• x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:12 ]


    •

    Neo Joachim Raeburn ––
    Half Demoon, Vuur


    Dergelijk contact met anderen heb ik nooit ofte nimmer zoveel gehad –– en wanneer ik een gesprek met iemand aanging, was het voor enkele seconden die een eeuwigheid schenen te duren. Mijn zwarte, leren laarzen had ik al om mijn voeten gewurmd, zodat er niet meer dan wat gegalm door de gangen klonk het moment dat ik besloten had me uit de ruimte te begeven. Mijn kamergenoot was een Necromancer, waar ik geen problemen mee had, desalniettemin betekende het niet dat we de beste vrienden waren. Eerlijk toegegeven –– een figuur die een individu tot "speciaal persoon" had benoemd, was niet bepaald mijn ding. Natuurlijk had ik wel personen die mij dierbaar waren, zowaar eveneens in het Lyle House, echter lag het niet in mijn karaktereigenschappen dat duidelijk te laten merken.
          Het duurde niet lang voor ik mijn weg vond richting de keuken, deze werd echter ruw afgekapt toen een jonge vrouw mij in rats tempo voorbij racete en voor de gemeenschappelijke ruimte ging. Door het gegeven dat haar spoed, wat als de bliksem ging, zette me dit aan het denken. Ik bevond mezelf redelijk nieuwsgierig aan het raken wat de reden zou zijn dat de jongedame, die ik had herkend als Mortefiscera, haar vaart erin had gehouden. Wellicht dat er iets aan de hand was? Fronsend betrapte ik mezelf op het feit dat in mijn hersenkronkels onbewust het momentopname van haar rode, prachtige haarlokken hadden geregistreerd en deze nu afspeelde in slowmotion. Haar woeste lokken, die de kleur hadden van een roestrode kleur, wapperden achter haar aan in het voorbijgaan. Gedachteloos ben ik haar al, op vrij rustige wijze mag ik zeggen, achterna gegaan, om uiteindelijk in de kamer terecht te komen. Eenmaal daar had haar aangename klank mijn oren al snel gevonden, ze scheen met iemand te praten. Er was echter niemand in de kamer, dus bedacht ik me dat het vast een gave van de Necromancers moest zijn.
          'Ik neem aan dat er iets aan de hand is, Mortefiscera,' bepaalde ik na luttele seconden te murmelen op mijn gebruikelijke gesloten toon, waarbij ik tegelijkertijd toch enkele passen dichter naar haar toe had gezet. Hoewel ik enkel nog haar zijaanzicht te zien had gekregen. Haar naam sprak ik in feite altijd in z'n geheel uit, het had - voor mij - geen bijnaam nodig. 'Je holde me daarnet voorbij. .' verklaarde ik mezelf vervolgens, waarna ik er een bijna onhoorbare zucht van mijn kant klonk. Alleen al haar aanzicht doet me denken aan onze eerste ontmoeting, waarbij ze gedacht had dat ik een overleden persoon was. Hoe complimenteus het eigenlijk was voor haar, begrijp ik nu, wist ik niet zeker hoe te reageren op dat ogenblik –– je hoort zoiets immers niet elke dag. Ik weet niet zeker hoe ik het nu zie, op een speciale wijze had ze namelijk wel gelijk gehad, aangezien ik nooit echt zeker over het verleden heen ben gekomen. Er zijn teveel dingen gebeurd die littekens achterlaten.

    [Please tell me if something ain't right, Mirte.]

    [ bericht aangepast op 6 juni 2014 - 22:35 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    [M.T.]


    A girl who wonders.

    x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:12 ]


    •

    {Mijn Topics.}


    ''Cause I've got a jet black heart and there's a hurricane underneath it.''

    Tyler Ray Simons • Tovenaar



    Tyler opende zijn ogen toen hij hoorde hoe de deur werd dichtgedaan. Tyler was altijd al een lichte slaper geweest. Hij wreef de slaap uit zijn ogen en bleef even zitten. Hij zat hier nog maar een week maar wou eigenlijk al weg. Het leek hier oké op het eerste zicht maar dat kon je nooit vertrouwen. Hij zuchtte en duwde het laken van zich af. Zodra ze zijn stoornis hadden vastgesteld was Tyler uitermate veranderd. Hij was te wantrouwig. Hoe kon te wantrouwig zijn nu iets slechts zijn? Hij vertrouwde mensen misschien niet zo snel maar zo veel mensen deden dat toch? Hij speelde tegenover de zusters dat hij het had geaccepteerd maar eerlijk gezegd. Hij vond dat hij hier voor niets zat. Maar hij zat hier wel vast. Hij zuchtte eens diep en ging uit bed en pakte zijn kleding en liep naar de badkamer. De deur stond op een kier en stoom kwam naar buiten. Harrison zal zeker al gedoucht hebben. Hij lag ook niet meer in zijn bed. Tyler kleedde zich snel uit en liet het warme water stromen en zuchtte hoorbaar. Vijf minuten later stapte hij uit de douche en droogde hem snel af en kleedde zich snel aan. Hij kamde vluchtig eens door zijn haar en liep dan naar beneden om eten te scoren.


    Luke William Simmons
    Necromancer


    Met moeite zwaaide ik mijn benen over de rand van het bed. Wat kon het soms toch ongelofelijk moeilijk zijn om 's ochtends op te staan. Ik geeuwde diep en rekte mezelf uit, voordat ik echt daadwerkelijk uit bed kwam. Omdat ik net wakker was, stond ik nog wat gammel op mijn benen en moest ik even stilstaan om mijn balans weer terug te vinden. Terwijl ik daar zo naast mijn bed een beetje wankel op mijn benen stond, zag ik vanuit mijn ooghoek iets bewegen. Loom draaide ik mijn hoofd op, maar zodra ik zag wat het was, draaide ik mijn hoofd gelijk weer terug. "Kun je me misschien ook voor één dag met rust laten?" Mijn stem klonk ontzettend geïrriteerd en ik kon haast voelen dat de geest die tot nu toe elke ochtend in de hoek van de kamer had gestaan zeer gekwetst was. "Het spijt me maar je hebt niet bepaald de beste timing." Ik griste de medicijnen van mijn nachtkastje en liep naar de badkamer om ze in te nemen, In deze instelling was er geen ontkomen aan, ik moest mijn medicatie wel innemen, want anders zou ik gezeur krijgen en dat had ik geen behoefte aan. De situatie was al erg genoeg zoals hij nu was. Ik vulde een glas met water en nam mijn medicatie. Mijn gezicht verwrong toen ik ze doorslikte. Wanneer zouden ze die dingen eens een betere smaak geven? Ik wierp een blik op de douche maar liep gelijk de badkamer weer uit. Ik had geen zin of motivatie om de douchen dus dat zat er niet in voor vandaag. Na nog een blik te hebben geworpen op mijn vriend die nog steeds hoopvol in de hoek naar me zat te kijken, liep ik mijn kamer uit. Eerst maar eens wat eten en dan zou ik wel zien of ik zit had om met hem af te handelen. Ten minste, als ik hem dan nog kon zien, aangezien dat nog wel eens bemoeilijkt kon worden door die geweldige medicijnen. Ergens in het gebouw hoorde ik een deur slaan, maar dat was niets nieuws, dus ik besteedde er geen aandacht aan. Ik liep op mijn dooie gemak de trap af en liep in een lijn door naar de keuken. Zo te zien waren er al wat meer mensen wakker, want twee van mijn mede patiënten stonden gezellig met hem in de keuken te socializen. Ik toverde een glimlach op mijn gezicht en liep de keuken binnen. "Goeiemorgen." Zei ik vrolijk, waarna ik in kastjes begon te rommelen in een poging iets eetbaars te vinden dat geen fruit was. Ik vond een zak met brood en een pot jam in één van de kastjes en smeerde drie sneetjes brood. Nadat ik het brood en de jam op had geruimd mompelde ik nog een 'doei' naar Caiden en Natalia en loop de keuken uit. Op naar mijn volgende bestemming. De gemeenschappelijke ruimte. Ik duwde de deur open en zag dat hier ook mensen waren, waaronder mijn kamergenoot Mayson. "Goeiemorgen." Zei ik op dezelfde vrolijke toon als net. "Jij was dus ook al wakker?" Vroeg ik vervolgens aan Mayson. Ik had kunnen weten dat hij al wakker was, want zijn bed was leeg, maar je moest toch iets doen om een gesprek te beginnen zo op de vroege morgen?


    First things first, but not necessarily in that order

    Karmilla Alaina Lair.
    Zonder er echt moeite voor te doen, vielen haar lange, donkere haren bevallig langs haar volle borsten toen ze rechtop in haar bed ging zitten en haar benen een voor een sierlijk langs elkaar zette op de koude vloer. Ze zag dat het lege bed van haar kamergenoot en bedacht dat ze zich vast al naar beneden had begeven. Rustig stond ze op, zichzelf voornemend dat ze genoeg de tijd had om zichzelf klaar te maken, en rekte ze zichzelf katachtig uit. Haar slaapshirt liet de tatoeage op haar onderrug voor eventjes zien, waarna ze haar armen – ook getatoeëerd, langs haar slanke doch fitte lichaam liet vallen.
          Ze likte over haar lippen – wat haar een uitstraling gaf alsof zij de roofdier was die zojuist haar prooi zag. Ze had de gedachte gekregen dat er vandaag een nieuw iemand zou komen – echter wist ze niet of het een vrouw of man was. Ach, ja, ze was ook niet wat vies van vrouwelijke actie. Ze liet een zachte lach toen ze merkte dat ze al gedoucht had en haar kleding al aan had getrokken. Ze had een geruite blouse opgeknoopt, zodat haar buik te zien was en een gerafelde korte broek aan – dat duidelijk een van zijn laatste dagen had geteld.
          Uitdagend verliet ze haar kamer en liep ze op blote voeten de trap af, waarna ze zich in de keuken bevond. “Oh,” liet ze een klein lachje uit haar rood gestifte lippen ontsnappen. “Wat hoor ik hier?” Grinnikte ze – wat op een sensuele doch plagerige manier gedaan werd. Haar ogen blonken richting Caiden en Natalia. “Nou, nou, nu al vieze praat in de morgen?” Grapte ze en ze kreeg een perverse, halve glimlach op haar gezicht.
    Ze wees met haar wijsvinger op een manier alsof het iets stouts was. “Als de hormonen jullie maar niet overnemen.” En met deze woorden pakte ze ook een appel en ging ze uitgezakt in de woonkamer zitten, vlakbij de stoel van Mayson. Ze nam er een hap van – die je sensueel kon opvatten. Haar voet tikte tegen de leuning van de bank aan, die naast haar stond.
          Ze hoorde een auto dichtslaan. “Ah, rauw vlees,” grijnsde ze – ze slikte de stuk appel door. “Net waar ik zin in heb deze morgen.”
    “Precies hoe ik van mijn vlees houdt.” Er klonk iets onheilsspellend in – het was meer een zachte gefluister.
          Haar blik merkte nu Luke op en de glimlach bleef om haar volle lippen vormen. “Goed geslapen, Luke?” Ze sprak met een vrouwelijke, zwoele doch serene stem die je moeilijk kon missen en nam vervolgens weer een hap van haar groene appel.

    [ bericht aangepast op 5 juni 2014 - 0:18 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Natalia Elin Rousseau
    Thunderkitsune


          'Morning beautiful,' klinkt er uit het niets in mijn oor, waardoor ik op schrik. Vanuit mijn ooghoeken zie ik arm langs me gaan, richting de fruitmand. Wanneer de arm een appel heeft gepakt en zich heeft terug getrokken, draai ik me om en kijk ik recht in Caiden's gezicht. Natuurlijk, het had het kunnen verwachten. Hij grijnst alsof er niks gebeurd is en ik wil hem vertellen dat hij me niet weer moet laten schrikken, als Alaina op blote voeten de keuken inkomt. 'Oh, wat hoor ik hier?' grinnikt ze. Met glinsterende ogen kijkt ze naar Caiden en mij. 'Nou, nou, nu al vieze praat in de morgen?' vervolgt ze, met een iets perverse glimlach op haar volle lippen. 'Hij heeft de "vieze praat",' brom ik.
          'Als de hormonen jullie maar niet overnemen.' Ze verlaat de keuken weer terwijl mijn wangen iets rood worden, doordat ik terug denk aan mijn droom van vannacht, waar "mijn" hormonen het duidelijk overnamen, verdomme.
          Enkele seconden later komt Mayson de keuken ingelopen. Net als zijn broer pakt hij wat fruit. 'Morgen,' mompelt hij stilletjes. Aan zijn houding merk ik op dat het bijna weer die tijd van de maand is voor hem, wat me er aan doet denken dat ik zo even met hem moet praten, als ik ooit weg kom bij Caiden tenminste.
          Mayson verlaat de keuken weer, maar ik krijg nog steeds niet de kans om iets te zeggen tegen Caiden, doordat nu Luke de keuken in komt gelopen. 'Goeiemorgen,' zegt hij vrolijk. Aangestoken door zijn vrolijkheid glimlach ik naar hem. 'Goedemorgen.' Ik kijk toe hoe hij zijn brood smeert, zodat ik Caiden kan negeren. Helaas is Luke snel klaar en verdwijnt hij weer.
          Nu is het enkel nog Caiden en ik. 'Als je niet wilt dat je ogen een soort heterochromie krijgen, dan zal ik me maar niet meer laten schrikken,' meld ik hem, me er goed van bewust dat de kans groot is dat hij niet weet wat het betekent en dat maakt het juist leuk om het te gebruiken. Ik keer hem even mijn rug toe, zodat ik wat brood in het broodrooster kan doen, waarna ik me weer naar Caiden keer. De stiekeme blik in zijn ogen was me net ook al opgevallen, maar het valt me nu weer op. Onderzoekend kijk ik hem aan, terwijl ik een stap zijn kant op zet. 'Wat heb je nu weer gedaan?' vraag ik een tikkeltje achterdochtig. Ik ken Caiden goed genoeg om te weten dat hij regelmatig streken uithaalt, en meestal heeft hij dan deze blik in zijn ogen.
          Nu ik zo vlak voor hem sta merk ik pas op dat hij geen shirt draagt. Waarschijnlijk merkte ik het niet gelijk op doordat ik het zo gewend ben hem in mijn dromen zonder shirt te zien. Ik hoop dat ik geen lichte blos op mijn wangen heb gekregen en ik prik met mijn wijsvinger tegen zijn borstkas. 'Je zou een shirt aan moeten doen,' meld ik hem simpel.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Neo Joachim Raeburn ––
    Half Demoon, Vuur


    Een glimlach die al op haar lippen lag toen ik de kamer betreden had, werd toen ze mijn aanzicht zag zo mogelijk nog groter, iets wat er bij mij niet gemakkelijk inging. Ik begreep niet waarom een figuur vanwege mij op deze wijze zou glimlachen, dat ben ik eveneens niet gewend. Er waren weinig mensen die dat hadden gedaan, en in mijn hersenkronkels komt voor een seconde in me op dat ze wellicht iets van me nodig had. Desalniettemin laat ik deze gedachte snel verdwijnen naar een duister hoekje, aangezien Mortefiscera tot nog toe geen dingen heeft gedaan die mij niet aanstaan. Hoogstwaarschijnlijk zal ze dat ook niet gaan doen. Bovendien vond ik het stiekem redelijk amusant dat ze nog altijd dacht dat ik de dood was, een zaak dat ze op een zekere manier gelijk heeft.
          ‘Romulus stond voor mijn kamer, Neo. Ik wilde mijn schoenen gaan halen, maar ik zag hem gelukkig op tijd en kon heelhuids weg komen.’ Dat was waar ook, ze had me verteld over deze duisternis die haar martelde. Remus, dat was diegene waar ze zojuist tegen praatte. Een onbekende emotie kwam in mijn binnenste opwellen, wat ik na luttele seconden als respect en tegelijkertijd angst kon herkennen. Angst kon je het niet precies noemen, echter vond ik haar op een zodanige manier geweldig dat ze met geesten kon communiceren. Immers kon ikzelf zo nu en dan niet eens een levend persoon aan, laat staan geesten. De angst, daar twijfelde ik over, zou dat komen voor het contact of vanwege wat ze me daarstraks verteld had?
          'Bestaat er geen wereld waar hij naartoe kan, zonder enig ander lastig te vallen?' Probeerde ik zo emotieloos mogelijk te vragen, terwijl het niet eens als een vraag bedoeld was. Ik probeerde in een zekere zin niet te laten bemerken dat ik wat geagiteerd was hoe Romulus Mortefiscera telkens lastig viel, maar helaas konden we er beiden niet veel aan doen. Mijn mond opende zich opnieuw, hoewel deze direct sloot toen haar hand de huid van mijn gezicht aanraakte. De laatste keer dat iemand mij zo aanraakte, was het mijn moeder die al in haar ziektebed lag, waarna ik zo'n pak slaag kreeg dat. . . Nee, ik wil er niet aan terug denken. Gedachteloos waren mijn kaken zo strak op elkaar geklemd dat het wit op enkele plekken te zien was. Direct toen ik haar pols vast wilde pakken om deze van mijn gezicht af te halen, deed ze dit zelf al, alsof ze mijn gedachten had kunnen lezen. Om er zeker van te zijn dat ze het niet meer zou doen, zette ik een grote pas naar achteren en staarde haar met een zekere koude in mijn kijkers aan.
          'Waar zit jij mee?' Het feit dat ze zich niet om de vraag schaamt die ze zojuist gesteld had, liet ik varen, maar ik antwoord er niet direct op. Plotseling vraag ik me af waarom ze precies deze vraag stelt, want hoewel ze me over verschillende dingen betreffende zichzelf verteld had, was ik niet een persoon die hetzelfde deed. Daarom wist ze zowat niets, zelfs mijn gehele verleden niet - enkel losse flarden ervan, de "gelukkige" leugens.
          'Zie je me nog altijd als de man van de dood, Mortefiscera?' kaatste ik terug, niet van plan te antwoorden op haar vraag. Na haar luttele seconden aangeblikt te hebben, maakte ik me rechtsomkeert en wilde alweer weglopen, iets wat ik de laatste tijd steeds vaker bij haar deed, betrapte ik mezelf op dit feit.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:13 ]


    •

    Neo Joachim Raeburn ––
    Half Demoon, Vuur


    De stilte bleef aanhouden na zijn vraag, wat hem des te meer stimuleerde om te doen wat hij al van plan was –– omdraaien en aanstalten maken om weg te lopen. De jonge man had er weet van dat hij al minstens vier keer deze week abrupt het gesprek had afgekapt door te verdwijnen uit haar zicht, maar de verwachting dat hij had van haar gebeurde niet. De vraag wat de reden hiervan was bleef uitgesteld en het vloog niet om zijn oren heen, wat hem alleen meer verwarde, hoewel hij dit niet liet bemerken aan enig ander. Dan zou hij zijn emoties moeten tonen, dat was als een zwakteplek, een zenuw wat open lag –– klaar om het einde te zien. Volgens zijn vader waren gevoelens nutteloos, wat hij duidelijk liet merken door de fles er telkens bij te pakken, en zijn moeder. . . daar verspilde hij geen verdere woorden of hersenspinsels meer aan. De vrouw kon wat tegen de slagen doen, ze had de pijnlijke handelingen voor hem kunnen stoppen, maar ze deed het niet. In plaats daarvan wachtte ze af en keek ze zielig toe, de dood leek plotseling een laffe uitweg.
          ‘Je moeder is prettiger gezelschap dan jij, Neo Raeburn.’ Met de hersenkronkels die naar zijn moeder hadden geleidt, was het eveneens logisch hoe hij vervolgens reageerde. Hij verstijfde, van top tot teen. Voor luttele seconden was het stil, zwijgzaam, je kon een naald horen vallen – totdat het los barstte. Allerlei gedachten gingen er door hem heen, zoals dat het niet kon – ze was niet dood, toch wel, Keira was nooit ofte nimmer zijn moeder geweest, niet op die manier. . . Dit ging gepaard met de nodige bom emoties, wat eveneens niet kon ontbreken bij zo’n plotselinge uitspatting. Het was voornamelijk het gevoel alsof hij betrapt was op iets, bijvoorbeeld wat illegaal. Toch was dit – voor hem – vele malen erger. Deels welde er een gekwetste emotie in zijn binnenste op, verdriet en woede – razernij bijna.
    Het leek eeuwen te duren voor hij zich daadwerkelijk op een langzame wijze omdraaide om naar haar te kijken, zijn ogen in die van haar te boren zonder enige vorm van schaamte. Neo’s blik had een kille, toch vurige staar. Het werd erger toen Mortefiscera zich blijkbaar bedacht dat het theepartijtje aangenamer was bij de bank, maar in plaats van erop plaats te nemen, zat ze ernaast. Veel deerde het hem niet in deze conditie, al zijn hersenkronkels gingen immers uit naar zijn overleden, zogenaamde, moeder. Ook nu was het geval dat hij zich niet direct omdraaide, het duurde even voor hij met stroeve stappen haar kant op kwam. Redelijk vaag kwam het tot hem door dat ze zichzelf net had voorgesteld aan zijn moeder, zijn. . Nee, hij wilde er niet aan denken. Nooit ofte nimmer meer. Ze had hem al verlaten voor ze heenging en hij zal haar niet vergeven.
          ‘Mijn moeder leeft nog,’ besloot hij met een hard hoofd te liegen, hij wilde in feite niet dat ze de waarheid zou weten. Neo wilde liever niets over zichzelf kwijt. ‘Ik heb geen flauw idee wie jou vertelt mijn moeder te zijn, maar diegene is een leugenaar.’ De huid was strakgetrokken doordat Neo zijn vuisten hard dicht balden, het ging met zo’n harde druk dat de gehele huid rondom de knokkels wit was geworden. Zijn hart ging als een razende tekeer, het klopte in woede tegen zijn borstkas aan, alleen hij merkte het niet op. Zijn grijsblauwe kijkers hadden op dit precieze ogenblik de kleur van de woeste zee, die tegen vervaarlijk tegen de rotsen aanbotst en ieder meeneemt de diepte in. Ze waren gericht op de jongedame, waarvan de haren de roestrode kleur hadden en haar ogen sluw sprankelden. Mortefiscera scheen in deze paar seconden drastisch te zijn veranderd, iets wat Neo wel leek te weten maar wat niet tot hem doordrong.
          ‘En je hebt nog altijd verdomme geen antwoord gegeven op mijn vraag.’
          Hij kon zichzelf niet betrappen op het feit dat zijn kaken zelfs strak opeen waren geklemd. De plotse vurige wending wakkerde enkel zijn kracht aan, wat langzaam aan zijn vuisten te bespeuren was. Een lichtrode kleur likte langs zijn lange vingers omhoog naar zijn handen, om er vervolgens een oranje en zelfs lichtblauwe kleur toe te voegen aan het vuur dat nu rond zijn handen fikte. En toen was het als sneeuw voor de zon verdwenen, waarbij hij zich haastig uit de voeten maakte en de deur zo hard dichtklapte dat het in de gang nog aan het nagalmen was.

    [ bericht aangepast op 9 juni 2014 - 15:20 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:13 ]


    •

    • King Sawyer Brighton •
    23 - Half-Demoon, telepathie


    •••

    Nog enigszins vermoeid dwing ik mezelf rechtop te zitten en laat mijn blik rond de kamer glijden. Ik was al een hele tijd wakker – al had ik mijn kamergenoot tot mijn verbazing niet meer naar buiten zien of horen verdwijnen – maar al die tijd had mijn blik strak naar het plafond gericht gebleven, alsof ik wachtte tot er iets zou gebeuren. Het beeld van mijn moeder’s zelfmoord had zich weer in mijn dromen vastgegrepen, iets wat de laatste weken steeds vaker voorkwam en me – zoals vrijwel altijd – met een uiterst ongemakkelijk gevoel achterlaat. Het deed echter geen pijn meer – althans, ik vind het fijn te geloven dat het dat niet doet.
          Alsof mijn spieren nog snakken naar energie, duw ik mezelf met enige moeite recht van mijn beslapen bed en begeef me met stroeve bewegingen naar het uiteinde ervan, waar mijn kledij van gisteren opgevouwen over de rand ligt. Ik trek mijn lichtgrijze, ietwat gekreukte shirt over mijn hoofd, om me daarna in mijn jeans te hijsen, nadat ik mijn pyjamabroek ietwat wanordelijk op de grond had laten vallen. Nog even ga ik met mijn hand door mijn haar om enig orde in de warrige lokken te brengen, maar besluit dan dat ik genoeg tijd aan mijn uiterlijk gespendeerd heb. Enig ander in het huis heeft me namelijk al vaak genoeg in slechtere staat gezien. Voor een seconde laat ik mijn hand in mijn achterzak glijden en klem hem om het opgevouwen papier, waarop ik al weken de perfecte brief naar mijn grootmoeder probeer te verwoorden – helaas compleet onsuccesvol, aangezien geen enkel woord goed genoeg lijkt. Vanavond ga ik hem afwerken, neem ik mezelf voor, met enig schuldgevoel aangezien het reeds maanden geleden is dat ze nog een woord van me gehoord had.
          Na enkele seconden in gedachten verzonken te zijn, begeef ik mezelf naar de hal en rechtstreeks naar de keuken, snakkend naar wat om te eten. Tot mijn verbazing ben ik niet alleen, maar zie ik Caiden en Natalia voor me zitten, de eerste zelf zonder shirt – al was het niet de eerste keer dat ik mijn kamergenoot zo had gezien. Ik schud mijn hoofd met een lichte grijns en neem eveneens een appel uit de fruitmand. ‘ ‘Mogge.’, ontsnapt aan mijn lippen, terwijl ik als begroeting mijn vrije hand even omhoog hef. ‘Valt hij je weer lastig, Natalia?’, vraag ik dan geamuseerd en neem een grote beet uit mijn appel.


    A girl who wonders.

    • Grace Jayden Blackwell •
    26 – Mens, verpleegkundige


    •••

    Wanneer ik uit mijn gedachten ontwaak, besef ik dat ik geheel automatisch mijn weg had gemaakt naar het Lyle House en mijn vingers zich al om het slot van mijn fiets gesloten hadden, om hem vast te maken aan een paal net buiten de muren van het eigendom – waar ik hem naar gewoonte altijd zet. Dit keer bewust van wat ik doe, zet ik mijn acties verder en recht mijn rug, terwijl ik me in gedachten afvraag wat ik zal vinden wanneer ik naar binnen loop. Vaak was het immers een dag als alle andere, maar een paar zeldzame momenten hing er een onvermijdelijke spanning in het huis, waarbij ik er de hele dag niet in zou slagen deze te laten verdwijnen. Het was tevens op zulke dagen dat het er meest ongelukken gebeurde, alsof alle inwoners er zich onbewust reeds op aan het voorbereiden waren – al gebeurden sommige acties soms uit het niets, waarbij ze me wel eens konden overvallen. Ze waren geheel onvoorspelbaar op dat vlak.
          Rustig maak ik mijn weg naar binnen en sluit de poort weer achter me - zodanig iedereen binnen de hekken dient te blijven – en neem terwijl mijn map met dossiers uit mijn versleten, lederen schoudertas. Ondanks het niet bijzonder vroeg is, verbaast het me wanneer ik velen reeds in de woonkamer zie zitten en glimlach even scheef. ‘Goedemorgen, allemaal.’, zeg ik ze uit automatisme, ‘Hebben jullie een aangename nacht en ochtend gehad? Is al de rest ook al op?’ Ik buig me even over een salontafeltje en leg mijn papierwerk neer, zodanig ik er enige orde in kan scheppen. In mijn gedachten neem ik mezelf voor Tyler – die pas een week in het huis verblijft – nog steeds goed in de gaten houden, aangezien zijn gedrag nog vrijwel vreemd aan me is, en besef ik dat we vandaag tevens een nieuwe inwoner zouden krijgen, genaamd Olivia Jennings. Al blijven de anderen natuurlijk net zo’n risico. ‘Er gaat zich iemand bij ons voegen, ik reken erop dat jullie haar welkom zullen heten.’, zeg ik als ik Luke, Mayson, Karmilla en enig ander in de ruimte stuk voor stuk even aankijk, waarna ik mijn papieren weer bij elkaar raap. In gedachten plan ik in wat me allemaal te wachten staat vandaag, wat met de komst van een nieuwe inwoner uitzonderlijk veel is, aangezien ik in het weekend naar gewoonte eveneens de kamers zou gaan controleren. Het is echter al enige geruststelling dat er zo'n kalmte in de woonkamer is, ondanks ik de rest nog niet gezien heb.


    A girl who wonders.



    Harrison Lionel Sullivan.

    Zoals elke ochtend liep hij met een emotieloos gezicht de keuken in. Hij was nooit het soort persoon geweest die echt aansprakelijk was geweest in de ochtend, deels omdat hij een ochtendhumeur had en deels omdat hij sowieso nooit veel zin had in gesprekken met mensen. Enkel onbekende mensen en mensen die hem konden blijven intrigeren, hadden de kans om met hem een gesprek aan te gaan.
    De emotieloze uitdrukking op zijn gezicht vervormde even tot een licht geïrriteerde uitdrukking toen hij zag hoeveel mensen in de keuken stonden. Teveel mensen die nog eens veel te luid spraken naar zijn zin.
    Zijn ogen bekeken elke persoon individueel waarna hij kon constateren dat hij iedereen kende, of tenminste, al eerder had gezien. Zijn ogen gleden naar de keukentafel waar de fruitmand stond. Het verbaasde hem zelf al niet meer dat bijna alle appels weg waren.
    Hij wurmde zich tussen de mensen en nam een glas uit één van de kastjes. Zijn hand greep automatisch naar de fles water die op het aanrecht stond en voor zich uit starend draaide hij de dop eraf om daarna water in zijn glas te gieten.
    Een zachte zucht verliet zijn lippen voor hij, met zijn glas in zijn hand, terugkeerde naar de ingang van de keuken. Daar had hij een beter overzicht over wat iedereen deed en hij stond ook buiten de drukte. Grote groepen mensen waren altijd al iets geweest wat hij liever ontweek, maar hij was eraan beginnen wennen door de jaren heen die hij hier al had gespendeerd.
    Hij zette zijn lippen aan de rand van het glas en liet het water over zijn lippen in zijn keel glijden. Het water gaf een verrassend koelend gevoel mee, wat de meeste dagen niet zo was.
    Harrison probeerde zich niet al te veel te concentreren op de mensen om zich heen, of misschien beter gezegd, de gesprekken die ze voerden. Hij was erachter gekomen dat, als hij er zich op richtte, hij de gesprekken kon verstaan van iedereen die op dit moment in de ruimte was.

    [ bericht aangepast op 8 juni 2014 - 19:40 ]