Devon Dorcha
"Ja kom op Daniël, biecht eens op." Ik glimlach zachtjes als ik hoor hoe Dhelia de sfeer wat luchtiger probeert te krijgen, maar mijn hart zit er niet achter. Ik heb zoveel aan mijn hoofd dat ik zelf niet meer weet waar ik eerst moet aan denken. Het liefst van al zou ik Claed in zijn slaapzak wikkelen en hem dicht tegen me aantrekken om een dutje te doen, zoals vroeger wel eens gebeurde. Maar daar is het helaas de plaats noch het moment voor.
Ondertussen weet ik niet wat ik van Claed's blik moet maken. Hij ziet eruit alsof hij ergens door gekweld wordt, maar ik kan me amper inbeelden dat het door mij komt. Wanneer hij op zijn lip bijt, en niet weet waar eerst te kijken ben ik overtuigd van het tegendeel. Hij voelt zich oncomfortabel. Door mij.
Met een krop in mijn keel wend ik mijn blik af, maar verder laat ik niet merken dat er iets aan de hand is. Ze moeten zich niet om mij gaan bekommeren, we hebben ergere problemen nu. Daarbij ben ik een grote jongen, ik zorg al eeuwen voor mezelf. Dat alles veranderde toen ik Claed leerde kennen, en nog meer toen hij weg ging, is bijzaak. Hij ging weg. Ik bal mijn vuist en klem mijn kaken op elkaar. Waarom dacht ik ook dat deze situatie daar iets zou aan veranderen? Hij kan het niet eens hebben dat ik naar hem kijk.
"Als ze echt lacht twinkelen haar ogen maar je moet je niet vergissen, want soms lijkt er in haar ogen vuur te branden. Je ziet het ook als je haar kwaad maakt of irriteert. Dat is ook het enigste waar je het echt aan merkt. Dan heb je haar zenuwtrekje nog dat ze haar haar hele tijd rond haar vinger draait. Als ze moe is begint ze aan haar haar te trekken en gaat ze met haar hoof op iemand zijn schoot liggen of als we pech hebben is ze ambetant en kun je haar best laten doen of je krijgt iets naar je hoofd gesmeten. Daar heb ik veel ervaring mee gehad. Ik raad je dus aan om het niet uit te proberen. Natuurlijk ook de ketting, als ze die aan heeft dan zul je wel een soort van kracht voelen. Het is denk ik een afweersysteem voor de gevaarlijke bovennatuurlijke onder ons. Zo niet dan zitten we een beetje in de problemen als je haar weet kwaad te maken. Daar zijn Dhelia, Devon en ik getuigen van geweest met die dode vogels en hond? Moet je nog iets weten? Om even terug op je vorige vraag Dhelia. Ik had gevraagd of je de kracht kunt voelen die deze plek teweeg brengt?”
Ik probeer alles dat Daniël zegt op te slaan, maar ik moet het nog een paar keer herhalen in gedachten voor het echt doordringt. Uiteindelijk slaag ik er pas in door steekwoorden te gebruiken. Lach; ogen. Haar; vinger. Moe; hoofd op schoot. Geïrriteerd; laten.
Wat Daniël over de ketting zei, hoef ik niet te memoriseren want de herinnering aan de situatie met Dawn en de ketting is nog vers door de bijna-geheelde wonde op mijn hand.
Ik raak afgeleid wanneer de geur van bloed mijn neusgaten binnen dringt. Zonder dat ik het besef, verschieten mijn ogen weer van kleur -naar het zonsondergang-oranje van eerder. Ik richt mijn blik op Daniël's gezicht en zie dat zijn lip bloedt. Ik moet me inhouden niet te gaan grommen. Ergens in mij blijft er nog een restant over van wie ik was in het Duistere Hof. En laat bloed nou net iets zijn dat ervoor zorgt dat het Duistere Hof gedijt. Waarom denk je dat Duistere Fae tijdens oorlogen op hun sterkst zijn? Ze worden gevoed door het verspilde bloed. Natuurlijk zijn de negatieve gevoelens die dan heersen een grotere bron van onderhoud, maar de rol van het bloed wordt vaak onderschat. Bloed is en blijft nog steeds een magische vloeistof. Het is de vloeistof des levens. Er zijn redenen waarom vroeger, in lang vervlogen tijden, mensenoffers gebracht werden.
Voor ik mezelf kan tegen houden, strek ik mijn arm naar Daniëls gezicht uit en druk mijn wijsvinger tegen zijn lip aan. Ik breng de druppel bloed die ik opgevangen heb voor mijn gezicht en lik over mijn lippen. Mocht ik een Assassin zijn, dan zou dit een heel gevaarlijk moment zijn voor Daniël. In dat geval zou ik hem altijd en overal kunnen opsporen, mocht ik nu meteen zijn bloed van mijn vinger oplikken. Als Hound/Gancangh heb ik deze krachten niet, maar dat neemt niet weg dat het bloed niet aanlokkelijk is, dat ik het wíl oplikken, proeven.
"Gabriël."
"Hij wil het zo graag dat ik er zelf zin in krijg."
"Je kan al het bloed krijgen dat je wil, Gabriël. Je hoeft ons alleen maar toe te laten..."
"... En we volgen je overal. Absolute macht kan van jou zijn."
"Alles wat je wil."
"Iedereen die je wil."
"Gabriël. Gabriël. Gabriël."
Ik hou het niet meer. Een luide grom verlaat mijn lichaam. Voor ik iemand kwaad kan doen, ren ik de hut uit, de bossen in. Ik heb het warm. Veel te warm. Gloeiend heet. Met veel te weinig moeite, zelfs voor een wezen als ik, scheur ik mijn T-shirt aan flarden. De stukken laat ik argeloos vallen op de grond. Lopen wordt steeds moeilijker, ik kan er niet van blijven wegrennen. Ook al begrijp ik het niet, er moet een reden zijn waarom ik de volgende in rang ben, waarom ik zo nodig hun leider moet zijn. Er is maar één reden waarom ik er aan toe zou geven. Iedereen die ik wil. Iedereen. En hoewel de Hounds in mijn hoofd fysiek perfect in staat zijn te liegen, weet ik dat het niet het geval is. Ze zouden nooit iemand met de naam van hun leider aanspreken als deze dat niet is. Dat zou één van de grootste vormen van verraad zijn en als dat nog geen reden genoeg is, staan daar nog eens heel grote straffen op.
Wanneer ik door mijn knieën zak weet ik dat ik toegegeven heb. De grom die mijn stembanden nu maken, is heel anders dan alle vorige uit mijn hele leven. Het klinkt meer als het geluid dat een drilboor maakt, mocht je het enorm vertragen. Het klinkt ook veel dieper en lager dan eerder en nog nooit eerder heb ik met mijn gegrom een bos kunnen doen daveren, wat nu wel het geval is.
Het is het geluid van een Gabriël die zijn Hunt naar zich toe roept.
[ bericht aangepast op 18 april 2013 - 20:00 ]
I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.