• Februo, original name for February. The month of purification and sacrifices.


    Tien jongeren, vijf meisjes en vijf jongens, worden hun hele leven geteisterd door nachtmerries. De ene wat gruwelijker dan de andere maar steeds opnieuw met een tragisch einde. Op de dag dat ze allemaal vijftien werden, gebeurde er iets onverklaarbaar waardoor hun hele leven veranderde. Elke laatste dag van de maand komt namelijk de droom uit die hen de vorige nacht heeft geteisterd. De jongeren willen steeds opnieuw de droom voorkomen maar hebben echter nooit genoeg tijd of informatie om er een stokje voor te steken. Bovendien gebeurt er ook steeds iets raars in hun dromen. Al van jongs af aan worden ze in hun nachtmerrie altijd vergezeld door een andere persoon. Een meisje of een jongen maar zeker iemand die ze nog nooit hebben ontmoet. De ouders worden na een tijdje de praatjes van hun kinderen beu en besluiten allemaal dat ze hulp nodig hebben. Zo sturen ze hun kinderen naar een psychiatrische instelling met de belofte van de begeleiders dat ze snel beter zullen worden. De duo’s komen dus dichter in elkaars buurt waardoor de dromen nog gruwelijker en enger worden dan ze al waren. Een oplossing lijkt er niet te komen, nee in tegendeel zelfs het wordt erger. Maar wat als ze ooit allemaal op een nacht dezelfde droom hebben en dat toevallig in februari? De droom dat er twee mensen, ex-patiënten, worden vermoord. Zullen ze samenwerken? Of zullen sommige afhaken? Ontstaat er misschien haat tussen de jongeren? Of juist liefde?

    We hebben dus besloten dat we de acht jongeren opdelen in duo’s (jongen+meisje) Elk duo verjaart op dezelfde dag in hetzelfde jaar, wat hun verschijning in de andere zijn droom verklaard. De twee personen van elk duo hebben nooit dezelfde droom. Ze dromen namelijk altijd over een situatie waarin hun grootste angsten verweven zit. Het is niet dat elk duo perse verliefd moet worden op het andere lid. Liefde kan ook treden buiten de duo’s zelf.


    Rollen:
    Acht jongeren:
    - Riveh 'Riv' Callum Kavanagh - Neal p.4
    - Austen Lea Phyres - SiIhouette p.7

    -
    - Penelope Frianae Klastiers- Sillage

    - Misha Ellis Kingsley - Walt p.8
    - Camilla “Mia” Forester - Lethe p.2

    - Newt Charles Hames - Emrys p.3
    - Lesley Alice Rivers - Burglar p.7

    - Máel Gilbert - Cruella p.8
    - Angela "Angel" Samantha Alae - NCIS

    Invullijstje:

    Rol:
    Naam:
    Leeftijd (17-21):
    Geboortedatum:
    Geslacht:
    Uiterlijk:
    Karakter:
    *Soort nachtmerries die je hebt:
    Eventueel iets extra:
    * Voorbeelden: Verlatingsangsten, dromen over geesten, dromen over dierbaren die dood gaan, etc. Wees origineel!


    Regels:
    - Minimaal 300 woorden per post. Gebruik omgevingen, gedachten, etc.
    - De naam van je personage vermelden boven de post.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Bestuur alleen je eigen personage.
    - Geen Mary Sues.
    - OOC tussen haakjes of in het praattopic.
    - Reserveringen blijven 36 uur staan.
    - Je personage kan niet opeens dood gaan.
    - Graag mensen die niet al na één dag stoppen.
    - Enkel KilIian of SiIhouette openen de topic tenzij je toestemming hebt.

    Praattopic
    Story

    Start: De nieuwe leden vertrekken richting de psychiatrische instelling terwijl voor de oude leden weer een zoveelste nieuwe dag op Portridge begint. Zij weten ook af van de nieuwe jongeren die hun komen vergezellen.

    [ bericht aangepast op 12 feb 2014 - 13:00 ]


    Rise and rise again until lambs become lions

    Ik ga straks ook iets maken


    Save me

    Meggie12345 schreef:
    Ik ga straks ook iets maken


    Eh, jij doet toch niet mee?


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Lethe schreef:
    (...)

    Eh, jij doet toch niet mee?


    That is a perfect copy of reality.

    Meggie12345 schreef:
    Ik ga straks ook iets maken

    Haha lol.
    Nu ben ik benieuwd wat je ervan bakt.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Camilla “Mia” Forester
    Na mijn vraag wordt de frons op de jongeman zijn gezicht dieper en ik vraag me af of het door de vraag komt, of dat hij de plotselinge verandering in mijn houding heeft opgemerkt. Ik hoop niet op dat laatste. Ik houd niet zo van mensen die oplettend zijn. Ik wil hem net zeggen dat hij geen antwoord hoeft te geven als hij dat niet wilt, als hij al antwoord geeft.
          'Ik ben hier geheel vrijwillig. Mijn ouders hebben deze plek gevonden – Maar het was mijn eigen voorstel hierheen te gaan. Ik zou er alles aan willen doen om aan mijn nachtmerries te ontkomen,' zegt hij, op een veel zachtere toon dan ik verwacht had. Zijn lippen vorm zich plots tot een harde streep en hij knippert verwoed met zijn ogen, waardoor ik nu degene ben die een frons op haar gezicht krijgt. Zou hij aan zijn nachtmerries denken? Stiekem vraag ik me af wat zijn nachtmerries. Dat vraag ik me bij iedereen af die hier komt, maar ik vraag er nooit naar, bang dat ze er ook willen weten waar mijn nachtmerries over gaan. Dat hoeven ze niet te weten en ik wil er overdag zo min mogelijk aandenken, al is dat vaak best wel lastig.
          'Ben jij hier vrijwillig?' vraagt hij dan. Shit, ik had die vraag wel terug kunnen verwachten. Lichtjes haal ik mijn schouders op. 'Mijn moeder stelde het voor,' antwoord ik zo luchtig mogelijk. 'Ze wilde graag dat ik zou gaan, anders was ik denk ik niet hier heen gegaan. Ik geloof er niet echt in dat dit soort dingen werken...' Vluchtig kijk ik om me heen of ik een medewerker zie, maar dat is gelukkig niet geval. Ze zouden er vast niet zo blij mee zijn als ik tegen een nieuwe patiënt zou zeggen dat hun methodes niet echt werken. Voor mij niet tenminste. 'Maar het is hier op zich niet zo erg. Je hebt nog redelijk wat vrijheid en er is een tuin en sportzaal, maar dat wist je vast al wel...' Zacht bijt ik op mijn lip. 'Ik kan je wel aanraden op tijd te zijn voor het eten.'


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Austen Lea Phyres

    Vandaag zou het zover zijn. Vandaag moest ik afscheid gaan nemen van mijn familie omdat ik vanaf vandaag verder zou leven in een psychische instelling voor mensen zoals ik. Ik had altijd gedacht dat ik psychisch níét gestoord was, maar blijkbaar dachten mijn ouders er anders over. Toen ik vroeg waarom ik naar die instelling moest kreeg ik als antwoord terug dat het voor mijn nachtmerries was. Mijn nachtmerries die me elke nacht teisterden en er voor zorgden dat hun slaaprust permanent verstoord was. Ik zuchtte even toen ik terug dacht aan het óh zo gezellige gesprek met mijn ouders.
    'Austen, het is het beste voor je, geloof ons nou maar' riep mijn moeder gefrustreerd nadat ik zo'n tien keer achter elkaar gezegd had dat ik mooi niet daarheen zou gaan. 'Nee, dat is het niet. Ík ben niet gek of gestoord. Ik heb alleen maar last van nachtmerries, zoals zoveel mensen hebben!' riep ik toen boos terug. 'En komen die nachtmerries van hun ook uit dan? Worden zij ook wakker met wonden op hun lichamen? Nee! Austen, geloof ons nou maar, er is iets mis met je en die mensen daar kunnen ervoor zorgen dat je voor eens en altijd van die nachtmerries af bent.' Ik schudde mijn hoofd even. 'Jullie zijn echt ongelooflijk. Zeg het dan gewoon meteen als jullie me weg willen hebben, dan was deze discussie ook niet nodig geweest!' riep ik nu kwaad naar mijn ouders. Mijn vader keek me ook boos aan. 'En nu is het genoeg! Je gaat naar die instelling toe, of je nou wilt of niet!' riep mijn vader boos terug. Ik keek hem even verontwaardigd aan, maar stampte al snel boos de trap op, om daarna mezelf in mijn kamer op te sluiten.
    En hier stond ik dan, voor de instelling waar ik voorlopig nog wel zou moeten blijven, aangezien ik zeker wist dat die nachtmerries niet een, twee, drie over zouden zijn als ik hier zou moeten zitten. Ik wist gewoon zeker dat die mensen hier me ook niet van mijn nachtmerries konden verhelpen, dat zou niemand lukken. Ik was een apart geval en zou voor altijd hier moeten blijven, omdat je er alleen uit zou kunnen komen als je nachtmerries over zouden zijn. Ik vraag me eigenlijk af hoeveel mensen ooit deze instelling ooit mochten verlaten?.Het aantal mensen is vast weinig geweest. Ik zucht even als ik na enkele minuten lopen voor de deur aankom die naar binnen leidt. Ik bel even aan op de deurbel en al snel wordt er open gedaan door een van de medewerkers hier. Ik zucht even. Dit is het dan. Het einde van mijn vrije leven. Het einde van mijn vrijheid. Ik word welkom geheten, al klinkt het niet zo vriendelijk. Mijn koffers worden van me overgenomen en al weggebracht. Ik zucht even. Ik heb zelf ook handen en voeten om mijn koffers mee te sjouwen naar mijn kamer, dankje zeer. 'Wat is je naam?' vroeg de begeleider vriendelijk, iets te vriendelijk als je het mij vraagt.
    Ik glimlachte terug naar hem, maar van binnen kotste ik het uit van de overdreven vriendelijkheid van deze medewerker. 'Austen, Austen Phyres' zeg ik dan uiteindelijk. Ik had echt geen zin om mijn volledige naam te moeten zeggen. Ik had namelijk punt één een hekel aan de naam Lea en punt twee, dat ging hem helemaal niks aan. We lopen in stilte door naar de gezamenlijke ruimte. 'Misschien kan je al wat nieuwe mensen leren kennen' zei hij nog tegen mij, waarna hij me de gezamenlijke ruimte induwde en de deur dichtdeed. Ik hoorde hoe voetstappen aan de andere kant van de deur steeds verder wegliepen en ik zuchtte nog een keer. Heerlijk. Zat ik gelijk opgesloten in een kamer met een stelletje vreemde mensen. Het was echt alsof ze hier precies wisten hoe ze me ongemakkelijk konden laten voelen. Door me hier in mijn eentje achter te laten. Ik liep wat verder de kamer binnen en keek even rond. Ik bekeek de mensen die ook al in deze kamer waren even kort. Mijn blik bleef haken bij een jongen en mijn ogen straalde meteen angst uit. Dat.. Dat was de jongen uit mijn dromen. Degene die mij elke nacht pijnigde. Wat deed hij hier?

    [ bericht aangepast op 29 jan 2014 - 22:10 ]


    That is a perfect copy of reality.

          • Misha Ellis Kingsley

    'Mijn moeder stelde het voor. Ze wilde graag dat ik zou gaan, anders was ik denk ik niet hierheen gegaan. Ik geloof er niet echt in dat dit soort dingen werken ... Maar het is hier op zich niet zo erg. Je hebt nog redelijk wat vrijheid en er is een tuin en sportzaal, maar dat wist je vast al wel ... Ik kan je wel aanraden op tijd te zijn voor het eten.'
    Ik weet dat de woorden – welke uitgesproken worden door het meisje Mia – hoogstwaarschijnlijk belangrijk zijn en dat ik er meer baat bij zou hebben wanneer ze daadwerkelijk tot mijn gedachten door drongen. Het beeld van haar in het water – niet bewegend en geheel levenloos – dringt echter steeds verder op in mijn gedachten, waardoor ik met geen mogelijkheid mijn concentratie op haar woorden kan leggen en ik uiteindelijk wanhopig op zoek ga naar een uitweg om haar maar voor een kort moment uit mijn gezichtsveld te krijgen. Enkel en alleen al de aanblik van haar gezicht was te veel voor me – ik voelde mijn nachtmerries gewoon over mijn schouder kruipen, terwijl ik er normaliter gesproken redelijk voor kon zorgen dat ze me gedurende dag met rust lieten en ik er geen extra last van zou ondervinden.
          'Het eten – Ja,' mompel ik daarom zachtjes – aangezien ze daar iets over zei in haar laatste woorden, in de hoop dat het niet overkomt alsof ik helemaal niet sta te luisteren en geen enkele interesse in haar toon.
    Wanneer ik de waarheid zou moeten spreken – vond ik haar juist ontzettend interessant en zou ik haar het allerliefst ontzettend veel vragen stellen. Waarom kwam ze uberhaupt voor in mijn dromen? Waarom zat ze in dezelfde psychiatrische instelling als ik op dit moment zat? Waarom was ze zo geschrokken toen ze mij voor het allereerst zag? Waar gingen haar eigen nachtmerries uberhaupt over?
    Ik wist echter dat ik de laatste vraag met geen mogelijkheid over mijn eigen lippen zou krijgen. Ik zelf vond het ook verschrikkelijk om wat te vertellen over mijn eigen nachtmerries en bleef andere personen daarom vaak het antwoord verontschuldigd – wat niet bij iedereen in de goede aard viel. Niemand – geen enkele persoon – leek echter te beseffen hoe heftig ze waren en zagen alleen maar een klein kind voor zich dat eens wakker wordt van een nachtmerrie, om vervolgens bij zijn ouders in bed te kruipen. Dit was anders – veel anders. Dit was zo heftig dat ik nachtenlang wakker heb gelegen omdat ik niet in slaap dúrfde te komen – wetend wat er zou komen en wat ik zou kunnen verwachten. Het moment dat de slaap uiteindelijk te veel wordt en je jezelf langzaam weg voelt zakken is een erger gevoel dat wat dan ook ter wereld.
          'Het spijt me,' begin ik dan weer langzaam – omdat ik opmerk dat ik nog steeds naar haar sta te staren en nog steeds geen reactie heb gegeven op haar woorden, op mijn vage verwijzing over het eten na dan. 'Het is alleen – Ik heb je eerder gezien,' mompel ik dan zachtjes, waarna ik het voor elkaar krijg om mijn blik uiteindelijk op de vloer te richten om maar even aan haar ogen te ontsnappen.

    [ bericht aangepast op 31 jan 2014 - 9:32 ]


    •

    Camilla “Mia” Forester
    'Het eten – Ja,' mompelt hij zacht en nogal afwezig, alsof hij niet op aan het letten was toen ik aan het praten was. Ik blijf de jongeman maar apart vinden, maar ook eng, wat deels komt omdat hij nu haast net zo doet als in mijn dromen, zo afwezig. In mijn nachtmerries is hij ook altijd zo afwezig. Hij lijkt mijn smeekbedes om de meisjes te helpen nooit te horen. Nouja, niet dat precies. Hij draait wel vaak zijn hoofd mijn kant op, om mij aan te kijken met zijn mooie bruine ogen. Hij zegt echter nooit wat en de blik in zijn ogen is altijd afwezig en leeg. Alsof hij er wel is, maar het niet echt meemaakt. Ik vraag me stiekem af of dat nu zal veranderen, of hij nu wel zal reageren of dat hij de mannen - of vrouwen - juist mee zou helpen met hun daden...
          Nu lijkt hij weer zo afwezig. Tenminste, ik hoop dat dat zo is en dat hij mij niet bewust aan zit te staren. Een korte rilling loopt over mijn ruggengraat.
          'Het spijt me,' zegt hij weer. Zal hij dat altijd zo vaak zeggen of zou het aan mij liggen? Lichtjes schud ik mijn hoofd, als teken dat het niet geeft, ook al weet ik eigenlijk niet zo goed waarom hij het zegt, al vermoed ik dat het gaat omdat hij mij zo aanstaarde
          'Het is alleen – Ik heb je eerder gezien.' Mijn ogen worden groot en ik laat mijn tekenblok uit mijn handen vallen. 'Wat?' vraag ik gedempte toon, maar toch met licht overstaande stem. Ik weet niet zo goed hoe ik dit op moet vatten. Zou ik soms in zijn dromen te zien zijn? Dat zou wel zijn gestaar op een logische manier verklaren, maar daar mag ik niet vanuit gaan... Wat als hij mij eerder heeft gezien, omdat hij mij stiekem stalkt? Of straks heeft iemand hem hier heen gestuurd in de opdracht mijn nachtmerries werkelijkheid te laten worden, en nu echt bij mij en niet bij anderen... Dan is zijn gedrag nu gewoon een act, dat hij slechts doet alsof hij zo onschuldig is.
          Onbewust heb ik enkele stappen naar achteren gezet. 'H-hoe bedoel je?' vraag ik zacht, moeite hebbende om nu mijn vrolijke facade nog op te houden.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

          Máel Gilbert.

          Toen ik binnen kwam lopen, zag ik nog net een andere vrouw zuchtend weglopen. Een jongen mompelt wat, maar richt zich vervolgens weer op zichzelf en zijn muziek. Zijn voeten liggen op het houten tafeltje voor hem en ik besluit de mensen verder te inspecteren. Er is nog een jongen en na mij komt er een meisje binnenlopen. Kort grinnik ik even, terwijl mijn blik naar haar gezicht dwaalt. Daarmee stop ik echter als ze naar iemand achter mij kijkt, een blik met angst, waardoor ik begin te fronzen en langzaamaan achter mij blik. Het was die jongeman waar ze naar keek, die zo opging in zijn muziek.
          Een glimlach siert mijn gezicht weer, want aandacht aan de angst besteden zou haar niet helpen, terwijl ik naar haar toe loop en recht voor haar ga staan - wat ervoor zorgt dat ik het zicht op de jongen blokkeer. Ondertussen ik me naar haar toe begaf, bekijk ik onopmerkbaar hoe ze eruit ziet; ze heeft een klein, tenger postuur, waardoor ik wat naar beneden moet kijken als ik voor haar sta. Verder heeft ze lang blond haar en blik ik met mijn donkere poelen in haar amandelvormige, blauwe ogen.
          'Hoi!' Er komt een kinderlijk enthousiasme de kop op zetten wanneer ik haar blij begroet. 'Jij bent dus net zoals mij een nieuwe,' grinnik ik, waarbij ik me afvraag of ze ook last heeft van dergelijke nachtmerries. 'Aangenaam; ik heet Máel Gilbert, maar jij mag me Tarzan noemen.' Hierna laat ik een kort lachje horen, waarbij ik ietwat schaapachtig mijn hand door mijn warrige haren haal en wat bij mijn achterhoofd krab. Wat kan ik zeggen? Ik vind de slag in haar haren wel mooi.
          Hierna draai ik me om en loop naar de bank toe, waar ik plaatsneem naast de jongeman waar haar angstige ogen eerst op gevestigd waren. Eigenlijk verwacht ik dat ze er nu wel bij komt, daar in elk geval niet bang voor is, maar mocht dat niet het geval zijn, zou dat niet het einde van de wereld betekenen. Wauw, wat had ik zin in een sigaret nu eigenlijk, sinds mijn vertrek had ik er maar ééntje en na die paar uur had ik er wel weer trek in. Ik murmel wat Italiaanse scheldwoorden zachtjes om dit feit en dump de tassen naast mij op de grond en bank. Er zou toch geen mens Italiaans kunnen hier, daar ging ik in elk geval op af, en anders was dat een aangename verrassing. Abrupt besluit ik op te springen en naar elke jongere in de ruimte te kijken. 'Wie gaat er mee roken?' Grijns ik groots, mijn wenkbrauwen ietwat afwachtend opgetrokken.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

          • Misha Ellis Kingsley

    'Wat?' Het is overduidelijk op te merken dat Mia enorm schrikt van mijn openbaring – haar stem schiet naar een gedempte toon, maar halverwege haar ene uitgesproken woord slaat haar stem hoorbaar over. Het moment dat ze enkele stappen naar achteren plaats is het moment dat als een mokerslag in mijn maag terecht komt – ik had haar daadwerkelijk laten schrikken ; op dit moment dacht ze vast dat ik een of andere enge vent was die van te voren een hele psychiatrische kliniek af zocht zodat hij wist wat hij kon gaan verwachten.
    'H – Hoe bedoel je?' Het deed me goed om te horen dat Mia het nog voor elkaar kreeg om enkele woorden over haar lippen te krijgen – ondanks het feit dat ze er op dit moment uit ziet alsof ze zo hard weg wilde gaan rennen als het maar kon. Langzaam maar zeker zie ik haar vrolijke masker afbrokkelen – wat een bevestiging voor me is dat haar hele "blije" en "vrolijke" voorkomen van daarnet niets anders was dan een toneelstukje om andere personen ervan te overtuigen dat er niets aan de hand was met haar. Ik had het ook kunnen weten – het was een toneelstukje dat ik regelmatig heb opgevoed voor mijn vrienden en voor mijn familie ; waardoor ik het uit duizenden kon herkennen.
          'Wie gaat er mee roken?' hoor ik dan plotseling – waardoor mijn gedachten haastig worden afgekapt en ik mijn blik verward van Mia's gezicht laat glijden en hem verplaatst naar een jongen met warrige haren, welke met een grote grijns naast de bank staat.
    De hele sfeer in de kamer is gespannen – er zijn meerdere personen die elkaar aan staan te staren zoals Mia en ik zojuist hadden gedaan, waardoor mijn wenkbrauwen langzaam omhoog zakken in een lichte frons. De gehele situatie over het feit dat ik Mia eerder had gezien was raar – maar wanneer dit het geval was bij meerdere personen zou je denken dat er toch echt iets aan de hand was, iets wat op geen enkele logische wijze verklaard leek te kunnen worden.
    'Ik rook niet – Het spijt me,' zeg ik dan langzaam met een lichte knik naar de jongen. Ik vond het bewonderingswaardig dat hij het voor elkaar kreeg om met een grote grijns in deze ruimte te staan, aangezien ik steeds meer het gevoel kreeg alsof ik gewoon terug naar huis wilde en er niets meer mee te maken hoefde te hebben. Echter, een klein gedeelte van mij wilde op dit moment juist hierblijven – ik wilde uitzoeken waarom het zo was dat ik Mia in mijn dromen zag, iedere avond maar weer ; op eentje na.
          Voorzichtig draai ik mijn hoofd weer wat opzij – waardoor ik Mia opnieuw in mijn gezichtsveld krijg en haar voor een kort moment ietwat bezorgd en bedroefd aankijk omdat ze zojuist enkele passen van me weg had gedaan ; alsof ze niets met me te maken wilde hebben.
    'Ik bedoel – dat ik je eerder heb gezien,' zeg ik dan langzaam – waarna ik mezelf in mijn gedachten vervloek omdat ik op dit moment enkel en alleen mijn eigen woorden aan het herhalen was. 'Nou – dat zei ik zojuist ook al, eigenlijk. Maar, ik bedoel niet dat ik je eerder in het écht heb gezien. Ik heb je ... Ik zie je ... 's Nachts,' fluister ik dan uiteindelijk – hopend dat ze mijn hakkelende woorden zou koppelen aan het feit dat ze 's nachts in mijn nachtmerries voor kwam en dat ik haar op die manier herkende.

    [ bericht aangepast op 6 feb 2014 - 11:20 ]


    •

    Camilla “Mia” Forester
    Ik houd mijn blik strak, maar ook angstig op de jongeman voor me gericht, wachtend op zijn verklaring, terwijl er al allerlei ideeën door mijn hoofd spoken. Hij blijft mij ook aan kijken en kijkt pas weg wanneer een onbekende jongensstem door de gemeenschappelijke ruimte klinkt. 'Wie gaat er mee roken?' Mijn blik glijdt ook naar de jongen. Het is ook een nieuweling, ik heb hem nog nooit eerder gezien. Er staat een brede grijns op zijn gezicht en hij heeft warrig, zwart haar. Hierna vallen ook de andere nieuwelingen mij op, en dan met name het blonde meisje, omdat ze nogal angstig naar de jongen die op de bank zit staart. Een onbehagelijk gevoel bekruipt me. Zou dit soms één grote test zijn van de inrichting?
          'Ik rook niet – Het spijt me,' zegt de jongen voor mij dan, waardoor ik opschrik van mijn gedachten en haastig mijn tekenblok van de grond raap. Ik had er net vandoor moeten gaan toen ik nog de kans had. Nu kan het niet meer, straks komt hij achter me aan... Nu is het al te laat, want hij draait zijn hoofd weer mijn kant op. Hij kijkt wat bezorgd en bedroefd, wat mij enkel verwarder maakt.
          'Ik bedoel – dat ik je eerder heb gezien,' herhaalt hij zichzelf. 'Nou – dat zei ik zojuist ook al, eigenlijk. Maar, ik bedoel niet dat ik je eerder in het écht heb gezien. Ik heb je ... Ik zie je ... 's Nachts,' fluistert hij. Mijn mond valt een stukje open, omdat ik gelijk het verband met de nachtmerries. Zou hij de waarheid spreken? Ik heb ze hier niet verteld dat ik elke nacht datzelfde jongeman in mijn dromen te zien is, dus hij zo het niet om die reden kunnen zeggen. Ik hoop tenminste dat het om die reden is. Ik vind het idee dat ik in zijn dromen zit niet prettig, maar de gedachte dat hij 's nachts naar mij zou kijken terwijl ik slaap, is nog vele malen onprettiger. 'Wacht hier,' zeg ik zacht, waarna ik me omdraai en er vandoor ga naar mijn kamer.
          Op mijn kamer haal ik mijn andere tekenblok te voorschijn. Er staan heel wat lugubere tekeningen in en ik moet dan ook even zoeken voordat ik een tekening gevonden heb waar de jongeman niet omgeven wordt door allerlei gruwelijke gebeurtenissen, al zijn er op deze nog steeds veel duistere schaduwen. Met een aarzeling scheur ik de tekening uit mijn blok, omdat ik er normaal gesproken niks uitscheur. Maar ik moet nu wel, want ik ga zeker niet uit mijn keel krijgen dat ik hem ook in mijn nachtmerrie's zie. Hopelijk zegt de tekening genoeg.
          Ik berg het blok weer op en begeef me dan terug naar de gemeenschappelijke ruimte, waar ik de jongeman de tekening geef wanneer ik zeker weet dat er geen medewerkers zitten te kijken.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Lesley Alice Rivers
    Te laat, te laat. Ik ben altijd te laat. Ik kijk nerveus om me heen, voordat ik op de bel druk. Dat zal mijn vertrek permanent maken. Mijn brein verzint onmiddellijk een doodle, waar duistere tentakels mij naar binnen sleuren wanneer de deuren opengaan. Ik slik moeizaam, en werp een blik achter me. De auto staat er nog, mijn ouders voorin. Rolf zit er ook. Ze staan niet op mij te wachten, ze werpen niet een laatste blik, ze staan niet stil om mij nog een bemoedigende blik te geven. Mijn moeder zoekt iets in haar tas en mijn vader trommelt ongeduldig op het stuur. Mijn moeder is iets kwijt en ze krijgt een geïrriteerde vader over zich heen. Hij beschuldigd haar ongetwijfeld van slordigheid, al laat hij ook alles achter zich rommelen. Raar genoeg is hij toch neurotisch. Alles op zijn bureau moet netjes liggen, anders wordt hij gek. Mijn moeder ruimt alle rotzooi achter hem op, vandaar dat hij zelf geen last heeft van de rommel.
    Rolf speelt een computerspelletje, op een soort Ps3-pocket version. Hij is nieuw en luxe -de computer - Maar mijn ouders hadden het wel voor hem over. Rolf is geen slecht kereltje, hij is gewoon snel geobsedeerd. Vooral door computerspelletjes. Ooit heb ik het woord 'autistisch' laten vallen, aangezien hij nooit vriendjes heeft en overal buiten valt. Ze waren woedend, mijn ouders. Ik wilde Rolf enkel het lot besparen dat mij is bijgebleven. Uitsluiting, eenzaamheid.
    Ik zucht nog eenmaal en druk op de bel. Achter me hoor ik de startende auto en ik weet dat de blauwe Toyota voorbij rijdt. Gevonden wat gevonden moest worden.
    Wakker. Het zweet staat me op mijn voorhoofd, mijn ooghoeken tranen. Ik haal mijn snotterende neus op. Ik blijf liggen, recht op mijn rug, niet in staat om het nachtlampje naast mijn bed aan te klikken. Ik heb er de kracht niet voor. Langzaam sluit ik zachtjes mijn ogen, probeer reëel naar mijn nachtmerrie te kijken. Ditmaal was Rolf een van de slachtoffers. Meerdere bekenden.

    "Les?"
    Het zal toch eens niet.
    Mijn ogen schieten open. Ik zie hoe er een schemerig lichtje ontstaat, doordat de deur op een kier wordt gezet. "Rolf het is niets. Gewoon een nare droom. Ga maar weer slapen." Ik draai me op mijn zij, het bed kraakt, de dekens ritselen. Hier neemt Rolf geen genoegen mee, dat weet ik. Schuifelend loopt hij de kamer in, stapje voor stapje. Met een ingehouden kreun ga ik overeind zitten. "Kom eens, Wolfje." Zijn bijnaam. Alleen ik noem hem zo, zelfs onze ouders gunnen hem die bijnaam niet. Ze vinden hem te kinderachtig. "Waarom heb jij dan altijd nare dromen?" Zegt Rolf snotterend, hij gaat op de rand van mijn bed zitten. In de lichtstraal zie ik zijn blote voetjes over de rand bungelen. Ze raken de grond nog lang niet, maar toch is hij gegroeid. Ik aai zijn blonde haar. Hij wordt zo snel groot. "Omdat-" Ik val even stil. Dit kan ik niet afwimpelen met een grapje, Rolf is daar te slim voor. Hoe moet ik verklaren aan mijn babybroertje dat ik iedere nacht droom dat hij en anderen vreselijke kwellingen ondergaan? "Sommige mensen hebben dat gewoon." Ik trek hem dichter tegen me aan, hij verbergt zijn besnotte gezicht in mijn pyjama. Ik hou hem in mijn armen. "Het klonk zo eng." Verklaart hij gesmoord. Ik sus zachtjes en streel hem over zijn bol, alvorens een deuntje te neuriën. Als ik zijn greep voel verzwakken, laat ik hem los. "Het is niets, oké, Wolfje van me? Voortaan zal ik dromen dat jij de slechteriken komt verslaan, oké?" Hij neemt er maar net genoegen mee, maar giechelt wel. Ik knijp hem in zijn neus. "Slaap zacht."
    Rolf is weg, ik lig in het donker. Rolf vraag ik niet om bij mij in bed te komen liggen. Ik zou in zijn oor gillen, hem uit het bed trappen en slaan. Hij zou de schok niet te boven komen. Rolf is gevoelig. Ik bijt in mijn kussensloop en hoop dat mijn gil nu stiller zal zijn.


    De minibus is uit het zicht verdwenen. Ik kijk omhoog naar het gebouw, en aanschouw de omvang. Het is een bijzondere vorm, ziet er oud uit. Ik krijg er de rillingen van. Ik kijk afzijdig weg, tot de deur open gaat. Nieuwsgierig kijk ik op.

    "Schat, we willen dat je hierheen gaat." Ze schuiven een foldertje over tafel naar me toe. Ik heb mijn skateboard nog onder mijn arm, mijn hoofd nog rood van het sporten. Ik neem de moeite niet om te gaan zitten, en pak de folder op. Het gaat over een kliniek- Nee erger; een psychiatrische instelling. "Dat hoeft echt niet, sterker nog, het gaat de laatste tijd zelfs beter." Stiekem het tegenovergestelde. Naarmate het jaar aan zijn einde loopt, worden de dromen steeds enger, steeds gruwelijker. Ik weet dat zelfs mijn ouders de laatste leugen niet geloven. Ik open het foldertje- zakelijk, geen verspilde tijd. Gelukkig maar. Het is onzin dat ze zouden proberen zoiets als dit op te leuken. "Het hoeft echt niet-" Probeer ik nog, maar mijn ouders zijn overtuigd. "We doen dit voor jou, lieverd." Het klinkt nauwelijks overtuigend. "En trouwens, het is beter voor ons allemaal. Zelfs Rolf krijgt nachtmerries van jouw gegil." Bam, daar gaat het om. Rolf. Rolf kan er niet meer tegen. Ik wilde dat mijn ouders ooit eerlijk waren. Ik heb vaker gezegd hoe ik dacht dat zij Rolf beter vonden dan mij, maar nooit, nooit, wilden ze er iets over horen. "We houden van jullie evenveel". Yeah right. "Ik heb geen keus, of wel soms?" Zeg ik, ingehouden. Ik wil weg, eruit. "Natuurlijk heb je een keus, lieverd, je hebt altijd een keus." Maar hun ogen zeggen anders. Ik moet weg.

    De deur slaat open, en ik zie mijn bed. Ik gooi mijn tas erop, en pak enkel mijn skateboard eruit. Dan houd ik het niet meer in. Ik plof op het bed neer, mijn hoofd tussen mijn handen. Een paar keer haal ik diep adem, kalmeer. Snel loop ik naar een kraantje in de hoek en gooi water in mijn gezicht. Toonbaar. Ik wrijf mijn gezicht droog met mijn t-shirt en loop verder. In een kamer hoor ik stemmen. Benieuwd spiek ik om de hoek, maar loop dan zacht naar binnen. Zouden dit net zulke gekken als ik zijn? "Hoi," zeg ik en ik steek mijn hand onwennig op.

    [ bericht aangepast op 2 feb 2014 - 20:34 ]


    Tijd voor koffie.

    Angela "Angel" Samantha Alae

    Met mijn ogen dicht had ik op mijn bed gelegen tot ik een klopje op de deur had gehoord. Ik had echter niet de moeite genomen om te antwoorden waardoor degene die klopte zonder toestemming binnen kwam.
    "Angel, de nieuwe patiënten komen. Kom je mee?" Had de vrouw vriendelijk gezegd al klonk er iets dwingends in door. Ongeïnteresseerd had ik haar aangekeken en legde mijn hoofd toen weer neer.
    "Misschien later." Was mijn antwoord en ik sloot mijn ogen weer. Een seconde later voelde ik een hand om mijn arm heen wat mijn ogen open deed schieten. Ze wist best dat ik er niet van hield als mensen mee aanraakten, al helemaal zusters.
    "Laat me los." Siste ik tussen mijn tanden door tegen de vrouw die me nog steeds vasthield. Zonder iets te zeggen trok ze me overeind en begon me mee te trekken. Met een ferme ruk aan mijn arm zorgde ik ervoor dat ik los kwam, iets wat bij nader inzien niet slim was omdat het pijn deed. Dit boeide me echter niet, en met tegenzin was ik meegelopen met de vrouw naar de kamer waar de nieuwelingen zouden komen. Daar aangekomen bereikten me de woorden:
    "Wie gaat er mee roken?"
    Ik keek niet naar de jongen maar zei wel:
    "Ik ga wel mee. Heb ik onderhand wel nodig met die moordwijven hier." Een strenge blik werd me toegeworpen door de vrouw die me hier gebracht had. Hier besteedde ik echter geen aandacht aan, had ze me maar niet aan moeten raken.
    Even keek ik de kamer rond met ongeïnteresseerde ogen. Waarschijnlijk moest de helft van de nieuwelingen nog komen, dus kon ik net zo goed met de jongen mee gaan roken.
    Naar de jongen die het had gezegd had ik echter nog niet gekeken, maar toen ik uitgekeken was keek ik toen toch naar hem. Even ging er een schok door me heen bij het zien van het gezicht, dit probeerde ik niet te laten merken. Al was het woord verbazing te klein om te laten weten wat ik voelde.


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

          • Misha Ellis Kingsley

    'Wacht hier.' Alhoewel ik mijn mond open om de woorden over mijn lippen te laten komen – haar te smeken niet weg te gaan omdat ik wil weten wat dit te betekenen heeft – moet ik roerloos toekijken hoe Mia zichzelf omdraait en vervolgens uit de gemeenschappelijke kamer verdwijnt. Mijn gedachten draaien op dit moment overuren en gefrustreerd haal ik een hand door mijn haren om mezelf weer bij de les te roepen – ik had hoogstwaarschijnlijk last van een nachtmerrie die gedurende de dag in kwam zetten, misschien een nieuw stadium in hetgeen waar ik al mijn gehele leven last van heb gehad? Nachtmerries welke ook gedurende je bewustzijn je leven op zijn kop kunnen zetten?
    Wanneer ik mijn blik door de gemeenschappelijke ruimte laat glijden weet ik echter dat dit een nieuw stadium is – noch een nachtmerrie welke me in mijn bewustzijn heeft overvallen. Binnen deze psychiatrische instelling was iets aan de hand waar ik mijn vinger nog niet bepaald op kon leggen – het leek alsof meerdere personen de gewaarwording hebben gekregen welke ik zojuist had ; het aanzicht van een persoon welke altijd in mijn nachtmerries verschijnt, wat zowel verwarrend als angstaanjagend is.
          Wanneer ik het – nu al vertrouwde – gelaat van Mia terug in de gemeenschappelijke ruimte zie komen, laat ik een ingehouden hap adem over mijn lippen naar buiten rollen. Het was een tick van me geworden om op de gekste momenten mijn adem in te houden – waar ik inmiddels een vrij hoog record op had door mijn verleden in zwembaden.
    Wanneer ik Mia dichterbij mij zie komen frons ik mijn wenkbrauwen licht – zojuist had ze nog geprobeerd om zo ver mogelijk bij me vandaag te blijven, waardoor ik niet snap waar ik dit aan heb verdiend. Echter, wanneer ze snel en haast onzichtbaar een vel papier naar me uitsteekt neem ik het aan en stapt ze weer wat van me weg ; alsof niemand ander smocht zien wat er zojuist had plaats gevonden en het papier wat ik zojuist had gekregen voor onschatbare waarde voor haar is geworden.
          'Wat is –' begin ik dan hakkelend, terwijl ik mijn blik kort op het vel papier richt en opnieuw mijn ademhaling naar binnen zuig. Langzaam voel ik de kleur uit mijn gezicht weg trekken, waardoor ik snel het papier dubbel vouw en het in mijn broekzak laat verdwijnen wanneer ik kort een van de medewerkers van de instelling uit mijn ooghoeken zie lopen.
    Mijn gedachten zijn slechts gefocust op een element: dit kon niet waar zijn. Het was onmogelijk dat het meisje dat ik iedere nacht zag in mijn nachtmerries, hetzelfde had – alleen dan omgedraaid ; dat zij mij iedere nacht zag. Het bewijs in mijn broekzak sprak echter boekdelen: ze had me gezien in haar dromen en ze had me getekend. Nieuwsgierig vroeg ik me voor een kort moment af wat ze zou dromen, aangezien mijn portret omgeven was door donkere schaduwen die niets vrij lieten over de aard van haar nachtmerries.
    'Je probeert te zeggen dat jij – dat jij mij ook ziet, 's nachts?' fluister ik dan zachtjes om de aandacht van de andere personen niet te trekken.


    •

    Riveh 'Riv' Callum Kavanagh - Kleding
    Mijn ogen gleden naar mijn voeten die nog steeds op het houten tafeltje lagen terwijl mijn gedachten weer gleden naar de nachtmerrie van de vorige nacht. Bij de gedachten eraan, rilde ik oncontroleerbaar. Tot mijn grote opluchting was het niet de nacht voor het einde van de maand waardoor de nachtmerrie dus niet uit was gekomen. Het was een hel geweest, zowel voor mijzelf als de personen die deze keer gedoemd waren om in mijn droom het slachtoffer te spelen.

    “Zander en Cait! Blijf aan tafel zitten of je gaat nog morsen en jullie weten wat jullie vader daarvan vindt!” Een moederlijke stem klonk vanuit de keuken toen ze haar hoofd om de hoek sloeg en zo haar beide kinderen aankeek. De vader zat aan het hoofd van de tafel, druk bezig zijn krant te lezen. Het was een man met een opvliegend temperament en bezat absoluut geen greintje geduldigheid. Hij keek niet eens op van zijn krant toen het duo weer begon te kibbelen om wie het laatste stukje cake nu eigenlijk mocht. Cait zat op haar knieën op de stoel waarna ze over haar bord leunde en het laatste stukje cake behendig van de schaal viste. Haar broer leek er echter niet eens mee te zijn waardoor hij al snel weer de cake van haar bord jatte en een grote hap eruit nam. Het duo leek twaalf jaar oud te zijn, een tweeling. Ik had ze wel eens gezien toen ik Skylynn van school ging ophalen.
    “Zan, doe niet zo gulzig!” rolde er verontwaardigd over Cait’s lippen waarna ze nog meer over de tafel leunde gezien haar broer over haar zat. Hun vader zuchtte geërgerd waarna hij de krant neerlegde en met opgetrokken wenkbrauwen zijn beide kinderen aankeek. “Ik doe niet gulzig. Jij hebt gewoon die hele cake in je ééntje op geboeft.” mompelde Zander met een volle mond waarna hij het goedje doorslikte. Het meisje keek haar broer nu kwaad aan waarna ze zo hard naar voren leunde om haar broer een pets tegen zijn hoofd te verkopen, wat ook lukte.
    “Mama! Papa! Zag je net wat ze deed?!” riep het jongetje nu op zijn beurt waarna hij zijn servet richting het hoofd van zijn zusje mikte maar in plaats daarvan het glas met limonade omstootte waardoor deze de hele krant zeiknat maakte. De tweeling sloeg tegelijkertijd hun handen voor hun mond waarna ze elkaar angstig aankeken. Ze wisten wat dit betekende. Hij was een onverdraagzame man die voor het minste opeens kon flippen. Hun vader keek hen beide voor enkele minuten aan tot hij opeens onverwacht in beweging kwam en hen beide bij hun kleren vast nam en hen van de tafel sleurde. “Hoeveel keer moet ik jullie nog zeggen dat jullie me niet moeten storen?” siste hij waarna hij zijn zoon een klap tegen het achterhoofd verkocht en zijn dochter met een behendige zwaai op de grond gooide. Beide kinderen excuseerden zich meteen maar de vader leek er geen genoegen mee te nemen want al snel sleurde hij hen bij de haren de trap op richting een kast. De kinderen leken verschrikt van angst te zijn en brachten dan ook geen kik uit, wetende dat als ze het zouden doen de man die ze hun vader noemde alleen nog maar gewelddadiger uit de hoek zou komen. Hij liet zijn zoon los om de kastdeur te openen waardoor deze de kans zag en weer naar de deur sprintte. De man greep hem echter bij zijn nekvel terwijl hij zijn zusje in de kast gooide en zijn zoon nog een flinke klap tegen zijn gezicht gaf om hem vervolgens bij zijn zusje te gooien.
    De deur ging met een luide klap dicht waardoor de ruimte volledig donker was. Echt veel plaats was er niet, hoogstens voor vier mensen die dan nogal heel dicht bij elkaar moesten zitten. De angstige schreeuwen van de kinderen gingen door merg en been. Gebonk, gestamp, gekras, alles was te horen terwijl ik vanuit een hoekje in de kast meekeek. De benauwdheid overkwam me en het zweet parelde van mijn voorhoofd af. Mijn hele lichaam begon te trillen waarna ik me in het hoekje liet zakken en mijn handen op mijn oren drukte, proberend om alle geluiden te bannen. Ik voelde hoe mijn eten van de avond ervoor naar boven kwam en mijn ademhaling steeds sneller werd. Het meisje die altijd aanwezig was in mijn nachtmerries keek toe op het hele schouwspel. Ze keek toe hoe ik samen met de kinderen een paniekaanval onderging.


    De plotselinge beweging naast me op de bank zorgde ervoor dat ik weer naar de realiteit werd getrokken en ik de persoon naast me verbaasd en vragend aankeek. Ik knipperde enkele keren met mijn ogen om daarna te beseffen dat ik nog steeds op de bank zat in dat oh zo leuke psychiatrische instellingtje, omring door allerlei gekken. Lekker gezellig toch? Je dagen verspillen met enkele nutjobs.
    Ik keek de jongen voor enkele seconden fronsend aan waarna ik mijn gsm tevoorschijn toverde en de muziek stop zette. Net op dat moment hoorde ik hoe hij enkele Italiaanse scheldwoorden zachtjes murmelden waarna hij door de kamer riep of er iemand mee wilde roken. Blijkbaar dacht de jongen dat geen kat hier Italiaans verstond. Geweldig.. nou ik zou het hem nog wel eens duidelijk maken maar op een ander moment. Eventjes met zijn voeten spelen. Hij was ondertussen opgesprongen waarna hij zijn blik liet glijden over de personen die nu ook in de kamer stonden.
    Ik volgde zijn voorbeeld en voelde hoe de benauwdheid me onmiddellijk weer bekroop. We stonden nu met veel te veel mensen in deze kleine ruimte. Zes mensen op precies te zijn als je me erbij rekent. Ik stond snel op met de gedachte dat ik de kamer zo snel mogelijk zou verlaten waarna ik opkeek en mijn blik kruiste met het meisje dat nog steeds in de deuropening stond. Haar blik stond angstig maar tegelijkertijd ook ergens verbaasd. Mijn hart kreeg bijna een hartstilstand toen haar gezicht me bekend voorkwam. Het meisje uit mijn dromen. Of.. ze leek er op.. Hoe..? Hé? Ik bleef als het ware versteend het meisje aankijken. Waren mijn nachtmerries nu ook overdag? Ik begon te frullen aan mijn neusringetje.
    “Ik rook niet. Het spijt me.” Een stem haalde me weer terug waardoor ik mijn blik van het meisje afscheurde en verward mijn hoofd schudde. “Ik ga wel mee.” Huppa.. persoon zeven meldt zich aan. Ik moest me hier uit de voeten maken. “Ik ga wel mee. Heb ik onderhand wel nodig met die moordwijven hier.” Het meisje had de woorden nog maar net uitgesproken toen een ander meisje de kamer inliep en iedereen gedag zei. Persoon acht. Tuurlijk. Waarom niet?
    Ik schoot mijn blik nog eens naar het blondharige meisje dat me veel te bekend voorkwam vooraleer ik langs alle mensen glipten en de kamer uitstormde met de woorden dat ik wel mee ging roken. Eindelijk.. lucht.. rust.. Ik draaide me om toen nog een andere persoon de kamer kwam uitlopen, de jongen die blijkbaar Dawid heette en die ik daarnet zojuist had gered.

    [Ik laat Riv Italiaans praten op het perfecte moment en dan is Máel helemaal van: what the fuck dude?! ;p]

    [ bericht aangepast op 3 feb 2014 - 20:57 ]


    Rise and rise again until lambs become lions