• The Shadowmarket
    Rollentopic ● Praattopic ● Speeltopic



    » S e t t i n g


          De Schaduwmarkt is een parallelle dimensie die zich in deze wereld bevindt — maar ook weer niet. Hij is toegankelijk vanuit werkelijk elke uithoek van de aarde middels portalen, welke zich vaak op de meest onverwachte plaatsen bevinden. De verschillende entrees zijn namelijk magisch beveiligd en onthullen zich enkel aan de bovennatuurlijken onder ons. Mensen zullen deze daarom nooit vinden, mits zij de nodige hulp krijgen om door de zogenaamde glamour heen te kijken, wat uiteraard ten strengste verboden is en voor de meeste stervelingen niet goed uitpakt.

          Op deze buitengewone markt stikt het van de grijze en zwarte magie: bezeten voorwerpen, kopieën van beruchte spreukenboeken, gekooide faeries, vampierbloed, cocktails die de doden weer tot leven zouden moeten wekken — maar ook een lucratieve handel in de vraag en aanbod naar dubieuze diensten behoort hier tot de dagelijkse gang van zaken.
          Wezens uit alle windstreken bewandelen de eindeloze paden langs de kraampjes, één van de weinige plekken waar ze niet hoeven te verbergen wat ze zijn.

          Vanuit welke doorgang je de Schaduwmarkt ook binnenkomt, het lijkt altijd nacht. Betreden is op eigen risico, evenals het kopen van de aangeboden waar, want de betaling is lang niet altijd in geld. Voor je het weet heb je tien jaar van je leven neergelegd, of je eerstgeborene. Oplichters zijn er bovendien ook te vinden.

          Er is echter één nacht in de eeuw die zelfs de meest teruggetrokken figuren naar de Schaduwmarkt weet te lokken: de Nacht der aller Zielen, ookwel Zielennacht genoemd. Gedurende dit fenomeen verschijnen de meest zeldzame items, is magie ongeëvenaard sterk en lijken grenzen te vervagen.





    I only know this:




    P L O T «

          De befaamde Zielennacht is aangebroken: stands die normaal gesproken niet bestaan schieten als paddenstoelen uit de grond, evenals de aanwezigheid van schepsels die zich doorgaans niet aan de rest van de wereld tonen. De algemene stemming op de markt is uitgelaten, onheilspellend en misschien zelfs een tikje opgewonden.

          Er worden shows en demonstraties gegeven: van simpele toekomstlezingen door daadwerkelijke Zieners, tot hypnotiserende muziek, vuurspuwende heksen en levensechte draken. De gevaarlijk verslavende faeriewijn vloeit rijkelijk en vrienden en vijanden kruisen elkanders paden op zoek naar waar ze dan ook voor zijn gekomen.
          Wat een bijna heilig gewaande viering had moeten worden, lijkt langzaam echter te veranderen in een decor voor catastrofe: wanneer de uitgangen stuk voor stuk in rook opgaan en de bezoekers zich realiseren dat ze gevangen zitten op een niet—aardse plek, breekt onvoorzienbare chaos uit.

          Zullen sommige wezens de handen ineen slaan in een poging terug te kunnen keren? Of zullen ze op zoek gaan naar het waarom? Wie of wat is er verantwoordelijk voor de complete lock—down? Er is geen andere plaats die zoveel persoonlijke agenda's telt als de Schaduwmarkt.
          Alles heeft hier een prijs.

          Eén ding is duidelijk: Zielennacht is niet voorbij zolang de portalen naar huis gesloten blijven.


    all magic comes with a price —



    » I M P O R T A N T


    Er zijn zo ongelooflijk veel soorten wezens: wees creatief!
    Is er iets niet duidelijk, heb je ergens hulp bij nodig of kom je er niet uit: vooral vragen. Ik brainstorm graag mee.
    Ik ga er vanuit dat iedereen de Q huisregels in acht neemt.
    Wees zeker dat je de tijd hebt om mee te doen.
    Het verhaal zal al gaande uitgediept worden, en het is de bedoeling dat we daar gezamenlijk voor gaan zorgen. Voel je vrij om ideeën en plottwists in de groep te gooien.
    De woordenquota is 100: zorg er gewoonweg voor dat anderen genoeg hebben om mee te kunnen werken, en heb vooral respect voor elkaars werk. Ik vind kwaliteit veel belangrijker dan kwantiteit en zou het super vinden als we elkaars posts lezen, ook wanneer jouw character daar geen interactie mee heeft.
    Zolang de aantallen gelijk worden gehouden, mag je zoveel rollen op je nemen als je aankunt. Mits er hierbij geen verwaarlozing plaatsvind.
    Laten we er met z'n allen een interessant verhaal van maken met originele characters. (:




    and in all chaos there is calculation.






    R O L E S «


    ♀ ● Name ● Creature ● Username ● Page
    ♀ ● Vivianne 'Vee' Laurier ● Lycanthrope ● Noctifer ● 1.7
    ♀ ● Ghislaine Voss ● Half fae ● Noctifer ● 1.7
    ♀ ● Shiva ● Necromancer ● Cleverness ● 1.6
    ♀ ● Saxa Katrena Laufeyson ● Halfgodin ● Sombre ● 1.2
    ♀ ● Nova Lynx ● Heks ● Estralita ● 1.5
    ♀ ● Vada Quintus 'Villmumon' ● Demon ● e_nnazus ● 1.5
    ♀ ● Sakura Yamamoto ● Kitsune ● spellcasters ● 1.7
    ♀ ● Blanche ● Yuki onna ● Lolicia ● 1.8

    ♂ ● Name ● Creature ● Username ● Page
    ♂ ● Nox 'Hadeon' Zion ● Demonic vessel ● Cleverness ● 1.3
    ♂ ● Angel ● Beschermengel ● Cleaner ● 1.2
    ♂ ● Caelan ● Oracle ● Nulla ● 1.7
    ♂ ● Roman Ax Robbinson ● Halfgod ● Sombre ● 1.6
    ♂ ● Analu Kekoa ● Part giant ● Cleaner ● 1.6
    ♂ ● Blayze Kieran Breathnach ● Bearman ● spellcasters ● 1.7
    ♂ ● Douglas Hamilton ● Kelpie ● Klaus ● 1.8


    Atmosphere


          De markt is te betreden en verlaten door gebruik van portalen. Normaal gesproken zijn er een handjevol doorgangen verdeeld tussen de kraampjes. Het hoofdportaal (waar je vanuit de mensenwereld meestal binnenstapt) bevindt zich in het hart van de markt. Dat is een plein, een open vlakte, waar omheen de gehele markt lijkt gebouwd. Hier worden bijvoorbeeld ook vaak shows gegeven.
          Het is altijd nacht op de markt. Wanneer je omhoog kijkt, zul je geen maan of sterren aantreffen. De markt is letterlijk een schaduwdimensie en dus ook niet geschikt om permanent in te leven. Tijdens de Nacht der aller Zielen, echter, is de lucht compleet anders. Dit is dan ook meteen wat menigeen naar de markt trekt.
          Voor portalen geldt dat die bijna verdriedubbelen. Werelden en dimensies die normaal gesproken niet te bereiken zijn—zijn dat gedurende dit fenomeen wel. Reizen door portalen vergt wel enige kennis, die niet nodig is om de Schaduwmarkt te kunnen binnenstappen. Iedereen met een percentage aan bovenmenselijk bloed zou dit moeten lukken.

          Je zou de layout van de markt als een klok kunnen zien: het hart is het midden van de klok en de verschillende paden die je kunt nemen de cijfers. Je kunt je voorstellen dat het een doolhof kan worden als je niet oppast welke kant je neemt.
          De paden zelf zijn over het algemeen goed verlicht (doormiddel van kaarsen die nooit lijken op te branden of een vleugje magie). Om niet te verdwalen, verschillen de meeste 'straten' (zoals ze ook wel genoemd zouden kunnen worden) gelukkig. Er zijn echter niet alleen kraampjes overal, maar ook winkels tussenin te vinden. Hoewel er wat permanent aanbod is, verschijnen en verdwijnen stands en shops te pas en te onpas. Voor Zielennacht geldt dat het volledig staat volgebouwd met items en curiosa die normaal schaars te vinden zijn. Hoe verder je echter bij het hart vandaan dwaalt, hoe duisterder de zaakjes lijken te worden, en hoe zwarter te magie. Rondom het hart is het dan ook altijd het drukst en meest bruisend, verderweg over het algemeen wat rustiger en obscuurder.

          De Schaduwmarkt wordt gehandhaafd door enkele warlocks en ancient figuren die een oogje in het zeil houden. Het geldt als neutral territory, waardoor deze zijn eigen regels en wetten kent (of juist het gebrek eraan). Het meeste wordt onderling geregeld.

          De markt is een explosie aan geur, kleur en geluid. Je ziet er de meest fabelachtige figuren en krachten en kunt er zelfs levend gekooide creaties kopen.
    Er worden talen in alle tongen gesproken — maar dat alles een prijs heeft is algemeen gedachtegoed.

    [ bericht aangepast op 15 mei 2020 - 12:28 ]


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Analu      Kekoa

          Son of a Giant      |||      Son of a Lamia      |||      Bounty Hunter      |||      Hired killer      |||      Outfit      |||      Somewhere w/ Vee (& Nox)     

    Voordat de schreeuw nog maar klinkt merkt hij op hoe zijn witgrijze wolf er vandoor gaat, voordat hij echter ook maar kan zuchten klinkt de luide kreet, waar Analu de pijn haast in kan horen. Het is niet dat hij ook maar enige interesse zou hebben op elke andere dag, maar nu is het even een punt dat hij vreest dat iemand er met zijn kill vandoor is gegaan, waardoor hij Saxa een knikje geeft voor hij er vandoor gaat — achter zijn naamloze wolf aan.
          Het interesseert de half-reus niets dat hij mensen aan de kant beukt of hen volledig tegen de grond aan werkt, hij is simpelweg te druk bezig om dat domme dier te volgen, alleen is deze uiteraard stukken kleiner dan haar eigenaar, waardoor ze overal onderdoor kan schieten en hij al gauw het oog op het dier verloren is. Vervloekingen rollen over zijn tong uit frustratie, terwijl de menigte zich richting het geluid van de schreeuw lijkt te volgen — echter niet snel genoeg in de ogen van de half-reus.
          'Wolf!' Analu sist het enkel tussen zijn tanden door, welke op het moment op elkaar gedrukt zijn uit pure frustratie. Het dier komt kort terug gewandeld, maar verdwijnt alweer gauw — zijn blik voor kort op zijn eigenaar houdend. Analu weet hierdoor echter welke straat in te wandelen, maar opnieuw is het dier weg. Fucking Vee.
          De half-reus beukt twee duistere types hardhandig opzij, en schiet vervolgens alles behalve subtiel de zijstraat in — subtiel zijn met zijn grootte is nou eenmaal iets dat moeite zal kosten, en daar heeft hij nooit enig behoefte aan gehad. Opnieuw is het witgrijze dier verdwenen, waarop de vervloekingen volgen. Als hij deze echter opnieuw uit het zicht is verloren wil hij net omdraaien, wanneer hij in een zijstraatje Vee en de wolf net in het vizier heeft. De krullenbol lijkt alweer het besef verloren te zijn dat zijn wolf rond haar te vinden is, en heeft haar aandacht op een of ander joch gevestigd. Een betere tijd kan Analu zich niet bedenken om de dame te laten zien dat hij haar wel degelijk te slim af kan zijn. Haar verhoogde zintuigen zullen nu overal op gefocust zijn, behalve op hem — althans dat hoopt hij maar.
          Zonder teveel na te denken stormt de half-reus op de kleinere dame af, beukt hierbij zonder enige moeite wat mensen opzij, en knalt vervolgens met al zijn kracht de wolvin van haar voeten af — hen beide afvurend op een nabijgelegen kraam. Het is waar dat Analu soms oprecht geen besef heeft van zijn eigen krachten, of hoe ver hij iemand afgevuurd krijgt, maar de manier waarop het ditmaal uitgewerkt heeft bezorgd een grijns op zijn gezicht, eentje die voor vreemden haast als luguber gezien kan worden — de manier waarop zijn gezicht soms vertrekt oogt alles behalve vriendelijk, waardoor zelfs een simpele grijns of sporadische glimlach duister over kan komen bij de half-reus.
          'Eindelijk!' schreeuwt de half-reus dan, zonder enig besef van de omgeving of wat er precies allemaal gaande is. De schreeuw van zojuist is hij al helemaal vergeten en heeft zijn interesse al lang niet meer. Het is de kleine dame die hij zojuist om heeft weten te krijgen zonder dat ze enig besef ervan had, wat hem triomfantelijk laat voelen over de gehele situatie.
          In de hoop de wolvin te slim af te zijn wil Analu aanstalten maken om bovenop haar te duiken — zijn handen richting haar keel glijdend zoals ze dat voorheen ook eens "grappig" leek te vinden bij hem te doen.


    I'm your little ray of pitch black.

    𝔖𝔥𝔦𝔳𝔞

    Necromancer      -      Twenty Six      -      Side Street      -      Caelan&Sahar >> Angel(&Ghislaine)


    𝔜𝔬𝔲 𝔠𝔞𝔪𝔢 𝔱𝔬 𝔠𝔬𝔫𝔮𝔲𝔢𝔯 𝔪𝔢?



    teksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstt

          Dat Caelan niets ziet in wat de necromancer doet is haar vrij duidelijk, het misnoegen in zijn woorden enkel bevestiging dat hij liever niet al te veel van doen wil hebben met haar gave. Het antwoord van de blauwogige dame gaat echter gepaard met meer interesse en dan streelt er plots iets langs de mentale lijn welke ze met Khán deelt, als een vinger langs haar ruggengraat. Zowel Shiva als Khán trekken hun bovenlip op om hun tanden te ontbloten, ogen oplaaiend in alarm en zoekend naar de dader. Geen van hun beider metgezellen vertoont uiterlijke kenmerken met betrekking tot magie, maar Caelan heeft zijn aandacht niet eens bij haar en dus verdenkt ze de vrouw naast hem. Er straalt echter geen greintje kwade bedoeling van haar af en wanneer ze zich voorstelt als Sahar is de beroering ook alweer verdwenen.
          Op het moment dat Caelan en Sahar met elkaar in conversatie raken wordt Shiva haar aandacht plots getrokken door een welbekende sensatie, een voorbode welke haar maar al te duidelijk is. Dood fluistert in haar oor als een oude bekende, zijn oeroude taal betekenisloos evenals bekend en vol ijskoude belofte. Kippenvel ontspruit zich langs haar armen, de haren in haar nek komen overeind en haar hartslag neemt toe in anticipatie. Er klinkt een doodskreet.
          Haar aandacht word erdoor gegrepen zonder twijfeling, haar benen al in beweging nog voor ze daar opdracht voor gegeven heeft. Het is niet het geluid wat ze volgt, maar juist de sensatie van een dovend levenslicht, steeds zwakker naarmate ze haar weg vind tussen de drommen mensen door. En dan komt ze abrupt tot stilstand, het spoor bijster alsof het nooit heeft bestaan. Haar ogen, waarvan ze weet dat deze zojuist melkachtig wit waren gekleurd, nemen hun oorspronkelijke groene kleur weer aan en zonder de lokroep van de dood komt haar volle besef van de omgeving weer terug. En Khán, welke word benaderd door een vreemde.
          Shiva neemt de verschijning in zich op, wederom bevlogen door het besef dat de mannen hier er zo veel anders uitzien dan thuis. Gladgestreken en verzorgd en gekleed, in plaats van tribe-paint en lendendoeken en schedels. Zou ze niet trots zijn op de paint welke ze zelf heeft verdiend en de trofeeën van haar overwinningen, dan zou ze misschien zelfbewust zijn over haar voorkomen. Nu heft ze echter haar kin in afwachting van wat deze knappe vreemdeling van plan is met Khán. Onder haar intense blik schiet hij overeind, weg bij de serval, en neemt haar in één oogopslag in zich op.
          "Ehm. . . sorry. Hij is. . . prachtig." Waarvan Shiva niet in kan schatten of hij het meent ja of nee — al klinkt hij oprechter dan de spot welke Calean had aangewend. Ze schrijd dichter naar hem toe, overbrugt de afstand naar haar serval zonder haar blik te verleggen van de man zijn gezicht en loopt dan een rondje om hem heen, alsof ze de waren aan het keuren is.
          "Jij ook," zegt ze feitelijk, wanneer ze weer voor hem staat. Haar stem kent geen liefelijkheid, enkel robuuste waarheden. Geleerd een blad voor de mond te nemen heeft ze nooit, aangezien haar volk het nut er niet van inziet.


    Marrow deep, soul deep, essence deep

    VEE      LAURIER
    Lycanthrope • Raven of Death • Nox & Analu




          Hij noemde het zijn laatste toevlucht

          Ze heeft gedaan alsof ze het niet hoorde, alsof het haar binnenste niet tot de rand toe vulde met vrees. Het soort vrees dat ze koesterde op het moment dat ze niet zeker wist of ze haar wolvin ooit zou genezen; rouwend om een gedeelte van zichzelf waar ze niet zonder zou willen leven, waar ze niet zonder zou kunnen leven. Als de markt een dood einde was geweest, dan. . .
          Haar ogen glijden systematisch over de roerloze gedaante, zoekend naar sporen die enkel opvallen wanneer je het zicht van ontzielde wezens gewend bent, maar haar gedachten willen niet focussen, zijn zich bewust—veel te bewust—van de demonenjongen die zich ondanks haar waarschuwingen naast haar heeft gevoegd. Het enige dat wil doordringen, is dat het een vlugge en geoefende executie was. Ondanks de onsmakelijke geuren die haar meer verwarren dan wijsheid weten te bieden, is er geen bloed dat vanuit het flinterdunne lijf over de keien sijpelt. De dader had evengoed een geest kunnen zijn.
          ‘Je hoeft me niet te beschermen,’ prevelt hij. Vee's gezicht schiet opzij, haar onderzoek afbrekend om naar hem te kijken, de moedeloze klank die zijn sombere gelaat overschaduwd één die ze niet van Nox gewend is; die haar instinctmatig doet zoeken naar de bron van zijn verdriet. Het is een vreemd soort woede, van alle soorten razernij die ze over de jaren uitgebreid heeft leren kennen, om boos te zijn voor hem. De zwartharige wolvin weet niet wat haar raakt.
          De slanke vingers die om haar elleboog krullen doen Vee verstarren. Haar bloed stroomt zo snel door haar aderen dat het suist—zoemt—zo levendig als de lucht, reagerend op de aanraking zoals een bermbom dat doet wanneer iemand er bovenop gaat staan. ‘Weg hier,’ sist hij, geen enkel benul hebbend van de explosie die zich vlak onder zijn greep, verborgen onder het leer, voordoet. ‘Wie of wat dat ook gedaan heeft kan nog in de buurt zijn.’ Nox begint te lopen, en, wanneer Vee niet in beweging komt, de wolvin met zich mee slepend. Hij is nog geen uur in haar leven of Vee dreigt te worden verzwolgen door emoties.
          ‘Waar denk je mee bezig te zijn? Je hebt geen idee waar je naartoe gaat,’ zegt ze, wanneer ze haar tong heeft hervonden, maar vloekt wanneer blijkt dat hij om onverklaarbare redenen sterker lijkt te zijn geworden dan ze had verwacht. ‘Er is hier geen veilige haven. Ik wil weten waar we ons op moeten voorbereiden,’ gaat ze verder, haar stem hoe langer hoe grommender klinkend, tot blijkt dat Nox stug vooruit blijft lopen—alsof het hem helemaal niets kan schelen wat ze voor redenen geeft om terug naar de plaats delict te willen.
          Vee grauwt hoorbaar, zij het iets gedempt onder het knarsen van haar tanden, voor ze haar hielen tegendraads op de grond plaatst. ‘Ik zei: stop.’ Haar tot een vuist gebalde hand trekt haar arm resoluut terug, versterkt door haar tweede entiteit, met zoveel meer ongecontroleerde kracht dat Vee enkele stappen achteruit struikelt. Net wanneer ze hem op een schappelijke manier wil inlichten over haar werkwijze, wordt ze geraakt door een bulldozer. Te verrast om te gillen verdwijnt de grond onder haar voeten, vliegt haar lichaam tegen de wetten der natuur in door de lucht. Even maar, want in de seconden die het haar instincten kost om te behappen wat er in godsnaam gaande is—ligt ze op haar rug, het puin van een compleet vernietigd kraam tegen haar rug drukkend.
          ‘Eindelijk!’ klinkt het van boven, de diepe doch rauwe klank te vertrouwd om niet te herkennen—en wanneer Vee's beeld scherpstelt, is het niemand anders dan de logge gigant die haar breedgrijnzend aankijkt. Fucking Analu.
    Ze heeft hem niet geroken; niet beseft dat hij Snow achterna zou komen; niet gehoord omdat. . .
          Haar kaken klappen zo hard op elkaar dat het geluid tussen haar geopende lippen vandaan echoot. Dit is hem nog nooit gelukt. Hij heeft haar op haar kwetsbaarst aangetroffen.
          Adrenaline, schaamte en iets vele malen primitiever doen haar vooruit schieten zodra Analu's intenties haar duidelijk worden—de vereelte vingertoppen al bijna op haar hals om haar te immobiliseren zoals ze vele malen bij hem heeft gedaan—de zool van haar rechtervoet tegen de ijzeren spieren van zijn onderbuik.
          Haar in littekens bedekte handen lopen uit in centimeterlange klauwen en de tanden die ze hem toont vanonder een teruggetrokken bovenlip zijn allesbehalve menselijk wanneer ze hem met een beestachtige oorlogsroep met alle opgekropte frustratie van zich af trapt.
          Het voelt alsof ze de fundering van een gebouw heeft willen doorbreken; haar gewrichten protesteren voelbaar wanneer ze zich overeind schiet, de beweging katachtiger dan ze als wolf zou moeten zijn. De doffe klap doet haar genoegzaam grommen, trachtend het stof van zich af te kloppen met vleesgeworden vingers, de geveinsd lome bewegingen niet anders bedoeld dan om te kalmeren; haar verwilderde zijde te overtuigen dat er geen gevaar dreigt, hoewel ze tussen Analu en Nox staat, haar rug te recht om ontspannen te ogen.
          ‘Dit,’ snuift ze, oneerbiedig richting de half—gigant gebarend om hem zowel aan te duiden als een middelvinger te kunnen geven, ‘is Snow's bitch. Analu Kekoa. Parttime premie—jager, fulltime asshole.’ Ondanks de afschuwelijke getimede entree, voelt Vee de opluchting de overhand nemen, en krijgt ze het voor elkaar zuinigjes te glimlachen wanneer ze zich tot Nox richt. ‘Kleine bitch, dit is Nox. . .’ demonenjongen, jeugdvriend, pack. Ze wendt haar blik af, haar armen stoïcijns over elkaar slaand, tot Snow zich aan haar benen vlijt en ze één hand gedachteloos door haar zachte vacht laat glijden.
          ‘Ik neem aan dat je het weet, van de portalen?’ Vee voelt zich vreemd opgelaten, alsof twee halven van haar leven zijn samengekomen. Ze legt een hand in haar nek, terloops over een schram strelend die de valpartij haar heeft opgeleverd. ‘Hij en ik hebben haast om terug naar het land van de levenden te keren.’ Ze wisselt een blik met Nox vanuit haar ooghoeken. Sommige geheimen zou ze meenemen tot aan het graf—en ze wil dat hij zich dat realiseert.


    Feel the fire, but do not succumb to it.


    𝔑𝔬𝔵 - ℌ𝔞𝔡𝔢𝔬𝔫

    ℑ 𝔴𝔞𝔰 𝔟𝔬𝔯𝔫 𝔴𝔦𝔱𝔥 𝔞𝔫 𝔦𝔫𝔰𝔞𝔱𝔦𝔞𝔟𝔩𝔢 𝔞𝔭𝔭𝔢𝔱𝔦𝔱𝔢 𝔣𝔬𝔯 𝔡𝔢𝔰𝔱𝔯𝔲𝔠𝔱𝔦𝔬𝔫


    Demonic Vessel      -      Market      -      Vee & Analu


          Daar waar Vee zich in eerste instantie misschien laat verassen door het voortouw wat hij neemt, komt ze al vrij snel weer bij zinnen. De meters die tussen hen en het lijk zijn gebracht hebben in Nox zijn ogen nog lang niet genoeg waarde en hij zet zo gehaast mogelijk door, wetend dat als ze echt tegen gaat stribbelen hij niets meer in te brengen heeft — niet zolang Hadeon nog onderdrukt is. Het is vreemd te ondervinden dat er ook situaties zijn waarin hij een subtiele variant van gemis voelt voor de weinige positieve dingen die de demon met zich mee brengt.
          "Waar denk je mee bezig te zijn? Je hebt geen idee waar je naartoe gaat," verwijst Vee hem, haar stem omlijnt met verontwaardiging. Deze ebt echter al vrij snel weg om plaats te maken voor de weerbarstigheid welke hij van haar kent — haar second skin gewoonweg hoorbaar in haar woorden. "Er is hier geen veilige haven. Ik wil weten waar we ons op moeten voorbereiden."
          "We hoeven ons niet voor te bereiden want we gaan nu een manier vinden om hier weg te komen," bijt hij, zijn onrust tegenover de gehele situatie hetgeen wat de overhand begint te krijgen. Het is niet enkel het overduidelijke wat hem tegen de haren strijkt, maar ook het feit dat Vee zich klaarblijkelijk al die tijd staande heeft weten te houden en dat zodra hij weer opduikt in haar leven de hele boel naar de kloten lijkt te gaan binnen de tijdspanne van een uur. Bevestiging dat hij haar nooit iets goeds zal kunnen brengen. Zijn greep op haar verstrakt instinctief bij het horen van de grom die haar lippen verlaat en hem verteld dat hij niet veel langer heeft voor hij zijn arm verliest.
          "Ik zei: stop!" En uiteraard is hij nergens als de wolvin daadwerkelijk losgelaten wil worden, zijn voorwaartse beweging abrupt gestopt wanneer ze haar voeten op de grond plant en haar arm met een ruk uit zijn greep verlost. Wanneer hij zich naar haar omdraait vind hij haar een aantal passen van hem verwijderd, haar lippen al van elkaar om hem meer gesnauwde woorden toe te werpen. En dan is ze weg, vliegt door de lucht als een lappenpop en crasht onder het luide gekraak van brekend hout door een van de marktkraampjes. Nox zijn wereld lijkt tot stilstand te komen, de suis die zijn oren vult allesoverheersend.
          De man verantwoordelijk voor haar vlucht is gigantisch, de brute kracht die hij uitstraalt iets wat Nox misschien iets langer verstijft op zijn plek doet staan dan hij zou willen. De lippen van de gigant bewegen, maar zijn woorden overstemmen het lawaai in Nox zijn oren niet. Het enige wat hij ziet is de wrede trek op het gezicht van Vee's belager, de manier waarop deze zich bijna in slowmotion op haar lijkt te storten — vingers uitgestrekt richting haar hals. Hij ontwaakt op het moment dat Vee haar bloedstollende grauw klinkt, vind het contact naar zijn lichaam terug wanneer haar voeten in contact komen met de buik van de man. Het klinkt of er een moker tegen beton word geslagen, de trilling ervan voelbaar via de grond onder zijn voeten.
          De zwartharige jongen stort zich naar voren, het geluid wat zijn lippen verlaat bij lange na niet zo indrukwekkend als de grom van de wolvin, maar desalniettemin primitief — beladen door zijn woede en de paniek die hij voelt. De iets teruggedrongen reus staat nog steeds veel te dicht op Vee — wiens handen zich tot klauwen hebben gevormd en wiens tanden monsterlijke proporties aan hebben genomen. Gedreven door iets wat sterker lijkt dan zijn logica — en voor het moment weer vergeten dat hij Hadeon zijn ondersteuning niet heeft — haalt Nox uit met rechts, laat zijn vuist zo hard hij kan tegen de schouder van de bruut komen ondersteund door zijn gehele gewicht. Er klinkt een onheilspellend gekraak.
          De pijn is als een withete golf, het geluid wat hij nu uit iets wat midden houdt tussen een verwensing en een kerm. Met links grijpt hij zijn eigen pols vast, struikelt twee stappen naar achteren en vloekt nog hardvochtiger uit frustratie. Zijn ogen richt hij net weer op de man — zoekend naar een andere manier hem eventueel te trotseren — wanneer Vee zichzelf verbijsterend soepel overeind zet en tussen de twee mannen in komt te staan. Nox heeft in één oogopslag door dat zij niét in paniek is, haar kalmte iets wat direct grip op hem lijkt te krijgen. Ze werpt hem een bijna vermoeid te noemen blik.
          "Dit—," Vee gebaart richting de enorme man— "is Snow's bitch. Analu Kekoa. Parttime premie—jager, fulltime asshole." De middelvinger die ze Analu toesteekt is er een die hem terug brengt in de tijd, naar flauwe opmerkingen en betere tijden. Een gebaar zonder daadwerkelijk venijn. "Kleine bitch, dit is Nox."
          Zijn ogen focussen zich op de bruine variant van de premie-jager, zijn eigen groene variant nog gevuld met onbegrip, woede en complete verbijstering. Zijn lamgeslagen hand bonkt juist op dat moment pijnlijk en hij trekt zijn bovenlip iets op, de sneer enkel wreed te noemen.
          "Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het een genoegen is," hoort hij zichzelf zeggen, alvorens zijn blik terug te brengen naar zijn rechter hand. Hij is even niet in staat naar Vee te kijken, de schaamte voor zijn reactie en het complete falen daarvan warm in zijn aderen.
          "Ik neem aan dat je het weet, van de portalen? Hij en ik hebben haast om terug naar het land van de levenden te keren." Vee haar woorden onttrekken hem toch een korte blik, het blauw van haar ogen peilloos. Nox slikt en lijkt het niet aan te kunnen haar blik te lang vast te houden — de tweestrijd in hem oplaaiend zonder veel aanmoediging. Hier wegkomen betekend afscheid nemen van Vee. Hier niet wegkomen betekend dat Hadeon in de meest ideale omgeving zal zijn om door te breken waar en wanneer hij maar wil. Nox heeft geen idee wat hem het meest beangstigd.

    [ bericht aangepast op 15 mei 2020 - 1:18 ]


    Marrow deep, soul deep, essence deep

    GHISLAINE
    Half fae ✰ with Angel & Shiva ✰ Outfit




          ‘Ik denk dat we moeten gaan. . . kijken?’ zegt hij aarzelend. Ghislaine's wenkbrauwen krullen delicaat naar elkaar toe, een menselijke uitdrukking, terwijl ze hem gade slaat. Zien hoe een beslissing wordt genomen, hoe afwegingen worden gemaakt, is altijd iets geweest wat haar weet te intrigeren. Veruit de meeste wezens zijn volkomen zelfzuchtig; Angel is een uitzondering. Waar de half—fae paraat staat om mogelijke dreiging uit zelfbehoud uit de weg te gaan, vraagt de engel zich af of er iemand is die zijn hulp nodig heeft. Ze verteld hem niet dat de eigenaar van de schreeuw zo goed als zeker zijn of haar laatste ademhaling heeft genomen. Dood trekt een. . . bijzonder deel van de bovennatuurlijken aan. Figuren veel boosaardiger dan de slechtste fae.
          ‘Kijken?’ herhaald ze, zij het op een spottendere toon dan Angel heeft gebruikt, duidelijk niet inziend waarom. ‘Jij hebt misschien negen levens, lieve engel, maar ik niet.’ Ze slaat haar armen over elkaar, hopend dat het wat verstand bij de onbaatzuchtigheid zal brengen, wanneer hij langs haar heen stapt, te gefocust om haar simpelweg te hebben genegeerd. Desalniettemin voelt Ghislaine een zweem van belediging, één wenkbrauw de hoogte in rijzend.
          De witharige heeft geen goed excuus waarom ze hem precies volgt, hoewel ze zich prima lijkt te redden bevalt de omgeslagen sfeer haar allesbehalve, en haar zicht is goed genoeg om te weten dat schaduwen niet op die manier zouden moeten bewegen. Het is een logische keuze om in de buurt van het licht te willen blijven dat Angel uitstraalt, letterlijk, de warmte een natuurlijke afstoot voor het rotte en kwaadaardige in de wereld. Dit is gewoonweg Laine die haar eigen hachje redt, niets meer.
          Angel wenkt haar dichterbij, naar een zijstraat wijzend, wanneer de modderige sleep van haar luchtige jurk haar opvalt. Ze is absoluut niet gekleed om door de smerige passages van de markt te rollen als zwerfafval, hoewel de zoete geur van miserie haar toch doet twijfelen. Ghislaine is te druk om haar kledij te redden om te zien dat haar goedaardige metgezel zijn volgende daad van compassie al heeft gespot.
          ‘Angel, liefje, ik denk niet. . .’ ze scheurt haar aandacht los van de zwierige jurk wanneer ze hem hoort praten, haar spitse oren gevoelig genoeg om op te kunnen vangen dat hij het tegen een. . . zombie kat heeft? Sneller dan Angel, echter, heeft zij de link naar zijn eigenaresse al weten te leggen en schrijdt ze naar voren, zich subtiel aan zijn arm plaatsend.
          ‘Oh, hallo,’ begroet ze de verwilderde, jonge vrouw, lichtjes voorover buigend zoals het ooit werd gedaan. De fae zijn bepaald geen vooruitstrevend volkje, moet ook Laine toegeven, hoewel de gebruiken haar natuurlijk komen. Op dit moment is er helemaal niets menselijks aan de witharige dame. ‘Vandaag moet mijn geluksdag zijn,’ glimlacht ze, een blik op de serval werpend, inschattend in hoeverre het beest iets zou kunnen schaden. Ze vraagt zich onbewust af of hij sneller zou zijn dan glamour. . . Ghislaine maakt haar zin niet af, hoewel ze het bepaald niet erg kan vinden dat ze tot stilstand zijn gekomen. De schaars geklede wildeling is niet iets wat hier elke dag rondloopt, en haar nieuwsgierigheid is minstens even groot als haar achterdocht. Ze kan de zwarte magie praktisch zien.
          ‘Vergeef me mijn directheid, maar als ik me niet vergis weet jij meer van de dood dan eender wie die hier rondloopt,’ Laine gluurt omhoog vanonder haar lichte wimpers, zich bewust van de pruil op haar mond. Zich vergissen is niet iets waar de half—fae bekend om staat. Vleierij kan echter geen kwaad. Iedereen wil aanbeden worden. ‘Is hij in de buurt?’ Het is het proberen waard. Ghislaine heeft de behoefte niet te zien wat er zojuist is gebeurt, en als de verantwoordelijke nog niet klaar is wil zij allesbehalve in zijn weg komen te staan. Natuurlijk verwacht ze niet dat de intimiderende schoonheid haar iets zal vertrouwen, niet voor niets en hoogstwaarschijnlijk geen enkele waarheid—maar ze wordt graag verrast.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Analu      Kekoa

          Son of a Giant      |||      Son of a Lamia      |||      Bounty Hunter      |||      Hired killer      |||      Outfit      |||      Somewhere w/ Vee (& Nox)     

    Triomfantelijk is Analu bovenop Vee te vinden, overduidelijk vol van zichzelf omdat hij de wolvin eindelijk eens te pakken heeft weten te krijgen. Zelf heeft hij er weinig van gevoeld, juist omdat de half-reus Vee als kussen heeft gebruikt zoals ze vele keren bij hem weet te doen. Geen verwondingen, zelfs geen opspelende blauwe plekken of irritatiepuntjes — buiten zijn gebruikelijke pijntjes om althans. Wanneer hij haar wat toeroept en haar enkel en alleen wil bieden dat haar vaak genoeg gelukt is, voelt hij de trap tegen zijn buik aan.
          Het is duidelijk dat wanneer haar wolvin zich begint te vertonen dat er iets mis is met Vee, maar Analu is net iets te gefocust op zijn eigen pijn om zich erom te bekommeren op het aangewezen moment. De trap heeft ervoor gezorgd dat Analu gehaast is opgestaan, geen behoefte hebbend om nog zo'n trap te krijgen. De frustratie is duidelijk zichtbaar op zijn gezicht, maar angst is het zeker niet. Vee of de wolvin, beide weten hem niet de kriebels te bezorgen. 'Niet bepaald alert vandaag, huh?'
          Wanneer Vee zichzelf van het stof ontdoet, neemt Analu hier een voorbeeld aan — al is het niet zozeer iets dat hem interesseert. Analu, overduidelijk minder gefocust op de omgeving, voelt ineens wat tegen zijn schouder aan. Geen aanval zo hard als die van Vee, maar overduidelijk een waardige poging om hem iets aan te doen. Het is echter het gekraak dat de aandacht van de half-reus echt op de jongeman laat richten. Een bulderende lach schiet tussen de lippen van Analu vandaan, eentje die voor zijn eigen ogen het geluid dat hij produceert weet te laten verdwijnen in het niets. 'Gaat het, jochie?'
          Het ontgaat hem dan ook niet dat Vee omhoog weet te komen, iets dat hij misschien aan het kunnen bieden — zelf is hij echter iets te verrast dat de andere persoon het lef heeft om hem aan te vallen, waardoor de wolvin omhoog helpen niet zozeer prioriteit had. Al is Vee ook niet iemand die een uitgestoken had aangenomen zou hebben, dus echt erover inzitten doet Analu niet.
          'Dit is Snow's bitch. Analu Kekoa. Parttime premie—jager, fulltime asshole.'
          De middelvinger die haast subtiel richting hem glijdt ontgaat hem niet, en zorgt niet echt voor een reactie vanuit de half-reus. 'Je vergeet huurmoordenaar.' Een vermakelijke ondertoon is duidelijk hoorbaar in zijn stem, het is werk waar hij zich niet voor schaamt en mag met genoegen de wereld in gegooid worden. Eén van zijn schouders schiet de lucht in, alsof hij daarmee duidelijk wil vertellen dat de woorden hem niets doen — wat ze ook zeker niet doen. Het enige dat het voor hem duidelijk maakt is dat de jongen die hem zojuist geraakt heeft, bij haar hoort. Wie de fuck is hij?
          'Kleine bitch, dit is Nox. . .'
          Analu's wenkbrauw schiet op. Nox? Wat the fuck is een Nox? De groene kijkers van de jongen staren hem aan, meer emoties erachter vindbaar dan Vee ooit heeft vertoond. Dan elke vrouw ooit vertoond heeft. Toch heeft de half-reus al direct door dat deze jongen belangrijk is voor de wolvin, de glimlach die ze hem toegeworpen had het bewijs daarvan. Wanneer hij zijn bovenlip optrekt, haast wolfachtig, trekt er een wenkbrauw van Analu op.
          'Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het een genoegen is.'
          De woorden laten Analu's lippen omhoog krullen, zijn blik volgend richting de pols van Nox. 'Handig, iemand anders de schuld geven van je eigen fouten.' Hij slaat het joch vermakelijk op zijn schouder, een zachte lach hoorbaar. De half-reus heeft nog niet zozeer het besef van de onderliggende pijn, dat is iets dat vaker compleet langs hem afgaat. Hij is zo gewend aan helende wezens wiens pijn maar kort zal duren. De verwachting dat dit joch, Nox, dan ook zo zal helen zorgt ervoor dat Analu er zo kalm over is — al zul je hem alsnog niet zijn excuses aan horen bieden.
          'Ik neem aan dat je het weet, van de portalen? Hij en ik hebben haast om terug naar het land van de levenden te keren.'
          De ongemakkelijke sfeer die Vee weet te brengen verward de half-reus lichtelijk, dit is immers niet de Vee die hij kent. Hij weet dan ook een korte blik op de jongen te werpen, voor hij zich weer op Vee richt met een neutralere blik dan de diepe frons richting Nox. 'Ja. . . ik had inderdaad iets van de paniek meegekregen.' Analu werpt even een blik om hen heen, merkt hierbij op dat ze wat publiek hebben gekregen door het spektakel. Zijn blik rukt zich van hen weg, direct op de wolvin gericht. 'Maar er is zoveel te doen hier, die angsthazen moeten gewoon niet janken en even genieten van de rust.'
          Analu beseft echter al gauw dat hij de schreeuw vergeten is, werpt hierdoor kort zijn blik op zijn eigen grijswitte wolf, voor hij zich weer naar Vee keert. 'Die schreeuw even negerend althans. Het is waarschijnlijk gewoon een premiejager geweest, je maakt je teveel zorgen.' De half-reus negeert Nox niet opzettelijk, hij heeft simpelweg nog niet voldoende interesse in de jongen weten te verkrijgen — al zal hij hem toch stilletjes willen applaudisseren om de uithaal tegen zijn arm.


    Angel

          Guardian Angel      |||      Fairy Godmothersomething      |||      Protector      |||      Guardian Spirit      |||      Al Hafathah      |||      Outfit      |||      Few streets from the body w/ Ghislaine & Shiva     


    In the body of — Zavian.
    He is a — Phoenix.

    'Kijken? Jij hebt misschien negen levens, lieve engel, maar ik niet.'
    Ondanks de duidelijke woorden, klanken en zelfs blikken van de half-fae is Angel al teveel bezig met wat hij de persoon in kwestie nog kan bieden — druk naar mogelijkheden zoekend in zijn hoofd. Hij is simpelweg te druk bezig om te antwoorden, compleet verrast door hetgeen dat er gebeurt is.
          Voordat hij het goed en wel beseft gaat hij op zoek naar het probleem, hopend degene te zijn met een oplossing. De realiteit heeft hem weten te raken, laat daarbij een lichte paniek in zijn lichaam opstarten. Diezelfde paniek zorgt ervoor dat hij aan het pad ontglipt dat hij eerder neer had willen stippelen. De serval heeft overduidelijk een eigenaresse. Eentje die hij zijn excuses aanbiedt op onhandige wijze. Ergens hoort hij nog hoe Ghislaine hem ervan probeert te weerhouden, maar opnieuw is de engel. . . een engel. Een simpele, afgeleide engel.
          De dame, gekleed in niets buiten dierenvellen en schedels om, cirkels als een roofdier om hem heen wanneer hij Ghislaine aan zijn arm voelt. Voordat Angel weer zijn mond kan openen, om opnieuw geratel te laten ontsnappen, spreekt de dame echter alweer.
          'Jij ook.'
          Zavian glundert diep van binnen, waarbij Angel hem iets hoort zeggen over hoe hij nog nooit een savage heeft gehad, maar Angel's reactie is een lichte blos — juist om de oprechtheid achter haar woorden. Het is niet eens hem die ze complimenteert, maar toch heeft het meer effect dan nodig is. Wanneer hij Zavian continue blijft horen spreken, de vreemdeling haast keurend alsof ze een stuk vlees is, beseft Angel al gauw dat het eerder door de woorden van zijn host komt dan wat anders. 'Bedankt.' Wel zo netjes.
          'Oh, hallo. Vandaag moet mijn geluksdag zijn.'
          Iets wat verward keert Angel zich tot Ghislaine, die zich geheel anders opstelt tegenover de andere dame dan hij zojuist gewend was van haar. Toch keert hierdoor het hoofd van Zavian van de half-fae naar de overduidelijke necromancer. Ondanks dat engelen over het algemeen vrij weinig met het volkje te maken willen hebben, zitten er enkelingen tussen die net zoals Angel interesse hebben in ieder soort. In zijn ogen hoort het niet te kunnen, maar die kracht bezitten is mooi — anderen redden kan toch niet slecht zijn?
          'Vergeef me mijn directheid, maar als ik me niet vergis weet jij meer van de dood dan eender wie die hier rondloopt.'
          Angel's mond opent zich nu, keert zich weer tot zijn metgezel. Onbedoeld wordt er wat meer kracht uitgeoefend waar hen armen elkaar raken — de hare in de zijne rustend. Niet voldoende om haar daadwerkelijk pijn te bezorgen, dat zou de engel nooit kunnen en willen doen.
          'Is hij in de buurt?'
          'Ghislaine,' fluistert Angel zacht, ietwat geschrokken door haar directheid. Ondanks dat ze dit al verkondigd had, verwacht hij alles behalve dat. Na een blik op de andere dame glijdt zijn blik de omgeving af. Pas dan beseft hoe ver ze van het centrum van de Shadowmarket verwijderd zijn — hoeveel duisterder deze omgeving gekleurd is. Zelfs de personen die hier rondwandelen vertellen niet veel goeds, hun ogen vertellen genoeg verhalen. Angel is niet gauw bang, maar zo ver is hij nog nooit in de zijstraatjes getrokken.
          Veel later dan goed voor hem is beseft de engel dat het antwoord hebben een goed iets is. Als ze het antwoord hebben, kunnen ze hem te slim afzijn en is de rest veilig. Het kan nooit kwaad een goede daad te verrichten. Bovendien vertrouwd hij Ghislaine, hoe vreemd dat ook klinkt voor ieder ander. De blik van de engel glijdt dan ook van iets dat het beste te omschrijven valt als nerveus, naar een wat hoopvolle variant — welke hij op de Necromancer richt. 'Alles kan helpen. Elk beetje informatie.' De woorden van Angel klinken vriendelijk, hoopvol en zijn blik staalt niets anders uit. Het kost hem geen enkele moeite, gezien deze engel niets behalve de waarheid spreekt en er simpelweg de beste bedoelingen mee heeft. Zijn ogen zoeken die van de andere dame op, zodat deze de oprechtheid kan vinden binnenin hem.


    I'm your little ray of pitch black.

    𝔖𝔥𝔦𝔳𝔞

    Necromancer      -      Twenty Six      -      Side Street      -      Angel&Ghislaine


    teksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstt

          Shiva blijft bevestigd krijgen dat de mensen hier er geheel andere denkwijzen op na houden, hun emoties duidelijk op hun gezichten en haast ongemakkelijk bij simpele waarheden. De blos die de hoge punten van de man zijn wangen laat verkleuren is subtiel maar desalniettemin aanwezig en daarvoor heeft ze maar twee woorden hoeven spreken. Ze wil niet weten wat voor kleur hij aan zal nemen al zou ze het echt proberen, maar word afgeleid van die poging door de verschijning aan zijn arm.
          Liefelijkheden zijn iets zeldzaams thuis, haar volk robuust en gericht op wat praktisch is en de natuur van een woeste en vrij dodelijke schoonheid. Shiva kent weinig liefkozingen, is niet bijzonder bedreven met verwoordingen en toch is hetgeen haar te binnen schiet bij het zien van de vrouw één simpele term; feeëriek. Haar katachtige ogen nemen de witblonde haren op, welke in scherp contrast staan met haar warmere huid en heldere ogen. De geur van citrusvruchten teistert haar neus en vult de lucht tussen hen — bedwelmend en warm.
          "Oh, hallo," klinkt het op bijna verbaasde wijze, hetgeen Shiva niet wil geloven in combinatie met de bevattelijke blik in de vrouw haar ogen. De reverence die ze vervolgens krijgt slaat ze met intense ogen gade, haar antwoord slechts bestaand uit het meest minuscule knikje van haar hoofd. "Vandaag moet mijn geluksdag zijn."
          Het waarom van die statement ontgaat Shiva, haar ogen verschietend naar de serval welke vooralsnog zijn neus in de lucht steekt — pogend het spoor van de dood weer te vinden. Met een korte ruk aan de lijn tussen hen roept ze het dier tot de orde, waarop Khán verontwaardigd blaast en aan haar voeten komt liggen, zijn staart vervaarlijk heen en weer zwiepend.
          "Vergeef me mijn directheid, maar als ik me niet vergis weet jij meer van de dood dan eender wie die hier rondloopt." De stem van de vrouw is melodieus en eist Shiva haar ogen weer op, de betekenis van haar woorden verfrissend. Hoewel haar instincten haar toefluisteren deze elfenvrouw niet te vertrouwen, gaat de Necromancer niet ontkennen het prettig te vinden aangezien te worden voor wat ze is — namelijk niet enkel een wildeling. "Is hij in de buurt?"
          "Ghislaine," klinkt het indringend van de man, zijn bruine ogen kort op het fijne wezen naast hem gericht alvorens de omgeving weer af te speuren. Het is echter juist het doen en laten van deze Ghislaine die in Shiva haar ogen geen vergiffenis nodig heeft. Directheid scheelt over het algemeen enorm veel tijd en een boel rompslomp.
          "Hij bevind zich onder ons," geeft ze toe, haar blik in de exacte richting waarvan ze weet dat er zich een ontzield lichaam zal bevinden. Hoewel zijn spoor is verdwenen, is hij nog niet compleet weg, siddert na in de lucht en bezorgt haar een wrange smaak in de mond. "Er klopt iets niet."
          De man lijkt zijn eerder verontwaardigde reactie te herzien en nu hun blikken elkaar kruisen, nu Shiva hem echt in zich opneemt lijkt het gevoel wat ze van hem krijgt niet te stroken met haar eigen kern. Alsof iets in haar verblind zou raken al zou ze te lang in zijn ziel kijken. Haar eigen magie pulseert als een boze zwerm bijen en het groen in haar ogen licht vervaarlijk op bij de gewaarwording. Hij geeft echter geen enkele indicatie slecht in de zin te hebben.
          "Alles kan helpen. Elk beetje informatie."
    Shiva geeft gehoor, laat haar geest uitstrekken over de markt in een poging de lage frequentie die ze met de dood deelt te volgen. Naarmate ze dieper uit haar krachten put, verkleuren haar ogen steeds witter, tot ze op een barrière stuit en terug schiet in haar eigen lichaam, haar bovenlip met een grauw optrekkend bij het besef wat begint te dagen.
          "Hij zit vast," sist ze, haar ogen wedergekeerd bij de blauw-groene variant van Ghislaine. "Hij zit net zo vast als de rest van ons."
    En als zelfs De dood opgesloten zit tussen deze poorten, is naar huis wederkeren plots nog net die stap verder weg.


    Marrow deep, soul deep, essence deep

    VEE      LAURIER
    Lycanthrope • Raven of Death • Nox & Analu





          Het veel te bekende geluid van krakend bot heeft zich in haar gehoorgang genesteld en blijft zich herhalen lang nadat de vurige wolvin zich heeft weten te herstellen. Het is niet afkomstig van haar, noch Analu die ondanks de weinig terughoudende trap amper iets heeft overgehouden aan hun verzoening. Het behoord toe aan Nox' hand en het moment dat deze de schouder van de bruut raakte—ongeacht de wetenschap dat hij het met geen mogelijkheid van de halve reus zou winnen, omdat hij dacht dat ze in gevaar was.
          Het gevoel dat die stille constatering in haar losmaakt is grotesk, vult haar met iets wat angstaanjagend veel op hoop lijkt. ‘Niet bepaald alert vandaag, huh?’ bromt Analu. De bastaard weet zijn grove klauwen uiteraard precies op de zere plek te leggen, waardoor haar expressie al snel kenmerkende kilte aanneemt.
          ‘Dom geluk,’ zegt ze terug, de vinnige mompeling onderbroken door de handen die ze over haar gezicht haalt. Ze kan amper bevatten dat ze hier staat op dit moment. Na de vrij harde klap heeft ze er echter weinig vertrouwen in om nu nog wakker te schieten. Dit is geen schijnsel vanuit onverwerkt trauma, maar de keiharde realiteit.
          Nadat ze het tweetal kordaat aan elkaar voorstelt, waarbij ze de bezorgde blikken daadwerkelijk moet onderdrukken om deze niet zo onopvallend mogelijk op de hand van de zwartharige jongeman te werpen, is het Analu's ongeëvenaarde doch vertrouwde botheid die haar met haar ogen doet rollen.
          ‘Je vergeet huurmoordenaar.’ Haar kaken klappen op slot, de ergernis een nieuwe deuk makend tussen haar wenkbrauwen. Vee heeft die taakomschrijving expres achterwegen gelaten—de recente reactie van Nox op haar eigen levenswijze te vers in haar geheugen.
          ‘Altijd even charmant,’ zegt ze in plaats daarvan, een grijns delend die bedoeld is om vooral haar tanden te laten zien. Wanneer haar ogen in hun magnetische veld terugglijden naar Nox, ziet ze hem zijn bovenlip optrekken. Het is totaal geen kenmerkende uitdrukking voor de jongen uit haar herinneringen, maar tegelijkertijd is de beweging haar zo bekend dat ze iets in haar binnenste voelt straktrekken.
          ‘Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het een genoegen is.’ En ondanks dat hij haar niet aankijkt, bloeit er een genoegzame grijns op haar gezicht.
          ‘Handig, iemand anders de schuld geven van je eigen fouten,’ antwoord Analu. Een typerende reactie en toch, de manier waarop hij zich tegen Nox uitspreekt laat een waarschuwende grauw omhoog borrelen die de lichte wolf aan zijn zijde onderdanig ineen doet krimpen. Vee vouwt haar afgebeten vingertoppen tot vuisten, focust zich op de cyclus van haar ademhaling, maar zelfs als ze het over een andere boeg gooit en over de portalen begint, blijft een gedeelte van haar aandacht afdwalen.
          ‘Ja. . . ik had inderdaad iets van de paniek meegekregen.’ Ze werpt hem een droge blik toe, hoewel deze al snel in één van irritatie versmelt wanneer ze de nieuwsgierigen om hen heen eveneens opmerkt. Er is weinig meer voor nodig dan een felle oplichting van haar wolvenogen om de meesten te doen realiseren dat ze zich beter uit de voeten kunnen maken—maar een beginnende hoofdpijn tussen haar slapen doet haar zuchten. ‘Maar er is zoveel te doen hier, die angsthazen moeten gewoon niet janken en even genieten van de rust.’
          Voor Vee hem kan wijzen op de ernst van de situatie zoals ze deze met eigen ogen heeft kunnen inschatten, wendt hij zich zorgeloos tot haar. ‘Die schreeuw even negerend althans. Het is waarschijnlijk gewoon een premiejager geweest, je maakt je teveel zorgen.’ Dat is waarom het altijd zo zalig ongecompliceerd was om bij Analu in de buurt te zijn; niets aan zijn argeloze instelling is geveinsd. Nu meer dan ooit beseft de zwartharige zich echter dat er slechts een handvol dingen in de wereld over zijn die haar hart sneller doen slaan—en dat ze zich in het afgelopen uur levendiger heeft gevoeld dan in het hele voorgaande jaar.
          ‘We moeten naar de lichtste, vrolijkste plek die je—je zou kunnen inbeelden hier. Denk aan walgelijk felle kleuren, hoop, plezier.’ Alle dingen die Vee nagenoeg heeft gemeden in de tijd die ze hier heeft doorgebracht. Met een beetje geluk kent de half—reus het bestaan van een dergelijke tent. Ze hebben een plan B nodig, in het steeds reëler wordende geval dat ze Nox niet op tijd van de markt kan krijgen en Hadeon zijn opwachting zal maken. De rilling die over haar rug omlaag trekt laat haar gefrustreerd uithalen naar een verlaten kraampje, het glas van sneeuwbollen uit elkaar spattend onder het tierende geluid van haar vloeken. Fuck. Fuck. Fuck. Een plan B is niet genoeg; het hele verdomde alfabet zal nodig zijn als ze iets tegen het duivelsgebroed zal willen beginnen.
          ‘Hier, laat eens zien,’ snauwt ze, niet in staat de woede die ze tegenover zichzelf voelt te stelpen wanneer ze zonder op medewerking te wachten de gepijnigde hand van Nox vastpakt. Haar grip is behoorlijk voorzichtig voor de weerbarstige expressie die er op haar gezicht te vinden is. Het blauw in haar ogen wordt donkerder en donkerder terwijl ze de schade opneemt, de huidhonger die haar overvalt het amper mogelijk makend om hem niet naar haar toe te trekken. Ze voelt zich een ex—verslaafde die voor het eerst in een gevoelsmatige eeuwigheid wordt geconfronteerd met pure heroine.
          ‘Je hebt een heler nodig,’ zegt ze schoor. Het is geen vraag. Ze kan niet goedmaken wat ze heeft gebroken door weg te gaan; maar botbreuken zijn altijd haar specialiteit geweest. De vraag is of de vaste lieden hun schip spreekwoordelijk al verlaten hebben. Is dat een risico dat het waard is om te nemen?
          ‘Vandaag is jullie geluksdag,’ oppert ze harder en onverschilliger dan ze zich voelt. ‘Vanaf dit moment is dit de pack van Vee,’ ze gebaard naar zichzelf, een blik tussen zowel de half—reus als de demonenjongen wisselend. ‘Iedereen die tegen is, verwijs ik door naar mijn beta.’ Ze knikt naar Snow, die zich als geroepen in formatie voegt.
          De zwarte wolvin draait zich om, weg van de donkere stegen die naar dood en verderf hinten, richting de plek waar ze zich vaker dan ze hardop zou toegeven heeft laten oplappen. Ditmaal werpt ze geen enkele blik achterom om te zien of ze gevolgd wordt. De manier waarop ze zich voortbeweegt spreekt voor zich.


    Feel the fire, but do not succumb to it.


    𝔑𝔬𝔵 - ℌ𝔞𝔡𝔢𝔬𝔫

    ℑ 𝔴𝔞𝔰 𝔟𝔬𝔯𝔫 𝔴𝔦𝔱𝔥 𝔞𝔫 𝔦𝔫𝔰𝔞𝔱𝔦𝔞𝔟𝔩𝔢 𝔞𝔭𝔭𝔢𝔱𝔦𝔱𝔢 𝔣𝔬𝔯 𝔡𝔢𝔰𝔱𝔯𝔲𝔠𝔱𝔦𝔬𝔫



          "Handig, iemand anders de schuld geven van je eigen fouten," verkondigt de kledingkast van een man alvorens Nox zijn schouder te raken met een van zijn kolenschoppen. Het is werkelijk of er een metalen schep op hem neerdaalt, de schok die door zijn lichaam trekt voelbaar tot in zijn tenen en de nonchalance waarmee Analu het doet enkel meer reden tot frustratie. Huurmoordenaar. Vee's woorden schieten door zijn gedachten terwijl zijn ogen de man nogmaals scannen en hij zichzelf dwingt geen indicatie van pijn te geven bij de weinig zachtzinnige behandeling tegenover iemand met een waarschijnlijk gebroken pols.
          Vee haar grom is wat zijn ogen wederom naar haar persoon trekt, zijn hart voor de zoveelste keer opspringend wanneer deze haar daadwerkelijk vinden. Geen waanbeeld, houdt hij zichzelf voor — geen geestverschijning. Maar wel vergezeld door een huurmoordenaar. Wat moet Vee in het gezelschap van een huurmoordenaar? Zelfs het doordringende kloppen wat door zijn arm trekt kan hem niet afleiden van de richting waarin zijn hersenen spiralen, haar eerdere insinuatie over hoe ze de huur betaald nog vers in zijn gedachten.
          "We moeten naar de lichtste, vrolijkste plek die je—je zou kunnen inbeelden hier. Denk aan walgelijk felle kleuren, hoop, plezier." Hij ziet haar volle lippen de woorden vormen met diezelfde vastberadenheid welke ze eerder altijd toonde als ze op zoek was naar een oplossing — een manier hem te helpen met wat dan ook. De manier waarop hij naar die lippen kijkt is echter niet het enige wat is veranderd sinds toen en hij schraapt zijn keel, dwingt zichzelf ergens anders te kijken en zijn focus te hervinden.
          "Maakt niet uit, hij haat het onderdrukt te worden. Hij gaat te kwaad zijn om zich iets aan te trekken van bloemetjes en wat gelach." Zijn stem is slechts een fluistering, misschien enkel hoorbaar voor haar oren — hij heeft geen idee wat voor andere krachten de half—reus bezit naast het zijn van tactloos en lomp. "Misschien is iets van een kluis of een kist een betere optie. Iets om—" hij hapert, schraapt zijn keel nogmaals en poogt zijn droge lippen te bevochtigen— "me in op te sluiten."
          Vee vloekt, veegt in één soepele beweging het dichtstbijzijnde marktkraampje leeg en zorgt dat het glaswerk kapot spat op straat — eist hiermee nog meer blikken op dan hen al in de gaten hielden. Ondanks dat haar woede niet tot hem is gericht krimpt hij in elkaar, haar piek in emotie iets wat voelbaar is in de lucht. Haar gesnauwde woorden klinken bruusk, al is de grip die zijn hand vind een in contrast zachte, haar bewegingen gecontroleerd na de uitbarsting van zoëven. De vingers die hem beroeren zouden zo makkelijk het verhogen van zijn hartslag kunnen ontdekken, al zou ze hem maar die fractie steviger vastpakken. Hij dwingt zichzelf van haar weg te kijken, legt zijn blik op de enorme man en probeert zich te bedenken wat hij in hemelsnaam in het hoofd haalde door deze te lijf te gaan.
          "Je hebt een heler nodig," constateert de wolvin, alvorens zich eveneens tot Analu te richten en een bijna theatrale manier van doen aan te nemen, de spot niet iets wat haar autoriteit verbloemt. "Vandaag is jullie geluksdag. Vanaf dit moment is dit de pack van Vee — iedereen die tegen is, verwijs ik door naar mijn bèta." Nox zijn ogen volgen haar vinger naar het dier wat de rogue eerder Snow had genoemd en wanneer hij weer op kijkt is de zwartharige al in beweging — loopt van hen weg zonder op tegenspraak te wachten. Nox kijkt voor een kort moment richting de half-reus, bijna als om te peilen wat die zal doen, alvorens zijn lichaam al in beweging is. Iedere stap dreunt door tot in zijn pols en hij dwingt zichzelf niet aan de honende lach van Analu terug te denken, het schaamrood wat hem daarbij dreigt te overvallen iets wat hij liever voorkomt. Met een sluikse blik opzij richting de bountyhunter probeert de jongen zijn aandacht te verleggen van het onheil wat langzaam grip op hem begint te krijgen — de paniek die langs zijn bewustzijn streelt iets waaraan hij niet toe wil geven.
          "Hoe ken je Vee?" vraagt hij dus maar, verwachtend dat hij van Analu misschien een concreter antwoord zal krijgen dan van de meest geheimzinnige vrouw uit zijn leven.


    Marrow deep, soul deep, essence deep

    GHISLAINE
    Half fae ✰ with Angel & Shiva ✰ Outfit




          Niet lang nadat de opmerkzame gedachtespeling over haar tot waarheden vervloekte tong naar buiten is gerold, voelt de half—fae de druk op haar arm toenemen. Niet genoeg om daadwerkelijk pijn te doen, maar berispend genoeg om haar wenkbrauwen omhoog te laten rijzen en haar aandacht op de wildeling vluchtig te verslappen om te horen hoe waarschuwend hij haar naam uitspreekt.
          Ghislaine, niet gewend aan anderen die haar tot de orde pogen te roepen, geeft hem enkel een bemoedigend klopje op de arm die ze nog niet heeft losgelaten. Haar felgekleurde irissen glijden terug naar de in dierenvachten gehulde dame, wetende dat deze haar directheid allesbehalve als belediging op zal vatten. De fae zijn een scherpzinnig volkje, die niet glamours maar mensenkennis als hun grootste troef rekenen.
          ‘Hij bevindt zich onder ons,’ spreekt de verwilderde schone, haar stemgeluid ruwer en scherper dan ze gewend is, maar desondanks niet onplezierig om naar te luisteren. Het zijn diens woorden waarvan de lippen van de witharige zich omkrullen; alsof de belofte op chaos de angst overmeestert, zonder dat Ghislaine daar zelf enige controle over heeft. Het is haar natuur. Ondanks het eerlijke antwoord, is het haar duidelijk dat de necromancer op haar hoede is; en niet omwille van Angel. ‘Er klopt iets niet.’ De weinig geruststellende bekentenis is niet het het enige dat haar alerter maakt dan ze al was; ook Angel lijkt om te slaan nadat zijn ogen de ongezellige straat daadwerkelijk hebben opgemerkt, alsof hij voor het eerst goed om zich heen kijkt. Ghislaine is weinig enthousiast over de zijstraat, maar voelt zich daarentegen niet minder op haar gemak.
          Ze tuit haar lippen afwachtend, zich desalniettemin afvragend wat er mis is, maar poogt zich iets ontspannender op te stellen in de hoop dat het zal afgeven op Angel. Haar blik is nog geen seconde van de vrouw geweken en wanneer haar roofachtige kijkers zonder meer oplichten kan Laine de geur van dode magie op haar lippen proeven. Misschien dat ze voor Angel zou moeten schuiven, hem beschermen tegen de reden waarom de oogverblindende necromancer hem met zo'n indringende blik bekijkt dat een ander zou hebben weggekeken—maar de witharige voelt enkel die vreemd, fae—achtige glimlach over haar gezicht kruipen als de engel het woord neemt.
          ‘Alles kan helpen. Elk beetje informatie.’ Hij heeft gelijk, al zij het om andere redenen dan die zij heeft om te willen weten wat er speelt. Ghislaine wil absoluut niet de volgende zijn en heeft geen enkel verlangen om zich nog dichter bij de bewuste plek te begeven dan ze al zijn. Ze draait dezelfde lok om en om en om een kleine wijsvinger, onbeschaamd toekijkend hoe de jonge vrouw gehoor geeft aan de hoopvolle ondertoon in Angel's stem.
          Het is altijd iets wonderlijks om een ander te zien doen wat niemand anders kan; de vreemde wijze waarop verschillende magie werkt, waarop het leeft en beweegt in anderen. De half—fae drinkt het beeld op dat zich ontvouwd, de witte ogen die in het niets staren kennisgeving van de kracht die door haar heen stroomt, onderbroken enkel zodra ze een misnoegzame grauw laat horen die de haren in haar nek recht overeind laten staan.
          ‘Hij zit vast,’ spuwt ze in diezelfde, dierlijke intonatie. Ghislaine's gelaat is onverminderd zoet, de indringende blik ontvangend. ‘Hij zit net zo vast als de rest van ons.’ Ze heeft nog nooit zo graag belogen willen worden.
          ‘Ik waardeer je hulpvaardigheid,’ zegt ze. De wildeling heeft hen geholpen, zonder daar iets voor terug te vragen. Onbekend met de markt en de wijze waarop deze wordt gerunt. Laine zou haar hebben bedankt, als een dankjewel niet zou betekenen dat ze haar iets verschuldigd zou zijn. ‘Je bent alleen,’ voegt ze daar aan toe, een constatering ondanks de korte blik op haar dierlijke—dode—metgezel. ‘Mijn naam is Ghislaine, en dit is Angel. Waarom blijven we niet bij elkaar? Ik durf te wedden dat we een grotere kans maken om hier weg te komen als we samen blijven. Overleving zit in nummers, niet?’ oppert ze op bijna verlegen wijze, al is de sublieme schittering in haar ogen allesbehalve onschuldig.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Analu      Kekoa

          Son of a Giant      |||      Son of a Lamia      |||      Bounty Hunter      |||      Hired killer      |||      Outfit      |||      Vee & Nox     

    'Dom geluk.'
    Analu fronst diep, zijn rimpels tentoonstellend hiermee. Haar reactie verschilt veel te veel als hij het gaat vergelijken met hun voorgaande ontmoetingen. Haar uitdrukkingen, gepaard met handelingen — zoals haar handen over haar gezicht wrijven en daardoor net zwakker over te komen door het onderbreken van de woorden — oogt alsof ze oprecht ontdaan is door iets. Zijn ogen glijden kort, nieuwsgierig, naar het kleine joch — alsof hij hem wil doorboren met zijn ogen, emotieloos.
          'Altijd even charmant.'
          Gezien Analu's ogen vooral op Vee te vinden zijn ontgaat hem de grijns niet, de tanden tonende grijns. Wie die Nox ook echt precies is, haar uitleg van hem speelt trucjes met Analu's gedachten, vertellen hem dat ze liegt. Wanneer hij een comeback geeft op het mensenjoch — wat het in Analu's ogen zal blijven tot hem het tegendeel bewezen wordt — lijkt ook Vee daar dramaqueen eerste klas te zijn. Nooit eerder heeft hij zoveel emoties vanuit Vee opgemerkt, lijkt het wel.
          'We moeten naar de lichtste, vrolijkste plek die je—je zou kunnen inbeelden hier. Denk aan walgelijk felle kleuren, hoop, plezier.'
          Het antwoord kost een grom vanuit Analu, bij wie er al iets soortgelijks in zijn hoofd lijkt te springen. Zijn klussen brengen hem overal heen, dus vreemd genoeg kan hij hen nog helpen ook. De vraag is echter of hij dat daadwerkelijk wil. Vanuit de andere kant hoort hij Nox spreken, maar woorden ontglippen hem volledig, maar al te goed beseffend dat deze enkel voor Vee bestemd zullen zijn — iets dat opnieuw een geïrriteerde grom weet te ontlokken. Voordat de half-reus echter kan spreken lijkt Vee haar frustratie al op een kraampje nabij gegooid te hebben, waardoor Analu maar een kant op wijst wanneer deze klaar is met haar frustratie ergens anders op te gooien, zich maar al te goed beseffend dat als hij nu haar gaat vertellen over Bennu en hoe hij zijn tentje ingericht heeft — unicorns, ballonnen en alles dat vrolijkheid uitstraalt. Als een gigantische oase binnen een kleine tent. Dingen die niet weggelegd zijn voor Analu, maar ergens twijfelt hij nog of dit wel genoeg is — de ernst achter Vee duidelijk opmerkend. Het ontgaat de half-reus ook zeker niet dat Nox wat in elkaar duikt, al moet zelfs Analu bekennen dat dit geen vermakelijke Vee is op deze wijze — dat haar dierlijke instincten vaker naar voren komen dan hij ooit heeft gezien tijdens één ontmoeting.
          Zijn gedachte worden duidelijker wanneer ze, ondanks haar expressie, de hand van Nox zo zacht vastpakt dat de half-reus zich afvraagt hoe ze het voor elkaar krijgt. Analu focust zich dan ook maar even op de wolf naast zijn voeten, welke hij een halve aai over haar bol geeft. Het beest leunt wat tegen zijn aanraking aan, maar wanneer hij stopt neemt deze kalm plaats — haar peilen op Vee gericht alsof ze weet wat er gaat gebeuren.
          'Vandaag is jullie geluksdag. Vanaf dit moment is dit de pack van Vee. Iedereen die tegen is, verwijs ik door naar mijn beta.'
          Analu trekt kort zijn wenkbrauw op, hierbij evenals een frons verwelkomend. Voordat Analu zijn mond nog kan openen gaat Vee er al vandoor. En ondanks dat hij natuurlijk in een fluistering kan spreken, de andere kant opwandelend, volgt hij maar. Hij is ergens wel nieuwsgierig naar de reden waarom Vee precies zo'n locatie nodig heeft — het klinkt hem iets te apart in de oren. Bovendien vertrouwd hij het mensenjoch niet. Of hem niet rondom Vee althans. Analu weet niet precies wat het is, en haat het dat hij het niet kan bevatten.
          Nox werpt kort een blik op hem, waar hij emotieloos op reageert — geen reactie binnen zijn gelaat veranderd. Pas wanneer deze Vee lijkt te volgen, rolt hij met zijn ogen terwijl hij precies hetzelfde doet. Zijn passen brengen hem naast het mensenjoch, maar woorden komen tekort. Het verbaasd hem echter toch lichtelijk dat deze vervolgens zijn mond opent om te spreken.
          'Hoe ken je Vee?'
          'Dat is een lang verhaal,' begint Analu, twijfelend haast alsof hij niet zeker weet of hij het wil delen — of het wel voor zijn oren bestemd is. Gemompel klinkt er vervolgens vanuit de half-reus, welke niet zozeer echte woorden uit lijkt te spreken. 'Van hier. Vee was. . . Vee. Je zou kunnen stellen dat het een interessante ontmoeting was. Maar ik kan me moeilijk voorstellen dat zij saaie ontmoetingen heeft.' Zijn ene mondhoek trekt op in de vorm van een grijns, terwijl zijn ogen toch lichtelijk glunderen bij het idee eraan.
          Analu kan het vervolgens niet laten zijn ogen over Nox heen te laten glijden op nieuwsgierige wijze. 'En jij?' De woorden die Vee eerder liet horen hebben het hem niet echt duidelijker gemaakt, ondanks dat het dat misschien wel had moeten doen. Ergens is hij wel nieuwsgierig, maar ook wil hij zichzelf beloven niet al teveel interesse te tonen in Nox. Het nog altijd niet goed weten wat hij voor wezen is maakt hem onrustiger dan hij toe wil geven. 'Niet van hier.' De laatste woorden spreekt hij uit alsof hij er het volle vertrouwen in heeft — de hele houding van Nox duidt er immers op.
          'Er is een tent, maar deze is een eindje lopen,' spreekt Analu dan zacht voor Vee, niet geheel wetende of zij er ook al eentje voor ogen heeft. 'Mijn wolf weet het wel.' Het dier had zich kosteloos lopen vermaken met een van de unicorns, vreemd genoeg.




    I'm your little ray of pitch black.

    VEE      LAURIER
    Lycanthrope • Raven of Death • Nox & Analu






          Nox kijkt haar niet aan terwijl haar felle woorden op hem neerdalen, en de vrees dat het niet genoeg is—dat niets genoeg zal zijn om te voorkomen dat Hadeon zijn kans zal grijpen—overmand haar al voor de zwartharige jongeman zijn stem heeft laten horen; alsof hij haar heeft toegesproken voordat hij zich daadwerkelijk tot het tweetal, maar toch voornamelijk de wolvin, wendt.
          ‘Maakt niet uit, hij haat het onderdrukt te worden. Hij gaat te kwaad zijn om zich iets aan te trekken van bloemetjes en wat gelach.’ Het geluid van haar kaken die op elkaar klappen vult de ijzige pauze die valt. ‘Misschien is iets van een kluis of een kist een betere optie. Iets om’ —het leidt haar af, de manier waarop het zachtroze tipje van zijn tong over zijn lippen glijdt, haar dwingt te herinneren hoe hij proefde, hoe het voelde om diezelfde mond te beroeren, en maakt dat haar borstkas snerpend samentrekt— ‘me in op te sluiten.’
          De withete woede komt in een flits, het onbewaakte moment toereikend genoeg om ravage te betekenen voor het kraampje dat het moet ontgelden. Het vooruitzicht dat Nox hen biedt is niet louter somber omdat zijn gewoonlijke optimisme ontbreekt—hij is er van overtuigd dat het de enige manier is. Die veronderstelling blijkt afdoende voor Vee om de ernst onder ogen komen. Ze heeft zichzelf niet de juiste vraag gesteld; het is niet hoeveel slechter is Hadeon geworden in haar afwezigheid, maar hoeveel sterker.
          Vee marcheert, want als lopen voelt het niet, in de richting die Analu haar heeft gewezen. Ze realiseert zich enkel hoe diep de grimas in haar gelaat is geëtst wanneer ze de permanente misvorming van haar jukbeen voelt trekken bij elke stap die ze zet. Alsof Hadeon's handtekening haar laat weten hoe dicht bij hij is, dat de nachtmerries van de afgelopen maanden zullen verbleken bij wat hij zal doen als hij zich heeft losgeworsteld van Nox.
          De handen van de wolvin beginnen te trillen, een symptoom van de gloeiendhete razernij die zich amper lijkt te kunnen isoleren in haar menselijke vorm, en ondanks alle zeven fucking stappen van de woede—beheersingscursussen die ze heeft gevolgd, klauwt het zwarte beest onderhuids een weg naar buiten.
          Het is Nox' stem die door haar innerlijke conflict heen sijpelt en haar focus naar het paar achter zich trekt. ‘Hoe ken je Vee?’ hoort ze hem vragen aan de half—reus. Haar blik valt schuin omlaag, naar de wolf aan haar zijde welke haar blindelings volgt; de weggelopen rogue zonder pack, een moordenares, een niemand.
          ‘Dat is een lang verhaal.’ Ze overweegt hem in de rede te vallen met haar persoonlijke belevenis van die dag, maar besluit stuurs voor zich uit te blijven kijken, afwachtend waar hij mee zal komen. Het lijkt een positieve werking te hebben op de chaotische staat van haar gedachten, en ze vraagt zich onwillekeurig af of deze ontmoeting anders zou zijn geweest als ze zich in een uitgestorven stadje in Maine zouden bevinden. ‘Van hier. Vee was. . . Vee. Je zou kunnen stellen dat het een interessante ontmoeting was. Maar ik kan me moeilijk voorstellen dat zij saaie ontmoetingen heeft.’ Haar ogen rollen door hun kassen, maar de handen van de zwartharige hangen stil aan haar zijde als ze een klein groepje fearies passeren, hun glamours ontvallen dankzij de bedels die ze aan de armband onder haar jack draagt. De felgekleurde lichamen steken hels af tegen de duisternis en Vee heeft haar tanden al ontbloot wanneer hun nieuwsgierigheid overslaat naar de mannen achter haar.
          ‘En jij?’ zegt de langharige bruut, op het moment dat ze Snow zachtjes richting de weeïg zoetruikende wezens hoort grommen. ‘Niet van hier.’ Het is niet de dag om het aan de stok te krijgen met de fae, en ondanks het idee dat ze niet nog meer vervloekt kan worden dan ze al is, houdt ze het bij een waarschuwende grauw. Analu heeft een punt; alles aan Nox schreeuwt dat hij hier niet bekend is. Voor ze de giechelende onruststokers voorbij is, krullen er onwaarschijnlijk dunne vingertjes rondom haar mouw die haar ondanks alles tot stilstand dwingen. Zelfs het zachte gejank van Snow weet haar niet uit de trance te halen die ze ervaart tegenover het kleine wezen dat zich aan haar andere zijde bevindt.
          ‘Tangled, knotted, intertwined. Tattered string, lost its mind. Pulled taut, pulled tight. You will not live past this night,’ zingt een glimlachende faerie, haar violet—kleurige ogen vol lieflijk venijn. Vee knippert ontzet, maar als ze een stap in de richting van de minx wil zetten, is deze al verdwenen. Het gewicht van het rijmpje hangt echter in de bijna onzichtbare afdrukken die de fae heeft achtergelaten op haar mouw.
          ‘Er is een tent, maar deze is een eindje lopen. Mijn wolf weet het wel.’ Ze schudt haar hoofd—alsof ze zich daarmee van de afgelopen minuut kan ontdoen—en poogt helder te worden in dezelfde beweging.
          ‘Betekent dat—dat je andere plannen hebt?’ zegt ze, voor het eerst een blik over haar schouder werpend. De wolvin zou het hem niet kwalijk nemen als hun wegen hier scheiden. De ervaren huurmoordenaar ruikt onraad wanneer het zich voor zijn neus bevindt; wat dat betreft is zij op dit vlak niet de enige bloedhond. ‘We zitten hier met een tijdbom.’ Haar blik valt op Nox, wetend dat het niet eerlijk is naar de half—reus om hem niet te vertellen wat er te gebeuren staat, maar het zal nooit aan haar zijn om dat met anderen te delen. ‘Misschien is het zo slecht nog niet dat hij hier opgesloten zit.’ Ze kantelt haar hoofd iets, zich amper bewust van het feit dat ze die overpeinzing hardop heeft gedeeld doordat haar blik op de zijkant van een verkleurde tent valt.
          De goudkleurige, gespleten pupillen van het reptiel dat erop staat afgebeeld lijken haar in zich op te nemen als ze na enkele passen volledig tot stilstand is gekomen. De betoverde schildering heeft haar altijd vaag doen denken aan de familiar van een zekere magiër.
          ‘Dit is de. . . ziekenboeg van de markt, gerund door Madame Rousseau.’ Vee pauzeert, zich goed beseffend dat het enige dat ze bij zich draagt wat de oude heks zal accepteren ter betaling voor de Zieneres was. ‘Ik moet je waarschuwen,’ glimlacht ze schuins, vermannend, zich voornamelijk tot Nox richtend gezien Analu ongetwijfeld allang op de hoogte is. ‘Niet naar haar kijken. Zodra je dat doet, veranderd ze in. . . in iemand anders.’ Ze opent de flap en glipt naar binnen, waar het gezoem van de buitenlucht wegvalt en de geur van kaarsen en oude magie haar verwelkomen.
          Madame Rousseau spint bijna wanneer ze zich opricht van de stellage aan de andere kant van de onmogelijk grote tent. ‘Ah, wolvenmeisje,’ zegt ze met het zware accent van de oude vrouw waar ze op lijkt nu Vee haar ogen star op de vloerplanken gericht houdt. ‘Wie heb je voor mij meegenomen?’


    Feel the fire, but do not succumb to it.