich iets verwijdden, alvorens snel op te staan om het zwaard weer goed op te bergen. Daarna deed ik mijn kamerjas beter dicht en riep dat degene voor de deur binnen mocht komen, dat zal vast mijn ontbijt zijn.
    Wat ik niet had verwacht was dat in plaats van een kamermeisje een jongeman binnenkwam, niet veel ouder dan ik was. Hij had een dienblad vast met daarop mijn eten, maar ik kon niets anders dan mezelf afvragen waarom het kamermeisje het niet bracht. Voor mij stond namelijk een man die een kop groter dan ik was, als hij niet langer zou zijn, met een lichte huidskleur en kort, asblond haar. Ook viel mij het meel op dat nog in zijn haar en op zijn kleding zat, al was het niet zoveel meer. Hij zou het waarschijnlijk afgeklopt hebben, waardoor er een lichte glimlach op mijn lippen afspeelde. De deur was weer achter hem gesloten en hij maakte een buiging voor me, waarbij ik mijn hoofd iets kantelde om hem wat te bestuderen. Hij leek eerder de bakker te zijn door het meel e.d. Al kon ik dat niet zeker weten, aangezien dit mij nog niet eerder overkomen was.
          ‘Goedemorgen, Vrouwe Gervais,’ sprak hij formeel. ‘Wilt u het ontbijt op uw bed nuttigen of liever aan tafel?’ vroeg hij terwijl hij een paar stappen meer de kamer inzette, waarop ik mijn vingers in elkaar strengelde voor mij. ‘Mijn excuses dat niet één van uw dienstmeisje er is. Er kon zo snel niemand gevonden worden en de kok wilde u niet langer laten wachten.’ Ik schudde mijn hoofd al, om te laten weten dat het niet uitmaakte.
          ‘Dat deert niet, ik zou het eten liever hier aan tafel willen degusteren,’ sprak ik op een nette toon terug, terwijl ik al naar een houten tafel wees, bij het raam. Er stonden twee stoelen bij en er lag een boek opengeslagen op een bepaalde bladzijde waar ik eerder was gebleven. De laatste tijd at ik steeds vaker op mijn kamer, aangezien ik niet samen met mijn familie wilde eten. Daar paste ik voor, dan kreeg ik de gehele tijd gezeur van mijn moeder of er heerste een dodelijke stilte. Vervolgens begaf ik mij naar de gordijnen die ik zelf openschoof, waarna ik me naar hem omdraaide. ‘Goedemorgen, trouwens,’ begroette ik hem terug. ‘Heb je zelf al gegeten?’ Mijn toon klonk absoluut niet dwingend, eerder gemeend, want dat was het feit ook. Deze vraag stelde ik eveneens telkens aan de kamermeisjes, en of ze goed hadden geslapen.
          ‘Als u me even excuseert,’ vervolgde ik, terwijl ik al richting een groot kamerscherm liep, die aan de andere kant van de kamer stond, en een gemakkelijke, witte jurk aandeed om me zo van de kamerjas te kunnen ontdoen. Daarna liep ik naar de houten tafel om op een stoel te gaan zitten met een rechte rug en een been over de ander. Op het dienblad zag ik beleg, fruit, thee en sap, maar ook brood en zelfs twee pannenkoekjes. Ik glimlachte iets bekoorlijk hierdoor, waarna ik opkeek naar de man. ‘Het ziet er werkelijk waar overheerlijk uit,’ vertelde ik hem. Impulsief nam ik een klein takje druiven vast, die ik aan hem aanbood. ‘Wil je wellicht ook wat?’


    [Urgh, sorry voor de crappy post, maar er waren mensen die hun mond niet dicht konden houden.]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Scythe Milo

    Zodra het bevel is gegeven, komen er wachters voor de ingangen te staan en mag niemand er meer in of uit, behalve een paar mensen die hier nodig zijn. Een paar bediendes wagen zich dichterbij als ik met mijn armen over elkaar geslagen wacht, maar de meeste fluisteren wat op een behoorlijke afstand van het lijk vandaan. Ik maak me behoorlijk wat zorgen over de tekst op de muur en om de veiligheid van iedereen in het kasteel, vooral de andere Uitverkorenen. Esmée! Ik heb haar helemaal niks laten weten, verdomme. En misschien is zij ook wel in gevaar, je weet maar nooit. Net als ik opkijk zie ik dat ze al naast me staat.
    "Heer," groet ze me en haar oog valt op de dode. Ik pers mijn lippen op elkaar, ik weet dat ik het vergeten ben, maar ze hoort hier niet te zijn en ook niet hier binnen te kunnen komen. Ik kan zien hoe ze het even moeilijk krijgt en vind dat dat wel haar verdiende loon is voor haar ongeduld. Het duurt even voordat ze zich weer op mij weet te richten, haar terug gegroet heb ik nog niet. "Hoe is dit gebeurd?" vraagt ze, waarop ik mijn schouders ophaal. "Dat gaat je niks aan, Esmée," antwoord ik kortaf en op een strenge toon terwijl ik haar niet aankijk en bedenkelijk naar het lijk van de jongeman kijk, tot ik ineens opkijk. "Ik weet dat vrouwen erg weinig geduld hebben, maar kon je niet gewoon even wachten? Dat er wachters staan betekent dat jij hier niet mag zijn en ik stond net op het punt om je een boodschapper te sturen, maar sommige dingen gaan gewoon even voor." vertel ik haar duidelijk geïrriteerd om haar vrouwelijke minpunt.
    Op dat moment dringt Sarnek zich dichterbij, hij is eindelijk gewaarschuwd. Het heeft toch nog even geduurd tot hij hier is. Ik kan de schok op zijn gezicht zien als hij zijn leerling ziet liggen. "Waarom Neal, waarom mijn leerling," vraagt hij zichzelf verslagen af als hij zijn hoofd afwend ervan. In mijn ogen is de medelijden te lezen en ik ben eerlijk gezegd blij dat het mij niet gebeurd is, maar erg goed in troosten ben ik niet. Ik weet niet wat ik moet zeggen waardoor ik maar niks zeg en even kort mijn hand op zijn schouder neerleg. Daarna richt ik me maar weer tot Esmée. "We kunnen maar beter gaan," zeg ik op een dwingende toon, omdat ze geen andere keuze heeft. Ik ga haar voor om de grote zaal uit te lopen en langs de wachters.


    Your make-up is terrible

    -lekker internet haha-

    [ bericht aangepast op 11 nov 2013 - 18:50 ]


    Your make-up is terrible

    Phelan Loaidheach Aedán Roadh

    Hij had wel in de gaten hoe ze hem aan het bestuderen was maar hij kon er geen acht op slaan, hij moest nu rekening houden met het dienblad in zijn handen. Bovendien had ze ook het volste recht om hem te bekijken aangezien hij niet één van haar dienstmeisje was en het daarom dan ook wel een verrassing moest zijn om een man in haar kamer te zien. ‘Dat deert niet, ik zou het eten liever hier aan tafel willen degusteren.’ Phelan wist wel dat de adel allemaal nette termen gebruikt maar hij werd er zich momenteel weer pijnlijk bewust van. Hij mocht dan aan het hof werken, normaal zag hij adellijke mensen slechts van een afstand, als hij ze al zag. Phelan was altijd opgeborgen in de bakkerij beneden waar toch wel andere taal werd gesproken dan hier boven.

    “Zoals u wenst, Vrouwe Gervais.” Phelan was hier niet voor opgeleid waardoor hij ook niet wist wanneer hij misschien een iets minder formele toon mocht aanslaan. Hij kon het niet maken om klachten op te leveren voor de dienstmeisjes of de kok dus gedroeg hij zich zo netjes als dat mogelijk was. Met het dienblad nog altijd in zijn handen liep hij naar de tafel die de jongedame had aangewezen waar hij het blad zo voorzichtig mogelijk neerzette. Phelan haalde alles van het dienblad af en zette het als een mooi geheel bij elkaar, het leek hem ronduit onbeschoft om een adellijk persoon zijn eten te serveren op een dienblad. Zijn blik schoot kort door de ruimte heen om te zien waar hij het dienblad kon laten, waar het thuis hoorde, maar hij kon geen plek vinden. Daarom hield hij het maar beet achter zijn rug waar hij zijn handen in elkaar vlocht. ‘Goedemorgen, trouwens,’ ‘Heb je zelf al gegeten?’ Een lichte glimlach speelde even op zijn lippen op toen hij goedemorgen werd gewenst, dat was al meer dan hij had verwacht. De vraag die volgde had hij helemaal niet zien aankomen toch wist hij te antwoorden alsof ze de vraag iedere dag aan hem stelde.

    “Ja, vrouwe, ik heb net al wat brood gehad,” beantwoordde Phelan de vraag die hem werd gesteld. ‘Als u me even excuseert.’ Hij keek toe hoe ze verdween achter een kamerscherm en zodra ze dat had gedaan wendde hij snel zijn blik af naar buiten. Hij ging haar niet lopen begluren, of er nou een kamerscherm tussen zat of niet. Zijn blik ging in plaats daarvan even naar buiten, waar de zon al steeds verder naar de hemel aan het klimmen was. De wereld was prachtig vanaf de hoogte die hij nu had, weer heel anders dan vanaf zijn dagelijkse standpunt redelijk dichtbij de grond. Bij het horen naderen van voetstappen keek hij weg van de buitenwereld, naar vrouwe Gervais. Ze had een witte jurk aangetrokken die mooi paste bij haar roodbruine haarkleur en de blanke kleur van haar huid. De kleur van de huid van vrouwe Gervais deed Phelan denken aan de broden die hij bakte, vlak voordat ze in de oven gingen. Al prachtig maar de echte transformatie moest nog komen. Een lelie die nog in bloei moest komen te staan.

    Zijn ogen sloeg hij neer, hij wilde haar niet storen tijdens het eten maar wachtte tegelijk op het teken dat hij kon gaan. Phelan was nieuw met dit soort dingen waardoor hij blij was dat ze zo goed met hem omging en hem niet afsnauwde omdat hij dingen verkeerd deed. Zijn ogen, die qua kleursamenstelling in evenwicht leken te zijn, zowel de groene als de blauwe kleur was aanwezig, keken op naar de jongedame die voor hem aan tafel zat toen ze begon te spreken. Kort beging Phelan een fout door haar even in de ogen te kijken maar dat zette hij snel weer recht. Als er iets was wat hij wel had geleerd van dienstmeisjes dan was het nooit mensen van hogere rang in de ogen te kijken, tenzij ze er naar vroegen. Het zou respectloos zijn, bovendien schopte de handeling de hiërarchie in de war. ‘Het ziet er werkelijk waar overheerlijk uit. Wil je wellicht ook wat?’ Een glimlach sierde even zijn lippen.

    “Ik zal uw compliment doorgeven aan de kok.” Normaal zou hij de volle lof tot zich hebben genomen met misschien zelfs een ingenomen grijns maar nu kon hij het niet maken, niet tegenover zo’n hoog geplaatst figuur. Vroeger had hij op harde wijze geleerd dat je altijd respect voor de adel moet hebben en dat zij alles tegenover jou wel konden maken. De blik van Phelan verschoof van vrouwe Gervais naar het takje druiven dat ze in haar hand hield. Hij stond duidelijk met zichzelf in tweestrijd. Aan de ene kant wilde hij het graag aannemen, iets extra’s aan ontbijt zou altijd van pas komen. Aan de andere kant vond Phelan niet dat hij het kon maken, het was haar eten, niet dat van hem, waarom zou ze dat dan delen? Uiteindelijk besloot hij het toch aan te nemen, ze bood het hem aan en dan was het ook zo onbeleefd om dat aanbod af te slaan. Met zijn rechterhand liet hij het dienblad los om het takje met druiven aan te nemen maar halverwege de beweging trok hij zijn hand terug om zijn andere hand vervolgens uit te steken. Hij herinnerde zich de wolvenpoot op zijn rechterarm weer en wilde die niet aan vrouwe Gervais bloot te stellen, hij wilde niet als een barbaar overkomen. “Heel erg bedankt, vrouwe Gervais.” Hij bracht het takje naar zijn mond en hapte er een druif vanaf die hij vervolgens op at. Het was misschien beter voor Phelan als hij maakte dat hij weer naar beneden kwam, terug naar zijn eigen plek waar hij een heel stuk minder hoefde na te denken over zijn handelingen.

    “Kan ik nog iets voor u doen, vrouwe?” Hij wilde niet onbeleefd zomaar de kamer verlaten dus was dit de beste optie.


    Stand up when it's all crashing down.

    Ameline Rose Ermengard - Nichtje van de heer

    Lichtvoetig rende ik door de het koele bos, mijn ademhaling gejaagd maar mijn hart had rust gevonden. Waar ik heen liep wist ik niet, maar het leek wel alsof ik geleid werd door een hogere macht. De koude bosgrond voelde fijn aan op mijn blote voeten.
    Vogels floten een mooi en helder melodietje dat ik vaag leek te herkennen en de wind fluisterde mijn naam zo hoog dat het wel op kleine belletjes leek. Langzaam kwam ik tot stilstand aan een rivier die adembenemend mooi schitterde door het zonlicht. Met ingehouden adem kwam ik dichter bij het water en liep er tot aan mijn enkels in. Het water voelde veel warmer dan ik had gedacht.
    Het was een hand op mijn schouder dat me geschrokken om deed kijken. Mijn adem stokte in mijn keel terwijl ik de gedaante beter in me opnam. Hij leek wel licht te geven, het was zo fel dat ik hem niet aan kon kijken. Ik bracht mijn hand omhoog tegen het felle licht en kneep mijn ogen een beetje dicht. "W-wie ben je?" Nieuwsgierig stak ik mijn hand naar hem uit en liet toe hoe hij mijn hand vast nam. Het gaf zo'n aangename warmte dat ik er van begon te blozen. "Wie ben je?" Herhaalde ik nogmaals en probeerde naar zijn gezicht te kijken. Ondanks ik niet veel kon zien, zag ik wel dat zijn mond bewoog maar dat er geen geluid uit kwam.
    "Ik versta je niet," Ik fronste en trok mijn hand van hem weg maar hij greep me zachtaardig bij mijn pols beet. Verrast liet ik mijn andere hand, dat ik eerder had opgestoken tegen het felle licht, zakken en staarde in het felle licht dat een warme gloed verspreidde. Met zijn andere hand streek de gedaante over mijn wang waardoor ik mijn ogen sloot. Het voelde zo aangenaam en ik was er van overtuigd dat ik hem ergens van kende, al kon ik niet zeggen van waar dat zou kunnen zijn.


    Wanneer ik mijn ogen opende merkte ik dat ik niet in het bos was met de bijzondere gedaante, maar gewoon in mijn bed lag. Het was allemaal een droom. Een beetje beteuterd gooide ik de lakens van me af en ging rechtop in bed zitten terwijl ik mijn benen over de rand liet hangen. Mijn hand ging automatisch naar mijn wang waar de gedaante me in mijn droom had aangeraakt. Het voelde warm aan onder mijn koude vingers.
    Een kleine zucht ontsnapte uit mijn mond terwijl ik een hand door mijn haar haalde en me kort daarop uit bed liet glijden. Een bediende kwam voorzichtig mijn kamer in en boog beleefd. "Verontschuldig me, vrouwe, dat ik u zo lang heb laten slapen maar ik dacht dat u het wel fijn zou vinden na gisterenavond." Ze keek op en hield een plateau met een kom water voor zich uitgestoken. Handdoekjes waren over haar arm gedrapeerd.
    "Je hoeft je niet te verontschuldigen, ik dank je voor je dienst." De dienstmeid schonk me een glimlach en zette de plateau op het tafeltje dat in mijn kamer stond en wachtte geduldig tot ik mezelf had gewassen om me vervolgens te helpen met aankleden. Ik koos voor een maagdelijk witte jurk die mijn vormen goed uit liet komen zonder dat ik er goedkoop uit kwam te zien.
    "Moet ik helpen met uw haren te borstelen, vrouwe?" Vroeg de dienstmeid nadat ze mijn jurk had vastgesnoerd. Ik schudde mijn hoofd. "Nee, ik doe het vandaag zelf wel. U kunt beschikken." De dienstmeid boog nog een keer, nam de plateau met de kom met water in en verdween vervolgens uit mijn vertrekken.



    Andrew "Drew" Greyjoy - Stalknecht

    Ik was al ettelijke uren wakker toen ik Lady Ermengard de stallen in zag lopen. Haar witte jurk zag er zo mooi uit dat ik het vreemd vond dat ze zo de stallen in was gekomen. Kon het haar dan ook niets schelen dat het vuil zou worden? Ik wist dat ze soms wat vreemd deed, maar de laatste tijd begon het me pas echt op te vallen.
    Wanneer ze me passeerde boog ik beleefd, zoals het hoorde en wenste haar een prettige dag. "Is Dyster gezadeld?" Hoorde ik haar vragen waardoor ik niet anders kon dan haar aan te kijken. Ik knikte en gebaarde met mijn hand naar de box van Dyster. "Ja, hij is gezadeld zoals u gisteren had bevolen." Ze knikte even en vouwde haar handen zedig in elkaar. "Als u wilt kan u meteen gaan rijden."
    Ze haalde een diepe teug adem en liet haar ogen in de richting van haar zwarte hengst glijden. "Ik weet niet wanneer ik terug zal zijn, je hoeft niet op me te wachten." Haar stem had een dromerig trekje waardoor ik me afvroeg of ze ergens anders was met haar gedachtes. Toch besloot ik om er niet naar te vragen, ik had gisteren al zo'n idiote actie gedaan en wat had het me opgeleverd?
    Lady Ermengard wandelde me voorbij, ging de box van Dyster in, haalde hem er uit en steeg op het grote paard. De hengst brieste opgetogen en schraapte met zijn voorste hoef over de vloer van de stal terwijl zijn hoofd hevig op en neer ging. Van op haar paard zag Lady Ermengard er erg royaal uit, zeker wanneer ze haar bruine krullen in een vlotte handbeweging over haar ene schouder gooide. "Tot ziens," Waren haar laatste woorden voordat ze uit de stal verdween. Het laatste dat ik nog van haar kon zien was dat ze richting het bos galoppeerde.
    Ik besloot uiteindelijk om maar verder te gaan met mijn werk, zo ging de tijd in ieder geval veel sneller en zouden de draken ook niet zo knorrig zijn als ze hen nodig hadden voor een eventuele training vandaag.
    Met veel tegenzin slenterde ik richting het verblijf van de draken en haalde mijn emmertje van de muur dat ik altijd vulde met overschotten van de slager. Het bloed stonk verschrikkelijk waardoor ik automatisch de neiging had om te kokhalzen. Hoe konden die monsters dat nu in hemelsnaam lekker vinden? Hadden ze dan echt geen smaak of zo?
    Voordat ik een kooi inging, gooide ik een lap vlees door de tralies naar de draak. De draak gromde en grauwde alvorens hij zich op z'n eten stortte. Hoe weerzienwekkend het ook was, ik kon niet wegkijken terwijl hij het vlees gemakkelijk aan flarden scheurde. De draak was al wat gekalmeerd dus ging ik voorzichtig in zijn kooi staan.
    Ondanks hij dit gewend was, was het voor mij altijd nog afwachten wat zijn reactie was. Zonder het oogcontact te verbreken, stak ik mijn hand in de emmer en haalde er nog een lap vlees uit en stak ik dit naar het grote dier uit. Het beest stak zijn enorme kop naar me uit en snuffelde eerste wat aan het vlees voordat hij er toch voor koos om het op te eten. Dit ging nog een zeer lange dag worden.



    [Iemand voor Ameline die onderweg is naar het bos of voor Andrew in de stallen?]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Kathryn Maegan Gervais.

    ‘Zoals u wenst, Vrouwe Gervais.’ Ze had wel opgemerkt hoe hij, terwijl zij de gordijnen zelf al opende, richting de tafel liep op hier het blad voorzichtig mogelijk neer te zetten. Keurig zette hij het als een mooi geheel bij elkaar, om vervolgens het dienblad achter zijn rug te houden. Kathryn moest onmerkbaar wat glimlachen om zijn onschuld, het was helder te aanschouwen hoe hij niet wist te handelen, toch bleef hij uiterst netjes. Hierom wilde zij hem in feite een compliment geven, aangezien hij het ook anders had kunnen aanpakken. Ze wenste hem een goedemorgen terug, waarna ze direct vroeg of hij al wat gegeten had.
          ‘Ja, vrouwe, ik heb net al wat brood gehad,’ beantwoordde de man hierop terug, waar Kathryn een lichte knik op gaf, als teken dat ze het wel gehoord had. Hierna begaf zij zich naar het kamerscherm om zich snel aan te kleden. Al snel was zij klaar en ze waardeerde het feit dat hij naar buiten had gekeken, maar terugblikte wanneer zij eraan kwam lopen, om daarop aan tafel te gaan zitten.
    Hun ogen kruisten, waardoor de vrouw zijn groenblauwe kijkers inspecteerden, alleen hij blikte snel alweer weg. Ze kon het niet laten en fronste om deze handeling, ze wilde namelijk graag wanneer ze een conversatie had dat er oogcontact was. Natuurlijk had ze weet van de regels, alleen die vond ze uitermate belachelijk. Ogen zijn de spiegel van de ziel, tenminste, dat was iets waar zij absoluut in geloofde. ‘Oogcontact is niet uit den boze.’ Vermeldde ze daarom ook enkel alvorens ze verder ging. Kort sierde zijn lippen een glimlach door de vraag die Kathryn gesteld had.
          ‘Ik zal uw compliment doorgeven aan de kok.’ Opnieuw fronste ze, wat ze al snel rechtzette door haar gezicht glad te strijken en een lichte glimlach op haar lippen te plaatsen. ‘Ah, ik had verwacht dat u de kok was, Meneer, door het meel in uw haren,’ Ze grinnikte iets, waarbij ze een kort knikje naar zijn haar gaf voor ze verder sprak. Wijzen zal onbeschoft zijn. ‘Maar dat is dus niet het geval, mijn excuses voor mijn ondoordachte formulering.’ Hierna onderdrukte de vrouw een lichte grijns door haar lippen over elkaar te wrijven en hem een takje druiven aan te bieden. Het duurde even voor hij het aannam, wat begrijpelijk was, hij kon namelijk niet weten dat ze de laatste tijd steeds vaker vrijgeviger deed richting de kamermeisjes. Ondanks dat hij geen kamermeisje was, had hij wel haar eten gebracht.
          ‘Heel erg bedankt, vrouwe Gervais.’ Het takje bracht hij naar zijn mond en hapte er een druif vanaf die hij vervolgens op at.
          ‘Druiven zijn zalig, nietwaar?’ Haar slanke vingers vlochten zich ineen op tafel en kort sloot ze haar groene poelen grinnikend.
          ‘Kan ik nog iets voor u doen, vrouwe?’ Zonder wat te zeggen keek zij hem kort aan, om daaropvolgend haar glas sap beet te nemen en met een elegante tred jegens het grote raam te lopen. Kathryn keek naar de lucht, dronk eerst wat uit het glas voor überhaupt te praten. Ze beantwoordde zijn vraag echter niet, maar bleef tegelijkertijd zelfs wat bewonderend naar buiten kijken. ‘Wat is uw favoriete stonde van de dag?’ stelde ze zachtjes. Haar hoofd kantelde ze iets verlangend schuin, alsof ze heimwee had ergens naar. ‘Het ochtendgloren is prachtig…’ De kleuren met zonsopgang waren eerlijk waar voorbeeldig, ze had er altijd al ongelooflijk graag naar gekeken met het opstaan. Hetzelfde geldt met de zonsondergang, alleen de –opgang, daar hield zij meer van. Het oranje en rood gaan dan over in een hemelblauwe kleur, en met deze voortgang betekende het dat er een nieuwe dag was. Nieuwe kansen. Het inspireert haar, niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen. Kathryn probeert zo veel mogelijk goed te doen, al moest ze steeds meer uitkijken voor haar moeder.


    [Kortere post dan ik verwacht had, toch hopelijk dat je er iets mee kan haha. :3].


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Phelan Laoidheach Aedán Roadh

    ‘Oogcontact is niet uit den boze.’ Het verbaasde Phelan enigszins dat de woorden over de lippen van vrouwe Gervais kwamen. Ze wist goed genoeg wat de regels waren maar toch wilde ze dat hij hier vanaf week. Langzaam keek hij haar terug aan, zijn blauwgroene ogen lichtelijk nieuwsgierig.
    “Mijn excuses, vrouwe Gervais, normaal wordt het niet geaccepteerd als ik iemand hoger op de sociale ladder in de ogen kijk. Ze zullen wel bang zijn dat ze net zo worden als ik.” De laatste zin kwam er met een korte grinnik uit. Hij begon zich langzamerhand wat meer op zijn gemak te voelen bij vrouwe Gervais waardoor hij wat losser werd, al bleef hij formeel spreken. Hoewel de frons maar kort op haar gezicht aanwezig was ontging hij Phelan niet, hij had kennelijk wat verkeerds gezegd. ‘Ah, ik had verwacht dat u de kok was, Meneer, door het meel in uw haren.’ Kort glimlachte Phelan en als automatisme ging er een hand door zijn haar heen waar direct wat meel aan bleef hangen.

    “U mag me wel Phelan noemen, vrouwe.” Het horen van meneer vond Phelan maar niets, dat was hij nou eenmaal niet. Hij was slechts een bakker aan het hof, geen rijkeluiszoontje en zeker geen meneer. Daar had hij echter totaal geen moeite mee, het was goed, hij deed waar hij van hield en dat bracht genoeg voldoening.
    “Ik ben slechts een bakker, de kok heeft uw gehele ontbijt samengesteld en ik heb alleen de orders uitgevoerd. Ik ben blij dat u tevreden bent met uw maaltijd, dat doet me deugd.”
    ‘Maar dat is dus niet het geval, mijn excuses voor mijn ondoordachte formulering.’
    “Dat geeft niet, vrouwe Gervais, fouten maken kan nou eenmaal gebeuren.” Phelan at zwijgend nog een paar druiven terwijl hij luisterde naar wat de jongedame aan de tafel voor hem had te zeggen.
    ‘Druiven zijn zalig, nietwaar?’ Als antwoord knikte Phelan voordat hij het sprekend nog eens bevestigde. “Inderdaad, maar eigenlijk zijn alle soorten fruit zalig, helemaal van goede grond.” Hij volgde haar slanke postuur met zijn ogen naar het raam toe toen ze daar heen liep.

    ‘Wat is uw favoriete stonde van de dag?’ De vraag overdonderde hem, hij had verwacht dat hij nog een klein klusje mocht opknappen of dat hij zelfs mocht gaan. In plaats daarvan vroeg ze naar zijn mening, alsof die er wat toe deed. Zodra hij de deur van haar slaapkamer weer door was zouden ze elkaar waarschijnlijk nooit weer zien, dan ging hij weer terug naar zijn bakkerij waar hij zijn leven zou leiden en zij die van haar hierboven.
    ‘Het ochtendgloren is prachtig…’ Oké, hij moest dan toch maar antwoorden. Als je een vraag werd gesteld dan beantwoordde je die, dat betaamde een goed opgevoede jongeman te doen.
    “Ik heb niet zoveel tijd om van de dag te genieten, vrouwe Gervais, meestal ben ik van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat druk bezig in de bakkerij. Toch denk ik dat mijn favoriete stonde van de dag de nacht is, om een uur of 3, al weet ik niet of dat telt? Wat is uw favoriete stonde, vrouwe?” Nu ze toch met haar rug naar hem toe stond veegde hij snel het meel aan zijn hand af aan zijn broek. Een schone hand stond toch wat netter. Kort gleed de blik van Phelan door de ruimte heen, om het eens goed in zich op te nemen. Het was namelijk een enorme slaapkamer met veel licht, dat kende hij zelf absoluut niet. Hij was blij dat hij al niet meer met de andere hulpjes in één slaapzaal lag laat staan dat hij zo’n enorme ruimte voor zichzelf had. Phelan keek weer terug naar vrouwe Gervais bij het raam, wachtend op een antwoord.

    (Hopelijk kun je er wat mee. (: )


    Stand up when it's all crashing down.

    [Sorry, ik had deze week echt geen zin om te schrijven.]

    Sora Revaille ~ schoonmaakster, bediende
    Aarzelend nam de man mijn aanbod aan en haalde een buideltje met munten tevoorschijn. Het was niet heel groot en ik begon meteen met wilde gokken. Hoeveel zou erin zitten?
    Ach, dat kon ik later altijd nog tellen. Het was geld.
    Maar al te graag nam ik het buideltje aan en stopte het snel in mijn zak. Ik begon deze man nu al aardig te vinden.
    'Nog zin om op het feest te blijven?' vroeg ik. Vanuit mijn ooghoek zag ik een bediende door een man de menigte in getrokken worden. Ik had nu niet bepaald zin om de volgende te zijn. 'Ik ben namelijk wel klaar met dit feest.'
    Ik bekeek de man nog eens. Hij kwam me vaagjes bekend voor. Ik kon er even niet op komen op wie hij leek, maar het was zeker dat hij op iemand leek die ik kende.
    Ik deed mijn mond open om het te vragen maar toen voelde ik opeens een zweterige arm om mijn nek en schouder. Blijkbaar was één man uit het gedrang ontsnapt.
    Hij was lastig te verstaan, maar volgens mij kwam her er op neer dat hij met mij wilde dansen. Of het slappe excuus voor dansen waar de kerels hier op het feest mee bezig zijn.
    Als niemand me gezien zou hebben, had ik zeker mijn zakmes uit mijn achterzak gepakt. Ik zou hem niet vermoorden. Nee, natuurlijk niet. Deze man was hoogstwaarschijnlijk van adel, of familie van een van de edelen. Ik kon het me zeker niet permitteren om nu ontslagen te worden omdat ik een man vermoord had.
    Maar helaas, de jongeman stond er nog steeds bij. Ik duwde de man hard van me af en huiverde. Ik heb een hekel aan dit soort feesten.