• Are you afraid of the dark?




    Er zijn jaren voorbijgegaan voor een groep wetenschappers eindelijk besluiten dat het tijd is om terug te keren naar een andere dimensie. Een duivelse, welteverstaan. Eentje waar ze een tijd terug per ongeluk terecht waren gekomen met een kapotte tijdmachine, en waar ze mensen hadden verloren.
          Het is aan de desbetreffende groep de taak om de dimensie, die ze de naam "Inferno" gegeven hebben, uit te pluizen. Maar deze opdracht zal dood en verderf met zich meebrengen, iets dat ze binnen de kortste keren te weten zullen komen. Zal het hun lukken om de dimensie te bestuderen en veilig terug te keren or will they die trying?



    Rollen †
    Wetenschappers:
    Undine • Male | Xavier “Zav” Gray – 1,5
    Tigerlily • Male | Ian Adams – 1,3
    Assassin • Female | Gabriella Grace Valenti – 1,7

    Proefdieren (Max. 5):
    Nereid • Female | Willow Nastya Reyes – 1,2
    Kiriel • Male | Rogier Brooks – 1,5
    Mashtonx • Male | Nathan Joseph Cole – 1,6

    Wezens (Stop!):
    Assassin • Male | James – 1,2
    Amaris • Female | Nyéhliah Aciaz Ryue – 1,2
    Takamasa • Onzijdig | Nameless – 1,4
    Tigerlily • Female | Dremira Shadowend “De Necromancer” – 1,2
    Sobremesa • Female | Serena Samea "Shadow" – 1,7


    Begin: Het is ochtend, bijna elf uur en de dag beloofd vooral veel buien en hetzelfde geldt in de Inferno. Alleen is daar vooral veel mist te bemerken.
    De wetenschappers komen bij elkaar om de "proefdieren" op te vangen en ze uit te leggen wat ze bij zich hebben, wanneer ze gaan, etc. In de Inferno gaan de wezens vooral hun eigen gang.

    PRAAT TOPICROLLEN TOPIC


    Regels †
    • Er mogen gewone mensen meedoen, die d.m.v. een advertentie te weten zijn gekomen over het experiment. Daarbij hebben ze geen idee over hoe de wereld er nu daadwerkelijk uitzien en / of dat ze een soort proefdieren zijn voor de wetenschappers.
    • Leeftijd moet ouder dan 23 zijn, zeker wanneer je een wetenschapper aan wilt maken.
    • Schelden en 16+ mag, maar ruzie in OOC wil ik in het topic niet hebben. Ga geen ruzie uitlokken met andere spelers, respecteer elkaar en sluit eenieder niet buiten.
    • Er is een minimum van 300 woorden. Ik wil geen one-liners als zowel personen die na enkele posts er direct mee stoppen. Denk hierdoor dus goed na voor je überhaupt mee wilt doen.
    • Schrijf en bestuur alleen je eigen personages, niet dat van een ander! Tenzij je hier vanzelfsprekend toestemming voor hebt gekregen.
    • Geen Gary-Stu’s en Mary Sue’s.
    • OOC graag tussen haakjes: () [] {}.
    • Username veranderingen doorgeven in het praattopic. Daarbij maak ik alleen nieuwe topics aan.
    • Reserveringen blijven 48 uur staan.

    [ bericht aangepast op 9 april 2015 - 22:40 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Rogier Brooks


    'Wees alsjeblieft voorzichtig!' riep Marion mij na toen ik ons huis verliet. Nog één keer draaide ik me om naar haar, keek haar met een droeve glimlach aan. Ja, ik zou haar zeker gaan missen in de tijd dat ik weg zou zijn, maar ik vertrouwde erop dat ik haar terug zou zien.
    'Ik kom terug, Marion, dat beloof ik je.' Daarna sprong ik op mijn fiets om me naar het gebouw te begeven waar ik moest zijn. Ik wist alleen niet echt zeker of ik me aan mijn belofte kon houden. Ik had geen flauw idee in wat voor situatie ik me nu zou storten, maar ik vermoedde dat het gevaarlijk zou worden, misschien me mijn leven zou kunnen kosten. Waarom deed ik het dan eigenlijk? Misschien had ik naar Marion moeten luisteren, me hier pas voor aanmelden als ik het echt zeker wist. Maar ik heb het nooit echt zeker geweten. Op het moment dat ik het deed, dacht ik het zeker te weten, maar niet lang daarna kwamen de twijfels weer terug. Maar toen kon ik niet meer terug, toen moest ik het wel doen.
    'Je weet het dus niet zeker?' had ze de avond na mijn aanmelding in bed gevraagd, toen we het er nog even over hadden.
    'Nee, eigenlijk niet. Ergens wil ik me heel graag in het avontuur storten, ik begin dit saaie leven steeds meer zat te worden. Maar ik weet echt niet wat ik ervan kan verwachten, er stond zo weinig in die advertentie. Ik weet niet eens zeker of ik mijn leven wel veilig zal zijn. Nu heb ik alleen geen keus meer, nu moet ik het echt doen.'
    'Je hebt altijd een keus, Rogier, je kan altijd nog besluiten om niet te gaan. Denk je echt dat ze je zouden komen ophalen, je dwingen om mee te gaan?'
    'Je weet het maar nooit waar wetenschappers en dat soort lui toe in staat kunnen zijn. En ik heb voor mezelf die keus nu eenmaal gemaakt. Ik wil geen lafaard zijn en me uiteindelijk toch terugtrekken.'
    'Het zijn dan zo,' had ze gezucht. Ze was tegen me aangekropen en had geen woord meer gezegd. Ik had haar stevig in mijn armen genomen.
    'Het spijt me Marion.'
    Nu op de fiets moest ik weer terugdenken aan die avond. Ja, ik had spijt vanwege haar, ik deed haar pijn met mijn beslissing. Hopelijk zou ik het nog goed kunnen maken na mijn terugkomst. Vast wel, al vermoedde ik dat ik dan nog even met een boze Marion zou zitten.
    Eenmaal aangekomen zette ik mijn fiets stevig vast in een fietsenrek ergens achteraf. Ik wist niet wat ze hier met fietsen zouden doen die er lang stonden, al had ik Marion gevraagd of ze mijn fiets zou kunnen ophalen wanneer het haar een keer uitkwam. Dat had ik eigenlijk liever dan m'n fiets hier de hele tijd laten staan. Ik had ook geen idee hoe lang ik weg zou zijn.
    Met een vreemd gevoel ik mijn buik liep ik het gebouw binnen. Ik zag ook enkele mensen naar me staren en ik vermoedde vanwege het feit dat mijn backpack aan de bovenkant twee uitsteeksels had: mijn zwaarden die ik had meegenomen. Wat ik wel uit het krantenbericht had opgemaakt was dat het gevaarlijk zou kunnen worden, vandaar dat ik wat voorzorgsmaatregelen had genomen. Misschien mocht ik ze niet meenemen, maar ik hoopte van wel. Ik voelde me altijd wat meer op mijn gemak in vreemde en gevaarlijke situaties als ik iets bij de hand had om me mee te verdedigen.
    Binnen kwam ik uit in een grote hal waar verscheidene mensen rondliepen. Sommigen waren overduidelijk te herkennen als wetenschappers, van enkele anderen vermoedde ik dat ze hier voor hetzelfde waren als ik. Toch durfde ik op geen van hen af te stappen en bleef ik maar wat verdwaald in de zaal staan, gezien ik ook niet ergens echt duidelijk iets van een balie zag. Er zou toch vast wel iemand zijn die de mensen die zich aangemeld hadden, moest ontvangen?

    [ bericht aangepast op 25 jan 2015 - 20:25 ]


    Stenenlikker

    Water demon — Nicor.
    Het beest zoog het ziel uit het lijkwitte lichaam van de vrouw. Dat vond het 't lekkerste. De hoop, dromen, gevoelens; het kon ze allemaal voelen – voor een korte seconde. Daarna zoog het er nogmaals uit, waardoor het laatste beetje zwarte ziel eruit kwam en het naar de mond van Nicor volgde. Overal waren blauwe plekken te zien, de ene groter dan de ander, en het gesijpelde bloed uit de wonden mengde zich met het water. Toen vergreep hij zich aan haar lichaam.
          Aan het oppervlakte van het water was er een grote vlek rood te zien. De aderen waren opengetrokken door de scherpe tanden van het creatuur.
          Donker, bijna zwart, vloeide voort door het water naar het land; wat steeds meer de vorming kreeg van haar. Haar zo lang tot op haar lelieblanke schouders en ogen zo blauw als de heimelijke wateren, die elk raadsel met zich mee voerde. Het enigste waar de desbetreffende persoon in het gewaad op kon vertrouwen was dat; haar thuis, zijn thuis. Het thuis van Nicor.
          Een lange duisternis trok de mysterieuze vrouw mee en had deze over haar naakte lichaam gedrapeerd. Zacht humde de vrouw aan de kant van het meer. Met alleen een lang gewaad aan, dat zo lang was dat het achter haar aansleepte, ging ze zitten en keek ze uit over het water. Melodieën klonken uit haar keel, die je kon opvatten als een angstaanjagende toon of een rustige kabbelen als het water. Het sierde de sfeer echter met een kruipende aura. “When the feast is over – welcome to another one,” de volle, bruinrode lippen krulden zich omhoog – want ze wist dat iemand haar durfde te storen. Het beest durfde te storen op zo'n tijdstip.
          Het had z'n lucky day – nog een maal op het menu? Hmm, grijnsde zij haar tanden bloot. Scherp als messen.
          “Wie is de vijand?”


    Don't walk. Run, you sheep, run.


    Dremira Shadowend

    Een nieuwe ziel voegt zich in al zijn verwarring bij me. Angst en paniek stroomt in het rond, terwijl ik berustend om me heen kijk. Meestal zijn de zielen al gekalmeerd tegen dat ze bij mij komen, tenzij de ziel vlakbij gedood is. Met een zachte aanraking verwijder ik de boze herinneringen van haar dood uit haar substantieloze gedachten. Ik proef de herinnering bitter-zuur op mijn tong en probeer eruit op te maken wat er is gebeurd. Zonder het te beseffen, word ik nog steeds voort getrokken door de ziel van het kleine meisje. Zodra ik de warrige draden van beelden en geluiden heb kunnen ontwarren, besef ik meteen wat er aan de hand is. Het is niet bepaald dat er angst door me heen gaat, maar omdat ik geen zin heb in een confrontatie blijf ik onmiddellijk staan. Met mijn zwarte oog richt ik me om de omgeving om me heen tot ik uiteindelijk de levende zie zitten langs het water. Vol afschuw kijk ik naar de gevangen ziel, die in alle mogelijke manier naar me uitstraalt dat ze vol zit met slechtheid. Als een soort vergif is het erin gespoten, zodat de ziel zou passen bij het lichaam en zou reageren zoals het moet. Een zucht rolt over mijn lippen, zodra het wezen begint te spreken.
    “Wie is de vijand?”
    Een vijand kon ze mij wel noemen. Bereid om mezelf prijs te geven, ben ik alles behalve. Nu mijn leven in afzondering verstoort is, kan ik evengoed nog eens extra angst inboezemen in de harten van de mensen en wezens die mij kennen of over mij horen. Natuurlijk heb ik de legendes gehoord van een monster bij het meer. Ik weet dat dit schepsel geen lachertje is, dat zie ik aan de manier waarop haar ziel kronkelt in haar giftige lichaam. Het doet me pijn zo'n kwelling te moeten waarnemen.
    "De meesten kennen mij als de necromancer." zeg ik uiteindelijk simpelweg. Ik verhef mijn stem niet, beseffend dat een roofdier zoals dat schepsel vast wel een goed gehoor heeft. Ook kom ik geen stap dichterbij. De belangrijkste regel in mezelf veilig houden, is ervoor zorgen dat niemand bij me in de buurt kan komen. De ziel flikkert en kronkelt alsof hij gemarteld wordt en maakt het me op die manier nog moeilijker om de bewegingen van het schepsel te kunnen voorspellen. Ergens flakkert er een klein beetje bezorgdheid op in mijn binnenste. Er is niemand hier die het belang van mijn bestaan beseft, zonder mij zal niemand meer zielenrust vinden. Zonder mij zullen er misschien uiteindelijk geen mensen of andere wezens meer geboren worden, omdat de zielen de weg niet terug vinden naar het leven.
    Afwachtend blijf ik staan, met mijn gezicht in de richting van het schepsel. Ondertussen heb ik enkele zielen naar me toe geroepen, om me bij te staan en te vertellen wat er gebeurt. De ziel van het kleine meisje smeekt me om vergiffenis omdat ze me per ongeluk zowat in de armen van een monster heeft geleid, maar met een simpel gebaar leg ik haar het zwijgen op. Ik weet dat zielen zoiets niet expres doen.

    [ bericht aangepast op 26 jan 2015 - 19:43 ]


    “To live will be an awfully big adventure.”

    † Serena 'The Shadow' Samea †



    De opkomst van de felle zon zorgt ervoor dat mijn ogen samenknijpen. Het is niet eens zo fel - sterker nog, het miist hier aardig. Maar voor mijn ogen is het te fel, het donker dat de nacht geeft zorgt voor veel meer rust voor mijn ogen.
    Met een zucht slurp ik nog wat bloed uit het levenloze hert, waarna ik het opzij gooi. Zonder het nog een blik waardig te keuren verdwijn ik in schaduwen. De dnkere slierten die mij vertegenwoordigen maken zich een weg door het dode bos, waarna ze als een slang een boom inkronkelen. In mijn menselijke vorm maak ik het me gemakkelijk in de boom, de gelukkig een mooi bladerdak heeft. Hopelijk beschermen ze me tegen de regen, waar ik een hekel aan heb. Ze verdoezelen de schaduwen waarvan ik besta.
    Voor het gemak sluit ik mijn ogen even, om ze te beschermen tegen het licht. Over het algemeen leef ik 's nachts, en rust ik overdag. Meestal maak ik het mezelf gemakkelijk in een boom, zoals nu. Soms sluit ik mijn ogen en laat mijn gedachten simpelweg de vrije loop gaan. Slapen kan ik niet. Mijn ogen sluiten en gedachten laten vervagen is wat voor mij slapen is, alhoewel ik het niet nodig heb om te overleven. Het is fijn om af en toe te doen, maar het liefst ben ik altijd alert. Hier in de Inferno weet je nooit wat er kan gebeuren. Zoals een groep mensen die plotseling besluiten ons gebied binnen te dringen, zoals ooit gebeurt is. Dat was nou niet echt bepaald de beste tijd die we hier ooit gehad hebben, alhoewel het bloed goed was.
    Met nietsziende ogen staar ik het bos in, door de takken heen. Een raaf, zo zwart als de nacht, fladdert van een tak verderop en landt tegenover mij. Geïnteresseerd kijk ik in de ogen van het dier, voordat hij besluit weer te vertrekken, en verdwijnt in de mist.

    [ bericht aangepast op 26 jan 2015 - 23:26 ]


    “A queen will always turn pain into power.”

    WILLOW NASTYA REYES



          De donkerharige man fronst eerst, waarna hij zacht grinnikt en ik lichtelijk mijn wenkbrauwen op trek. Het is te hopen dat hij een binnenpretje heeft, want als zulk soort vragen onder zijn gevoel van humor vallen, dan wordt het nog een lang experiment. Maar goed, het zijn wetenschappers. Ik kan naast intelligentie ook niet nog eens goede humor verwachten.
          Wanneer de man eenmaal opkijkt, staart hij me nogal aan. Hij wordt vreemder en vreemder. Ik heb mijn make-up niet lang geleden nog gecheckt, dus het is niet alsof ik ergens een veeg lippenstift of mascara heb zitten. Niet dat het zo heel erg is dat hij kijkt, want hij komt me nog steeds bekend voor, waardoor ik nu de gelegenheid krijg hem ook te bekijken. Zijn lengte is lastig in te schatten, maar ik schat dat hij zeker wel een kop groter is dan ik ben. Niet dat dat zo moeilijk te raden is, want dat zijn de meeste mannen wel. Zijn donkere lokken zijn naar achteren gestreken en hij is zeker gespierd. Wie hij is of kan zijn ligt op het puntje van mijn tong, maar ik kom er maar niet op, iets wat me uitermate frustreert.
          De man blijft gelukkig niet lang sturen, dat was toch ongemakkelijk geworden, en hij krijgt een ongeïnteresseerde uitdrukking in zijn groenbruine ogen. 'Ja, Zav, at your service,' meldt hij me eindelijk, op een lichtelijk sarcastische toon. Ik vraag me af of dat zijn echte naam is.Hij komt overeind en kijkt me bestuderend aan, waarop ik wederom mijn wenkbrauwen optrek. Volgens mij heeft hij zonet wel genoeg gekeken en gestaard. 'Wat is de reden dat je hieraan meedoet?' vraagt hij dan. Een zacht spottend lachje komt over mijn lippen. 'Yeah right, alsof ik jou dat aan je neus ga hangen. Dat gaat je helemaal niks aan,' meld ik hem kortaf, waarna ik opzoek ga naar de papieren, die we eerder over de post gekregen hadden, in mijn tas. Gelukkig heb ik ze in mijn kleine tas gedaan, anders had ik er lang over gedaan om te zetten vinden, maar nu heb ik ze binnen een minuut in mijn handen.
          'Reyes, Willow,' vermeld ik de wetenschapper, terwijl ik hem mijn papieren overhandig.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered


    Gabriella Grace Valenti


    Ik krijg een knikje terug van Gray, maar hij groet me met 'mevrouw Valenti', waardoor ik onzeker achterom kijk als ik hem voorbij ben. Waarom noemt hij me niet bij mijn titel zoals de mensen normaal doen, vind hij soms dat ik die titel niet waard ben? Ik weet dat ik te snel onzeker ben, maar in mijn hoofd malen die dingen gewoon automatisch. Of misschien wilde hij wel niet dat ik hem dokter genoemd had. Ik heb helemaal niet op zijn houding gelet, die had me een stuk meer kunnen vertellen.
          Om mezelf af te leiden ga ik snel door met alles te controleren en nadat ik daar klaar mee ben, zie ik dat mijn collega die meegaat, Ian Adams, ook is gearriveerd en hetzelfde doet. Dat is nou iets waar ik me niet onzeker ga voelen, het is juist goed als iemand controleert wat ik controleer, want misschien zie ik wel iets over het hoofd. Schijnbaar is alles in orde, want als ik met koffie pauze hou, doet hij hetzelfde. Dat doet me goed.
          "Dokter Valenti," glimlacht hij me toe, waardoor ik een grote glimlach op mijn lippen krijg. Het is de zekerheid die het nu overneemt. Het is goed om te horen. Ian kijkt me aan van over de rand van zijn kop koffie. "Bent u er klaar voor?"
          "Klaar is een ander woord," antwoord ik, als ik de zenuwen omhoog voel kriebelen. Nu heb ik het niet druk genoeg om mezelf af te leiden. "Maar ik heb er wel zin in. Dit zal wel het meest interessante uitstapje ooit worden. En u?"
          Ik werp een blik op mijn horloge, de tijd dat we weg moeten komt nu wel erg dichtbij. Ik vraag me af wie de proefpersonen moet gaan brieven en of ze er allemaal zijn. Als ik rondkijk zie ik een meisje dat zich voorstelt aan dokter Grey, duidelijk een proefpersoon, en een man die er een beetje verloren bijstaat. Toch stap ik er niet op af en wacht ik af tot iemand anders dat doet. Ik ben totaal niet assertief en stap ook duidelijk niet zomaar op anderen af, ook al is het voor mijn werk.


    Your make-up is terrible


    Water demon – Nicor.
    Een zucht, zo bitterzoet als het bloed dat het wezen net geproefd had, rolde over de lippen van het desbetreffende wezen. Dit wezen had Nicor in de gaten en eveneens was dat wezen op zijn radar verschenen.
          'De meesten kennen mij als de Necromancer,' had ze simpel geantwoord. Haar stem was niet hard, wetende dat het haar waarschijnlijk zou horen. Tevens kon het geen enkele voetstappen meer horen, waarschijnlijk was ze dus stil blijven staan.
          “Ah,” het wezen begon vermakelijk te lachen en had gesproken met een korte, honende toon. Voor het wezen had het geestige gedachten over deze Necromancer. “Degene die zielen een leven geeft.. of rust.” Het maakte het wezen misselijk. Wat at zij als avondeten? Dat zal vast geen grote stukken en hompen vlees zijn. Het wezen wel, hij rukte graag het vlees van het lichaam – nadien het weliswaar zich had gevoed met de ziel; die het soms zulke herinneringen meegaf dat het er nog vermakelijk om kon worden na jaren.
          De twee zouden als het ware aartsvijanden van elkaar kunnen zijn. Zij was onbeschaamd het terrein van dit creatuur binnengekomen, zonder enkel respect, maar het wezen vrat haar zielen op voor ze rust konden vinden. Niet dat het wezen 't veel uitmaakte; opvreten zou het toch wel doen. “Dan hebben we hier een klein probleem.. denk je ook niet?” De demon, verwikkelt in een vrouwenlichaam, stond langzaam en rustig op, terwijl dit gesproken werd. Nu het wezen zich had omgevormd en enkel een donkere mantel om had, zo donker als de nacht, draaide het zich om; de mantel zachtjes meebewegend over de vloer, en stond stil wanneer de waterblauwe, heimelijke poelen op haar gericht waren.
          “Jouw zielen.. zijn namelijk mijn etenswaar en vermaak.” De kalme, troebele sfeer dat zich voorheen had uitgestraald was abrupt veranderd in een duistere. Het stond elk moment klaar om aan te vallen, zeker als het geen respect toonde.

    [ bericht aangepast op 29 jan 2015 - 17:27 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    “No matter your social status or
    how powerful you feel you are, we are all equal.
    We came here by birth and will leave in death."
    Xavier "Zav" Gray - Wetenschapper

    De jonge vrouw, die als ik moet gokken midden twintig is, reageert met een spottend lachje. Bij het zien hiervan trek ik mijn mond in een lichte grijns, waarbij ik nonchalant mijn handen in de zakken van mijn donkere broek laat verdwijnen.
          'Yeah right, alsof ik jou dat aan je neus ga hangen. Dat gaat je helemaal niks aan,' vermeldt ze me op kribbige manier, wat bij mij resulteert in een geamuseerd gesnuif. Ik haal mijn handen omhoog en kijk haar met een vermakelijke expressie aan, hoewel ik in mijn gedachten alle personen af ga die dit zouden kunnen zijn. Onopgemerkt laat ik mijn ogen over haar gestalte gaan wanneer ze naar iets lijkt te zoeken in haar tas. Brutaal meisje, in de twintig, brunette... Had ik haar ergens in een kroeg ontmoet? Mijn wijsvinger glijd over mijn lippen als ik diep nadenk, maar vervolgens verwerp ik het idee doordat ze er niet uitziet alsof ze naar zoiets zou toe gaan.
          'Reyes, Willow,' hoor ik opeens, tegelijkertijd dat er papieren voor me zwaaien.
          'Dat is het,' glimlach ik breed, lichtelijk opgelucht dat ik het antwoord op de vraag in mijn hersenspinsels weet. Het lijkt net een liedje waarvan je de titel niet meer kan herinneren, maar het ligt op het puntje van je tong. 'Wacht.' Plotseling komt het geheel binnen wat ze zojuist heeft gezegd. Mijn ogen zoeken die van haar op voor een punt van herkenning, die ik dit keer direct heb gevonden. 'Wat zei je zojuist?' Ik lijk plots geheel van mijn a propos te zijn, waarbij ik mijn hand door mijn donkerbruine lokken laat dwalen, om vervolgens in mijn nek te eindigen en hier zacht in te knijpen. Zonder op antwoord te wachten pak ik de papieren aan en laat mijn ogen razendsnel de tekst doorzoeken. Bijna bevries ik als ik het zwart op wit zie staan: "Reyes, Willow", waarna mijn blik doorzoekt naar de reden van haar komst. Ik geloof echter niet te lezen wat er staat, want na het bezoek van vorige keer schijnt ze er nooit ofte nimmer meer naartoe te willen. Binnen luttele seconden, die voor mij oneindig lang lijken, heb ik de definitieve beslissing gemaakt om mee te gaan. Simpelweg doordat deze jongedame, waarvan ik verwacht had niet meer te zullen zien, mee zal gaan met dit experiment. Onbewust heb ik mijn lippen in de tussentijd op elkaar geperst, terwijl ik het in mijn hoofd hoor ratelen door alle gedachten die overhoop liggen.
          'Mooie naam,' verzucht ik uiteindelijk, ditmaal met een glimlach rondom mijn mondhoeken, om vervolgens de papieren op te vouwen en even rond te kijken. Laten we snel met dit reisje beginnen dan, des te eerder kunnen we terug, grom ik in mijn gedachtegang. 'volg mij, jongedame.' Met dezelfde glimlach als voorheen begin ik al richting de machine te lopen, die er nu heel anders uit ziet dan de vorige keer. Toch stop ik nog in de hal wanneer ik een jongeman heen en weer zie lopen, alsof hij geen flauw idee heeft waar hij naartoe moet. Er is geen moment te verliezen en ik besluit hem aan te spreken.
          'Hallo, ben je hier voor het experiment?' Ik wacht echter niet te lang af voor zijn antwoord. 'Zo ja: zou ik je papieren mogen? Volg mij naar de rest.' De twee leid ik met een redelijk snelle pas naar de rest, hierbij wijk ik uit voor andere mensen die deze ochtend nu al druk bezig zijn. Het duurt dan ook niet lang voor ik bij de anderen sta en me resoluut omdraai, om eerst de papieren aan Gabriella Valenti te geven, aangezien zij het dichtstbij staat. Ze kan ze doorkijken mocht ze dit willen. Als eerste begin ik koppen te tellen, waarna ik erachter kom dat we er allemaal zijn en - hopelijk - klaar voor vertrek. Met een snelle knik begroet ik tevens Ian Adams, een andere wetenschapper. De meesten die hier werken ken ik wel, maar dat betekent niet dat ik ze allemaal mag.
          'Laat ik het kort houden: Na deze uitleg zullen we naar een wereld gaan die de wetenschappers graag willen onderzoeken. Hierbij heb ik begrepen, dat ze jullie creativiteit eveneens nodig hebben, we zullen het zien. Om mezelf eerst eens voor te stellen: jullie kunnen me Zav noemen, voormalig wetenschapper, gezien dit mijn laatste opdracht zal zijn.' Mijn stem is duidelijk, zodat iedereen het gemakkelijk kan horen, waarna ik me richting de machine richt. 'Hier zullen we straks allemaal ingaan, we nemen verschillende spullen mee die we denken nodig te hebben, waaronder genoeg voorraad aan voedsel als zowel drinken. Maar tevens wapens, mochten we deze nodig hebben. Hebben jullie nog vragen?' Ik richt me weer naar de groep. 'Nee? Mooi.' Zonder ook maar op enig iemand te wachten, open ik de zware deur en gebaar dat ze er allemaal in moeten. Even ben ik op zoek naar mijn koffer, die ik bij iemand zie staan die ik liever niet had willen zien. Grimmig loop ik op degene af, ruk die stomme badge van mijn shirt, duw deze in zijn handen en maak rechtsomkeert met mijn koffer. Binnen de kortste keren sluit ik de deur, nadat ik mijn koffer in een luik heb opgeborgen.
          'Ik heb me niet eens kunnen scheren,' brom ik grommend, terwijl ik de knop indruk en kort zucht.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    WILLOW NASTYA REYES



          'Dat is het,' glimlacht de man breed, waarop ik mijn wenkbrauwen optrek en enkel sterker vermoed dat ik hem ergens van ken, en hij mij blijkbaar ook. 'Wacht,' spreekt hij plots uit, terwijl hij met zijn kijkers in de mijne blikt. 'Wat zei je zojuist?' Hij lijkt nogal van zijn stuk gebracht, maar voor ik de kans krijg om mijn naam te herhalen, pakt hij de papieren uit mijn handen. Ik wacht rustig af terwijl zijn ogen over het papier flitsen, terwijl hij zijn lippen op elkaar perst en op een gegeven moment haast lijkt te bevriezen. Hopelijk zijn niet al de wetenschappers zo, want dan wordt het net als de vorige keer een chaos.
          'Mooie naam,' zucht hij dan met een glimlach.
          'Eh, bedankt, denk ik,' murmel ik.
          'Volg mij, jongedame,' meldt hij me, wanneer hij mijn papieren opgevouwen heeft. Hierop begint hij richting een machine te lopen, die, zover ik het me kan herinneren, totaal niet lijkt op de oude machine. Laten we hopen dat dit goed nieuws is en dit ding gelijk terug kan zodra het nodig is, en niet weer kapot gaat waardoor we stranden.
          Voor we de machine bereiken stopt hij echter nog een keer bij een jongeman. Hallo, ben je hier voor het experiment? Zo ja: zou ik je papieren mogen? Volg mij naar de rest.' Na deze woorden loopt hij verder. Snel, maar met tegenzin, loop ik achter hem aan. Lange mensen moeten er toch eens rekening mee houden dat niet iedereen zolang is.
          Eenmaal bij de machine, overhandigt hij de papieren aan een knappe, blonde vrouw, die ook een pin van de wetenschappers draagt.
          'Laat ik het kort houden: Na deze uitleg zullen we naar een wereld gaan die de wetenschappers graag willen onderzoeken. Hierbij heb ik begrepen, dat ze jullie creativiteit eveneens nodig hebben, we zullen het zien. Om mezelf eerst eens voor te stellen: jullie kunnen me Zav noemen, voormalig wetenschapper, gezien dit mijn laatste opdracht zal zijn. Hier zullen we straks allemaal ingaan, we nemen verschillende spullen mee die we denken nodig te hebben, waaronder genoeg voorraad aan voedsel als zowel drinken. Maar tevens wapens, mochten we deze nodig hebben. Hebben jullie nog vragen? Nee? Mooi.' Ik rol met mijn ogen. Mijn enige vraag is momenteel waarom ze deze man aangenomen hebben, maar helaas lijkt hij de leider te zijn. Hopelijk zijn de andere wetenschappers wat normaler.
          Inmiddels opent Zav de deuren van de machine, waarop iedereen naar binnenstroomt. Gelukkig is de machine redelijk groot, dus we staan niet erg opgepropt. Toch worden alle tassen en koffers opgeborgen in luiken, waardoor ik me afvraag of we soms helemaal door elkaar geschut zullen worden en het voor de veiligheid is.
          'Ik heb me niet eens kunnen scheren,' bromt Zav nog, waarna hij de knop indrukt. De machine maakt enkele geluiden, en na een korte, felle flits houden de geluiden weer op. Een van de wetenschappers opent de deur van machine, waarop de buitenwereld zichtbaar wordt. De machine blijkt te werken, want in plaats van de binnenkant van het gebouw, zien we nu een stel bomen. Wanneer ik uitstap merk ik op dat de machine op een open plek staat, en ik besef me al snel dat het dezelfde plek als vorige keer is, maar ik probeer er niet te veel aan te denken.
          Wanneer ik me omdraai en Zav zie, stap ik op hem af. Het zit me dwars dat hij mij blijkbaar wel herkend, maar ik hem niet. 'We hebben elkaar eerder gezien,' meld ik hem als een constatering. 'Je herkende me, niet waar? Je begon raar te doen toen je mijn naam hoorde, maar je zei niet wie je was,' vervolg ik, terwijl ik hem peinzend aankijk. Het duurt niet lang voordat de puzzelstukjes in mijn hoofd aan elkaar klikken. Wetenschapper. Xavier, Zav. Nu ik door heb wie hij is, pers ik mijn volle lippen op elkaar en verandert de blik in mijn violetjesblauwe kijkers van nadenkend naar afstandelijk en kil. 'Xavier,' concludeer ik op een emotieloze toon. 'Dat verklaard gelijk waarom je niet zei wie je was, maar maak je geen zorgen; ik zal dit keer niet tussen jou en je liefje James komen. Je mag hem hebben.'

    [ bericht aangepast op 1 feb 2015 - 23:26 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered


    James


    Het is een geluid waardoor ik bevries onder de boom. Gelukkig maar dat ik er tegenaan geleund sta, want anders was ik nog omgevallen ook. Het voelt als een déjà-vu, maar wel een erg ongewenste. Hierdoor blijf ik een tijdje zo staan, tot bepaalde geuren mijn neus binnen dringen. In eerste instantie flauwe geuren, geuren die menselijk zijn, met iets metaal-achtigs. De machine, dat weet ik gelijk. Ik heb nog geholpen om dat rotding te maken ook. Hij zou nooit meer terug moeten komen, ze zouden toch wel beter weten?
          Hierdoor voel ik mezelf even besluiteloos. Ga ik erop af? Want het zijn nieuwe prooien en dat kan heel leuk zijn. Dit keer zal het niet zo worden als de vorige keer, want de overlevenden daarvan weten wel beter dan terug te komen naar ons, de wezens die ruzie maken over wie hen mogen verslinden. Ik klem mijn kaken op elkaar en begin te lopen. Langzaam, niet te snel. Als ik dichterbij kom, worden de geuren ook sterker. Ik vind het heerlijk, maar er zit een nare bijsmaak aan vast.
          Al snel wordt het me duidelijk dat ik een kant opga die ik goed ken. Ik loop regelrecht naar de open plek. Ik ken de dimensie en de bossen op mijn duimpje, dus ook die plek. Ik heb de plek gemeden als de pest. Pas als ik echt dichtbij kom, kan ik de geuren onderscheiden en wat ik ruik kan nooit kloppen. Het is gewoon mijn geheugen die parten met me speelt, dat moet wel. Ik besluit me gewoon over de grond voort te blijven bewegen en kom uiteindelijk bij de laatste bomen aan voor de open plek.
          Ik blijf een paar bomen achter de 'linie' staan, waar ik tussen de stammen door kan kijken. Ik zie een machine, maar deze is anders. Groter, maar meer kan ik er niet over zeggen. Er lopen doelbewuste mensen rond, maar ook mensen die niet weten waar ze zijn en wat ze moeten doen. Eigenlijk zijn het er maar heel weinig. En daar heb je ze, mensen die ik immens haat. Willow en Xavier, die naar elkaar toe gedraaid staan. Wat komen hun in hemelsnaam hier doen? Ik haal eens diep adem en laat mezelf met mijn met mijn rug tegen een boomstam naar beneden zakken.
          Het is echt niet alsof ze hier zijn om mij te pesten. Ze hebben vast een hele goede reden, hoewel ik alle redenen dom zal vinden. Alsof ze niet genoeg moeite hadden om hier levend vandaan te komen. Ik kan ze dan ook niet slim noemen. Maar ik heb ook anderen gespot en dat vind ik alles behalve erg. Het is speeltijd en dit keer wordt het niks anders dan speeltijd. Mijn ogen richt ik al gelijk op een jongeman.


    Your make-up is terrible

    Ian Adams



    "Klaar is een ander woord," antwoordt ze me vriendelijk, waarna ik zie hoe iets van spanning of enthousiasme haar overneemt. Met een glimlach zie ik het gebeuren, aangezien ik het zeker kan vergelijken met hoe ik mezelf voel. "Maar ik heb er wel zin in. Dit zal wel het meest interessante uitstapje ooit worden. En u?" gaat ze vervolgens verder.
    Ik knik begrijpend, terwijl ik nog eens in mijn koffie roer, die ik ondertussen al half op heb. "Ik begrijp u volkomen. Soms vraag ik me af wat er in mijn hoofd is opgekomen om hieraan te beginnen, maar dan herinner ik me weer hoeveel we wel niet kunnen ontdekken en hoe wonderbaarlijk dit alles wel niet is!" Met een enthousiaste twinkeling in mijn ogen kijk ik haar weer aan, terwijl ik de rest van mijn koffie naar binnen giet. Als wetenschapper ben ik er al zeer bekwaam in geworden bakken koffie naar binnen te kiepen. Misschien ga ik dat nog het meeste missen, de koffie. Zodra ik merk dat zowat iedereen er zou moeten zijn, verplaats ik me wat dichter naar de groep. Alle spullen staan al klaar in de machine en we moeten dus enkel nog zien te vertrekken.
    In mijn ooghoeken zie ik hoe Xavier me met een knik begroet en snel beantwoord ik dat gebaar met een glimlach en een knik terug. Hij neemt onmiddellijk het woord en dat is iets waar ik hem maar al te dankbaar voor ben. Zelf ben ik niet bepaald een spreker. Terwijl de zenuwachtige kriebels door mijn buik razen, luister ik naar zijn uitleg.
    'Laat ik het kort houden: Na deze uitleg zullen we naar een wereld gaan die de wetenschappers graag willen onderzoeken. Hierbij heb ik begrepen, dat ze jullie creativiteit eveneens nodig hebben, we zullen het zien. Om mezelf eerst eens voor te stellen: jullie kunnen me Zav noemen, voormalig wetenschapper, gezien dit mijn laatste opdracht zal zijn.' Mijn stem is duidelijk, zodat iedereen het gemakkelijk kan horen, waarna ik me richting de machine richt. 'Hier zullen we straks allemaal ingaan, we nemen verschillende spullen mee die we denken nodig te hebben, waaronder genoeg voorraad aan voedsel als zowel drinken. Maar tevens wapens, mochten we deze nodig hebben. Hebben jullie nog vragen?'
    Iedereen begint zich in de machine te proppen, zodra Zav klaar is met zijn zegje. De deuren sluiten, een knop wordt ingedrukt en na wat korte geluiden en een flits wordt alles weer doodstil. Iemand opent de deur, waardoor het licht de ruimte weer binnenstroomt. Nieuwsgierig strompel ik bijna naar buiten en adem voorzichtig wat in, bijna alsof ik bang bent dat de lucht giftig zal zijn. Ergens ben ik een beetje teleurgesteld als het enige wat ik zie bomen zijn. Dit kan ik ook gewoon in onze wereld zien. Dit zou gewoon onze wereld kunnen zijn! Misschien is de mist die alles zo verbergt voor ons oog, wat het toch nog een beetje een bovennatuurlijke sfeer geeft. Ik heb in ieder geval ergens toch het gevoel dat dit niet onze wereld is. Een onbehaaglijk onderbuikgevoel maakt me daar zeer bewust van.
    Zo praktisch als ik ben, begin ik dan maar meteen met het tevoorschijn halen van al onze spullen en het opzetten van de tenten en andere dingen die we nodig hebben voor het onderzoek.


    “To live will be an awfully big adventure.”


    Dremira Shadowend

    “Ah,” klinkt er op vermakelijke, honende toon. “Degene die zielen een leven geeft.. of rust. Dan hebben we hier een klein probleem.. denk je ook niet?” Met mijn zwarte oog zie ik hoe haar ziel van de grond komt en wat verplaatst. Meteen ben ik op mijn hoede, klaar om te reageren als zou blijken dat ze te dichtbij komt. Mijn enigste strategie op verdediging is iedereen op afstand houden, zodra ze in de buurt zijn, kan ik er niets meer mee. “Jouw zielen.. zijn namelijk mijn etenswaar en vermaak.” Meteen voel ik hoe de sfeer verandert. De dreiging is uitgesproken, de kans dat ze zal aanvallen is groot. Er is geen angst. Ik zou eerder zeggen dat ik nogal lui ben en liever gevechten vermijd. Misschien komt het, omdat ik als een van de enigen in deze wereld om iets geef. Er is niemand die zo'n liefde voelt als ik voor mijn zielen. Misschien ben ik daarom de enige die liever een gevecht uit de weg lijkt te gaan.
    "Oh, mijn krachten gaan heel wat verder dan zielen rust geven." zeg ik honend. "En volgens mij gaan de jouwe ook wel verder dan enkel het eten en vernederen van zielen." Langzaam zet ik een enkele stap opzij, zodat ik wat meer vanonder de bomen kom en haar ziel beter in haar lichaam kan zien kronkelen. Met een glimlach kijk ik naar het wezen. "Je hoeft je trouwens geen zorgen te maken. Het is niet bepaald dat je zielen vernietigd door ze op te eten. Je geeft me gewoon iets meer werk om ze weer netjes in elkaar te zetten. Het is eigenlijk een best fijn project, zo ben ik weer even bezig." Natuurlijk lieg ik hiermee een beetje. Ik heb namelijk genoeg te doen met alle zielen die om de haverklap lijken te sterven en bovendien vind ik het niet fijn dat mijn zielen worden beschadigd, maar alsnog ben ik steeds weer trots op mezelf zodra ik het succesvol heb kunnen afhandelen. Toch vind ik het niet zo verschrikkelijk wat ze doet, aangezien ik de zielen gewoon terugkrijg en ik toch niet geef om de zielen die nog in een lichaam gevangen zitten.
    "Ik kan jouw ziel zien, wezen. Het lijdt. Jouwe wordt misschien nog wel moeilijker te fixen dan die van al jouw slachtoffers samen."


    “To live will be an awfully big adventure.”

    Xavier "Zav" Gray - Wetenschapper

    Er neemt een gevoel in me plaats die ik niet weet te becijferen, het lijkt op een samenstelling tussen rusteloosheid en ongemak. Toch is dat het niet helemaal, maar ik weet wel waar het mee te maken heeft: met deze plek. Helaas is de machine op precies de open plaats terecht gekomen van jaren geleden, iets dat ik - net zoals dit tripje - graag heb willen vermijden. Dat schijnt me echter niet gegund te zijn, wat des te meer reden voor me is om alles op te zetten en na onze research zo snel mogelijk weer weg te gaan. Ik kan ook grofweg niet geloven dat die gekken mij deze opdracht willen geven, want ik heb daarna overduidelijk gemaakt dat ik voor geen goud terug wil gaan. Dat slaan ze echter wel veel te gemakkelijk in de wind.
    De troosteloze bomen, waarvan ik nu pas bemerk dat ze een duistere kleur hebben, een vreemd soort bruin gemengd met zwart, alsof het in de fik heeft gestaan. De mist die laag bij de grond hangt, maar ondertussen een bedrieglijke sfeer geeft, laat herinneringen opwellen die ik liever wil vergeten. Deze precieze plek is bijna mijn ondergang geweest en enkele momenten, waarvan ik eerder niets meer heb geweten, komen nu weer bovendrijven. Zonder medeleven voor mezelf richt ik mijn gezicht naar de grond, bal mijn vuisten en bijt ruw op mijn onderlip, die een rode kleur krijgt. Verdomme. Op mijn hoede hoor ik voetstappen achter me, waardoor ik me zo normaal mogelijk gedraag en net alsof doe alsof het hier uiterst interessant is door om me heen te kijken. Het blijkt Willow te zijn, iemand die ik niet verwacht heb te zien en die ik ook liever heb willen vermijden. Vorige keer heb ik haar teveel verwaarloosd, net zoals de anderen, en daar verdom ik mezelf lichtelijk om.
          'We hebben elkaar eerder gezien,' zegt ze me, waardoor ik mezelf mentaal verdom. Ik heb nog zo gehoopt dat ze dit niet door zou hebben. 'Je herkende me, niet waar? Je begon raar te doen toen je mijn naam hoorde, maar je zei niet wie je was.' Haar peinzende expressie zorgt ervoor dat ik niet naar haar kijk, maar over haar schouder naar een stel bomen die uiterst dichtbij elkaar staan. Mijn zwijgende stemming zorgt voor een geladen stilte, het enige dat het doorbreekt is het geluid dat kenbaar maakt hoe de spullen eruit worden gehaald. Shit, daar gaat mijn poging om mezelf geheel af te leiden. In een oogopslag is het te bemerken dat ze doorheeft wie ik ben: haar blik is van nadenkend naar afstandelijk gegaan. Het is iets dat ik al verwacht had, dus ik sta niet bepaald van haar volgende woorden te kijken.
          'Xavier. Dat verklaard gelijk waarom je niet zei wie je was, maar maak je geen zorgen; ik zal dit keer niet tussen jou en je liefje James komen. Je mag hem hebben.' Het is voor een kort ogenblik duidelijk dat ik in de war ben, op de manier hoe ik uit mijn ogen kijk, maar dat is eerder uit amusement dan daadwerkelijk verwarring. Mijn mondhoeken krullen zich eerst om, daarna is het alleen een korte duur totdat ik een daverend geluid over mijn lippen laat rollen. Het gelach laat me zelfs een traantje wegpinken, waarna ik haar kostelijk aankijk.
          'Dat is erg attent van je, Willow. Nodig is het echter niet, gezien ik momenteel genoeg liefjes heb.' Ik kan het niet laten door haar op dezelfde vermakelijke manier aan te blijven kijken, maar lik vervolgens even over mijn lippen om wat serieuzer te worden. Straks vat ze het verkeerd op. 'Het is amusant om te weten dat je nog altijd net zo schrander bent als voorheen,' grijns ik, en ik stop mijn handen in mijn broekzakken, maar zucht daarna diep. 'Ik wil graag mijn excuses aanbieden voor voorafgaande keer, het is niet mijn bedoeling geweest je zo te behandelen en ik voel me er slecht om. Ik moest me meer bekommeren om niet enkel jou, maar eveneens de andere jongeren.' Er schuilt een donkere blik in mijn ogen, die bekend staat als schuld en gedeeltelijk schaamte. Voor luttele seconden wend ik mijn hoofd af. 'Als je me zou willen excuseren, ik ga de spullen opzetten voor zo meteen.' Een snelle knik maakt duidelijk dat ik al van plan ben om te gaan, waarna ik me uit de voeten maak naar de andere wetenschappers, die ik een korte blik stuurt.
          'Ik houd me wel bezig met de tenten, daarna kan er misschien een team wat dieper het bos in. Als er maar één wetenschapper hier blijft om op de rest te letten,' vermeld ik ze, om zonder aandacht daarna alvast in een rap tempo de tenten op te zetten. De eerste staat als ik me over de tweede heen buig en de nare herinneringen weer uit mijn hoofd weg sla. De leugens die ik eerst gekoesterd heb, maar daarna niets meer van heb willen weten.


    Quiet the mind, and the soul will speak.


    Gabriella Grace Valenti


    Ian knikt naar me en roert in zijn koffie. "Ik begrijp u volkomen. Soms vraag ik me af wat er in mijn hoofd is opgekomen om hieraan te beginnen, maar dan herinner ik me weer hoeveel we wel niet kunnen ontdekken en hoe wonderbaarlijk dit alles wel niet is!"
          Hij kan zo ontzettend enthousiast kijken en het lijkt alsof we dezelfde gevoelens delen, desondanks het verschil in onze afdelingen. Al snel komt dokter Gray langs en hij duwt me wat papieren in mijn handen. Achter hem paraderen anderen proefpersonen en ik weet dat het tijd is. Ik kijk de papieren snel door, maar leg ze aan de kant. Die moeten niet mee, maar hier blijven. Een soort van 'wij zijn totaal vrijwillig meegegaan voor een x bedrag en het bedrijf is niet verantwoordelijk voor mij. Mocht mij iets overkomen, dan gaat het geld naar mijn familie en met handtekening' briefjes, die absoluut niet kwijt mogen raken. Hij knikt naar Ian en begint dan met een korte toespraak die ik aandachtig volg.
          "Laat ik het kort houden: Na deze uitleg zullen we naar een wereld gaan die de wetenschappers graag willen onderzoeken. Hierbij heb ik begrepen, dat ze jullie creativiteit eveneens nodig hebben, we zullen het zien. Om mezelf eerst eens voor te stellen: jullie kunnen me Zav noemen, voormalig wetenschapper, gezien dit mijn laatste opdracht zal zijn. Hier zullen we straks allemaal ingaan, we nemen verschillende spullen mee die we denken nodig te hebben, waaronder genoeg voorraad aan voedsel als zowel drinken. Maar tevens wapens, mochten we deze nodig hebben. Hebben jullie nog vragen?"
          Hij lijkt wel haast te hebben. De laatste spullen, waaronder hun koffers, worden in de machine gestopt en wij gaan erbij. Zodra iedereen binnen is, sluiten de deuren en worden er knoppen ingedrukt. In ieder geval, buiten de machine. In de machine is maar één knop, de 'gaan' knop, zoals ik hem in gedachten noem. Er klinken geluiden buiten de machine en daarna een flits, waardoor alles doodstil is geworden. Mijn oren tuiten er bijna van. Dan is het plotseling een stuk lichter en gaan de deuren open.
          Iedereen begeeft zich naar buiten op dat moment. Het heeft een vreemde atmosfeer, voor mij. De lucht voelt anders als ik hem inadem, dat zal wel zijn omdat het zuiver is. Adams begint al snel met het uitpakken van de machine, terwijl ik me richt op de omgeving. De donkere bomen, de verraderlijke mist, ik ben benieuwd waar die vandaan komt, het gras onder mijn voeten en alle geluiden die ik hoor en niet kan plaatsen. Mijn professionele nieuwsgierigheid maakt al snel plaats voor kinderlijke nieuwsgierigheid en er verschijnt een brede glimlach op mijn volle lippen. Het is net alsof je in de prehistorie terecht komt.
          "Ik houd me wel bezig met de tenten, daarna kan er misschien een team wat dieper het bos in. Als er maar één wetenschapper hier blijft om op de rest te letten," vertelt dokter Gray.
          Pas als 'Zav', een bijnaam waar ik niet aan kan wennen, de spullen uitpakt die Ian eerder uit de machine gehaald heeft, besef ik dat ik me ook nuttig moet maken. De jongeman ziet er echter nogal aangedaan uit. Hij heeft al een tent zelf opgezet, maar ik weet niet zeker of hij wel weet welke tenten er zijn ingepakt en welke waarvoor zijn. De tenten voor onze spullen zijn namelijk een stuk duurder en nogal speciaal, dan de tenten om in te slapen. Ze zijn ook beter af te sluiten.
          "Ik help u wel," glimlach ik vriendelijke naar hem, terwijl ik de tenten probeer te bestuderen. "Deze zijn voor de apparatuur en deze zijn om in te slapen, misschien kunnen we het beste eerst de tenten voor onze spullen opzetten, voor er iets mee gebeurd," vertel ik hem, wijzend op de verschillende tenten, waarna ik help met de tent die hij momenteel aan het opzetten is.


    Your make-up is terrible

    WILLOW NASTYA REYES



          Tot mijn verbazing ziet Xavier er voor enkele seconden verbaasd uit maar dan beginnen zijn mondhoeken om te krullen en niet veel later begint hij hard te lachen, waarop ik enkel gefrustreerder raak en mijn lippen wederom op elkaar pers. Het gegeven dat hij mij geamuseerd aankijkt, maakt het er niet veel beter op.
          'Dat is erg attent van je, Willow. Nodig is het echter niet, gezien ik momenteel genoeg liefjes heb,' vermeld hij mij op een vermaakte toon, waarop ik een schamper lachje laat horen. Yeah right, maak dat de kat wijs.
          'Het is amusant om te weten dat je nog altijd net zo schrander bent als voorheen,' grijnst hij, maar hij klinkt wel wat serieuzer. Ik heb geen idee of ik zo'n opmerking op moet vatten als een compliment of niet. Het is en blijft tenslotte Xavier, en vorige keer was hij alles behalve complimenteus tegenover mij.
          'Ik wil graag mijn excuses aanbieden voor voorafgaande keer, het is niet mijn bedoeling geweest je zo te behandelen en ik voel me er slecht om. Ik moest me meer bekommeren om niet enkel jou, maar eveneens de andere jongeren,' meldt hij mij dan plots, na een diepe zucht geslaken te hebben. Nu ben ik degene die verward is, niet enkel door zijn woorden, maar ook door de blik in zijn ogen, waaruit ik op kan maken dat hij het meent. Lang kijkt hij me echter niet aan.
          'Als je me zou willen excuseren, ik ga de spullen opzetten voor zo meteen.' Voor ik verder nog kan reageren, verdwijnt hij richting de andere wetenschappers, mij nog steeds verwarrend en verbaasd achterlatend. Ik heb werkelijk waar geen idee of ik hem zal en kan geloven of niet. Hij kan natuurlijk veranderd zijn, ik ben ook niet bepaald meer hetzelfde, maar toch... Straks doet 'ie alsof en geloof ik hem, maar blijkt hij uiteindelijk niet verandert te zijn, daar heb ik ook niet veel trek in. Ik zucht even en besluit om maar te kijken wat er gebeurd, ik kan nog altijd later besluiten of ik het geloof.
          Mijn blik glijdt naar Xavier, die bezig is om tenten op te zetten. Hopelijk hoeven de tenten niet gedeeld te worden, want ik voel er niet veel voor om een tent te delen met iemand die ik net kan. Wie weet is het iemand die in de nacht allerlei rare dingen uitspookt, daar heb ik bepaald veel zin in. Ik vermoed al dat ik hier niet erg goed ga kunnen slapen, dan heb ik geen zin in ook nog eens vreemde nachtelijke trekjes van een onbekend persoon. Hierom besluit ik zelf een tent te pakken. Misschien dat ik alleen in een tent mag, wanneer ik hem zelf op zet. Het is echter al snel zichtbaar dat ik niet veel verstand heb van tenten op te zetten, gezien alles door de war begint te zitten. Ik heb wel eens gekampeerd, maar dat was altijd met mijn broer, en hij deed het tent op zet werk. Wat er ook niet erg bij helpt, is dat Xavier's woorden over zijn excuses door mijn hoofd blijven gaan. Aan de ene kant wil ik het graag geloven, maar aan de andere kant ook niet, gezien het vaak genoeg is gebleken dat mensen niet te vertrouwen zijn.
          Wanneer ik mezelf bijna onthoofd door een plots losspringende tentstok, heb ik er genoeg van van en gooi ik gefrustreerd de gebruiksaanwijzing boven op de hoop van tentstokken, tentdoek en weet ik veel wat er nog meer allemaal bij een tent hoort. Je zou toch denken dat zo'n onderzoekslab wel rijk genoeg is om tenten te kopen die uit zichzelf opgezet worden, maar nee hoor.
          Ik besluit het bos maar even in te lopen, echter niet te ver want dan verdwaal ik, mezelf kennende. Misschien lukt het beter om de tent op te zetten wanneer ik mijn hoofd geleegd heb. Ik kom echter sowieso al niet ver, doordat ik na zo'n tien meter over iets struikel. Ik vermoed eerst dat het een omhoogkomende wortel van een boom is, echter is het geen boom, maar een been dat toebehoort aan een donkerharige jongeman. Ik weet honderd procent zeker dat ik hem niet gezien heb in het onderzoekslab, waardoor het gelijk duidelijk is dat het een wezen is. Snel krabbel ik overeind, waarna ik de jongeman een koude blik toe zendt.
          'Alvast even dat je het weet, je hoeft je smerige, manipulerende spelletjes op mij uit te proberen. Ik trap er niet in,' meld ik hem.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered