• x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:12 ]


    Olivia Amy Jennings
    Een meisje kwam binnen en ging op een stoel dichtbij mij en Tyler zitten, nadat ze een boek had gepakt. Ze groette ons met "goedemorgen allebei". Ik schonk haar een glimlach, waarna ik "goedemorgen" teruggroette. Al snel draaide ik me weer om, omdat Tyler antwoord gaf op mijn vraag; “Klusjes vooral en we hebben ook vrij dus zitten we meestal in de woonkamer, maar ik ga vlug naar boven, voordat we niet meer naar boven kunnen." Er volgde een stilte, waarin ik hem nog een keer liet weten dat ik erg dankbaar was, ook voor zijn uitleg. Hierna liep hij vlug weg, Dit vond ik echter niet erg. Ik begreep dat hij nog even snel naar zijn kamer wilde. Ik keek even rond. Mijn blik bleef hangen bij het meisje dat ons net een goede morgen had gewenst. Ik liep even naar haar toe en keek haar aan. Blijkbaar merkte ze me niet op, want ze bleef verzonken in haar boek. Ze las Harry Potter en de vuurbeker, zag ik. Ik had het boek nooit echt gelezen; thuis was ik niet echt een lezer. Om haar aandacht te trekken, kuchtte ik even, waarna ik tegen haar zei: "hi, ik ben Olivia. Eigenlijk noemt thuis bijna niemand me zo. Ik wordt meestal aangesproken met "Liz". Terwijl ik dit zei, stak ik mijn hand naar haar uit. Ik realiseerde me dat dit het drukste en meest opgewekste was wat ik vandaag het gezegd. Ik hoopte dat ik niet over kwam als een clown of zoiets dergelijks. Zo had ik het in ieder geval niet bedoeld. Terwijl ik wachtte op haar antwoord, werd ik langzaam een beetje rood.


    you don't love me the way that i love you // Heizer is nu Fagerman

    face=times]Ik schrijf me uit. Sorry, maar ik heb er geen tijd voor. Ben overigens iMickeyMouse -> Jovantos -> Hemwin ->Daggers.[/face

    [ bericht aangepast op 1 aug 2014 - 15:24 ]


    The monsters running wild inside of me. I'm faded

    • King Sawyer Brighton •
    23 - Half-Demoon, telepathie



    •••


    Met een simpele ‘’Zoals altijd’’ had Neo zijn vraag over de therapie beantwoord, wat me al meer duidelijkheid gaf dan enig ander met die twee kleine woorden had kunnen schenken. Het was net zo’n marteling als anders, dacht ik – al leken zijn gedachten ver weg van deze wereld. Ik had gemerkt dat hij reeds de moed bijeen zamelde om zelf te spreken, waarbij hij zijn lippen reeds van elkaar gebracht had en zelfs zijn ogen een tint leken te verduisteren– maar ik onderbrak hem. Door schuldgevoel, waarschijnlijk. Ik kon hem niet laten denken dat ik geheel onwetend was over zijn gevoelens, wanneer ik ze hem niet veel eerder had horen uiten – al waren ze op dat moment nooit voor mijn oren bestemd geweest. Ik kon de lieflijkheid waarmee hij over haar sprak echter niet uit mijn gedachten wissen, wat nog maar eens bevestigde dat hij mijn eerlijkheid verdiende.
          Vrijwel meteen nadat ik de woorden uitgesproken had, was er een warboel van emoties in de aanblik van mijn goede vriend te merken, waardoor ik er meteen aan twijfelde of ik wel de goede keuze gemaakt had om dit met hem te delen – angstig dat het een opmerkelijke woede als gevolg zou hebben. Echter – mede omdat Neo stilzwijgend naar me bleef kijken – praatte ik verder. Anders doen zou immers puur verraad zijn in mijn ogen. Wanneer ik de naam van de jongedame met de prachtige, rode lokken echter zou uitspreken, slaagde ik daar niet in – een ongemakkelijke stilte achterlatend.
          ’Ik weet dat je Mortefiscera leuk vind,’ was het eerste wat mijn goede vriend in gehaaste woorden zei, alsof hij het niet langer binnen zichzelf kon houden – wat meteen een warboel van emoties in me losmaakte. Het uitte zich echter alleen in een minieme, verwarde frons die tussen mijn wenkbrauwen verscheen – verder bleef ik als aan de grond genageld staan. Hij sprak de woorden immers niet beschuldigend uit – wat ik werkelijk verwacht zou hebben. Het leek alsof hij een pure vaststelling maakte, een feit met me deelde, een bekentenis dat ik niet de enige ben die weet over de anders’ onuitgesproken gevoelens.
          Twee dingen besefte ik op dat eigenste moment, door die 7 kleine woorden. Één, Neo was zich van mijn gevoelens voor de lieftallige jongedame - waarvan ik dacht dat ik ze voor de hele wereld verborgen had weten te houden – bewust. Waren ze werkelijk zo duidelijk voor hem – en voor haar? Ik kon mezelf wel slaan vanwege mijn eigen idiotie – een woede niet alleen vanwege mijn onvermogen het voor mezelf te houden, maar eveneens omdat ik niet begreep waarom ik het in de eerste plaats niet met mijn goede vriend gedeeld heb. Hij nam mij in vertrouwen, iets wat ik tevens altijd bij hem gedaan had – de reden waarom ik dat over deze zaak niet gedaan had, kon ik niet vinden.Twee, Mortefiscera was werkelijk de persoon wiens naam aan het einde van de zin kwam, voor wie de man voor me zijn gevoelens geuit had, aan wie hij bijna zijn liefde uitgesproken had – ware het niet dat de vervloekte therapeut hem onderbrak. Het was iets wat ik al geweten had, vanaf het moment dat ik hem in pure oprechtheid met haar had horen praten, waardoor het verslagen gevoel dat erop volgt me geheel bij verrassing neemt. Hij houdt van haar, de lieflijke jongedame met de roestrode lokken wie me alleen met haar aanwezigheid al wist te verblijden.
          ’Het deert niet dat je ons afgeluisterd hebt, want ik had je gevraagd voor een gesprek om het volgende tegen je te zeggen. . .’ Een zucht volgde op zijn woorden, terwijl ik nog steeds tot niets anders in staat was dan in een bevroren stand te blijven staan, luisterend naar ieder woord wat over zijn lippen gleed – afwachtend op woede. Al wist ik dat die er niet zou komen, het voelde echter alsof ik hem verdiende en zou moeten ondergaan om enige vergiffenis te mogen krijgen. ‘Ik wil dat je – je liefde naar haar uit en niet zomaar met haar date, maar dat je haar liefdevolle blikken toewerpt, haar tedere omhelzingen geeft en prachtige zonnebloemen als cadeau doet…’ Even stopte hij in zijn woorden, mij de kans gevend wat hij net zei te proberen verwerken. Maar daar slaagde ik niet in. Het leek zo onlogisch.
          ‘En dat je haar laten weten dat ze betoverend mooi is, prachtig en ze ten alle tijden bij je mag komen, want jij zal haar beschermen tegen al het kwaad.’ Zijn stem stokte in zijn keel wanneer hij sprak, bevestigend hoe zwaar deze woorden voor hem waren. Ik kende hem al lang genoeg om te weten dat hij ze niet wilde zeggen, maar dat hij het puur deed voor mezelf – en haar, zichzelf afschrijvend. Hierdoor wilde ik hem reeds tegenspreken, mijn hoofd ongelovig schuddend – maar daar kreeg ik de kans niet toe, als hij al verder sprak en ik compleet sprakeloos bleef. ’Ik wil dat je haar laat weten dat je voor haar door het heetste vuur zal gaan, want zij is je gehele wereld. Zij is de maan, als zowel de zon.’ Hij wendde zijn diepe, donkere poelen van me af, waardoor een brekende stilte volgde.
          Ik had er geen moment aan getwijfeld dat de hartelijke uitspraken die hij deed, puur op zichzelf toepasbaar waren, wat mijn verslagen gevoel enkel liet groeien. Ik kende de emoties immers. Ieder moment had ik het verlangen haar van elk kwaad te beschermen, ieder moment wilde ik er alles aan doen die prachtige glimlach op haar gezicht te laten verschijnen, ieder moment wilde ik haar alle geluk schenken – zonder haar geluk, slaagde ik er immers zelf niet in het te vinden. Ik hield van haar, onnoemelijk veel. Hij had het perfect weten verwoorden – ze was zowel de zon, als de maan. Ze was de lucht en de sterren. Ze was al het goede in mijn wereld. Al het goede – samen met mijn dierbare vriend, die nu de grootste opoffering maakte die mogelijk was – zijn liefde voor haar. En puur om die reden, kon hij hem dit niet laten doen – al moest ik hiervoor ieder verlangen in mijn lichaam onderdrukken. Elke gedachte aan haar zoete geur die mijn neusgaten prikkelde, haar tedere huid die mijn vingers streelde, haar onbeschrijflijke glimlach die mijn lichaam vervulde met puur geluk – duwde ik met alle macht die ik had uit mijn hoofd.
          Na enige tijd pure stilte, kon ik niet anders dan mijn hoofd schudden – beseffend dat mijn ogen enigszins waterig waren geworden. ‘Nee,’ zei ik simpelweg, al verliet het woord mijn lippen in een fluistering.
          ’Nee,’ herhaalde ik dan weer, deze keer harder – meer vastberaden. ‘De manier waarop je over haar spreekt. . . Neo, je houdt van haar.’ Ik schraap mijn keel even, de trilling in mijn stem wegslikkend. ‘Het is ok zo. . .’ Ik knik er even zacht bij en ga voor hem staan, zodanig hij me in de ogen dient te kijken. ‘Ik dacht altijd dat niemand zoveel van haar kon houden zoals ik – ik vergiste me,’ zei ik, fronsend bij mijn eigen woorden, ‘Zeg haar haar naam, Neo.’ Ik legde mijn hand op zijn schouders, wetend dat hij mijn woorden zou begrijpend. ‘Vertel haar dat zij het is, vertel haar dat ze je hele wereld is, je zon, je maan, je lucht en zonder haar niet weet te ademen.’ Ik knipper de tranen in mijn waterige ogen even weg. ‘Maar bovendien – doe alles wat je mij net verteld hebt en nog veel meer dan dat,’ zeg ik met de weinige macht die me nog overblijft, waarna ik mijn hand weer van zijn schouder afhaal. ‘Het is ok zo,’ herhaal ik dan weer, vooral mezelf aansprekend, ‘Ze is zo perfect, Neo. Haar gedachten zijn zo teder – we mogen haar niet in deze situatie brengen, haar onschuldige gedachten in pure verwarring brengen. Ze hoeft niet over mijn gevoelens voor haar te weten.’ Even adem ik diep in en uit.
          ’Je bent goed voor haar, Neo – dat zie ik, iedere dag,’ zei ik met hese stem en meende het met iedere vezel in mijn lichaam. Ik had het immers zelf al zo vaak gezien, hoe hij haar wist op te vrolijken, hoe ze vanwege hem wat meer uit haar eigen gedachten kroop, hoe bij hem zijn haar hielp met de sociale wereld die haar oh zo veel moeilijkheden bracht – hoe hij haar vandaag met de simpele aanraking van zijn vingers, hielp de duistere verschijning die haar zo vaak teisterde te overwinnen. Hij was beter voor haar, dan ik ooit zou kunnen zijn.
          Voor even liet ik mezelf toe iets te doen wat ik zelden toegelaten had – en dat was hem in een korte omhelzing nemen, waarbij ik enkele keren zacht op zijn rug sloeg met mijn vlakke hand. ‘Je bent een goede vriend, Neo,’ en met die woorden liet ik hem los en draaide me om- bang dat ik mijn verlangens naar Mortefiscera en haar prachtige, onschuldige verschijning niet langer wist te onderdrukken – waarna ik aanstalten maakte om weg te lopen.


    [ bericht aangepast op 4 aug 2014 - 19:57 ]


    A girl who wonders.

    Neo Joachim Raeburn ––
    Half Demoon, Vuur


    Er viel een zwijgzame stilte tussen de twee vrienden, waarvan hij niet bepaald wist hoe hij er beter mee om kon gaan. Of beter gezegd; de tranen die er in King’s ogen glinsterden, wilde hij niet zien. Hij probeerde meerdere malen weg te kijken, alleen het was op de één of andere wijze fascinerend om te bemerken hoe breekbaar iemand kon zijn. Zijn vriend, die volgens hem een ongelooflijke sterkte bezat, had zelfs een kwetsbare kant – wat hij in feite niet voor mogelijk had gehouden. Desalniettemin wist hij dondersgoed dat zelfs hij zaken had waar hij emotioneel over werd, hij was alles behalve harteloos. Maar het was niet fijn om een dierbare vriend in zo’n dergelijke staat te bespeuren.
          ‘Nee,’ rolde er als een fluistering aan zijn kant uit. In de war kon Neo nog net een “wat. . .?” ertussen mompelen voor hij alweer verderging. ‘Nee – de manier waarop je over haar spreekt. . . Neo, je houdt van haar.’ Hij schraapte zijn keel kort, genoeg tijd aan de man overlatend om hem verstomd aan te blijven staren, alsof er iemand had vermeldt dat er aliëns naar de aarde kwamen i.p.v. een observatie.
          ‘Wat. . . Hoe. . .’ weet je dat?, had hij willen vragen. Echter, het kwam niet verder dan wat onhoorbaar gestamel. King had gelijk, alleen Neo had het pas daadwerkelijk door gehad toen hij zichzelf op de koesterende gevoelens betrapte. Hoe zou hij dit moeten oplossen, en wilde hij dat wel?
          ‘Het is oké zo. . .’ In de opvolgende minuut knikte King kort, alvorens voor Neo te gaan staan, zodat hij hem wel in zijn ogen moet kijken – wat hij juist probeerde te vermijden. ‘Ik dacht altijd dat niemand zoveel van haar kon houden zoals ik – ik vergiste me,’ Hij fronste, Neo drukte zijn lippen strak op elkaar en wachtte af. ‘Zeg haar haar naam, Neo.’ Hij legde zijn hand op zijn schouder en hij begreep bedoeling, hoewel hij het niet met zoveel woorden vertelde. ‘Vertel haar dat zij het is, vertel haar dat ze je hele wereld is, je zon, je maan, je lucht en zonder haar niet weet te ademen.’ Zijn vriend knipperde de tranen in zijn waterige ogen even weg. ‘Maar bovendien – doe alles wat je mij net verteld hebt en nog veel meer dan dat,’ vervolgde hij, waarbij hij zijn hand van de schouder haalt. ‘Het is oké zo. Ze is zo perfect, Neo. Haar gedachten zijn zo teder – we mogen haar niet in deze situatie brengen, haar onschuldige gedachten in pure verwarring brengen. Ze hoeft niet over mijn gevoelens voor haar te weten.’ Neo luisterde hem aan, wachtte af, terwijl hij diep in- en uitademde. ‘Je bent goed voor haar, Neo – dat zie ik, iedere dag.’ Er volgde een korte omhelzing, wat als een verrassing kwam, aangezien hij deze bijna nooit toegelaten had. Het was geen man die uit spontaniteit ofwel als grap iemand in een omhelzing trok. Terwijl de man des Doods – een soort bijnaam van Mortefiscera die hem niet met rust kon laten – deze aanvaardde en hem terug omarmde, voelde hij enkele keren zacht zijn hand op zijn rug neerkomen.
    ‘Je bent een goede vriend, Neo.’ Hij liet hem los, keerde rechtsomkeert en maakte aanstalten om al weg te lopen, waardoor het bij hem het gesprek blijkbaar al afgedaan had. Ondertussen kon de man het niet meer laten, alles van wat hij zojuist gezegd had tegen hem – waarom nam hij het niet simpelweg aan en hield zijn mond er verder over? Maar hij begreep dat hij absoluut niet zo was, dat King geen persoon was die daar misbruik van maakte. Daarom beende hij met grote passen achter hem aan, pakte hem bij zijn bovenarm vast om King te doen stoppen en ging vlak voor hem staan.
          ‘Nee, dat kan ik je niet aandoen, Sawyer.’ Hij hield alsnog respect met zijn naam, gezien hij niet anders genoemd wilde worden. ‘Wanneer ik het aan zou nemen, zal je het elke dag moeten verduren en met de pijn leven. Dat verdien je niet.’ Er klonk een diepe zucht van zijn kant, terwijl hij zijn arm weer losliet en zijn blik afwendde. Enerzijds had hij het volgende niet graag willen zeggen, anderzijds was het zijn vriend en moest hij zijn eigen geheim eerlijk aan haar opofferen. ‘We moeten het allebei aan haar vertellen, dat is de enige manier om er voor eens en altijd achter te komen: zij heeft de beslissende keuze.’ Zonder er nog woorden aan vuil te maken, loopt hij met een strakke pas van hem weg – direct naar degene die dit mogelijk heeft gemaakt.

          ‘Mortefiscera.’
          Ze zat op de grond in de immens grote achtertuin, grassprietjes te vlechten. De man nam rustige voetstappen naar haar toe, om vervolgens met een kalme expressie op haar neer te kijken. Hetzelfde moment dat hij dit uitvoerde, had ze naar hem omhoog gekeken. Hierna nam hij naast haar plaats en dit was voor de lieftallige dame een teken om verder met haar werkje te gaan.
          ‘Ben je nu je warme zelf of je koude zelf?’ Hij betrapte haar op het gegeven stiekem in haar ooghoeken naar hem te kijken, waarop hij kort grinnikte om de desbetreffende vraag.
          ‘Het ligt eraan. . .’ Zijn warme stem klonk als een hese fluistering met daarin een geheime klank, toch gleed er een lichte glimlach rondom zijn mondhoeken. Nu kwam het erop aan; hij moest het vertellen. Met zijn hand wreef hij kort ongemakkelijk in zijn nek, om daarna direct van wal te gaan.
          ‘Om eerlijk te zijn – ik kwam hier met een doelbewuste reden, Morte.’ Neo had haar nog nooit ofte nimmer “Morte” genoemd, wat al een specifieke reden was om het niet geheel te vertrouwen. ‘Zojuist heb ik met Sawyer een gesprek gehad en we willen je allebei graag iets vertellen, waarna ik je iets zal vragen waar je heel goed over na zal moeten denken.’ Er klonk een korte stilte van luttele seconden, waarbij hij zijn ogen in de hare liet doordringen met een serieuze glans. ‘Denk je dat je het aankan?’

    [ bericht aangepast op 7 aug 2014 - 21:32 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    x

    [ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:15 ]


    • King Sawyer Brighton •
    23 - Half-Demoon, telepathie



    •••


    Voor enkele seconden loop ik verder, hopend dat mijn goede vriend me niet tegenhoudt en mijn woorden simpelweg accepteert en laat rusten. In een seconde wrijf ik eveneens langs mijn ogen, mijn eigen zwakte weghalend – althans, dat dacht ik. Het duurt echter niet lang voor ik zijn gedempte voetstappen hoor en voel hoe zijn sterke hand mijn bovenarm omvangt – en me tot stilstand brengt, alsof er een lichte shock doorheen mijn lichaam schiet. Het verbaasde me niks dat hij dit deed, niet eens een klein beetje. Ik ken Neo immers maar al te goed – de jongeman die veel goedhartiger is dan zijn uiterlijk op het eerste zich zou laten uitblijken. Op dit moment wilde ik het echter niet meer, twijfelend of ik mijn – reeds vallende – verschijning nog zou kunnen ophouden. Voor ik het goed en wel besef, plaatst mijn vriend zich voor me, waardoor ik voor een moment niet anders kan dan weg kijken. Uiteindelijk dwing ik mijn blik echter naar voren en ontmoet zijn diepe kijkers.
          ’Nee, dat kan ik je niet aandoen, Sawyer,’ zei hij me en ik besef hoe hij me bij mijn – naar mijn gevoel – werkelijke naam noemt, ‘Wanneer ik het aan zou nemen, zal je het elke dag moeten verduren met de pijn leven.’ Meteen zinkt mijn hart. Hij heeft gelijk, natuurlijk heeft hij gelijk. De confrontatie met dat beeld zou misschien te veel zijn. Al gun ik ze het beide van harte, kan ik niet eens een greintje ontkennen dat het pijnlijk zou zijn. Het zijn echter zijn volgende woorden die me mijn adem geheel ontnemen.
          ’We moeten het allebei aan haar vertellen, dat is de enige manier om er voor eens en altijd achter te komen: zij heeft de beslissende keuze.’ En met die woorden, zie ik Neo met strakke passen verdwijnen, mij geheel overdonderd achterlatend. Het haar vertellen? Hetgene doen wat al die tijd onvoorstelbaar was geweest? Dat is hetgene wat Neo werkelijk van me gevraagd heeft met een simpele vaststelling. Hij had echter gelijk – de keuze was nooit de onze geweest, maar die van haar. Ik heb nooit het recht gehad de beslissing voor Mortefiscera te maken.
          Ik adem even diep in en laat de lucht daarna weer aan mijn lippen ontsnappen, beseffend dat ik nog steeds vastgenageld sta op dezelfde plek. Toch slaag ik er nog niet meteen in mijn lichaam in beweging te brengen. Van het ene moment op het andere was besloten dat ik één van mijn diepste geheimen zou uiten, mogelijk mezelf pijnigend - of erger, mijn vriend. Ze verdient mijn eerlijkheid echter, net als hij. ‘Man up, Sawyer,’ fluister ik mezelf toe, beseffend dat ik mijn kans moet nemen. Er is een kans, dat één van ons een happy ending krijgt, of zelfs geen van beide. Maar toch zal de wondermooie Mortefiscera de waarheid in ieder geval weten.

    Gedwongen breng ik mezelf de tuin in, waarbij mijn blik meteen op Neo en Mortefiscera valt – die beide in het zachte gras gezeten zijn - en zie hoe ze onhoorbare woorden uitwisselen. Met enige vrees loop ik naar ze toe en vang nog net Neo’s woorden op, waarna ik een mondhoek omhoog trek bij het zien van de roodharige jongedame, wiens onschuldige verschijning meteen een zekere rust door mijn lichaam laat huizen. De gevlochten grassprietjes in haar poezelige handen vallen me ook op, waarna ik nogmaals herinnerd wordt aan de kleine dingen die haar geluk kunnen brengen.
          ’Zojuist heb ik met Sawyer een gesprek gehad en we willen je allebei graag iets vertellen, waarna ik je iets zal vragen waar je heel goed over na zal moeten denken. . . Denk je dat je het aankan?’ Meteen verschijnt er een lichtelijk gefrustreerde frons op haar fijne gezicht, die enige twijfeling bij me veroorzaakt. Dat simpelweg omdat ik niet weet wat de reden hiertoe is. Wanneer ik echter enige argwaan in haar ogen ontdekt, voel ik me enigszins gerustgesteld – enkel en alleen omdat het een logische reactie lijkt. Stilzwijgend plaats ik mezelf tegenover Mortefiscera en Neo, oppassend dat ik de fijne, gevlochten grasstukjes niet raak, waarna ik mijn blik naar haar ondoordringbare kijkers richt.
          ’Je noemt me nooit Morte. . .’ verlaat haar lippen in een fluistering in reactie op Neo’s woorden, waarna ze haar rug recht en ik niet anders kan dan me trots voelen op de jongedame voor me. Ze kan alles aan, lijkt het. ‘Je moest eens weten wat ik allemaal aan kan, Neo. Vertel het maar. Ik zal luisteren en doen wat je van me vraagt.’ Ik voel me enigszins schuldig dat ik ooit aan haar kracht getwijfeld had, ondanks er op dat vlak nog steeds een angst in me huist. Het blijft me echter verbazen, hoe ze me telkens weer weet te verwonderen. Maar wat als dit te veel voor haar is? Nu is echter te laat om me terug te trekken, denk ik. Daarbij had Neo de onnoemelijke waarheid op een perfecte manier ingeleid en haar duidelijk gemaakt dat ze werkelijk de tijd mag nemen erover na te denken, haar gedachten op een rij te zetten en er weer helderheid in te scheppen – mocht deze verdwijnen.
          Ik veeg mijn klamme handen langs mijn broek en probeer mijn rug eveneens wat te rechten, waarna ik in de stilte mijn keel schraap in hoop dat ze haar blik op de mijne richt. ‘Mortefiscera,’ begin ik met een onzekere stem en kijk Neo voor een kort moment aan, twijfelend of ik verder zou praten. ‘Wat ik je ga vertellen – wat wij je gaan vertellen, het is . . veel,’ mompel ik. ‘De waarheid is. . .’ begin ik, maar de woorden eindigen in een hese uitademing, ‘De waarheid is. . dat ik niet kan stoppen met aan je te denken,’ zeg ik haar dan. ‘En dat. . het me altijd met geluk vervult wanneer je glimlacht.’ Ik laat een mondhoek omhoog krullen, denkend aan de momenten waarop dit gebeurd was. ‘Ik mag je heel graag, Mortefiscera. Meer- meer dan gewoon vrienden.’ Ik was nooit zo’n talent met woorden geweest als de jongeman voor me. Daarbij hoopte ik op opluchting wanneer ik mijn woorden uitgesproken heb en ondanks die er in zekere zin wel was, voel ik me nu geheel leeg, nerveus, gespannen, angstig – maar ik heb het in ieder geval gedaan. ‘Het spijt me. . .’ Als ik je hiermee overval, dat ik het nooit eerder verteld heb, dat ik je in deze situatie plaats. . . Het zou allemaal kunnen. ‘Neo heeft eveneens wat belangrijks te vertellen,’ zeg ik nog in een uitademing en pluk onbewust wat grassprietjes van de grond. Het was niet aan mij om te vertellen dat mijn goede vriend deze gevoelens deelde, deze kans behoorde geheel aan hem toe en ik hoopte dat hij hem met beide handen zou grijpen. De uitkomst van dit alles, kan ik me echter nog niet op enige manier voorstellen.



    A girl who wonders.

    Neo Joachim Raeburn ––
    Half Demoon, Vuur


    Het duurt niet lang of zijn vriend komt de binnentuin inlopen, om daarna voor Mortefiscera en de jongeman plaats te nemen op het gras. Er liggen verschillen ineengevlochten grassprieten, waar de roodharige dame mee bezig is geweest. Neo vroeg zich af hoe ze plots op zulke dingen kon komen, hij vindt haar ook redelijk vaak hier. Ze zou vast van de frisse buitenlucht moeten houden, waarvoor hij haar niet kwalijk nam - het leven in de instelling kon op sommige momenten ongelofelijk ondraaglijk zijn. Goddank had hij hier speciale personen ontmoet, al kende hij King Sawyer natuurlijk wel al sinds een gehele tijd eerder. Met een schuin oog volgde hij zijn bewegingen, best nerveus voor het gegeven dat hij de "bekentenis" sowieso had voorgesteld. Echter - hij bleek geen wrok te koesteren richting hem om dit feit, waar hij hem ontzettend dankbaar voor was. Sommige dingen moest je nu eenmaal voorzichtig brengen. Neo liet zijn blik over Mortefiscera dolen, waardoor hij haar handelingen bemerkte en een zachte glimlach moest onderdrukken. Enkel al bij het beeld van de lieftallige engel naast hem deed de jongeman tintelen, op een positieve wijze.
          'Je noemt me nooit Morte. . .' Haar stem klonk voor hem breekbaar in de oren, waardoor hij opzettelijk ervoor koos om er niet op te reageren. Het enige wat hij erop deed, was zijn gezicht voor luttele seconden van haar afwenden, in elk geval totdat ze opnieuw haar klank liet horen. 'Je moest eens weten wat ik allemaal aan kan, Neo. Vertel het maar. Ik zal luisteren en doen wat je van me vraagt.' Met een enkele zachte knik als bevestiging doordrong hij zijn blik in die van zijn vriend, om hem te vertellen dat hij eerst mocht. Het was overduidelijk - in ieder geval voor Neo - dat Sawyer er het moeilijk mee had, hij schraapte zijn keel voor hij van stag ging. 'Mortefiscera,' begon hij, een aarzelende klank als ondertoon, waarna de man met de vele tatoeages hem beslissend aankeek: hij moest dit doen, hier en nu. Dit was het moment - geen keuze om eronderuit te glippen, hoe graag hij, of Neo zelf, het ook wilde. 'Wat ik je ga vertellen – wat wij je gaan vertellen, het is. . . veel. De waarheid is. . .' Hij wilt hem helpen, het feit echter dat hij dit alleen hoorde te doen, glipte in zijn gedachtegang - waardoor hij wijselijk zijn mond hield.
          'De waarheid is. . . dat ik niet kan stoppen met aan je te denken. En dat. . . het me altijd met geluk vervult wanneer je glimlacht. Ik mag je heel graag, Mortefiscera. Meer- meer dan gewoon vrienden.' Geweldig - hij heeft het gedaan, hij heeft de moed bij elkaar gerapen om het haar te vertellen. Zelfs al was hij enorm onzeker over het gehele gebeuren geweest, maar hopelijk begreep hij eveneens dat Mortefiscera dit verschuldigd was. Zij hoorde de keuze te maken, niet hun twee, ze wisten immers haar emoties niet. 'Het spijt me. . .' Wanneer dit er achteraan kwam, keek hij ietwat fronzend naar zijn vriend, die vast en zeker erg opgelucht was dat hij klaar was met zijn liefdesuiting jegens het meisje dat allebei hun hart gestolen had. Het probleem was eerder dat Neo het moest afmaken, waardoor hij in alle macht al bezig was om zijn woorden bij elkaar te zoeken. 'Neo heeft eveneens wat belangrijks te vertellen.'
    Hij knikte bedachtzaam, liet een diepe zucht horen - wat eerder leek op een inademing -, om daarna van start te gaan. Tegelijkertijd had hij zijn beide handen gebald tot vuisten, om zo zijn krachten en hopelijk gevoel te onderdrukken, die tegen zijn binnenste aandrukte. Het wilde eruit komen, en hij had geen idee hoe lang hij dat vol kon houden. Een klam gevoel streek over zijn gehele huid, terwijl zijn hart met de seconde sneller tegen zijn borstkas scheen te kloppen. Voor zijn therapie scheen de uiting richting de prachtige jongedame als vanzelf te gaan, maar nu - nu het afgesproken was - voelde hij zich een heel stuk ongemakkelijker worden. Adem diep in, en uit Neo. Het ging echter niet alleen om de bekentenis, maar tevens over het feit wat de uitkomst zou zijn en wie de klap als zowel schade moest opvangen. Hij gunde zijn vriend al het geluk, waardoor hij enkel alweer afstandelijk wilde reageren, maar hij besloot het anders aan te pakken: het vertellen en vervolgens de voeten te nemen. Er was toch geen mogelijke kans dat hij het zou worden, dat bleek maar weer ook met het antwoord dat ze hem eerder gegeven had. Neo had geen schijn van kans tegenover Sawyer, zijn dierbare vriend.
          'Herinner je toevallig wat ik voor de therapie je toevertrouwd heb?' besloot hij op een uiterst kalme wijze te vragen aan haar, hoewel hij zich absoluut niet zo voelde. Desalniettemin penetreerde hij zijn kijkers op een doordringende manier in die van haar. 'Degene die mijn gedachten als zowel emoties elk moment van de dag weet te beïnvloeden, ben jij. De persoon waarvoor ik alles over heb ben jij, Morte.' Zijn stem had een redelijk rustige klank, de emotie die rijkelijk door hem heen vloeide probeerde hij te negeren. Plotseling kuchte hij ietwat en slikte een brok zijn keel door, waarna hij met op elkaar gedrukte lippen opstond.
          'Ik zal jou en Sawyer even de rust geven om het te bespreken.' Hoewel hij het liefste zou willen huilen of het vuur opnieuw zijn handen laten proeven door de overtollige emoties - hij dwong zichzelf een lichte glimlach op zijn gezicht, zodat hij niet geheel afstandelijk leek. Hierna knikte hij oprecht dankbaar richting zijn vriend met een blik die zei "ga ervoor", om vervolgens rechtsomkeert te maken en weg te benen. Lichtelijk opgelucht dat hij nu weg was en in de gang aangekomen was, sloeg hij zijn vuist tegen de muur aan. Betrapt staarde hij naar zijn vingers, waar een lichtrode kleur overheen streek, kleine vlammetjes welke zijn huid likten tot aan zijn pols. Verslagen leunde hij met zijn hand tegen de muur aan, om tegelijkertijd naar de grond te staren en alles te overdenken.


    Quiet the mind, and the soul will speak.