• Are you afraid of the dark?




    Er zijn jaren voorbijgegaan voor een groep wetenschappers eindelijk besluiten dat het tijd is om terug te keren naar een andere dimensie. Een duivelse, welteverstaan. Eentje waar ze een tijd terug per ongeluk terecht waren gekomen met een kapotte tijdmachine, en waar ze mensen hadden verloren.
          Het is aan de desbetreffende groep de taak om de dimensie, die ze de naam "Inferno" gegeven hebben, uit te pluizen. Maar deze opdracht zal dood en verderf met zich meebrengen, iets dat ze binnen de kortste keren te weten zullen komen. Zal het hun lukken om de dimensie te bestuderen en veilig terug te keren or will they die trying?



    Rollen †
    Wetenschappers:
    — Undine • Male | Xavier “Zav” Gray – 1,5
    — Tigerlily • Male | Ian Adams – 1,3
    — Assassin • Female | Gabriella Grace Valenti – 1,7

    Proefdieren (Max. 5):
    — Nereid • Female | Willow Nastya Reyes – 1,2
    — Kiriel • Male | Rogier Brooks – 1,5
    — Mashtonx • Male | Nathan Joseph Cole – 1,6

    Wezens (Stop!):
    — Assassin • Male | James – 1,2
    — Amaris • Female | Nyéhliah Aciaz Ryue – 1,2
    — Takamasa • Onzijdig | Nameless – 1,4
    — Tigerlily • Female | Dremira Shadowend “De Necromancer” – 1,2
    — Sobremesa • Female | Serena Samea "Shadow" – 1,7


    Begin: Het is ochtend, bijna elf uur en de dag beloofd vooral veel buien en hetzelfde geldt in de Inferno. Alleen is daar vooral veel mist te bemerken.
    De wetenschappers komen bij elkaar om de "proefdieren" op te vangen en ze uit te leggen wat ze bij zich hebben, wanneer ze gaan, etc. In de Inferno gaan de wezens vooral hun eigen gang.

    PRAAT TOPIC • ROLLEN TOPIC


    Regels †
    • Er mogen gewone mensen meedoen, die d.m.v. een advertentie te weten zijn gekomen over het experiment. Daarbij hebben ze geen idee over hoe de wereld er nu daadwerkelijk uitzien en / of dat ze een soort proefdieren zijn voor de wetenschappers.
    • Leeftijd moet ouder dan 23 zijn, zeker wanneer je een wetenschapper aan wilt maken.
    • Schelden en 16+ mag, maar ruzie in OOC wil ik in het topic niet hebben. Ga geen ruzie uitlokken met andere spelers, respecteer elkaar en sluit eenieder niet buiten.
    • Er is een minimum van 300 woorden. Ik wil geen one-liners als zowel personen die na enkele posts er direct mee stoppen. Denk hierdoor dus goed na voor je überhaupt mee wilt doen.
    • Schrijf en bestuur alleen je eigen personages, niet dat van een ander! Tenzij je hier vanzelfsprekend toestemming voor hebt gekregen.
    • Geen Gary-Stu’s en Mary Sue’s.
    • OOC graag tussen haakjes: () [] {}.
    • Username veranderingen doorgeven in het praattopic. Daarbij maak ik alleen nieuwe topics aan.
    • Reserveringen blijven 48 uur staan.

    [ bericht aangepast op 9 april 2015 - 22:40 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    MT *O*


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Merlyn schreef:
    MT *O*


    "Satan's friendship reaches to the prison door."

    {Mon Topics}


    “A queen will always turn pain into power.”

    Mijn topics ^^


    Stenenlikker

    [Mon Topieks]


    "I'm fine with internet communication, it's just the real life I have problems with!" ~ Dan Howell

    Merlyn schreef:
    MT *O*


    Your make-up is terrible

    • Mi topica.


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    WILLOW NASTYA REYES



          Wanneer ik om bijna klokslag elf uur voor het gebouw sta, vraag ik me opnieuw af waarom ik godsnaam zo'n idioot ben dat ik mezelf weer heb opgegeven voor het experiment, al denkt geen haar op mijn hoofd er aan om alsnog om te keren en weg te gaan. Het is ditmaal niet om het geld, dat zit wel goed, maar ik moet en zal die foto terug vinden. Ik kan mezelf wel vervloeken dat ik die de vorige keer ben kwijtgeraakt, dat ik er toen zo slordig mee omgegaan ben, want bijna het liefst zou ik niet meer terug gaan, nooit meer terug gaan, niet na wat er de vorige keer gebeurd is, maar ik heb nog liever die foto terug. Ik heb het er over. Daarnaast ben ik veranderd. Ik ga me niet meer om de tuin laten leiden. Dit keer niet.
          'Wibow!' hoor ik dan een kinderlijk stemmetje roepen, gevoeld door twee kleine armpjes rondom mijn benen. Glimlachend kijk ik naar beneden en til ik het kindje van mijn broer, Mia, op. 'Je hoeft niet te gaan, Willow, je broer zou je niks kwalijk nemen. Hij weet dat het er de vorige keer niet prettig was,' zegt Iris, mijn broer zijn vriendin dan. Mijn broer is de enige die weet wat er vorige keer precies gebeurd is, maar Iris weet wel het niet prettig wat, wat waarschijnlijk de oorzaak is van de bezorgde blik in haar ogen. Langzaam schud ik mijn hoofd. 'Het komt wel goed. Daarnaast maakt het niet uit als hij mij niets kwalijk zou nemen, dan zou ik alsnog die foto terug willen vinden,' meld ik haar.
          Het wordt inmiddels tijd om naar binnen te gaan, dus geef ik Mia terug aan Iris. 'Probeer je een bericht door te geven wanneer er iets aan de situatie verandert, zowel goed als slecht?' vraag ik haar voor de zoveelste keer. 'Ik zal mijn best doen,' luidt het antwoord. Ik geef haar een zwakke, niet geheel gemeende glimlach. Ik moet er niet aan denken dat mijn broer's situatie verslechterd terwijl ik weg ben. Ik zal het mezelf nooit vergeven als - nee, niet aan denken. Het komt wel goed. Het móét goed komen.
          Met mijn kleinere, leren schouder tas rondom mijn schouder, en een grotere tas in mijn hand, loop ik naar binnen. Ik vond het lastig om in te schatten wat mee te nemen qua bagage, gezien het onbekend is hoelang we in de dimensie zullen verblijven. Hierom heb ik maar van alles wat meegenomen, en heb ik meer spullen bij me dan vorige keer.
          Eenmaal in de "aankomsthal", weet ik niet goed waar ik heen moet. Het is haast net zo'n chaos als vorige keer, met wetenschappers die door de gehele ruimte lopen en hier en daar een "normaal" persoon. Ik zucht even en laat mijn blikken vallen op een donkerharige man, die aan de zijkant van de hal op een stoel zit en diep in gedachten lijkt. Wanneer ik op hem opstap, merk ik dat hij een button op zijn shirt gespeld heeft, net als de andere wetenschappers, waardoor hij er ook wel één zou moeten zijn. Op een één of andere rare manier komt hij mij vaag bekent voor, maar ik zal vast wel weer spoken zien.
          'Ik ben hier voor het experiment, moet ik me nog ergens melden of iets dergelijks?' vraag ik hem.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered


    James


    De laatste dagen is het stil, er is niks te doen en ik verveel ik me rot hier. De dimensie is dodelijk saai aan het worden. Ik heb al in geen tijden contact gehad met een van de andere wezens en dat wil ik eigenlijk ook meestal niet. Maar nu denk ik eraan om de confrontatie op te zoeken voor een beetje lol. Niet om gezellig bij te kletsen, maar om iemand uit te dagen, de stuipen op het lijf te jagen, zoiets. Er is hier toch niemand met wie ik mijn kracht kan meten.
          Op het moment ben ik aan het ijsberen in de grot. Mijn grot, aan de rand van het bos, veilig de hoogte in. Weinig anderen kunnen hier zomaar komen zodat dat ik ze hoor aankomen. Niemand kan zo hoog springen als ik kan en klimmen is een stuk gevaarlijker. Het is altijd schemerig in mijn grot, 's nachts zelfs pikkedonker. Ik loop naar een plank toe, hier liggen spullen die ik bewaard heb. Mijn vingers glijden over het koude zilver van de medaillon die ik van Elena heb, waarna ik het fotopapier ernaast aanraak. De foto is ietwat gekreukeld, maar je kan nog zien wie erop staan.
          De foto wekt eigenlijk altijd mijn woede op, waardoor ik besluit mijn grot te verlaten. Misschien moet ik maar eens gaan jagen, of ruzie zoeken met iemand. Ik neem een aanloopje, ren de grot door en spring zo van het plateau ervoor af, waardoor ik enkele meters verderop op de grond land. Ik zak een stukje door mijn knieën om de klap op te vangen. Dan zet ik het op een rennen. Rennen voelt altijd goed, alsof ik vogelvrij ben. Zo ren ik tussen de bomen door, weg bij mijn grot en mijn territorium, die van een ander in.
          Als ik iets hoor, spring ik in een boom. In het midden land ik op een tak en hou ik de stam vast, terwijl mijn ogen de grond onder me afzoeken. Daar zie ik het kleine wezentje, harig en op vier poten. Zodra het onder mijn boom is laat ik me vallen en grijp ik het vast. Het begint angstige piepgeluiden te maken en ik open mijn mond. Mijn hele gezicht vervormd op dat moment, mijn mond word groter en er komen rijen scherpe tanden tevoorschijn. Zo kan ik het wezentje helemaal in mijn mond schuiven en het met vacht en botten opvreten.
          Dat was niet echt uitdagend, net alsof het zo in mijn handen gegeven werd. Met een zucht draai ik me om en leun ik tegen de boom aan. Het is mistig en de lucht voelt onrustig hier, een andere atmosfeer dan normaal, want mistig is het toch bijna altijd. Het geeft me een zenuwachtig en onrustig gevoel. Ik vraag me af waar de rest is.




    Gabriella Grace Valenti


    Geïrriteerd sta ik voor mijn spiegel. Ik draag ik iets anders dan ik normaal altijd draag. Mijn jurkjes, rokken en hakken heb ik omgeruild voor een strakke, zwarte broek en zwart hemdje waarover ik een doorzichtig, lichtroze vestje draag. Aan mijn voeten zitten platte laarsjes. In mijn koffer zitten nog veel meer soortgelijke kleding, maar het voelt niet goed. Het zijn dingen die ik normaal niet draag, hoewel er toch evenveel haarlak als normaal in mijn haar zit en mijn gezicht echt niet minder make-up vertoont. Ja, ik ben erg ijdel. Helaas vereist dit reisje toch wel heel wat andere kleding dan die ik normaal draag.
          Ik controleer alles in mijn appartement nog eens, alle stekkers zijn eruit, er staat niks meer aan. Ik weet niet hoelang ik weg zal blijven en ik weet ook van het gevaar af in de dimensie, Inferno, waar we naartoe gaan. Met mijn ingepakte, zwarte trolley achter me aan sluit ik de deur af en loop ik naar de lift. Op mijn werk moet ik nog van alles inpakken, dit zijn alleen dingen die mee moeten voor mezelf. Onderweg zit het weer ook niet mee. Boven mijn hoofd pakken dreigende wolken zich samen en regent het af en toe. Is dit wel de juiste dag om te vertrekken?
          Toch ben ik erg enthousiast over dit uitstapje, het zal heel iets anders worden dan ik ooit in mijn leven gedaan heb en nog zal doen. Mijn auto parkeer ik op een speciale plek die gereserveerd is, waarna ik met mijn koffertje het gebouw inloop. Met de badge die ik om mijn nek heb gehangen, krijg ik overal toegang. Mijn koffer zet ik weg en zenuwachtig zeg ik iedereen gedacht.
          "Dokter Gray," knik ik de man toe die met ons meegaat en ons eigenlijk zou moeten leiden als ik langs hem loop.
          Ik weet nooit zeker of ik nou dokter of meneer tegen hem moet zeggen, dus noem ik hem maar dokter uit respect. Het enige dat ik weet, is dat hij eerder geweest is en een wetenschapper is, of was. Daarna loop ik snel door om de apparatuur die meegaat een laatste keer te keuren en goed in te pakken. Dan moet het nog naar de juiste plek gebracht worden. Eigenlijk is er gewoon een mini-lab ingepakt. Er moet zoveel mee, dat ik om me heen kijk om te zien of ik Ian Adams zie, de andere wetenschapper die met ons meegaat. Hij is de techneut van ons twee en moet ervoor zorgen dat de technische aspecten in orde zijn. Voor mij is het een hele opluchting dat hij ook meegaat, want ik kan er zelf voor geen meter mee overweg. Dan zou alles zo in het honderd lopen.
          Pas tegen elf uur ben ik zo goed als klaar en kan ik eindelijk een kop koffie en pauze nemen. Nu neem ik even de tijd om te kijken of er al proefpersonen gearriveerd zijn. Ik weet niet waarom die eigenlijk mee moeten, want nu hebben wij de verantwoordelijkheid. Ik hoop vooral dat het geen ramp wordt, want ik ben absoluut niet goed in de verantwoordelijkheid voor anderen nemen. Ik zou niet durven te zeggen wat ze moeten doen, of niet doen.


    Your make-up is terrible



    Nyéhliah Aciaz Ryue


    Een zucht verliet de koele lippen van Nyéhliah, de adem die ze uitblaasde veranderde ze zich in een klein dampwolkje. Ze kneep haar ogen eventjes samen, sinds dagen was het al zo mistig -- nergens andere wezens te bekennen. Dagen was er geen enkele vorm van leven te vinden hier, het was mistig en de bewoners leken als van de aardboden verdwenen.
    Rustig veranderde Nyéhliah haar positie en pakte de tak, waarop ze zat -- stevig vast. Langzaam liet ze haar benen wat zakken, totdat haar hele lichaam hing en haar handen de grip voor haar gewicht hadden aan de tak van de boom. Het was een oude, knorrige boom die moeilijk nog wat hield -- waardoor Nyhla met een plofje op de grond terecht kwam.
    Rustig streek ze haar tunica glad, voor ze een weg zocht door de mist. Het enige wat je zag was een grijs/wittige kleur, maar je hoorde alles. De bladeren en takjes, die onder haar voeten schraapten en het leek alsof ze stemmen hoorde door het woud -- al zou het waarschijnlijk een verschijn van verwarring zijn, als je dagen geen enkel teken van leven ziet -- begint het aardig te knarsen in je hoofd met illusies.
    Terwijl haar vingertoppen af en toe lichtjes de planten aanraakten, die vanuit de mist opdoken -- probeerde Nyhla het beeld van het woud zonder mist voor zich te zien.
    Haar lippen waren droog en haar hoge stem klonk schor zodra ze enkel een fluistering uitsprak, water -- ze had water nodig. De gedachte was enkel in haar voorbij geschoten, al voelde ze iets drapperigs onder haar voeten. Haar blik gleed enkel gauw over de grond en er werd modder en planten in haar netvlies geprent. Die planten waren te vinden bij het water, haar gedachte was dus net op tijd geweest.
    Nog rustiger als net liep ze langzaam door de modder, op hoop ergens water te vinden.


    "Satan's friendship reaches to the prison door."


    Dremira Shadowend

    Langzaam strijk ik met mijn handen langs de ruwe schors van een willekeurige boom. Vaag zie ik de vormen van een ziel die erin gevangen zit. Ja, ook planten hebben een ziel, maar eentje die zeer minder fel is. Je zou kunnen zeggen dat hij op sluimerstand staat, genoeg om te overleven, maar niet genoeg om de controle over te nemen. Gelukkig maar. Stel je voor dat je op een dag wakker zou worden in een boom, beseffend dat je je niet kan bewegen en gevangen zit, terwijl je er niets aan kan doen, behalve honderden jaren afwachten tot de boom afsterft en je hopelijk in een ander wezen wordt gereïncarneerd. Dat lot zou bepaald niet voor mij weggelegd zijn. Ik haat het om opgesloten te zitten in ruimtes die ik niet ken. Zo zijn de enige muren die ik om me heen duld die van de graftombe die ik tot mijn huis heb omgedoopt. De graftombe is gebouwd, maar nooit in gebruik genomen, dat is waarom ik er mijn intrek in heb genomen. Natuurlijk zou ik nooit zomaar de rust van een dode schenden. Ik heb meer respect voor de doden dan voor de levenden.
    De begraafplaats is nu eenmaal een plaats, waar ik dicht bij de overledenen kan zijn. Bovendien is dat de beste plaats om mezelf te verdedigen. Als necromancer kan ik doden oproepen, maar het kost me half zoveel moeite als ik vlak bij hun lichaam sta dan wanneer ik het van ver moet oproepen.
    Met een glimlach kijk ik naar de vrolijke, overactieve ziel die er al enkele dagen voor koos om bij mij te blijven. Haar ziel manifesteert zich als een klein meisje, met lange haren en een zwaaierig jurkje aan. Ze huppelt op me af en neemt mijn hand vast. Bij een levende zou ik zoiets nooit toestaan. Ik zou me enorm ergeren aan hyperactiviteit, maar zielen hebben nu eenmaal een speciaal plekje in mijn hart. Vertederd kijk ik het kleine meisje aan, die me begint mee te trekken verder het bos in. Ik vertrouw op haar dat ze me langs de bomen zal leiden. Ook al zie ik de bomen hun zielen wel een beetje, toch is dat niet genoeg om ze te kunnen ontwijken. Ik zie bijvoorbeeld de takken niet. De ziel zit heel erg geconcentreerd in het midden van de boom en is zo vaag dat ik het al snel over het hoofd zie wanneer ik me even niet goed genoeg concentreer. Voornamelijk daarom laat ik me liever door zielen leiden, bovendien zijn zij enorm betrouwbaar. Zonder te weten waar ze me eigenlijk heen brengt, maar genietend van de rustige wandeling, blijf ik het kleine zieltje volgen.


    “To live will be an awfully big adventure.”

    “No matter your social status or
    how powerful you feel you are, we are all equal.
    We came here by birth and will leave in death."
    Xavier "Zav" Gray - Wetenschapper

    Erg enthousiast ben ik niet als ik 's ochtends vroeg wakker gebeld wordt, er zijn meerdere vloekwoorden die de ruimte te horen krijgt. Ik rol me om in bed, waarbij een groot deel van het muntgrijze laken van me afglijd en eveneens een ander persoon zichtbaar wordt. Ditmaal is het een jongedame met prachtige felle, rode haarlokken en volle roze lippen, die ik meerdere malen vannacht beschadigd heb. Er komt niet enkel een zachte kreun bij haar vandaan, tevens bij mij, simpelweg door de vroege ochtend. Het is een erg fijne droom die nu gestoord moet worden en dat neem ik de persoon in kwestie erg kwalijk. In eerste instantie wil ik mezelf omdraaien en mijn arm rondom haar middel leggen, maar zij - net zoals het geluid - laat het niet toe.
    Het schelle gekrijs van de telefoon stoort ons nog altijd, waardoor ik uiteindelijk met een luide grom mijn arm uitstrek en het apparaat in mijn hand neem. Met een hardhandige beweging ruk ik het mijn kant op en druk op de rode knop, wat resulteert in een rustgevende stilte die ik elke ochtend wel wil hebben. Desalniettemin duurde het niet voor lang, want enkele seconden later wordt er opnieuw gebeld. In een oogopslag zie ik wie er om dit tijdstip, rond een uur of acht, durft te bellen. Mijn gelaatsuitdrukking word grimmig wanneer ik de desbetreffende naam van de persoon zie. Wetende dat het instituut, waar ik al plusminus een jaar niet meer werk, me op allerlei mogelijke manier zal proberen tot contact te nemen, besluit ik de volgende beslissing te nemen. Opnemen. Er klinkt een diepe, redelijk geagiteerde, zucht wanneer ik de telefoon tegen mijn oor druk.
          'Wat?' grauw ik, redelijk kort door de bocht. Aan de andere kant is er een opgeluchte, maar enigszins nerveuze lach te horen. Het werkt me enkel op mijn zenuwen en dat is niet in hun voordeel.
          'Goedemorgen, Xavier,' begroet hij me, een man met wie ik in het verleden vaak heb samengewerkt. Hij is als een soort mentor voor me geweest, de man is dan ook al wat ouder, maar momenteel erger ik me speciaal. Voor hij nog iets kan vermelden, pers ik er tussendoor dat het "Zav" is, geen Xavier. Niet meer. 'Zoals je wellicht weet, zal er vandaag een reis gemaakt worden naar de desbetreffende dimensie waar jij een aantal jaren geleden bent geweest,' vervolgt hij, en ik had al een donkerbruin vermoeden waar hij naartoe wilde gaan. Net zoals de afgelopen paar malen proberen hij en meerdere wetenschappers mij te overtuigen mee te gaan, gezien ik de enige ben die weet wat je kunt verwachten. Ik had echter absoluut geen zin ofwel energie hiervoor en heb duidelijk gemaakt dat het een nee is, maar dat laten ze niet toe. 'Laten we hierover praten op het kantoor.' Met deze woorden lijkt alles wel gezegd te zijn, ondanks dat ik wat anders duidelijk heb gemaakt.
          'Nee,' grom ik hardleers. 'Goedendag.' Onbewust heeft mijn hand zich strakker om de telefoon gegrepen, waarna ik vervolgens het toestel al weer weg wilde leggen. Dit liet hij echter niet toe, want met de woorden "Ik verwacht je om tien uur, wees op tijd" bewijst hij opnieuw dat ik ditmaal geen andere keuze heb. Nee, natuurlijk heb ik altijd een keuze, alleen ik begrijp ook wat ze zouden doen als ik niet kwam: mij persoonlijk ophalen.

    Vandaar dat ik uiteindelijk met een lang uitgestrekt gezicht in de aankomsthal kwam te belanden. Ik had zojuist een lang, vermoeiend gesprek gehad, waarbij het er eigenlijk op neer kwam dat ze alles al ingepakt hebben voor me en ze me mijn regels oplegden. Mijn comeback was: "Ik werk niet meer voor jullie", mijn favoriet maar momenteel niet heel sterk. Helaas. Als slag op de vuurpijl kreeg ik een button van ze opgespeld, nogal scheef, maar ik deed niet de moeite het goed te plaatsen. Vanochtend had ik mezelf maar snel gedoucht en aangekleden, om vervolgens (voor de zekerheid) de zaken thuis te regelen. Hierbij hoort natuurlijk eveneens de knappe jongedame gedag zeggen, die eerst in mijn bed lag te soezen. Ze heet Daria en ze heeft het genoegen gehad al meerdere dagen aan mijn zijde te blijven. Mijn hersenspinsels halen van alles boven: thuis, de dimensie, de wetenschappers die meegaan, de proefkonijnen en vervolgens de spullen die ze dit keer meebrengen. Momenteel overweeg ik enorm om simpelweg ervandoor te gaan en me voor de komende paar dagen als zowel nachten op te sluiten thuis. Dat zou echter niet werkelijk helpen en ik voel me nu al machteloos, dat zal dan nog erger worden.
          'Dokter Gray,' krijg ik opeens toegeworpen, waardoor ik versuft opkijk en Gabriella Valenti langs zie lopen. Vandaag heeft ze gekozen voor zwarte kledij en een lichtroze vestje. Het staat haar goed, maar dat vertel ik haar niet. Ze is een collega, soort van, en bovendien sta ik momenteel eerder bekend als een brompot. Toch knik ik haar even toe.
          'Mevrouw Valenti,' begroet ik haar, in plaats van de vrouw "dokter" te noemen, zoals ze bij mij deed. Dat klinkt altijd zo enorm formeel en op dit punt verdom ik dat alles. Als ze zo graag dat van me wil horen, moet ze het later nog eens proberen. Ik kijk haar voor enkele seconden na, maar meer niet en richt mijn aandacht dan ook weer op de zware gedachten die door mijn hoofd denderen als een stoomtrein. Mijn hand vind vanzelf de weg richting mijn halflange, chocoladebruine haren, waarna ik kort mijn nek vastgrijp en voorover buig. Net op het punt dat ik wil opstaan om me razendsnel uit de voeten te maken, zie ik een paar benen voor me stoppen.
          'Ik ben hier voor het experiment, moet ik me nog ergens melden of iets dergelijks?' Ik frons, de toon in haar stem raakt me vanbinnen en ik vraag me automatisch af waar ik deze van herken. Het zal vast een naar effect zijn op de vele vrouwen die ik de afgelopen tijd heb ontmoet: tegenwoordig lijken ze allemaal op elkaar. Met deze gedachte en een zacht gegrinnik volg ik mijn blik omhoog naar de jongedame, totdat ik haar aanlokkelijke gezicht zie. Vooral haar diepe poelen halen een gevoel bij me op die ik van lang geleden lijk te herkennen, maar het schijnt te ver weg te zijn. Alsof ik er niet bij kan en de mist in mijn hoofd het blokkeert. Even weet ik geen woorden te vormen, waardoor ik haar alleen stom aan kan staren. Desalniettemin krijg ik al snel weer de ongeïnteresseerde expressie in mijn ogen terug.
          'Ja,' begin ik, 'Zav, at your service.' Een lichtelijk sarcastische toon sijpelt in de laatste paar woorden door, terwijl ik vanuit de stoel omhoog kom en haar aankijk met een bestuderende glans in mijn poelen. Ik wacht af tot haar naam komt, maar of ze dat nu wel of niet heeft gezegd, vervolg ik daarna schaamteloos: 'Wat is de reden dat je hieraan meedoet?' Ik had geen flauw idee dat Willow voor mijn neus stond, maar dat zal vast niet lang meer duren.

    [Ik heb het niet nagelezen, dus er kunnen wat fouten instaan.]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Niet al te best, but hey.

    Nicor.
    Dageraad – begin van de dag. Wat betekende dat het troebele water klaarwakker was voor de jacht. Dit beest sliep niet – het was zo goed als ondood. Toch kon het, men, zijn aandacht trekken door geniepig door de wateren of langs de kant te lopen. Een enkel geluid kon het wezen horen, als het bij zich bij de wateren bevond weliswaar.
          Het beloofde een prachtige dag te worden voor het creatuur. Een belovende natte dag gesierd door de mistige heining. Dat kon het beest voelen.. aan z'n wateren – een duister gebulder, dat weg had van een bliksemschicht, klonk van het beest. Het vond zijn eigen humor kluchtig. Maar wat was dat?
          De donkere poelen van het beest schoten door het water en vestigde zich op het geval dat in zijn wateren stond. Een hmm.. vrouw. Heerlijk – het had een lange tijd geen grietje verorbert, dus het verheugde zich erop. Als de griet slim was, toonde zij haar respect.
          Het liet het water borrelen een eindje verderop om de aandacht van het grietje te trekken, wat uiteindelijk erin was getrapt, en zo moeiteloos en makkelijk vormde het beest zich om. Benen, voeten, ze schoten tevoorschijn – net als de armen en uiteindelijk het hoofd. De hele transformatie liet het diep in de wateren borrelen, konkelen weliswaar, maar na een luttele moment was het gelukt.
          Zwart, zo donker als de nacht – wellicht zelfs donkerder, was de kleur van het haar en dat was dan ook wat als eerst verscheen. Een stap verder en het hoofd was te zien, dat scherpe contouren figureerde; sommige zwarte haarplukken plakten aan zijn hoofd vast. En met zijn goudkleurige poelen steevast voor zich gericht, zette hij nog enkele stappen tot het op het land stond. De aanwezigheid van de vrouw voelde hij; haar ogen waren op hem gericht en hij kon het niet laten om een zacht gegrinnik te horen wat gevuld was met duisternis. Niets meer dan duisternis.
          'Dat zal eens tijd worden..' Verrast was hij niet, ze had het beest uit het water gelokt, opzettelijk. 'Die sukkels hebben de waarheid gesproken. Een fabel? Ha!' Het beest liet niet meer dan een grom en keek tergend langzaam naar opzij. 'Het kwaadaardige beest kwelt het mysterieuze meer, zeiden ze. Zo gevaarlijk zie je er anders niet uit.' Een lach afkomstig van de vrouw, wat meer op gekakel leek, en het opende haar mond om er meer aan toe te voegen. Dit liet het echter niet toe, want voor hij het wist had hij zich een kwartslag omgedraaid naar haar, begon op een langzame tred te lopen wat meer veranderde in een snelle rennen – en sprong, veranderde prompt in een vloeibaar, doorzichtig goedje; wat zich vervolgens in haar had getrokken.
          De vrouw had groene ogen, maar deze veranderde in goudkleurig, rood en vervolgens blauw – doffig blauw. Deze kijkers waren op de hemel gericht, er klonk een stokkend geluid; alsof ze geen adem kon halen, waarna ze op de grond viel. Een en al kronkelend lag ze op het drassige grond vlak voor het meer. Haar vingers in de grond plukkend tot ze bloedden, waarna ze krampachtig loslieten, en zich weer in de grond drukten – weliswaar was haar hand omgedraaid. Hortend, stokkend – en toen bleef ze stil liggen. Het lichaam had meerdere blauwe plekken en kneuzingen, nog maar niet te praten over de bloedende verwondingen op haar gehele lichaam.
          Abrupt opende het haar ogen: het doffige blauw werd vol gevloeid door zwarte inkt. Het stak haar beide armen opzij in het zand en bewoog zich talmend voort naar boven, boven haar hoofd, al krakend en knappend. Alsof de handen het voetwerk deden, zette het stap voor stap richting het water; het onbezielde corps achter zich aan tot het 't water bereikte.
          En met dat het dat deed, liet het een nog harder, duister gegrinnik. “Nicor.. Nicor..” Was het enigste wat door de bossen echoden.

    [ bericht aangepast op 24 jan 2015 - 11:39 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Ian Adams



    Zodra mijn wekker gaat, open ik mijn ogen. Meteen loopt er een rilling over mijn rug. Een rilling van gemengde angst en enthousiasme. Ik ben een wetenschapper in hart en nieren. Ik wil niet liever dan onderzoeken en de wereld wijzer maken. Mirakels, wonderen, mysteries,.. Ze moeten allemaal opgelost worden en ik wil daar deel van uitmaken! Daarom borrelt het enthousiasme in mijn buik omhoog en laat me snel uit mijn bed springen om mijn kleren aan te schieten. Tegelijk blijft er ergens onderin mijn buik een onbehaaglijk gevoel zich vastklampen aan mijn ingewanden. Natuurlijk ben ik me bewust wat ons te wachten staat. Ik weet wat er kan gebeuren en zelfs in mijn dromen komt die wereld vaak terug. De emoties schieten gemengd door me heen, maar al met al zal misschien net het enthousiasme overwinnen.
    Weer netjes in pak verlaat ik mijn appartement. Deze keer check ik dubbel of ik de deur wel goed op slot heb gedaan. Ik zal immers voor een tijdje weg zijn nu. Mijn ouders denken dat ik gewoon naar ontwikkelingsland op rijs ben voor onderzoek, ergens waar er geen bereik is, zodat ik hen jammer genoeg niet kan bellen. Zij weten hoe ik kan opgaan in mijn werk en vinden het allemaal wel best.
    Zodra ik veilig en wel aankom in het onderzoekscentrum, loop ik meteen naar binnen om de apparatuur de laatste keer te controleren. Ik zie dat Gabriella daar ook net klaar mee is, maar kan het niet laten om nog even heel snel alles na te gaan. Niet dat ik haar niet vertrouw, maar het is nu eenmaal een feit dat ik meer weet rond de technische dingen dan de rest die meegaat. Zodra ik zeker weet dat alles goed is en we genoeg reserve-onderdelen mee hebben voor eventuele reparaties, volg ik Gabriella voor een kop koffie.
    "Dokter Valenti." glimlach ik haar toe, nu we eindelijk wat tijd hebben om te praten. Ik neem een grote slok van mijn koffie en kijk haar kort aan over de rand van mijn kop. "Bent u er klaar voor?"


    “To live will be an awfully big adventure.”

    - oeps dubbelpost sorry -

    [ bericht aangepast op 25 jan 2015 - 12:24 ]


    “To live will be an awfully big adventure.”