Alternatieve tijdlijn - Maandag 31 oktober
Fox
Een beetje beduusd keek Fox naar het briefje dat een in het volledig zwart gehulde figuur net in zijn handen had gedrukt. Of hij straks naar het dak wilde komen.
Zijn instinct zei hem dat het een heel slecht idee was – maar toch brandde hij van nieuwsgierigheid.
Het kon een valstrik zijn. Een feestje op Experium was tegenwoordig niet geslaagd als er niet een reeks trauma’s te betreuren was. Toch was hij allang niet meer zo’n gewild slachtoffer. Tenslotte kon niemand Zebediah overtreffen. Hij was niet bang voor Peter en Medusa, of Vienna en Toph, of Onyx en Jest- oké, Jester toch wel een beetje. Zijn ogen flitsten even naar de twee als Loki verklede jongens. Zoals op de meeste feestjes hadden die meer oog voor elkaar dan voor anderen en leken ze het warempel zonde van hun tijd te vinden om anderen ook maar een seconde aandacht te geven.
In elk geval voor nu.
Nee, hij geloofde niet dat die erachter zaten.
De rest kon hij wel aan.
Of was het juist de valstrik dat hij wegging? Dat hij zijn vriendje achterliet?
Hij keek even naar Adam, die met Merrin en een paar andere afdelingsgenoten stond te praten. Met de anderen erbij zag hij niet snel iets gebeuren, maar misschien kon hij Yrla vragen om de jongen een beetje extra in de gaten te houden. Dat wilde hij vast wel. Nadat de jongen hem vorige week had opgevangen toen Adam het uitgemaakt had en Fire was vermoord, had hij het gevoel dat ze dichter naar elkaar waren gegroeid. Ze voelden beiden de drang om hun vriendjes te beschermen, waardoor de blonde jongen het wel zou begrijpen.
Zoals verwacht deed Yrla er verder niet moeilijk over. Tegen Adam had hij gezegd dat hij even met iemand wilde praten. De jongen had er verder niets achter gezocht en was alweer gauw afgeleid door zijn vrienden. Met een zweem van een glimlach keek hij naar de jongen. De laatste dagen was hij best wel in een donkere stemming geweest, maar dit feestje leek hem goed te doen. Hij was blij zijn vriend weer te zien lachen.
Met het beeld van die glimlach op zijn netvlies draaide hij zich om en verliet de drukke ruimte. Zodra hij buiten was, transformeerde hij in een vogel en vloog naar het dak van de school. Nieuwsgierig bleef hij op de rand van het dak zitten, wachtend tot er iemand kwam.
Net toen hij zich afvroeg of er wel echt iemand kwam, stapte er iemand het dak op. De als Nazgul verklede persoon was geen boodschapper geweest, aangezien hij zich ook nu weer toonde. Een beetje ongemakkelijk was het wel, zo’n onheilspellend figuur die ook nog eens een masker voor had.
Nu hij hier in zijn eentje stond, werd hij toch wel een beetje zenuwachtig, zeker toen de vreemdeling recht op hem afliep en blijkbaar dondergoed wist dat hij geen echte vogel was.
‘Fox…’ klonk het zacht, een paar meter bij hem vandaan.
Fox’ maag kromp samen bij het horen van de diepe stem met het rauwe randje.
Maar dat kan helemaal niet…
Hij was zich dingen aan het verbeelden, hij…
De ander sloeg zijn capuchon terug en liet daarna zijn masker zakken.
Fox kon zich niet bewegen.
Het was hem echt. Zebediah. Die dood zou moeten zijn.
Plotseling was het alsof hij geen lucht kreeg. Hij moest weg, hij…
‘Laat je eens zien, Fox.’
Nee! Hij wilde hier niet zijn, hij wilde hier zo ver mogelijk vandaan!
Maar hij sprong van de rand af en veranderde terug naar zijn eigen gedaante.
Zebediah kwam tegenover hem staan. Hij stak zijn hand uit.
Met grote ogen staarde Fox zijn dood gewaande ex aan. Ging hij nou echt zijn gezicht strelen?
De hele situatie was te absurd om fatsoenlijk te reageren. Hij voelde de koude vingers langs zijn wang strelen.
‘Ik heb je gemist,’ zei de oudere jongen.
Me gemist??
Eindelijk lukte het hem om zich uit zijn verbijstering los te scheuren. Hij sloeg Zebediahs hand opzij en deed grommend een stap bij hem vandaan. ‘Blijf van me af.’
Er gleed iets over Zebediahs gezicht wat nog het meest op een trieste glimlach leek.
Om te kotsen.
‘Sorry. Het is onwerkelijk om je weer te zien.’
Fox klemde zijn kiezen op elkaar. Hij probeerde zijn woede weg te slikken want het zorgde ervoor dat hij niet helder kon nadenken. Straks deed Zebediah hetzelfde als de vorige keer… Zijn verstand kon er echter niet bij. Zebediah stond hier echt in levenden lijve voor hem. Hoe was het mogelijk? Fox had gedacht dat hij dood was – verbrand door Fires vuur. En zelfs als hij dat overleefd had, had de school hem verwijderd moeten hebben. Nu stond hij echter hier en was hij springlevend.
Een teken dat jij hier als de sodemieter weg moet, Fox.
‘Wat doe je hier?’
Fox begreep niet waarom hij nog een vraag stelde. Zo snel mogelijk weggaan, dát was wat hij moest doen.
Maar wat als ik hem kwaad maak? Misschien dat ik van hem kan wegvluchten, maar wat als hij te weten komt dat ik met Adam ben? Dan doet hij straks hetzelfde als Jester! Hij kon hem niet tegen twéé hersenspoelende hufters beschermen.
‘Ik wil je zeggen dat het me spijt. Voor wat ik je heb aangedaan. Er gaat geen dag voorbij dat ik daar niet aan denk. Ik hou nog steeds van je.’ De laatste woorden klonken zacht, aarzelend.
Hij zou het nog bijna geloven ook.
Fox’ schouders spanden zich. ‘Rare manier heb jij dan om te laten merken dat je van iemand houdt.’
‘Ik had helemaal niet door hoeveel je voor me betekende. Maar er is nu al anderhalf jaar voorbij en ik mis je iedere dag. Ik moest je gewoon zien. Dat wilde ik zo graag dat ik mijn leven op het spel zet door hier te komen.’
‘Nou dat komt dan veel te laat,’ bromde Fox. ‘Ik hoef je echt niet terug.’
Hij stapte bij de jongen weg, klaar om zich te transformeren.
‘Dat weet ik. Je bent nu met iemand anders. Een nieuwe jongen toch?’
Fox verstarde. ‘Wáág het niet om hem iets…’
‘Ik doe hem niets aan, Fox. Echt niet. Ik ben hier omdat ik spijt heb van wat ik heb gedaan – dat ik jou heb gebruikt om uit Experium te kunnen ontsnappen. En dat was verkeerd. Ik hoop gewoon dat er iets is waardoor ik het met je goed kan maken. Je weet dat ik niet goed ben met mijn gevoelens, maar dit schuldgevoel… ik word er echt gek van.’
‘Drie mensen zijn dood!’ snauwde Fox. ‘Hoe denk je dat ooit goed te kunnen maken!’
Het duurde lang voordat Zebediah antwoordde. Uit zijn gitzwarte ogen kon Fox helemaal niets opmaken. Daar zag hij geen berouw in, geen liefde. Helemaal niets.
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Zebediah uiteindelijk. ‘Zeg jij het maar.’
Fox snoof. Hij wilde al zeggen dat de jongen dood kon vallen, totdat dat hem op een andere gedachte bracht. Er was ook iemand ánders die hij dood wenste. Het voelde alsof hij met vuur speelde als hij Zebediah op zo’n manier zou gebruiken, maar Onyx zélf doden – waarvan hij niet eens zeker wist dat hij het kón – was ook riskant.
Zebediah was berekenend, hij had hém ook gebruikt om van school te komen.
‘Goed dan,’ zei hij. ‘Ik weet iets.’
Zebediah hief zijn hoofd iets. Was hij verbaasd? Wilde hij het dan écht goed maken? ‘Zeg het maar.’
‘Dood Onyx voor me.’
Every villain is a hero in his own mind.