Lotte stapte de bus in en veegde het zweet van haar voorhoofd. ‘Hoeveel kost een rit?’ vroeg ze in haar gebrekkige Engels aan de buschauffeur.
‘Waar naartoe?’
‘Mystras,’ antwoordde ze.
‘Vier euro, alsjeblieft.’
Lotte grabbelde in haar portemonnee tot ze een briefje van vijf euro tegen kwam.
‘U mag de rest houden,’ liet ze de man met een knipoog weten, waarna ze zich een weg naar een lege plaats baande. Ze zette haar tassen op de grond en spreidde de landkaart uit op haar schoot.
Zo, daar was ze dan, dacht ze met een glimlach. Eindelijk op weg naar haar vakantiebestemming. Ze keek verlangend naar de bergen. Oh, wat zou ze graag een wandeling willen maken. Ze keek hier al zo lang naar uit! Maar ze wist dat ze nog genoeg gelegenheden zou krijgen om te wandelen. Het weer was hier altijd heerlijk en de omgeving was overal prachtig. Ze nam een slokje water uit haar flesje en keek op de landkaart. Het was nog een flinke reis naar Mystras. Daar zouden ze door een campingbusje worden opgehaald, die haar naar het vakantiepark zou brengen, diep in de bergen. Terwijl Lotte nog een slokje water nam, keek ze naar haar armen. Het werd tijd dat ze een kleurtje kregen.
Lotte haalde een grote lolly in de vorm van een hart uit haar tas vandaan en scheurde de plastic verpakking eraf. Nog voordat ze daar mee klaar was, zag ze een bordje langs flitsen.
Mystras.
Nieuwsgierig keek Lotte om zich heen. Dus dit was de plaats waar ze de komende weken zou verblijven.
Niet veel later mochten ze de bus verlaten. Lotte was blij dat ze buiten was. Het was hier lang niet zo benauwd als in de bus en ze keek nu al uit naar een douchebeurt. Haar shirt plakte aan haar rug en ook haar korte spijkerbroek zat niet al te comfortabel. Haar grote zonnebril was bedekt met zweetdruppeltjes en haar dikke, witblonde haar kriebelde in haar nek.
Een aantal mensen vertrokken direct zodra de bagage uitgeladen werd, maar Lotte zag er een aantal afwachtend om zich heen kijken.
Lotte, die al weer lang genoeg haar mond had gehouden, liep onmiddellijk naar hen toe.
‘Hallo,’ zei ze vriendelijk tegen een groepje meiden dat ze Nederlands hoorde praten. ‘Gaan jullie ook naar de jongerencamping?’
De meisjes knikten en Lotte glimlachte tevreden. ‘Ik ben Lotte. En wie zijn jullie?’
‘Ik ben Cynthia,’ zei één van hen. ‘En dit zijn mijn vriendinnen.’ Ze wees naar de meiden om haar heen. ‘Oh, dit is mijn kleine zusje.’
Een beetje minachtend knikte ze naar een meisje dat er een beetje buiten stond. Ze was niet zo uitgesproken als haar zus en eigenlijk had Lotte haar een beetje over het hoofd gezien.
‘Hai,’ zei ze vriendelijk tegen het meisje. ‘Vind je het al een beetje leuk hier?’
‘Zo ongeveer,’ zei Stacey. Het was aardig dat het meisje haar aansprak. Misschien was het wel de enige die haar zou aanspreken. En ze wist best dat je geen vrienden won door te zeggen dat je niet dacht dat het leuk zou worden omdat je zus gemeen was en je niet zo spontaan was.
‘Ik denk dat we het ontzettend leuk gaan hebben,’ zei het meisje.
‘Ik hoop het,‘ zei Stacey en ze glimlachte erbij. Cynthia zag dat en kon het niet nalaten er een vervelende opmerking over te maken.
‘Ze glimlacht,’ zei ze tegen Lotte. ‘Normaal doet ze dat niet, dus ze probeert je vast in te palmen.’ Stacey wist dat Cynthia op één punt gelijk had, ze glimlachte bijna nooit. Ze had ook niet vaak reden daartoe, maar oké.
‘Dat probeer ik helemaal niet,’ snauwde ze Cynthia toe.
‘Nou, waarom zou ze niet lachen?’ vroeg Lotte grijnzend. ‘Het weer is hier top, geen school en we zijn heel ver weg van onze ouders,’ grinnikte ze. ‘Ik kan geen reden bedenken om een glimlach te verbergen.’
Cynthia keek haar lang aan, maar grijnsde toen ook. ‘Je hebt gelijk. Dit wordt de beste tijd van mijn leven. Het is alleen – heel jammer – dat ik op haar moet letten.’
‘Echt? Nou, ze lijkt oud genoeg om op zichzelf te kunnen passen, nietwaar? Ik weet zeker dat ze haar eigen vrienden kan maken.’
‘Dat kan ze niet,’ antwoordde Cynthia. ‘Ze is te verlegen.’
Lotte haalde haar schouders op. ‘Dat maakt niet uit. Ik help haar wel. Ik kan goed met mensen omgaan.’
Ze zag dat het gezicht van het meisje een beetje opklaarde, maar toen al gauw weer betrok.
‘Dat is niet nodig. Ik wil geen last voor je zijn.’
‘Dat ben je niet,’ wimpelde Lotte het bezwaar weg. ‘Ik wil graag een vriendin voor je zijn. Voor jullie allebei. Ik ken daar niemand.’ Ze liepen naar het campingbusje toe, waar de naam van de camping op stond.
Every villain is a hero in his own mind.