• The mad king

    Het jaar 1500, Het hele land staat in rep en roer door de verschrikkelijke heerschappij van een jonge koning wiens dictatuur soms zo ver gaat dat niemand zich nog veilig kan voelen. Hij laat mensen onthoofden, ophangen en folteren om angst te zaaien bij diegene die tegen zijn heerschappij zijn. Iedereen vreest voor zijn eigen leven, zelfs de mensen die de koning persoonlijk kennen. Niemand weet waarom de koning zijn volk zo slecht behandelt, maar de geruchten gaan de ronde dat hij gefrustreerd is door het uitblijven van een waardige troonopvolger. Wanneer zelfs de kinderen niet meer veilig zijn, vindt het volk het te ver gaan en proberen ze bescherming te zoeken in de geheime gangen onder het koninkrijk of in de bossen die zich in het zuiden bevinden. Als de voorraden beginnen te slinken, plant te bevolking een aanslag op de koning om zo voor goed van hem af te zijn, maar wat als de koning achter deze plannen komt? De angst groeit wanneer de koning al zijn manschappen het bos in stuurt.


    Regels:
    • Er is een minimum van 300 woorden, ik controleer. Meer mag altijd.
    • OOC is altijd tussen haakjes, of gebruik het praattopic.
    • Schelden en 18+ is toegestaan.
    • Bespeel alleen je eigen personage en heb respect voor anderen.
    • Personages mogen vermoord worden mits toestemming van de anderen.
    • Naamsveranderingen en afwezigheden altijd doorgeven.
    • Let op spelling en interpunctie.
    • Denk er aan, niemand is perfect.
    • Reserveringen blijven 24 uur staan.
    • Denk goed na voor je meedoet, geen ééndagsvliegen.
    • Max. 3 Personages per persoon.
    • Alleen Gipsy maakt de topics aan.





    Rollen

    Koning: Argus Erasmus Lancaster - Father - 13,1
    Koningin: Annabeth Sophia Collins - Naerys 1,1

    Mensen in het kasteel:
    Vrouwen: (Max. 4)
    - Samira Elisabethe Blade - Achternicht van de koning - Gwenx1D 8,1
    - Lorianna Ainsley Crescent - Dienstmeid van Synon Candira 11,1
    - Arissa Ehlana Dae- Dienstmeisje Sickle 15,1
    -



    Mannen: (Max 4.)
    - Alaric Fabian Lugosi - Rechterhand van de koning - Hatsumomo 1,1
    - Cenred Michael Blade - Ridder/ Acherneef van de koning - Sickle 2,1
    - Synon Lancaster - Broer van de koning samlaslas 5,1
    -


    Dorpelingen:
    Vrouwen: (Max. 4)
    - Daenerys Éowyn Frey - Illegale praktijken - Ubiquitous 1,1
    -Reservatie voor VladiFerr
    -
    -

    Mannen: (Max 3.)
    - Evian Lizord Fands - Bakker Gwenx1D 6,1
    -
    -


    Vluchtelingen:
    Vrouwen: (Max. 5)(VOL)
    - Eleonore Lyra Eddington - zusje van Lord Eddington, een goede vriend van Arthur - Sydrian 1,1
    - Amèlie Nina Billington - Maïtresse van de koning - Beaton 1,1
    - Amaranthe Sarah Dubois - Hertogin - Bequeath 1,1
    - June Faith - Kind - VladiFerr 3,1
    - Elle Mary Greenfield - Meid - Leam 4,1

    Mannen: (Max 6.)
    - Caleb Brandon Collins - Ridder - Naerys 1,1
    - Blythe Yates - Jager - Hatsumomo 1,1
    - Francois de la Croix - Circus artiest - Bequeath 1,1
    - Ciad Morningstar - Zoon van de houthakker - LyraPhoenix 8,1
    -
    -


    Meedoen kan altijd; Rollentopic
    Praattopic

    [ bericht aangepast op 1 sep 2013 - 20:40 ]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    [By the way: Lake became Paynez.]

    Elle Mary Greenfield || Negentien jaar || Vluchteling || Meid.

    Ik strijk mijn jurk glad en haal een hand door mijn donkere haren. Die vandaag op een één of andere manier de krul te pakken hebben gekregen, zoals wel vaker. Vervolgens gooi ik nog wat water in mijn gezicht. Ik ril kort, het water is koud. Niet ijskoud, fris is het goede woord. Echt schoon is het water niet, maar het is schoon genoeg voor mij. Ik ben maar een simpele meid, of dat was ik. Ik ben gevlucht en leef nu in het vluchtelingenkamp. Ik moest wel vluchten, mijn plan was mislukt en ook ik zou dood eindigen als ik niet weg zou gaan. Uiteindelijk vind ik het nog niet eens zo erg, niemand meer die me verteld wat te doen. Nou, in ieder geval niet meer zo als in het kasteel. Het voelt veel vrijer. Hoe het nu met mijn ouders gaat weet ik niet. Niet dat ik behoefte heb aan een idee.
    De grond knerpt onder mij voeten. De vogels fluiten. Ik neurie wat met ze mee. Ik ruim een beetje op en maak schoon. Ik heb niet veel bezittingen. Zeker geen waardevolle. Alles wat ik heb zijn een paar jurken – drie jurken om precies te zijn -, een lap stof – waar ik ook onder slaap – en wat bessen en noten. Dat is het zo´n beetje. Al zijn de bessen en noten niet echt van mij, dat is gewoon eten. De jurken zijn dan nog van de meeste waarde en dat is absoluut niet veel. Een takje breekt als ik er per ongeluk op ga staan. Natuurlijk, mijn schoenen nog. Dat is ook een bezit. Veel is het niet. Maar overleven doe ik prima. Daarvoor heb je niet veel spullen nodig.
    Mijn ouders zijn nooit rijk geweest, we hebben het altijd kantje boort gehaald. Mijn vader maakte schoenen, ik werkte later als meid. Maar bovenal moest ik voor het huis en mijn moeder zorgen, ook voor mijn vader trouwens. Als hij weer een lange werkdag had gehad moest ik het eten klaar hebben. Maar ik kon dat niet. Het was niks voor mij. Een heel goede meid was ik dan ook niet. Ik ben een harde werker, maar ik voel me snel opgesloten. Ik heb vrijheid nodig en niet de eeuwige angst om de koning. Niet dat ik hier helemaal mijn gang kan gaan, maar ik voel me niet meer zo onderdrukt. Toch zal ik pas rusten als de koning zijn lesje heeft geleerd.


    Reality's overrated.

    Annabeth Sophia Collins - Koningin

    Deze keer duurde het even voordat ik antwoord kreeg van Cenred, maar het lag niet in mijn aard om er op in te dringen. "Nu was ik aan het dromen," Zei hij na een tijdje waardoor er een kleine, oprechte glimlach op mijn gezicht verscheen. Er was namelijk erg veel om over na te denken dezer tijden dus kon ik het hem onmogelijk kwalijk nemen dat men even stil stond bij bepaald zaken. "Vergeef mij. Ik zei dat ik betwijfelde dat iemand uw muziekspel als lawaai beschouwde omdat het elke keer opnieuw prachtig klinkt."
    Ik knikte ingetogen, sloeg vervolgens even neer en keek uiteindelijk weer naar de viool die nu al een tijdje onaangeraakt op het tafeltje lag. Veel zin om nog te spelen had ik niet meer, toch zeker niet na wat er daarstraks allemaal gezegd was in deze kamer. Ik dacht er nog niet aan om dit aan iemand te vertellen, de kans dat iemand dit als hoogverraad zou zien, was te groot en daar wilde ik niets mee te maken hebben.
    "Wel, niet iedereen denkt er zo over." Glimlachte ik zuinig wanneer ik weer opkeek naar Cenred. "Sommige mensen hier, ik noem bewust geen namen, zouden die viool liever opeten dan me nog eens horen te spelen."
    De zuinige glimlach verscheen langzaam van mijn gelaat en maakte plaats voor een droevige blik in mijn ogen. Niet zozeer omdat ik betreurde wat Synon eerder tegen me had gezegd over de koning, maar eerder voor het feit dat hij zo kwaad binnen was gestormd klaar om me de les te spellen over wat wel en niet kon. Hij had zich alleen ingehouden toen hij zag dat ik diegene was die viool aan het spelen was en niet één of andere onbelangrijke persoon.
    "Hoe is het trouwens je?" Ik wilde niet dat hij vragen zou stellen over mijn weemoedige bui vandaag. De kans was anders groot dat ik me zou verspreken en zowel Synon als mezelf in gevaar brengen. Niet dat ik eigenlijk zo in zat met Synon, ik was namelijk niet zo echt gesteld op die jongen. "Nog wat interessants meegemaakt vandaag?"
    Ik probeerde erg luchtig te klinken, wat me vrij goed lukte naar mijn mening. Dat waren van die momenten dat ik opgelucht was dat vrijwel niemand hoogte van me kon krijgen. Ik was niet echt een open boek zoals enkele mensen aan het hof. Emoties tonen kan soms vele risico's met zich meenemen, zelfs hier aan het hof waar niemand is die ze beweren te zijn. Zelfs de aardigste knecht kan later nog een mes in je rug steken.




    Caleb Brandon Collins

    Ik merkte dat ze zich niet meer zo goed kon concentreren als eerst. Het kwam vast door de botte reactie van eerder, wat ik misschien beter had kunnen vermijden. Wanneer ze eindelijk zuchtte en het zwaard moedeloos op de grond gooide, rechtte ik mijn rug en keek bekritiserend aan. "Laat maar, dit heeft toch geen zin," Gaf ze het echt zo snel op?
    "Ga je dat ook zeggen als iemand je aan valt?" Vroeg ik met op een spottende toon terwijl diezelfde vertrouwde grijns weer op mijn gezicht verscheen. "Je zou niet lang leven, meid."
    "Ik bedoel, als de mannen van Art- de koning het kamp ontdekken, dan ben ik er toch sowieso geweest. Die mannen zijn al vanaf jongs af aan bezig met vechten, daar kan ik echt niet van winnen. Ik heb vroeger ook geoefend, maar niet zo veel als zij. Het is of doodgaan, of zeggen wie ik ben, maar dan brengen ze me linea recta naar het kasteel en dan zit ik de rest van mijn leven vast aan die engerd." De manier waarop ze het zei, zorgde er voor dat ik spijt had van wat ik net tegen haar had gezegd. Maar aan de andere kant vond ik dit wel een erg slecht excuus.
    Ik was ook redelijk laat aan zwaardvechten begonnen en kwam er uiteindelijk beter uit dan sommige ridders die ik kende aan het hof. Of ik ook degelijk zou winnen van de koning wist ik niet echt. Van wat ik had horen zeggen moest hij ook een uitstekende zwaardvechter zijn.
    "Laten we iets anders doen. Nu zal ik jou iets leren." Verbaasd door haar plotselinge omkeer, stak ik mijn zwaard terug in zijn schede en raapte ondertussen haar gevallen zwaard weer op en hield dit losjes in mijn hand.
    "Wat dan?" Vroeg ik wantrouwig en keek haar onderzoekend aan. "Ga je me leren koken? Slecht plan, ik heb ooit bijna mijn huis eens in brand gestoken nadat ik soep wilde maken. Ik heb nog steeds geen idee hoe ik het heb geforceerd." Kleine pretlichtjes verschenen in mijn ogen terwijl ik mezelf een klein beetje uit lachte. Ik was in het huishouden nooit echt een goede aanwinst geweest. Ik behoorde eigenlijk buiten, op het veld waar ik kon vechten.


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Alaric Fabian Lugosi

    We houden halt bij de grote poorten die toegang geven tot de tuinen. Aangezien Arthur zin blik even gefixeerd houd op buiten, volg ik zijn blik kort. Er is niets bijzonders te zien, alleen het gewoonlijke. Personeel die bezig is, mensen van adel die op hun dooie gemak door de tuin heen struinen. Ik kan er niet goed tegen, de manier waarop ze doen alsof ze zo geweldig zijn terwijl ze alles behalve zijn en hun tijd nutteloos verspillen door hier rond te dolen en hun leven te verdoen. Hierdoor richt ik mijn blik al snel weer op Arthur die nog even voor zich uit blijft staren voor hij er weer volledig bij is.
    "Het lijkt nogal rustig," zegt Arthur met een lichte frons en niet echt antwoord gevend op mijn vraag. Toch neem ik er genoegen mee. "Vreemd rustig. Heeft u ook het gevoel dat er iets aan de hand is?" Nu trekken mijn wenkbrauwen zich ook in een frons als ik hem voor een moment aankijk. Natuurlijk is er iets aan de hand, er zijn constant dingen aan de hand sinds Arthur koning is. Meer dan eerder, tenminste. Niet dat ik het zo erg vind, maar misschien doelt hij wel op iets meer specifieks, iets wat er eerder nog niet geweest zou zijn. Toch heeft hij gelijk, er voelt iets heel vreemd aan.
    "De stilte voor de storm," ga ik met hem mee. "De cavalerie die ik er eerder op uit gestuurd had was daarnet terug, maar ik heb ze opnieuw weggestuurd omdat ze niets gevonden hadden." vertel ik. Hopelijk stelt het hem iets gerust, maar het zal niet al te veel zijn. Ik zwijg erover dat ik ze als hoofdopdracht heb gegeven om Eleonore te vinden. Ik kan niet wachten tot ik haar gered heb uit de klauwen van die minderwaardige charlatans en ik eindelijk met die jonge meid kan trouwen. Ze is werkelijk geknipt voor mij en het zou doodzonde zijn als ik naar een ander moet zoeken. Ik keek juist zo uit naar de huwelijksnacht met een prachtige maagd.
    "We zouden strenger op moet treden en meer mensen moeten afmaken of gevangen zetten die bedreigend zijn. Het goede voorbeeld stellen," grom ik zacht, hoewel ik ook wel weet dat het momenteel al enorm veel gebeurd. Naar mijn gevoel nog niet genoeg.

    [ bericht aangepast op 29 juni 2013 - 19:13 ]


    Your make-up is terrible

    Synon Lancaster – Broer van de koning

    Hij durfde zijn ogen niet te sluiten. Hoe meer duisternis, hoe harder de stem leek te klinken.
    Jaren geleden had hij deze stem ook gehoord, achter in zijn hoofd. Het gaf antwoord op al zijn vragen, maar het gaf geen voldaan gevoel. Integendeel zelfs; het gaf hem het gevoel dat het antwoord dat hij kreeg juist niet het goede was, maar durfde ook niet zeker te zijn van het tegenovergestelde. Kortom, het maakte hem radeloos en wanhopig.
    Hij drukte met zijn vuist – en het stompje – tegen zijn hoofd en sloeg tegen zijn slapen in de hoop dat het stil werd.
    “Stop,” fluisterde hij. De tranen liepen hem over de wangen en het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij dacht niet meer aan koningschap. Hij dacht niet meer aan de vluchtelingen. Hij dacht zelfs niet meer aan Lorianna, zijn koningin. Het enige wat nu nog ertoe deed was die vreselijke onrust in zijn hoofd.
    Was hij gek aan het worden? “Nee,” zei de stem. Betekende dat dan “ja”? Of wilde de stem hem dat juist laten denken en vertelde hij eigenlijk de waarheid? Was de stem iets met een eigen gedachte of was het van Synon zelf?
    De stem gaf op al deze vragen antwoord.
    “Ja”. “Nee”. “Ja”.
    Synon merkte niet dat hij op zijn knieën was gegaan en langzaam tegen de muur aan zakte om zo languit op de grond te glijden. Hij had een rustig steegje gezocht, weg van de mensen in het dorp, om zo de stem weer te verdrijven uit zijn hoofd. Tevergeefs.
    “Als je hier te lang blijft treuzelen zullen al je kansen op de troon verkeken zijn,” deelde de stem in zijn achterhoofd hem mede. Schokkend kwam Synon weer overeind, steunend op zijn linkerarm, die doorboog onder zijn gewicht. Zijn ogen waren groot van paniek. Hij moest actie ondernemen, maar hij wist niet wat. Nu was zijn laatste kans. Zijn laatste kans op ‘iets’. Hij had geen idee meer wat hij precies wilde of wat hij moest doen, maar het was zo duidelijk als wat dat hij snel moest zijn. Anders gebeurde er ‘iets’.
    Op handen en voeten kroop hij over de ruwe grond.
    “Vlug!” schreeuwde de stem. “Schiet op!” Synon hijgde en kwijlde.
    Met een harde klap belandde hij weer op de grond, na een verwoedde poging om weer op zijn benen te gaan staan. Er stroomde bloed uit zijn neus en zijn hele gezicht brandde. Toch voelde hij zich nog steeds opgejaagd om ‘iets’ te doen.
    Nogmaals probeerde hij te gaan staan, maar weer kwam hij hardhandig in contact met de aarde. Hij moest iets doen! Er was haast bij.
    “Help!” schreeuwde hij. Of althans, hij dacht dat hij dat schreeuwde, maar misschien gebeurde het alleen in zijn hoofd. “Help me alsjeblieft!”


    I thought protection was a matter of strength. Now I know, protection can only be given through mercy.

    Arthur Alexander Tiberius Lancaster.
    Arthur had een bedenkelijke frons op zijn gezicht. Hij zat er al een tijdje mee: er verdwenen mensen uit het kasteel en uit het dorp. Arthur vermoedde dat ze vluchtten voor hem. Dat op zich vond hij niet zo verschrikkelijk, de gedachte leverde hem enkel een theatrale zucht en een blik naar de hemel toe op, maar wat hij zich afvroeg was waar ze heen gingen. Ze moesten toch ergens een schuilplaats vinden? Misschien verscholen ze zich gewoon in het bos, maar Arthur vond het vreemd dat geen van zijn spionnen of ruiters of mensen die hij in dienst nam of wie dan ook ze ooit tegenkwam. Misschien was er een kamp, maar als die vluchtelingen het vonden, waarom hij dan niet? Hij raakte er gefrustreerd door.
    "De stilte voor de storm," zei Alaric. Arthur was haast vergeten dat de man naast hem stond. "De cavalerie die ik er eerder op uit gestuurd had, was daarnet terug, maar ik heb ze opnieuw weggestuurd omdat ze niets gevonden hadden," ging de man naast hem verder. Arthurs kaak verstrakte en zijn blik had die onmiskenbare geïrriteerdheid die maar zelden te boven kwam in zijn harde, onleesbare en dreigende ogen. Het kwam amper voor dat de koning je echt toonde wat hij voelde voor je. De meeste mensen hadden dan eerder liever dat hij hen dreigend bekeek. Het was leuker dan dat het leek alsof hij in je ziel keek en er al je duisterste geheimen uitviste.
    "We zouden strenger op moeten treden en meer mensen moeten afmaken of gevangen zetten die bedreigend zijn. Het goede voorbeeld stellen," gromde hij zacht. Arthur schudde zijn hoofd.
    "Mensen worden teveel vermoord. Vroeg of laat gaan ze toch dood; het heeft geen nut," zei Arthur. "We moeten iets anders verzinnen." Arthur keek opzij. Zijn blik leek nogal duidelijk: En dat mag jij gaan verzinnen.
    "Vermoord zoveel mensen als je wilt. Folter, martel zoveel mensen als je wilt. Vroeg of laat zul je toch een andere oplossing moeten vinden."


    help

    Alaric Fabian Lugosi

    Arthurs krijgt een geïrriteerde blik in zijn ogen en het valt van zijn hele gezicht af te lezen dat hij niet tevreden is, maar ik ben dat ook niet, hoewel het toch echt mijn woorden waren. Ik ben nou eenmaal degene die het moet zeggen. Hij schud met zijn hoofd als ik begin over het goede voorbeeld stellen, het is iets wat ik eigenlijk op zich gewoon leuk vind. Onder de vorige koning kreeg ik die kans amper tot nooit, waardoor ik mezelf nu misschien wel iets teveel aan het uitleven ben sinds Arthur.
    "Mensen worden teveel vermoord. Vroeg of laat gaan ze toch dood; het heeft geen nut," antwoord de jonge koning. "We moeten iets anders verzinnen." Zijn blik die erop volgt staat me niet helemaal aan en ik kan een zucht net nog onderdrukken. "Vermoord zoveel mensen als je wilt. Folter, martel zoveel mensen als je wilt. Vroeg of laat zul je toch een andere oplossing moeten vinden." Mijn lippen pers ik iets op elkaar en mijn slanke vingers glijden langs de stoppels op mijn kin, wat een zacht, rasperig geluid veroorzaakt. Het probleem is dat ik zulke opdrachten normaal gesproken uit handen geef, omdat ik geen zin heb om het zelf op te lossen. Nu heb ik dit echter al zo vaak gedaan dat ik weet dat ze toch met iets komen dat niet werkt, zoals elke keer. Ik moet Arthur ook tevreden kunnen houden en niet alleen mezelf. Hoeveel ik ook van het veroordelen houd, het martelen en alles wat erbij komt kijken.
    "Natuurlijk. Komt voor elkaar," zeg ik zo kalm als ik kan zonder mijn irritatie door te laten schemeren. "Hoogheid." mompel ik, mezelf excuserend, waarna ik mezelf omdraai en het kasteel weer inloop. Het moet iets publiekelijks worden, iets groots! Beloningen voor mensen die trouw zijn, voor mensen die bereid zijn om te verraden. Alleen beloningen, geen straffen. Ik krijg alleen al hoofdpijn als ik eraan moet denken dat er geen straffen uitgedeeld zouden kunnen worden. Met mijn hand wrijf ik over mijn slaap terwijl ik haastig het kasteel doorga. Ik zou er zelf op uit moeten, het onderzoeken. Ik heb iemand nodig die mee kan, maar wie? Synon zou ik nog voor geen goud mee willen.
    Ik loop door tot ik Wynnfrith de hofdame tegenkom. "Tate," zeg ik op een commanderende toon. "Ik vertrek vandaag nog, zorg ervoor dat mijn paard klaar is en er genoeg spullen ingepakt zijn. Oh, en zoek iemand die met me mee kan, maar niet Synon." Ik weet dat zij mijn orders waarschijnlijk weer doorgeeft aan mensen die lager staan dan haar. "Of zorg ervoor dat je zelf meegaat." roep ik dan ineens uit het niets. Dat is het, hoewel ik vrouwen over het algemeen minderwaardig vind en ze dat ook zijn naast mannen, kan ik haar hulp wel gebruiken als ik wegga bij de opdracht van de koning. Daar licht ik haar later wel over in, nu eerst zorgen dat ik kan vertrekken.


    Your make-up is terrible

    Assassin schreef:
    Alaric Fabian Lugosi

    Arthurs krijgt een geïrriteerde blik in zijn ogen en het valt van zijn hele gezicht af te lezen dat hij niet tevreden is, maar ik ben dat ook niet, hoewel het toch echt mijn woorden waren. Ik ben nou eenmaal degene die het moet zeggen. Hij schud met zijn hoofd als ik begin over het goede voorbeeld stellen, het is iets wat ik eigenlijk op zich gewoon leuk vind. Onder de vorige koning kreeg ik die kans amper tot nooit, waardoor ik mezelf nu misschien wel iets teveel aan het uitleven ben sinds Arthur.
    "Mensen worden teveel vermoord. Vroeg of laat gaan ze toch dood; het heeft geen nut," antwoord de jonge koning. "We moeten iets anders verzinnen." Zijn blik die erop volgt staat me niet helemaal aan en ik kan een zucht net nog onderdrukken. "Vermoord zoveel mensen als je wilt. Folter, martel zoveel mensen als je wilt. Vroeg of laat zul je toch een andere oplossing moeten vinden." Mijn lippen pers ik iets op elkaar en mijn slanke vingers glijden langs de stoppels op mijn kin, wat een zacht, rasperig geluid veroorzaakt. Het probleem is dat ik zulke opdrachten normaal gesproken uit handen geef, omdat ik geen zin heb om het zelf op te lossen. Nu heb ik dit echter al zo vaak gedaan dat ik weet dat ze toch met iets komen dat niet werkt, zoals elke keer. Ik moet Arthur ook tevreden kunnen houden en niet alleen mezelf. Hoeveel ik ook van het veroordelen houd, het martelen en alles wat erbij komt kijken.
    "Natuurlijk. Komt voor elkaar," zeg ik zo kalm als ik kan zonder mijn irritatie door te laten schemeren. "Hoogheid." mompel ik, mezelf excuserend, waarna ik mezelf omdraai en het kasteel weer inloop. Het moet iets publiekelijks worden, iets groots! Beloningen voor mensen die trouw zijn, voor mensen die bereid zijn om te verraden. Alleen beloningen, geen straffen. Ik krijg alleen al hoofdpijn als ik eraan moet denken dat er geen straffen uitgedeeld zouden kunnen worden. Met mijn hand wrijf ik over mijn slaap terwijl ik haastig het kasteel doorga. Ik zou er zelf op uit moeten, het onderzoeken. Ik heb iemand nodig die mee kan, maar wie? Synon zou ik nog voor geen goud mee willen.
    Ik loop door tot ik Wynnfrith de hofdame tegenkom. "Tate," zeg ik op een commanderende toon. "Ik vertrek vandaag nog, zorg ervoor dat mijn paard klaar is en er genoeg spullen ingepakt zijn. Oh, en zoek iemand die met me mee kan, maar niet Synon." Ik weet dat zij mijn orders waarschijnlijk weer doorgeeft aan mensen die lager staan dan haar. "Of zorg ervoor dat je zelf meegaat." roep ik dan ineens uit het niets. Dat is het, hoewel ik vrouwen over het algemeen minderwaardig vind en ze dat ook zijn naast mannen, kan ik haar hulp wel gebruiken als ik wegga bij de opdracht van de koning. Daar licht ik haar later wel over in, nu eerst zorgen dat ik kan vertrekken.


    Wynnfrith Tate
    Ik was net bezig met het neerleggen van een laken op een van de bedden, toen mijn naam ineens geroepen werd. Op een zeer commanderende toon. ‘Tate’ klinkt het. Ik draai met een ruk om en zie Alaric staan. De rechterhand van de koning. Nog voordat ik ook maar iets kan zeggen deelt hij al een bevel uit. ‘Ik vertrek vandaag nog, zorg ervoor dat mijn paard klaar is en er genoeg spullen ingepakt zijn. Oh, en zoek iemand die met me mee kan, maar niet Synon’ zei hij. Ergens snapte ik wel dat hij dat niet wilde. Heer Synon was ook niet altijd ontzettend vriendelijk. Hij kon ook lichtelijk eng uit de hoek komen. Net als de koning voor wie ik eigenlijk ook wel ontzettend bang was. Ik had hem altijd al een enge man gevonden. Ik keek hem even aan en dacht even na aan wie ik de order door kon geven. ‘Of zorg dat je zelf meegaat’ zei hij er snel achteraan. Ik was helemaal overdonderd dat hij me eigenlijk gewoon had meegevraagd. Hij, de rechterhand van de koning vroeg aan mij de simpelste hofdame van dit hele paleis en zo minderwaardig als wat. Ik glimlachte even vriendelijk naar hem. Ik was eigenlijk nog veel vrolijker en gelukkiger dan ik uitte, maar ik besloot me maar iets in te houden. Straks zou ik niet mee mogen gaan en was al die blijdschap voor niks, naga, noppes. Mijn gedachten liepen helemaal door elkaar heen, ik liep helemaal vast in de woorden die ik zou moeten zeggen. Na een tijdje had ik toch de juiste woorden gevonden, heel simpel maar toch effectief en het gaf precies het antwoord dat hij waarschijnlijk had willen hebben. ‘Ik zal het regelen mijn heer’ zei ik waarna ik een redelijk diepe buiging maakte.


    26 - 02 - '16

    Eleonore Lyra Eddington
    Hij kijkt me bekritiserend aan. 'Ga je dat ook zeggen als iemand je aanvalt?' vraagt Caleb spottend, wanneer ik heb gezegd dat dit toch geen zin heeft. 'Je zou niet lang leven, meid.' De vertrouwde grijns verschijnt weer op zijn lippen. Ik zucht zacht en wend mijn gezicht van hem af, ook al bedoelt hij het waarschijnlijk niet slecht. Ik zeg dat het toch geen zin heeft om te leren, aangezien de ridders een stuk beter kunnen zwaardvechten dan ik het kan, maar aan Calebs gezicht te zien vindt hij het maar een slap excuus. Ja, hij heeft dan ook makkelijk praten, met al zijn spieren, dan is zoiets veel gemakkelijker om te leren.
    In een poging om op een ander onderwerp te komen, zeg ik snel dat ik hem iets zal leren, waarop Caleb me verbaasd aankijkt. Hij stopt zijn zwaard terug in zijn schede en raapt andere zwaard, die ik op de grond had gegooid, op.
    'Wat dan?' vraagt hij wantrouwig terwijl hij me onderzoekend aan kijkt, alsof het aan me af te lezen is wat ik hem ga proberen te leren. 'Ga je me leren koken? Slecht plan, ik heb ooit bijna mijn huis eens in de brand gestoken nadat ik soep wilde maken. Ik heb nog steeds geen idee hoe ik het heb geforceerd.' Ik glimlach iets en schud lichtjes mijn hoofd. 'Geen zorgen, ik zal je niet leren hoe je moet koken,' grinnik ik. 'Sterker nog: ik kan zelf ook niet echt koken, dus dat zou toch niet kunnen.' Ik pak het zwaard uit zijn handen en steek die in de grond. Er verschijnt een lichte aarzeling in mijn ogen terwijl ik mijn hand op zijn schouder leg, zijn goede schouder, de andere durf ik niet meer aan te raken. Ik leg zijn hand op mijn heup en daarna pak ik met mijn vrije hand, zijn vrije hand vast. 'Ik ga je leren hoe je moet dansen, de basisdingen tenminste.' Ik leg hem uit wanneer hij welke voet waar neer moet zetten, maar het gaat niet erg soepel, Caleb stapt meerdere malen op mijn tenen. Daarbij helpt het lengteverschil ook niet echt mee.
    Wanneer mijn blik kort over zijn zwaard glijd kom ik op een idee, waardoor hij misschien niet meer zo teleurgesteld in me zou zijn. Ik wacht op het goede moment en stoot mijn knie in zijn buik, niet erg hard, maar hard genoeg om hem even van zijn stuk te brengen. Die tijd gebruik ik op zijn zwaard uit zijn schede te trekken en hem een duw te geven, waardoor hij op de grond belandt. Ik geef hem niet de tijd om te herstellen en duik boven op hem. Ik ga op zijn buik zitten, met aan weerszijden van zijn lichaam een knie. Met mijn ene hand pak ik zijn polsen beet, zover dat wil tenminste, aangezien ik smalle handen heb, en met de andere hand houd ik het zwaard goed vast. Het puntje van het zwaard laat ik vlak boven zijn keel rusten. 'Was jij nou niet degene die me verteld had dat je altijd voorbereid moet zijn op een gevecht?' Ik kan een lichte grijns niet onderdrukken.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Urgh, had meer moeite met deze post dan dat ik eigenlijk verwacht had.. :'D

    Daenerys Éowyn Frey.
    Na haar gesprek met Synon was ze langs de bakker gegaan waar ze een stuk brood had gekocht. Daenerys had besloten later die middag langs het kasteel te gaan, in de hoop dat Synon daar dan aanwezig zou zijn. Of beter, dat ze haar binnen lieten tot hij zou komen, al was dit laatste erg onwaarschijnlijk. Tot die tijd zou ze in ieder geval proberen te achterhalen of de geruchten over vluchtelingen waar waren.
    Terwijl ze stukken van haar brood scheurde en dit op at liep ze door het dorp in de hoop hier en daar wat van gesprekken op te vangen. Soms vroeg ze wat aan iemand, probeerde ze ergens een praatje aan te knopen en informatie te winnen, maar het leek vandaag allemaal uit te lopen op niks. Ze had nog geen enkele nuttige informatie wat betrof de vluchtelingen weten te krijgen en na de zoveelste mislukking van die dag besloot ze dan ook maar met een zucht weer naar huis te gaan. Dit ging moeilijker worden dan ze gehoopt had, maar de prijs die ze ervoor zou krijgen, die ze in ieder geval ervoor hóópte te krijgen, was het waard. Het was een risico, maar met een wat geluk zou het kunnen slagen.
    Eenmaal thuis besloot ze dat het nog iets te vroeg was om richting het kasteel te gaan, dus begon ze aan een klus die ze altijd zo lang mogelijk uitstelde. Opruimen. De enige keren dat ze er iets aan deed was wanneer ze tijd over had en dus eigenlijk niks anders kón doen. Stilzitten zat namelijk ook niet in haar aard, daarvoor sliep ze elke ochtend al te lang uit.
    Er stond nog wat vieze vaat en hier en daar lag gewoon troep, Met een zuur gezicht spoelde ze gauw de vaat af en zette het weg, haalde een bezem door het huisje en trok de deken van haar bed recht. "Zo.." mompelde ze en keek kort op haar klok (die hadden ze al in de 14e eeuw hé, wtf). Tijd om te gaan. Bijna wilde ze zo naar buiten lopen, maar bedacht zich nog net op tijd. Ze kon niet in een broek aan komen zetten, dan hadden ze waarschijnlijk al meteen de verkeerde vooroordelen over haar. Jurken droeg ze niet graag, maar vandaag zou het nodig zijn. Ze wilde immers de indruk wekken dat ze een gewone dorpeling was. Althans, wel één die wat te bieden had natuurlijk, maar daarvoor kon ze alsnog geen broek aan. Het was niet niks waar ze heen ging en als ze er gewoontjes uit zag zouden ze haar misschien eerder vertrouwen.
    Met tegenzin liep Daenerys terug naar wat ze haar slaapkamer noemde. Erg lang hoefde ze niet na te denken over welke jurk ze aan zou trekken, zoveel had ze er immers niet. Daenerys koos een donker rode, simpele jurk uit. Na wat gestunnik met haar jurk en het korset was ze eindelijk gekleed. Gauw schoof ze een paar schoenen aan haar voeten en na kort gepeins over wat ze met haar haren moest doen, besloot ze deze losjes op te steken waardoor er twee lokken langs haar gezicht naar beneden vielen. Tevreden wierp ze nog gauw een blik in de spiegel voordat ze haar huisje verliet en richting het kasteel begon te lopen. Het zou de eerste keer zijn dat ze er heen ging, ze had er immers nooit wat te zoeken gehad en ze wilde zichzelf niet verdacht maken.
    Toen het kasteel voor haar opdoemde liep Daenerys richting de poort waar twee wachters stonden. De een had zijn ogen op een ongepaste plek gericht en daarom schraapte Daenerys kort haar keel. "Éowyn Frey, ik-" begon ze, maar werd bruut onderbroken door de andere wachter, een man van middelbare leeftijd: "Nog nooit van gehoord."
    Ze vernauwde kort haar ogen uit pure irritatie. "Ik kom voor de broer van heer Lancaster, heer Synon," ging ze onverstoord verder. Daenerys merkte op hoe de wachters elkaar kort een blik toewierpen. "Die is er niet," antwoordde de oudere wachter en Daenerys beet kort op de binnenkant van haar wang. "Weet u misschien hoe laat hij terug zal komen?" ging Daenerys stug verder, niet van plan te vertrekken zonder Synon gesproken te hebben. De wachter schudde zijn hoofd en Daenerys zette gauw een glimlach op. "U wilt vast wel zo vriendelijk te zijn het even te vragen aan iemand, nietwaar?" Opnieuw wisselde de mannen kort blikken met elkaar waarna de jongste van het tweetal inderdaad verdween. God zijn dank, het was in ieder geval iets. Zwijgend wachtte ze op de terugkomst van de wachter en nam ondertussen de tijd de oudere wachter eens te bekijken. Hij zag er uit als een strenge man, maar behalve dat leek hij vooral erg chagrijnig. Geen wonder met zo'n beroep, dacht ze, ze zou nog liever van een klif springen dan dat ze de hele dag hier moest staan. Aan de andere kant had de man wel toegang tot het kasteel, hopelijk zou zij dat binnenkort ook hebben. Synon was een zielige verschijning vond ze en meestal negeerde ze zulk soort mensen, maar dit was anders. Juist daarom was Synon perfect en zou hij, als ze het goed speelde, een mooi toegangskaartje tot het kasteel vormen.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    samlaslas schreef:
    Synon Lancaster – Broer van de koning

    Hij durfde zijn ogen niet te sluiten. Hoe meer duisternis, hoe harder de stem leek te klinken.
    Jaren geleden had hij deze stem ook gehoord, achter in zijn hoofd. Het gaf antwoord op al zijn vragen, maar het gaf geen voldaan gevoel. Integendeel zelfs; het gaf hem het gevoel dat het antwoord dat hij kreeg juist niet het goede was, maar durfde ook niet zeker te zijn van het tegenovergestelde. Kortom, het maakte hem radeloos en wanhopig.
    Hij drukte met zijn vuist – en het stompje – tegen zijn hoofd en sloeg tegen zijn slapen in de hoop dat het stil werd.
    “Stop,” fluisterde hij. De tranen liepen hem over de wangen en het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij dacht niet meer aan koningschap. Hij dacht niet meer aan de vluchtelingen. Hij dacht zelfs niet meer aan Lorianna, zijn koningin. Het enige wat nu nog ertoe deed was die vreselijke onrust in zijn hoofd.
    Was hij gek aan het worden? “Nee,” zei de stem. Betekende dat dan “ja”? Of wilde de stem hem dat juist laten denken en vertelde hij eigenlijk de waarheid? Was de stem iets met een eigen gedachte of was het van Synon zelf?
    De stem gaf op al deze vragen antwoord.
    “Ja”. “Nee”. “Ja”.
    Synon merkte niet dat hij op zijn knieën was gegaan en langzaam tegen de muur aan zakte om zo languit op de grond te glijden. Hij had een rustig steegje gezocht, weg van de mensen in het dorp, om zo de stem weer te verdrijven uit zijn hoofd. Tevergeefs.
    “Als je hier te lang blijft treuzelen zullen al je kansen op de troon verkeken zijn,” deelde de stem in zijn achterhoofd hem mede. Schokkend kwam Synon weer overeind, steunend op zijn linkerarm, die doorboog onder zijn gewicht. Zijn ogen waren groot van paniek. Hij moest actie ondernemen, maar hij wist niet wat. Nu was zijn laatste kans. Zijn laatste kans op ‘iets’. Hij had geen idee meer wat hij precies wilde of wat hij moest doen, maar het was zo duidelijk als wat dat hij snel moest zijn. Anders gebeurde er ‘iets’.
    Op handen en voeten kroop hij over de ruwe grond.
    “Vlug!” schreeuwde de stem. “Schiet op!” Synon hijgde en kwijlde.
    Met een harde klap belandde hij weer op de grond, na een verwoedde poging om weer op zijn benen te gaan staan. Er stroomde bloed uit zijn neus en zijn hele gezicht brandde. Toch voelde hij zich nog steeds opgejaagd om ‘iets’ te doen.
    Nogmaals probeerde hij te gaan staan, maar weer kwam hij hardhandig in contact met de aarde. Hij moest iets doen! Er was haast bij.
    “Help!” schreeuwde hij. Of althans, hij dacht dat hij dat schreeuwde, maar misschien gebeurde het alleen in zijn hoofd. “Help me alsjeblieft!”



    Lorianna - dienstmeid van Synon

    Heel rustig liep Lorianna verder, ze probeerde hem te vergeten, maar het lukte niet! Waarom dacht ze nu opeens aan hem, dit was belachelijk, echt belachelijk! Lorianna was even geheel in gedachten wegezonken, maar plots werdt ze wakker gemaakt, wakker door een geluid dat uit een steegje kwam, die geluid klonk zo bekend in de oren en zonder nog te aarzelen liep ze op het geluid af en belandde ze in een steegje en daar zag ze Synon, haar heer. Meteen keek ze erg bezorgd en vroeg zich meteen af waarom hij in het dorp was. Waarom was hij hier? Hier in dit steegje. "Heer?" Je kon de bezorgd en haar geschoktheid duidelijk in haar stem horen. Ze rende naar hem toe en ging geknield voor hem zitten. "Heer wat doet u hier? Uw moet op het kasteel zijn en niet hier?" zei ze meteen. Ze keek haar heer bezorgd aan, maar diep ver in haar onderbewustzijnde dacht ze ook aan de smid, maar haar gedachten was nu even meer gevestigd op Synon dan aan de smid. "Heer, komik helpu overeind" zei ze tegen hem. Ze legde zijn arm om haar schouder heen en rilde hem op met veel moeite. "Maakt u zich geen zorgen, ik breng u terug naar het kasteel" zei ze. Lorianna wasniet dom en deed de kap over zijn hoofd heen zodat niemand hem herkende. Niemand mocht weten dat Synon in het dorp was,wie weet wat de mensen van het dorp met hem aan gingen doen als ze erachter kwamen. Heel rustig liep ze uit het steeg en voelde hoe de zware heer van haar op haar leunde. Ze kwam nauwelijks vooruit, zo zwaar was hij. Sommige mensen hadden wel naar hen gekeken, maar verder bestede de andere niet echt aan hen. Het was nu beetje een eind lopen, helemaal omdat ze Synon half mee sleepte met haar mee. Ze moest heel snel terug naar het kasteel zien te komen en ze wist ook precies hoe ze het moest doen. Door de achter ingang, dat was de enige oplossing.


    Standing frozen, in the life I've chosen. You wont find me, the past is all behind me. Buried in the snow.

    Alaric Fabian Lugosi

    Ik krijg de standaard, misschien iets te vriendelijke glimlach van Wynnfrith toegeworpen. Ze lijkt niet geïrriteerd te zijn door mijn plotselinge besluit om haar mee te nemen, ze reageert in ieder geval niet zoals velen zouden reageren. "Ik zal het regelen mijn heer." zegt ze, al duurt het eventjes. Ze maakt een diepe buiging en ik knik kort. Dat was de bedoeling ook. "Dan zie ik je over een uur in de stallen." In mijn stem klinkt een spoortje goedkeuring door, mede door haar reactie en haar goedwillendheid. Op tempo loop ik weer door, alleen heb ik nu geen specifiek doel meer. Ik verlaat het kasteel niet zo heel vaak, zeker niet voor lang. Ik weet ook niet hoelang we nu weg gaan blijven en wat er zal gebeuren. Veel zin heb ik er niet in, maar ik verwacht dat als ik terug kom, ik de koning het beste idee ooit voor kan leggen.
    Automatisch loop ik door naar mijn privéruimte. Het grote tweepersoonsbed wacht op mijn verloofde, maar die komt nog lang niet, gok ik zomaar. Ik weet niet eens of ze wel in leven is. Het is donker binnen, het haardvuur knappert zacht en laag. Er zal zo wel iemand komen om in te pakken, maar ik wil zelf wat dingen inpakken. Ik doe het op een rustig tempo, maak mijn zwaard schoon en trek mijn reisuitrusting aan. Al snel komt er iemand aan die komt inpakken, maar in stilte. Er word niet gepraat, op enkele korte vragen en antwoorden na. Als ze klaar is loop ik samen met het meisje die mijn spullen meeneemt naar de stallen toe, waar twee paarden klaar staan, beide gezadeld.
    Wynnfrith is er nog niet, maar volgens mij is er nog geen uur voorbij. Ze beginnen mijn ingepakte spullen op het paard te binden zodat ik er verder geen last van ondervind en ik blijf tegen de muur rustig wachten op haar. Ik heb eens niet zoveel haast om te vertrekken, aangezien ik toch niet graag het kasteel verlaat. Toch raak ik redelijk snel verveelt en begin ik aan mijn lip te plukken terwijl ik de stalknechten in de gaten houd en ze zo af en toe aanwezigen toe commandeer of toesnauw.


    Your make-up is terrible

    Assassin schreef:
    Blythe Yates - vluchteling

    Als June vraagt hoe ze heet, krijgt de jongedame ineens een heel andere houding. Ze recht haar rug, maar de rest van haar houding komt een beetje arrogant over, niet echt zoals ik de vrouwen in het kasteel gewend ben. Zij zijn hooghartig, niet zo. Ze schraapt haar keel voordat ze haar naam noemt, die overigens wel behoorlijk deftig overkomt op mij. ''Amèlie,'' is het enige. Ze vraagt niet hoe wij heten of een achternaam, helemaal niets. Ze lijkt me zelfverzekerd, wat mij enkel onzeker laat worden. Toch sta ik zelf op en vraag ik wat ze nodig heeft. Ze zet een stap naar achteren als reactie hierop.
    ''Informatie,'' antwoord ze, opnieuw wat kortaf. ''Wie zijn jullie, en wat doen jullie hier?'' Haar houding neemt nu een wat wantrouwige tint aan. Op dat moment staat June ook op en gaat ze er vandoor zonder een woord te zeggen, het kind is waarschijnlijk sowieso te ongeduldig om hier bij te zijn. Nu sta ik hier eigenlijk alleen voor, aangezien de rest meestal wat verderop zit. Ik vind het niet heel erg, maar weet niet zo goed hoe ik met deze situatie om moet gaan. Niet dat June iets zei, maar ze is volwassener voor haar leeftijd dan je zou denken en het is toch iets van een back-up.
    "Ik ben Blythe," zeg ik dan maar na enige twijfel. "Dat was June. Wat wij hier doen ligt er net aan wat jij hier komt doen." Ik probeer een afstandelijke houding aan te nemen door mijn armen over elkaar haar te slaan en mijn schouders wat breed te maken. Het is een wat armzalige poging om mijn eerdere, wat ineengedoken en terug getrokken houding ongedaan te maken. Misschien maakt al dat bloed op mijn handen en het fileermes wel gewoon genoeg indruk zodat het eerder niet opviel, maar ik reken er maar niet op.

    Amèlie
    Het kleine meisje ging weg en mijn blik dwaalde even af naar haar, toen ze in de verte verdween. Ik keek de jongeman weer aan.
    ''Ik ben Blythe,'' zei hij toen maar. ''Dat was June. Wat wij hier doen ligt er net aan wat jij hier komt doen,'' voegde hij er aan toe. Een klein, smal glimlachje kroop over mijn lippen. Blythe sloeg zijn armen over elkaar en ik meende dat hij zich wat breder probeerde te maken, waardoor hij een stuk anders leek dan toen hij net op de grond zat. Grappig, eigenlijk, hoe je houding je karakter kon weerspiegelen.
    Ik nam hem even in me op en merkte het bloed op. Hij zal vast niet voor zijn lol een konijn ontvellen, toch? Ook het meisje, June, zag er niet erg... kwaadaardig uit, of zo.
    Twijfelend beet ik op de binnenkant van mijn wang en opnieuw hees ik mijn rugzak even op, die nu over één arm hing. Nee, ik moest het zekere voor het onzekere nemen. Wat als er toch mensen van het kasteel tussen zaten?
    ''Boswandeling,'' loog ik. Erg goed was ik niet in liegen en ik was vies, wat het niet erg overtuigend maakte, maar ik kon moeilijk zeggen dat ik vluchtte voor de koning. Ik wist niet hoe veel mensen dat ook deden - misschien wel helemaal niemand. Ik kon niemand vertrouwen, al wilde ik dat wel zo graag...
    ''En ik vroeg me gewoon af wat zo'n grote groep midden in het bos deed,'' mompelde ik toen. Dat was echter niet gelogen.
    Zwakjes haalde ik mijn schouders op, perste er een klein glimlachje uit en terwijl ik nog steeds een rechte rug had, sjokte ik verder. Opnieuw hees ik mijn rugzak op - het begon me echt op mijn zenuwen te werken, nu.
    ''Blythe-'' zei ik toen, om me vervolgens om te draaien. ''leuk je ontmoet te hebben,'' voegde ik er aan toe. Ik moest vriendelijk blijven; misschien kreeg ik nog een kléín beetje informatie uit hem. Misschien hoefde ik niet alleen verder, niet wetende of ik het wel zou redden.


    "When all of your wishes are granted, many of your dreams will be destroyed.''

    Synon Lancaster – broer van de koning

    Het was gelukt. De stem was eindelijk stil.
    Er verscheen een spontane glimlach op Synons gezicht en de opluchting die hij voelde was niet te beschrijven. Langzaam opende hij zijn ogen en kwam hij tot de conclusie dat hij weer in zijn eigen bed lag. Het duurde even voor het tot hem doordrong. Hij knipperde een paar maal met zijn ogen en dacht diep na over hoe dit was gebeurd. De laatste maal dat hij zich nog bewust was geweest van zijn omgeving had hij in een steegje gezeten…toch? Of was hij echt gek geworden? Was alles slechts een nachtmerrie geweest?
    Alleen al de stilte in zijn hoofd was genoeg om hem tevreden te stellen. Wat deed het er ook toe wat er was gebeurd. Hij wreef in zijn ogen, haalde het haar weer uit zijn gezicht en stond wankel op. Nu moest hij zorgen dat hij die vrouw weer kon spreken. Ze woonde in het dorp, toch? Dan was het enkel een kwestie van haar ontbieden op het paleis. Het enige probleem was dat hij haar naam niet wist. Of ze hem had verteld was hij alweer vergeten, maar of ze dat nou had gedaan of niet, hij had er geen flauw benul van hoe ze heette.
    Haar gezicht kon hij zich gelukkig nog wel voor de geest halen. De eerste naam die in hem opkwam was Amanda. Zou ze Amanda heten? Grote kans, aangezien het bij haar paste zoals hij bij Lorianna. Hij grijnsde tevreden om zijn geniale brein dat in zo’n korte tijd haar naam had achterhaald.
    Zodra hij Amanda had laten komen zou hij haar laten grijpen. Dan was meteen dat meningsverschil over belonen van de baan. Daarna zou hij haar martelen tot ze hem de juiste informatie gaf…ja, een geweldig plan. Die Amanda zou niet weten wat haar overkwam en hem alles vertellen wat ze wist, waarna hij de vluchtelingen op kon zoeken en dan zou hij het paleis aanvallen en…
    Hij schudde glimlachend zijn hoofd. Wat was hij toch slim. Misschien bood zijn stompje niet zo’n fraai aanzicht, maar hij had tenminste wel charme en een goed stel hersenen. Zodra hij Amanda vond zou alles zo soepel lopen als een met olie gesmeerd paard en dan was hij koning. Koning. Koning.
    Het was een woord dat echt bij hem paste, een titel die wel speciaal voor hem gemaakte leek te zijn. Zijn enthousiasme was van het gezicht af te lezen en hij straalde meer levenslust uit dan ooit. Hij opende de deur en stapte stevig door de gangen, waarbij hij bijna Lorianna omver liep, die hem bezorgd nakeek. Hij wist nog niet precies zijn plan, maar hij besloot om eerst in het dorp maar eens rond te neuzen. Vrolijk neuriënd en met de vreselijkste lach ooit aanschouwd op zijn gezicht liep hij over de binnenplaats richting de poort. Hoewel het niet regende had hij het gevoel dat het leven hem meezat.
    Blijkbaar wilde het leven dit bevestigen, want bij de poort botste hij op tegen de persoon die hij zocht. “Amanda,” zei hij zachtjes. Wat deed ze hier? Had ze zo naar hem verlangd? Hij pakte haar hand en drukte er een kus op. Hij moest haar vertrouwen winnen, anders liep ze nooit in zijn val. “Niet meer verder zoeken, lieve Amanda. Ik ben er al.”


    I thought protection was a matter of strength. Now I know, protection can only be given through mercy.

    Blythe Yates

    Ik weet niet of ze onder de indruk is geraakt toen ik mezelf iets verbrede of dat het door mijn antwoord kwam, hoewel er toen een klein glimlachje over haar volle lippen gespeeld had. Haar rugzak trekt ze wat omhoog zodat die nu over één van haar armen hangt. Ik kijk haar onderzoekend aan, misschien dat het dan lijkt alsof ik goed ben in het observeren van mensen terwijl ik er eigenlijk geen zak van weet. Van dieren wist ik alles, hoe ze zouden reageren, welke geluiden ze vooraf maken, hoe hun houding is. Mensen zijn voor mij nog een enorm raadsel, ook omdat ze lang niet zo voorspellend zijn.
    "Boswandeling,'' antwoord ze. Ik knijp mijn ogen iets samen, meent ze dat nou? Ik ben niet goed in mensen ontrafelen, maar het zou geloofwaardiger klinken als ze had gezegd dat ze enkel verdwaald was of zelfs gevochten had met een eekhoorn! ''En ik vroeg me gewoon af wat zo'n grote groep midden in het bos deed,'' mompelt ze er achter aan. Ze haalt haar schouders op en glimlacht iets gedwongen waarna ze langzaam verder begint te lopen alsof ze echt aan het wandelen is. Ietwat verbaasd kijk ik haar na.
    ''Blythe-'' Ze spreekt mijn naam op een zachte toon uit die ik niet gewend ben als ze zich omdraait. Ik ben gewend aan de ruwe stem van mijn vader, of aan de mensen hier die me zelden tot niet aanspreken. ''leuk je ontmoet te hebben,'' Kort frons ik iets, waarna ik me toch kort haast om naast haar te kunnen lopen.
    "U maakt zeker wel een hele lange boswandeling, tot zo diep in het bos," stel ik vast, voor de zekerheid spreek ik haar nu aan met 'u' en ben ik beleefd naar haar toe. "Excuseer me, mevrouw, maar u ziet er helemaal niet uit als een type dat voor zo'n lange boswandeling gaat en u heeft er de benodigdheden ook helemaal niet voor." vertel ik haar zacht. Hoewel ik daar zeker van ben kom ik niet erg zelfverzekerd over. Met de rug van mijn hand veeg ik een losgekomen plukje blond haar naar achteren, zover als dat lukt. Ik heb recent een poging gedaan op mijn haar zelf te knippen, wat erin resulteerde dat alles ongelijk werd en sommige plukjes constant de neiging hebben om los te laten uit mijn staartje.
    Ik gluur kort om me heen, gewoon voor de zekerheid. "Geen zorgen, Amèlie. Hier is het veilig." fluister ik zachtjes, gevolgd door een vage glimlach. Ik moet haar toch op de één of andere manier laten weten dat ze hier terecht kan en ik heb geen idee hoe de anderen dat altijd aanpakken, aangezien ik me nergens mee bemoei gewoonlijk.


    Your make-up is terrible

    June Faith - vluchteling - kind

    Ik sta langzaam op en kijk even over het rotsblok naar Caleb en Eleonore. Ergens wenste ik op dit moment dat ik net zo oud was als zij waren. Dat ik mijn eigen keuzes kon maken en gewoon alles zelf kon doen zonder hulp. Ik laat me zuchtend tegen het rotsblok aanzakken en pluk wat aan mijn haar. Ik maak mijn handen tot kommetje en smijt wat water in mijn gezicht. Ik wreef de laatste restjes modder en zand eraf met mijn mouw. Ik keek even maar mijn hand. Voorzichtig haalde ik de stof eraf en keek naar de lelijk oogende wond. Ik stond moeizaam op en liep terug het bos in. Misschien kon Blythe me helpen. Hij had vaker wonden gezien en misschien kon hij hier iets aan doen. Ik stop als ik de stem van de vrouw hoor. Amèlie was haar naam. Ik keek vanachter een boom naar ze toe. Blythe fluistert iets. Het woord veilig kan ik eruit halen, maar daar blijft het blij. Voorzichtig stap ik uit de schaduwen van de boom. Ik kuch zacht.
    'Ik wil jullie niet storen hoor,' zeg ik zacht, en ik maak een kleine buiging naar Amèlie. 'Maar ik heb mezelf per ongeluk gesneden met mijn dolk en toen ben ik bewusteloos geraakt door een tak op mijn hoofd. Kan je er iets aan doen?'
    Mijn hoofd hangt schuin naar Blythe. Ik bijt zachtjes op mijn lip en ondertussen hip ik zenuwachtig op mijn voeten. Ik wou niet onbeleefd overkomen. Alhoewel ik die Amèlie niet echt zag zitten. Soms had je dat. Dan zag e iemands gezicht en dan wist je al gelijk dat je die niet mocht of dat je het daar moeilijk mee zou gaan krijgen. Ik liet mijn ogen over haar heen glijden. Het zou me niks verbazen als ze niet een wist hoe ze een dolk vast moest houden. Ik staarde met een geïrriteerde blik naar de grond. Niet zo gemeen denken over andere mensen June. Je mag blij zijn dat je hier al bent toegelaten want voor iedereen ben je hier net een blok aan het been. Bij die gedachten rolde er een traan over mijn wang. Vlug veegde ik die weg met de rug van mijn hand. Ik wou niet zielig lijken. Want zielig was een vorm van zwakte. En in een tijd zoals deze was er geen ruimte of tijd voor zwakte.

    [ bericht aangepast op 15 aug 2013 - 12:20 ]


    "Rebellion's are build on hope"